Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over schade in Groningen
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over schade in Groningen (ingezonden 24 oktober 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
22 december 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 463.
Vraag 1
Klopt het dat de memorie van eis van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) in
de arbitrage van september 2022 niet is overgelegd aan de parlementaire enquêtecommissie
aardgaswinning Groningen (PEAG)?
Antwoord 1
Dat klopt. De enquêtecommissie heeft tussen 11 februari 2021 en 12 juli 2022 in een
aantal vorderingen afschriften van documenten opgevraagd. De Minister van EZK heeft
deze in alle gevallen verstrekt of de enquêtecommissie in staat gesteld kennis te
nemen van deze documenten. Zoals uit het eindrapport van de enquêtecommissie blijkt,
heeft de commissie in de zomer van 2022 van het Ministerie van EZK en van NAM informatie
gevorderd t.a.v. de standpunten van beide betrokken partijen (zie in «Groningers boven
gas», verwijzingen naar de gevorderde schriftelijke inlichtingen in Boek 4, hoofdstuk 9,
pagina 1439–1442, voetnoten 394 en 402). Het onderwerp van de arbitrage als zodanig
viel dus binnen de reikwijdte van de genoemde vorderingen. De memorie van eis van
de NAM dateert van september 2022, viel om die reden buiten de reikwijdte van de vorderingen.
Vraag 2
Klopt het dat in de memorie van eis van de NAM de formele standpunten van de NAM ten
aanzien van de versterking van de gebouwen in Groningen is weergegeven en kunt u aangeven
hoeveel pagina’s het processtuk betreft?
Antwoord 2
Het klopt dat de memorie van eis de formele standpunten van de NAM bevat inzake de
versterking van gebouwen in Groningen. Het stuk bevat ongeveer 180 pagina’s, exclusief
bijlage.
Vraag 3
Bent u er zeker van dat de wijziging van artikel 52g Mijnbouwwet geen kapitale schade
toebrengt aan de schatkist van de Staat der Nederlanden en zo ja, kunnen we hiervan
de toetsing ontvangen waarbij extensief ingegaan wordt op de gevolgen voor de vergoedingsplicht
van de NAM en de gevolgen voor de periode vanaf 1 januari 2020 tot het invoeren van
de heffing en de argumenten uitgewisseld in de arbitrageprocedure?
Antwoord 3
De wijziging van artikel 52g van de Mijnbouwwet die op dit moment bij uw Kamer ligt
heeft geen enkele invloed op de betalingsverplichting van NAM voor de versterkingsoperatie.
Het artikel 52g is ingevoerd met de Wet van 17 oktober 2018, houdende wijziging van
de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit
het Groningenveld (Stb. 2018, 371). Het derde lid hiervan, waarmee de zorgplicht voor de veiligheid, die de basis vormt
voor de versterkingsoperatie, van de vergunninghouder is overgeheveld naar de Staat,
is in werking getreden met ingang van 19 december 2018. Dat werd geregeld in het Besluit van 6 december 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel II, onderdeel C, artikel 52g, derde lid, van de wet van 17 oktober 2018,
houdende wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren
van de gaswinning uit het Groningenveld (Stb. 2018, 371) (Stb. 2018, 471).
In de nota van toelichting bij dat besluit werd toegelicht dat deze datum was gekozen
in verband met het kort daarvoor sluiten van de overeenkomst tussen de NAM en de Minister
van Economische Zaken en Klimaat over de financiering van het treffen van maatregelen
(Interim betalingsovereenkomst versterken; IBOV) (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 535). Die overeenkomst regelde de betalingsplicht voor de NAM voor de versterkingsoperatie
tot, met diverse verlengingen, 1 juli 2023, waarna artikel 15 van de Tijdelijke wet
Groningen de heffing op NAM (ook) voor de versterkingsoperatie regelt. Artikel 52g,
derde lid, is vervolgens per diezelfde datum overgeheveld naar artikel 13ba van de
Tijdelijke wet Groningen. Noch de invoering van artikel 52g Mijnbouwwet noch de wijziging
daarvan heeft gevolgen gehad voor de mogelijkheid van de Staat om kosten in rekening
te brengen bij NAM.
Op dit moment ligt het wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet en Mijnbouwwet in
verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld (Kamerstuk 36 441) voor in uw Kamer. In dit wetsvoorstel wordt artikel 52g aangepast met het oog op
de beëindiging van de gaswinning. De wijziging heeft geen invloed op de betaalverplichting
van NAM, omdat deze reeds is overgeheveld naar artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen.
