Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mutluer over het bericht ‘Gemeente in gesprek met ministerie over aanvullende tegemoetkoming gedupeerden waterramp’
Vragen van het lid Mutluer (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de afhandeling van de waterschade in Zuid-Limburg (ingezonden 11 augustus 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 22 januari
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3504.
Vraag 1
Kent u het bericht «gemeente in gesprek met ministerie over aanvullende tegemoetkoming
gedupeerden waterramp»1 en herinnert u zich de motie Mutluer c.s. met betrekking tot particulieren in een
schrijnende situatie omdat ze met forse niet vergoede schade- en herstelkosten zijn
blijven zitten (Kamerstuk 29 517, nr. 233)?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de genoemde motie?
Is het waar dat niet alle betrokken gemeenten akkoord zijn gegaan met de door u voorgestelde
regeling? Welke gemeenten zijn niet akkoord gegaan en om welke redenen?
Antwoord 2 en 3
Het is inmiddels tweeënhalf jaar geleden dat Limburg en delen van Noord-Brabant zijn
getroffen door een ramp. Hoewel ik blij ben te kunnen melden dat in algemene zin kan
worden geconstateerd dat de schade nagenoeg is afgehandeld, zijn er helaas gedupeerden
die in financiële nood verkeren als gevolg van de rest- en gevolgschade van de ramp.
Tijdens het commissiedebat brandweer en crisisbeheersing op 1 februari 2023 heb ik
toegezegd te onderzoeken of kan worden gekomen tot een afbakening van de definitie
«schrijnende situatie» en dat ik zal bezien of voor gedupeerden in een schrijnende
situatie nog iets kan worden gedaan.
Ter uitvoering van deze toezegging hebben vertegenwoordigers van mijn ministerie,
de provincie Limburg en verschillende getroffen gemeenten in de afgelopen periode
meerdere gesprekken hierover gevoerd. Dit was complex; het begrip «schrijnende situatie»
moet enerzijds recht doen aan de financiële problematiek van de gedupeerden en anderszins
objectiveerbaar en toepasbaar zijn in het kader van een regeling. Met uitzondering
van de gemeente Meerssen zijn we er met de betrokken gemeenten en de provincie Limburg
op uitgekomen dat er sprake is van een schrijnende situatie als een gedupeerde restschade
of gevolgschade van de wateroverlast in juli 2021 heeft, die heeft geleid of dreigt
te leiden tot financiële nood. Er is sprake van financiële nood indien een gedupeerde
onvoldoende eigen middelen heeft om te kunnen voorzien in dubbele woonlasten of om
de gebruiksfunctie van de woning te kunnen laten herstellen.
De gemeente Meerssen vond de afbakening van de beoogde doelgroep van de regeling te
smal: de gemeente heeft aangegeven dat iedereen met restschade voor een forfaitair
bedrag in aanmerking zou moeten komen. Hoewel de gemeente Meerssen niet achter de
voorgestelde oplossing staat, zal de gemeente meewerken aan de uitvoering van de regeling
om haar burgers te kunnen helpen.
Zoals ik in het commissiedebat al heb opgemerkt, betekent het hebben van restschade
niet noodzakelijkerwijs dat er sprake is van een schrijnende situatie. Met betrekking
tot het voorstel van het verstrekken van een forfaitair bedrag merk ik op dat daarmee
onvoldoende recht kan worden gedaan aan de specifieke situatie van een gedupeerde.
Dit kan in voorkomend geval betekenen dat een gedupeerde een lagere financiële tegemoetkoming
ontvangt dan waar de situatie om vraagt. Bovendien doorkruist dit de systematiek van
verzekeringen en de Wet tegemoetkoming schade bij rampen.
Op basis van bovengenoemde omschrijving van financiële nood wordt thans gewerkt aan
het opstellen van een regeling voor de verstrekking van een eenmalige financiële bijdrage
aan gedupeerden die als gevolg van de wateroverlast in juli 2021 in financiële nood
zijn of dreigen te komen. De gemeenten en de provincie Limburg zijn hierbij betrokken.
Voor het uitvoeren van de regeling is een aantal uitganspunten geïdentificeerd. Zo
staat vertrouwen in de gedupeerde voorop, wordt de gedupeerde in het proces zoveel
mogelijk ontzorgd en wordt er maatwerk geleverd. Alle betrokken gemeenten hebben aangegeven
zich in deze uitgangspunten te kunnen vinden.
Aangezien de betrokken gemeenten, de provincie Limburg en de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland hebben aangegeven geen zorg te kunnen dragen voor een volledige uitvoering
van de beoogde regeling – mede gelet op de vereiste financiële expertise en maatwerk –
ben ik intensief bezig geweest een andere uitvoerende partij te vinden. Helaas – en
natuurlijk met name voor de gedupeerden die zich in financiële nood bevinden als gevolg
van de wateroverlast in juli 2021 – kostte dit tijd. Gelet hierop en op de voorbereidingen
die nog moeten worden getroffen, is de voorziene start van de uitvoering later dan
ik had gewenst.
