Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tielen over het bericht ‘Zeeuwse GGD wil actie van gemeenten tegen lage vaccinatiegraad kinderen’
Vragen van het lid Tielen (VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Zeeuwse GGD wil actie van gemeenten tegen lage vaccinatiegraad kinderen» (ingezonden 5 december 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
12 januari 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 685.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zeeuwse GGD wil actie van gemeenten tegen lage vaccinatiegraad
kinderen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de zeer lage vaccinatiegraad van minder dan 75 procent in Zeeland
zorgelijk is? Bent u het eens dat ook de landelijke cijfers zorgen baren, wetende
dat slechts in twee regio's de norm van 90 procent wordt gehaald? Zijn er onderzoeksresultaten
beschikbaar die aantonen wat de oorzaken zijn van deze lage vaccinatiegraden per regio
en landelijk?
Antwoord 2
Ja, de huidige vaccinatiegraad zowel landelijk als in Zeeland is zorgelijk. De informatie
over de vaccinatiegraad in Zeeland is afkomstig uit het jaarlijkse vaccinatiegraadrapport
dat het RIVM opmaakt. Dit rapport heb ik samen met mijn voortgangsbrief over de aanpak
«Vol vertrouwen in vaccinaties» op 29 juni jl.2 met uw Kamer gedeeld. Een daling van de vaccinatiegraad maakt dat de kans op uitbraken
van infectieziekten toeneemt. Tegelijkertijd betekent een lagere vaccinatiegraad van
een bepaald geboortecohort niet dat de immuniteit van de bevolking in zijn geheel
enorm daalt. De kans op een uitbraak doet zich vooral voor als de vaccinatiegraad
flink daalt gedurende een aantal jaar in een groot deel van de bevolking in een regio,
waardoor de immuniteit substantieel afneemt. Dat is nu niet het geval. Het RIVM voert
momenteel onderzoek uit naar verschillen in en oorzaken van de lagere vaccinatiegraden,
zowel op landelijk als regionaal niveau. Dit onderzoek – waarin onder andere CBS gegevens
gecombineerd worden met vaccinatiegegevens – zal inzicht geven in de sociaal-demografische
determinanten van vaccinatie in Nederland. Op landelijk niveau lijkt de daling van
de vaccinatiegraad deels te kunnen worden toegeschreven aan een vermindering van vertrouwen
in en draagvlak voor vaccinaties. Uit een peiling die is uitgevoerd door het RIVM
en waarin een vergelijking is gemaakt tussen ouders in 2022 en ouders in 2013, blijkt
dat wat meer ouders negatief zijn gaan denken over vaccinaties en het RVP. De COVID-19-pandemie
kan hieraan een bijdrage hebben geleverd. Internationaal wordt ook een negatieve trend
ten opzichte van vertrouwen in vaccinaties waargenomen.
Vraag 3
Hoe kijkt u naar de cijfers van Nivel die een flinke toename van kinkhoest onder kinderen
laten zien? Is inmiddels vastgesteld dat er een verband is tussen de dalende vaccinatiegraad
en de toename in meldingen van kinkhoest? Zo ja, wat doet u met deze constatering?3
Antwoord 3
Het aantal kinderen dat voor kinkhoest de huisarts bezocht stijgt sinds september
dit jaar. Voor veel infectieziekten geldt dat sinds het begin van de COVID-pandemie
de incidentie erg laag was en sinds het opheffen van de COVID-maatregelen weer toeneemt.
De incidentie van kinkhoest blijft in alle leeftijdsgroepen echter ruim onder het
pre-COVID-niveau. Bij zuigelingen is deze lagere incidentie mogelijk het gevolg van
de invoering van maternale kinkhoestvaccinatie. Daarmee is in december 2019 gestart.
Het aantal kinkhoestgevallen in 2023 is relatief het hoogst bij zuigelingen (< 1 jaar).
Het grootste deel van de kinderen met kinkhoest in 2023 was zelf niet gevaccineerd,
of de moeder was tijdens de zwangerschap niet gevaccineerd. De vaccinatiegraad van
kinderen geboren in 2023 is nog niet bekend, de eerste voorlopige cijfers voor dit
geboortecohort worden bepaald in 2025. Het is dus nog niet duidelijk of de gerapporteerde
dalende trend zich voortzet. Ook vanwege informed consent zal het moeilijk te bepalen
zijn. Daarmee is niet te zeggen of de recente toename van het aantal kinkhoest gevallen
onder zuigelingen samenhangt met een eventuele dalende vaccinatiegraad onder kinderen
geboren in 2023.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de dalende trend in de vaccinatiegraad in relatie tot de aanpak «Vol
vertrouwen in vaccinaties»? Ziet u reden om (onderdelen) van deze aanpak te verstevigen?