Vraag 4
Kunt u toelichten hoe het heeft kunnen gebeuren dat in de zomer van 2022, dus tijdens
de parlementaire enquête en ook in het dossier Groningen waar transparantie uitgangspunt
is, door de Minister of de Staatssecretaris is besloten om – anders dan bijvoorbeeld
een openbare arbitrageprocedure of een openbare rechtbankprocedure – een slot te zetten
op de processtukken, de inhoud van de arbitrageprocedure?
Antwoord 4
Er is geen sprake van een specifiek slot op documenten. Arbitrage is een bij wet gereguleerde
manier van geschilbeslechting waarbij vertrouwelijkheid een uitgangspunt is. De keuze
om in het gasgebouw geschillen te beslechten op basis van arbitrage is in het begin
van de samenwerking, in de jaren ’60 gemaakt. Specifiek voor de kosten voor versterking
is de arbitragebepaling opgenomen, in de onder vraag 3 genoemde IBOV, in 2018. Daarbij
is bepaald dat de uitspraak cq. uitkomst van de arbitrage openbaar wordt gemaakt.
De Kamer is in februari, juni 2022 en voor het laatst in september 2023 geïnformeerd
over de arbitrages met NAM. In mijn brief van 13 september jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1172) heb ik aangeboden de Kamer vertrouwelijk nader te informeren over de argumenten
die in de procedures gebruikt worden door beide partijen. Openbaar informeren over
inhoudelijke elementen van deze procedures schaadt de procespositie van de Staat.
Vraag 5
Is de keuze om een slot op de arbitrageprocedure te zetten alleen uw keuze, of is
dit ook besproken of gedeeld met het kabinet of de regering dan wel de Minister-President?
Antwoord 5
Er is, zoals in antwoord op vraag 4 reeds toegelicht, geen sprake van een keuze voor
een slot en daarover heeft dus ook geen afstemming met het kabinet dan wel de Minister-President
plaats gevonden.
Vraag 6
Zijn er nog andere afspraken gemaakt ten aanzien van de arbitrageprocedure in het
kabinet of de regering en zo ja, zijn deze geheim of openbaar en in beide gevallen?
Graag ontvang ik een afschrift van die afspraken.
Antwoord 6
Nee, er zijn geen afspraken gemaakt in het kabinet of de regering over de arbitrageprocedure.
Vraag 7
Klopt het dat een arbitrageprocedure met een slot erop nooit de betrokken bewindvoerders
ontslaat van de plicht om de documenten aan de parlementaire enquêtecommissie te verstrekken?
Antwoord 7
Er is, zoals in het antwoord op vraag 4 is toegelicht, geen sprake van een specifiek
slot op documenten van de arbitrageprocedure. Indien deze zouden zijn opgevraagd zou
er geen belemmering zijn geweest om de arbitragedocumenten aan de commissie te verstrekken
of, vanwege overwegingen van vertrouwelijkheid, in elk geval de enquêtecommissie in
staat te stellen kennis te nemen van deze documenten.
Vraag 8
Is de keuze van een slot op de arbitrageprocedure gemaakt vanwege de fouten van de
opvolgend VVD-Ministers in de versterkingsprocedure en specifiek Minister Wiebes in
het Akkoord op Hoofdlijnen en de Interim Betalingsovereenkomst Versterken (IBOV)(+)?
Antwoord 8
Nee, hiervan is geen sprake zoals reeds toegelicht in antwoorden op vraag 4, 5, 6
en 7.
Vraag 9
Klopt het dat alle versterkingskosten op grond van artikel 52g Mijnbouwwet en 6:95
BW voor rekening van NAM dienen te komen voor de periode vanaf 1 januari 2020, het
publiek worden van de versterkingsoperatie?
Antwoord 9
Artikel 52g van de Mijnbouwwet vormt geen grondslag voor de vergoedingsplicht voor
NAM van de versterkingsoperatie. Zoals toegelicht in antwoord op vraag 3 werd die
vergoedingsplicht tot 1 juli 2023 gevormd door de IBOV en sinds die datum door artikel
15 van de Tijdelijke wet Groningen.