De gemeenten zijn hierover geïnformeerd en kunnen zich vinden in de beoogde partij.
Definitieve besluitvorming over de uitvoerder en over de regeling dient echter nog
plaats te vinden. Zodra de besluitvorming heeft plaatsgevonden zal ik uw Kamer informeren.
Vraag 4 en 5
Deelt u de mening dat ieder slachtoffer van de wateroverlast die met forse niet vergoede
rest- en gevolgschade is blijven zitten als schrijnend dient te worden aangemerkt?
Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat bij de door u aangeboden regeling alsnog van een te beperkte
uitleg is uitgegaan van het begrip «schrijnend», waardoor te weinig mensen die nog
te maken hebben met grote rest- en gevolgschade daarvoor niet in aanmerking komen?
Zo ja, hoe gaat u voor die groep zorgen dat zij alsnog een vergoeding krijgen? Zo
nee, waarom niet? Kunt u dat onderbouwen? Hoeveel mensen kunnen nu dan volgens u wel
een beroep doen op de aangeboden regeling? En vindt u dat daarmee wordt voldaan aan
de belofte van ruimhartig vergoeden?
Antwoord 4 en 5
Vooropgesteld wordt dat het heel vervelend is dat er gedupeerden zijn die na de extreme
regenval in juli 2021 met restschade worden geconfronteerd. Echter, het enkele feit
dat er sprake is van restschade of financiële gevolgschade als gevolg van de wateroverlast
betekent niet noodzakelijk dat er sprake is van een schrijnende situatie. Zoals ik
hierboven heb aangegeven wordt de schrijnende situatie als gevolg van de extreme regenval
gekoppeld aan financiële nood. In de beoogde regeling zal worden bepaald dat gedupeerden
in aanmerking kunnen komen voor een eenmalige financiële bijdrage ter leniging van
de financiële nood als gevolg van rest- of gevolgschade vanwege de extreme regenval
in juli 2021. Het gaat hierbij gedupeerden die onvoldoende eigen financiële middelen
hebben om te kunnen voorzien in dubbele woonlasten of om de gebruiksfunctie van de
woning te kunnen laten herstellen.
Het is op dit moment lastig een goede inschatting te maken hoeveel gedupeerden een
beroep kunnen doen op de voorgenomen regeling; de gemeenten hebben aangegeven ongeveer
200 gedupeerden in beeld te hebben die aanspraak zouden kunnen maken op de voorgenomen
regeling.
Met deze voorgenomen regeling en de overige (extra) maatregelen die het kabinet eerder
heeft getroffen ter tegemoetkoming van de schade als gevolg van de wateroverlast is
geprobeerd gedupeerden zo goed mogelijk te helpen.
Vraag 6
Klopt het dat uit de quickscan d.d. 9 augustus 2021 een niet redelijkerwijs verzekerbare
schade en kosten voor particulieren geraamd waren van 657,50 miljoen euro en dat er
70,6 miljoen euro uitgekeerd is (alle Wet tegemoetkoming schade bij rampen (WTS)-
schade, niet alleen particulieren)? Zo ja, kunt u bevestigen dat de onwilligheid om
particulieren met rest- en gevolgschade te vergoeden niet vanuit financiën is ingegeven?
Wat is dan de reden is dat u vindt dat mensen uit deze groep zelf voor de kosten aangaande
de rest- en gevolgschade door de wateroverlast moeten opdraaien?
Antwoord 6
Kort na de ramp in juli 2021 is, door middel van een Quick scan, een raming gemaakt
van de totale, maximale materiële schade en kosten. Bij nadere bepaling bleek het
gebied waar daadwerkelijke wateroverlast was, beduidend kleiner te zijn en is de raming
van de schade en kosten als gevolg van de wateroverlast naar beneden bijgesteld1. Zoals uit het voorgaande blijkt, geeft de Quick Scan een (grove) raming van de totale
schade en kosten van de ramp. Dit betekent echter niet dat het bedrag, zoals genoemd
in de Quick scan, is gereserveerd voor tegemoetkomingen in de schade. De tegemoetkoming,
die een gedupeerde ontvangt vanuit de overheid, is gebaseerd op de inhoud van de verschillende,
door het kabinet getroffen regelingen en onderliggende wetgeving. De Wet tegemoetkoming
schade bij rampen is een vangnetregeling en biedt een tegemoetkoming in de schade,
maar geen volledige compensatie. Gedupeerden dragen immers ook zelf een financiële
verantwoordelijkheid voor geleden schade.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.