Zo ja, welke verstevigingen heeft u reeds ingezet?
Antwoord 4
Zoals gedeeld in mijn voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»,
zet ik in op het versterken van het vertrouwen in vaccinaties en het weer verhogen
van de vaccinatiegraad. Dit wordt onderbouwd met onderzoek naar: (1) vaccinatiegraad
naar subgroepen en regio’s/(deel-)gemeenten, en (2) drijfveren achter al dan niet
vaccineren. Dit zal leiden tot meer gerichte en daarmee hopelijk meer effectieve inzet
op het verhogen van de vaccinatiegraad. De vaccinatiegraadcijfers, zoals recent gepresenteerd,
kijken naar een cohort dat een aantal jaar geleden is gevaccineerd. Er is tijd nodig
om de effecten van de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» terug te zien in de gerapporteerde
vaccinatiegraad. Daarbij hecht ik eraan te benadrukken dat vertrouwen in vaccinaties
niet volledig maakbaar is vanuit de overheid. Mensen maken uiteindelijk zelf de keuze
of zij een vaccinatie wel of niet willen halen. Zij hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid.
In mijn volgende voortgangsbrief, begin 2024, zal ik uw Kamer over de meest actuele
opkomstcijfers deelnamecijfers en de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» informeren.
Vraag 5
Hoe kijkt u nu naar uw besluit om niet te kiezen voor een maatschappelijke dialoog
breder dan COVID-19 vaccinaties? Zijn (delen van) de uitkomsten ook voor andere vaccinaties
relevant geweest? Bent u bereid dit besluit eventueel te herzien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De maatschappelijke dialogen zijn opgezet om meer zicht te krijgen in de onderliggende
waarden die spelen rondom vaccineren tegen COVID-19 na de acute crisis. Over deze
waarden zijn mensen met elkaar en mijn ambtenaren in gesprek gegaan. Deze kennis wordt
gebruikt voor verbetering van het vaccinatiebeleid. De lessen worden momenteel bijvoorbeeld
bij COVID-19-vaccinatie ingezet voor fijnmazig vaccineren. De lessen zullen ook gebruikt
worden om het beleid en de vaccinatieaanpak (in de toekomst) beter aan te laten sluiten
op de ervaringen, wensen en behoeften van burgers door hen meer te betrekken bij het
ontwikkelen van vaccinatiebeleid.
Vraag 6
Bent u bekend met het onderzoek van Omroep Zeeland naar de uitvoering van het gemeentelijk
vaccinatiebeleid? Wat is uw reactie op deze bevindingen en de reactie van wethouders
dat ze wel aan de richtlijn willen voldoen, maar niet weten hoe? Bent u bereid hier
als Staatssecretaris een regierol in te nemen? Zo nee, waarom niet?4
Antwoord 6
Ja, ik ben bekend met het artikel van Omroep Zeeland. De regie op de uitvoering van
het lokale vaccinatiebeleid ligt primair bij gemeenten. Omdat ik de daling van de
vaccinatiegraad zorgelijk vind, zet ik mij in voor de ondersteuning van gemeenten
in de vorm van het faciliteren van (toegepast) onderzoek naar succesfactoren voor
lokaal vaccinatiebeleid. Om meer zicht te krijgen op factoren, die de vaccinatiegraad
beïnvloeden, en mogelijkheden om toegankelijkheid van vaccinatiezorg te verbeteren
voert het RIVM in het kader van de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» verschillende
actielijnen uit. Zo wordt er ingezet op het optimaliseren van het landelijke communicatiemateriaal
en scholingsmaterialen voor JGZ professionals en wordt er epidemiologisch en sociaalwetenschappelijk
onderzoek gedaan. De inzichten uit deze actielijnen moeten gemeenten, de lokale JGZ
organisaties, die namens hen het vaccinatiebeleid uitvoeren, en het RIVM handvatten
bieden om de vaccinatiegraad te verhogen.
