Schriftelijke vragen : Het Didam-arrest.
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het Didam-arrest (ingezonden 10 januari 2024).
Vraag 1
Kunt u een nadere toelichting geven op uw brief van 19 december 2023 over de uitspraak
van 22 maart 2023 van de rechtbank Midden-Nederland over de terugwerkende kracht van
het Didam-arrest en de motie van de leden Bontenbal en Stoffer van 21 september 2023
inzake het Didam-arrest (Kamerstuk 36 410, nr. 27)?1
Vraag 2
Is de juridische ruimte voor gemeenten om plannen te selecteren met maatschappelijke
meerwaarde door het Didam-arrest groter geworden, kleiner geworden of gelijk gebleven?
Vraag 3
Is alles wat vroeger na een eerlijk politiek proces voorwerp kon worden van een één-op-één-overeenkomst,
na het Didam-arrest juridisch nog altijd mogelijk, via slimme selectiecriteria of
via de uitzonderingsmogelijkheid?
Vraag 4
Als er juridisch minder mogelijk is: wat dan? En is alles wat nu niet meer mogelijk
is in uw ogen ook terecht niet meer mogelijk?
Vraag 5
Is het nog altijd mogelijk dat een gemeente – bijvoorbeeld – een bepaalde locatie
aan een bepaalde lokale welzijnsinstelling kan uitgeven ondanks dat een commerciële
partij van elders ook belangstelling heeft getoond, of bestaat na Didam de kans dat
het niet mogelijk blijkt om selectiecriteria te bedenken die én voldoende specifiek
zijn om de beoogde instelling als enige uit het proces te laten komen én voldoende
algemeen blijven om de door de Hoge Raad gewenste mededingingsruimte mogelijk te maken?
Of vindt u een transparante politieke keuze voor een bepaalde, lokaal gewortelde welzijnsaanbieder
nu juist het «favoritisme» waar we van af moeten willen?
Vraag 6
Als er juridisch niets is veranderd aan het aantal mogelijke uitkomsten: hoe taxeert
u de toevoegde waarde van het Didam-arrest?
Vraag 7
Is het – los van de juridische mogelijkheden – voor gemeenten in praktische zin makkelijker
of moeilijker geworden om plannen te selecteren waarmee maatschappelijke meerwaarde
wordt bereikt, denk daarbij aan onduidelijkheid over het recht, aan de administratieve
lasten van selectieprocedures en aan de inschatting van de extra juridische risico’s
die door het Didam-arrest zijn ontstaan?
Vraag 8
Als het in de praktijk minder makkelijk is geworden om plannen te selecteren waarmee
maatschappelijke meerwaarde wordt bereikt, heeft u enig idee hoeveel van dergelijke
plannen om praktische redenen inmiddels niet zijn doorgegaan?2 Als u dat niet heeft: wat heeft u gedaan om daar inzicht in te krijgen? En wat wilt
u nog doen?
Vraag 9
Wie denkt u dat het meest content is met het Didam-arrest: de commerciële advocatuur
en grote projectontwikkelaars of de bewonersinitiatieven zoals een Knarrenhof?
Vraag 10
Acht u het juridisch überhaupt denkbaar dat de formele wetgever de toepasselijkheid
van het Didam-arrest op de gemeentelijke praktijk op enigerlei wijze beperkt?3
Vraag 11
Hoeveel juridische ruimte om plannen met maatschappelijke meerwaarde te mogen selecteren
moet er worden beperkt en/of hoe groot moeten de praktische consequenties van het
Didam-arrest worden, voordat u de mogelijkheid gaat onderzoeken of de toepasselijkheid
van het arrest beperkt kan worden?
Indieners
-
Gericht aan
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Indiener
Inge van Dijk, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.