Vraag 7
Wat is de stand van zaken van het onderzoeksprogramma SocioVax? Wanneer worden de
eerste resultaten en inzichten verwacht? Op welke termijn kan actie worden ingezet
op basis van die inzichten?
Antwoord 7
In 2023 is het RIVM het sociaalwetenschappelijk onderzoeksprogramma SocioVax gestart.
Het afgelopen jaar heeft literatuuronderzoek plaatsgevonden en zijn gesprekken gevoerd
met JGZ-organisaties over communiceren over en aanbieden van vaccinaties. De eerste
inzichten van dit onderzoeksprogramma komen in de loop van 2024. Vanaf dat jaar wordt
samen met uitvoerende organisaties gekeken naar mogelijkheden om vaccinaties voor
verschillende groepen in de samenleving toegankelijker te maken. Het doel is geleerde
lessen uit het onderzoek direct te laten landen in de uitvoering.
Vraag 8
Hoe verhoudt de steeds dalende vaccinatiegraad zich tot de uitvoering van de herziene
Wet publieke gezondheid die stelt dat gemeenten formeel verantwoordelijk zijn voor
de uitvoering en financiering van de vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma?
Wie is verantwoordelijk voor de controlerende taak omtrent de uitvoering en besteding
van de gelden?
Antwoord 8
Allereerst wil ik graag opmerken dat de vaccinatiegraad niet «steeds dalende» is geweest.
Sinds de COVID-19-pandemie blijft de vaccinatiegraad inderdaad iets achter, terwijl
er daarvoor juist weer sprake was van een toename na een eerdere daling. Er is geen
aanleiding om te veronderstellen dat er een causaal verband is tussen de herziene
Wet publieke gezondheid (Wpg) en de ontwikkeling van de vaccinatiegraad. De vaccinatiegraad
is niet volledig maakbaar vanuit de overheid. Mensen maken uiteindelijk zelf de keuze
of zij een vaccinatie wel of niet willen halen. Het beleid vanuit VWS is erop gericht
een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te bereiken, waarvoor middelen via het Gemeentefonds
beschikbaar zijn gesteld. Het college van B&W legt verantwoording af over de uitvoering
en besteding aan de lokale gemeenteraad. De JGZ zal financiële verantwoording moeten
afleggen aan gemeenten voor de besteding van deze middelen.
Vraag 9
Kunt u een overzicht geven van hoeveel geld er naar de GGD'en gaat vanuit zowel de
VWS-begroting als gemeentelijke begrotingen, uitgesplitst naar Rijksvaccinatieprogramma
en jeugdgezondheidszorg? Kunt u dit overzicht geven uitgesplitst per jaar voor de
jaren 2021–2024?
Antwoord 9
VWS heeft gelet op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en gemeenten geen
overzicht van de verdeling van middelen, die gemeenten via het Gemeentefonds beschikbaar
stellen aan JGZ-organisaties. VWS is stelselverantwoordelijk voor de Wet publieke
gezondheid (Wpg). Gemeenten zijn op grond van deze wet verantwoordelijk voor het laten
uitvoeren van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg, het prenataal huisbezoek
en het Rijksvaccinatieprogramma door een JGZ-organisatie. Deze taken kan een gemeente
in zijn geheel of gedeeltelijk bij een GGD beleggen, maar ook bij een andere organisatie,
zoals een gemeentelijke dienst of private organisatie. De gemeente ontvangt voor het
laten uitvoeren van deze taken een bijdrage van het Rijk via het Gemeentefonds. Voor
de middelen, die via het Gemeentefonds beschikbaar komen, geldt beleids- en bestedingsvrijheid.
In onderstaande tabel zijn de overgehevelde bedragen aan het gemeentefonds wat betreft
het RVP weergegeven. Er is, zoals aangegeven, geen inzicht in welk bedrag gemeenten
aan het RVP uitgeven.
Vaccinaties
2021
2022
2023
2024
Uitvoering RVP (incl. informed consent)
31,7 mln.
31,7 mln.
31,7 mln
31,7 mln
MenACWY-vaccinatie
3,8 mln.
3,8 mln.
3,8 mln.
3,8 mln.
HPV-jongens
–
2,8 mln.
2,8 mln.
2,8 mln.
Maternale kinkhoestvaccinatie
–
–
–
4,4 mln.
Totaal
35,5 mln.
38,3 mln.
38,3 mln.
42,8 mln.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.