Vraag 10
Bent u met mij eens dat onder de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken door NAM
voor Groningen, dus op basis van artikel 52g Mijnbouwwet en het Burgerlijk Wetboek,
alle versterkingskosten vallen, waaronder maar niet beperkt tot:
a. Apparaatskosten;
b. versterkingsmaatregelen;
c. maatregelen die nodig zijn voor versnelling van de versterkingsoperatie;
d. maatregelen die nodig zijn vanwege bijzondere omstandigheden;
e. eventuele andere maatregelen die onder de discretionaire bevoegdheid van de Algemeen
Directeur Nationaal Coördinator Groningen (NCG) vallen;
f. de maatregelen voortkomend uit de PEAG die door NCG zijn en worden geïmplementeerd
voor de versterkingsoperatie, waaronder intensivering van de gebiedsgerichte aanpak;
g. overige kosten, zoals vergoeding immateriële kosten en kosten rechtsbijstand?
Antwoord 10
Zoals toegelicht in antwoord op vragen 3 en 9 wordt de betalingsplicht van NAM niet
beheerst door artikel 52g van de Mijnbouwwet. Alle genoemde posten vallen wel onder
de betalingsverplichting van NAM onder de IBOV en de Tijdelijke wet Groningen. Deze
kosten worden dan ook gewoon in rekening gebracht bij NAM.
Vraag 11
Op mijn vraag of de versterkingskosten 11 miljard euro bedragen, komt u terug met
het in rekening gebrachte bedrag bij NAM van 1,1 miljard euro plus nog 4 miljard euro
versterkingsgeld voor de periode van 2023 t/m 2028. Ik ben daarom ook gaan rekenen
en kom meer in de buurt van mijn bedrag van 11 miljard euro. Op basis van miljoenennota
2024 en 2023 + alle overige versterkingskosten, kom ik uit op: versterkingskosten
2020 (onbekend) + 5.847 miljoen + beleidsmatige ontwikkelingen PEAG + Apparaatskosten
NCG + Bestuurlijke Afspraken 2020 1.5 miljard + Nationaal Programma Groningen 1,15 miljard.
Toelichting 5.874 miljoen euro: namelijk (miljoenennota 2023) voor het jaar 2021 –
einde een bedrag van 5.386 miljoen euro plus 461 miljoen euro (bijstelling miljoenennota
2024) = 5.847 miljoen.
Graag uw reactie op de door mij opgevoerde posten. Waar u het niet eens bent met een
(volledige) doorbelasting aan de NAM?
Antwoord 11
In de rekensom uit de vraag lopen verschillende elementen door elkaar, zoals de reguliere
versterkingskosten, uitgaven rondom bestuurlijke afspraken, het Nationaal Programma
Groningen en ontwikeling PEGA.
In de Bijlage Groningen Schade en Versterken bij de Miljoenennota 2024 is in tabel
22.4 een raming opgenomen voor de resterende periode van de versterkingsoperatie.
Over de periode 2023–2028 telt deze op tot een bedrag van € 4,8 miljard. Dit is inclusief
de apparaats- en uitvoeringskosten van de NCG. De betaalverplichting van NAM is vastgelegd
in artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen en daar handel ik naar.
Vraag 12
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat met de Wiebes-overeenkomsten, namelijk het Akkoord
op Hoofdlijnen uit 2018, de IBOV uit 2018 en de IBOV+ uit 2019 met de NAM, de wettelijke
vergoedingsplicht versterken door de NAM voor Groningen (hierna ook: WVVNG) is ingeperkt?
Antwoord 12
Op grond van de genoemde overeenkomsten is de NAM aan de Staat verplicht om alle kosten
voor de versterkingsopgave te vergoeden. De vergoedingsplicht is dus niet ingeperkt.
Vraag 13
Kunt u aangegeven waarom in het Akkoord op Hoofdlijnen, specifiek vanaf artikel 5.5
is opgenomen dat de apparaatskosten voor personeel, gebruik gebouwen, ICT, externe
inhuur medewerkers, programmatuur, gebruik van diensten zoals DICTU van NCG (hierna
gezamenlijk: Apparaatskosten) van de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken door
de NAM voor Groningen zijn uitgezonderd?
Antwoord 13
Er is waarschijnlijk sprake van een misverstand. Ten tijde van het Akkoord op Hoofdlijnen
(AoH) was de verwachting dat zowel schade-afhandeling als versterking zouden worden
uitgevoerd door een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Het AoH bepaalt dat de kosten
van het bestuur van dit ZBO niet in rekening worden gebracht bij NAM om iedere schijn
van belangenverstrengeling te voorkomen. Alle overige apparaatskosten zouden wel in
rekening worden gebracht. Uiteindelijk is alleen voor schade voor het ZBO-model gekozen
in de vorm van het IMG. Bij het IMG worden de kosten die verband houden met de bezoldiging
en huisvesting van de leden van het Instituut en de BTW voor werkzaamheden die door
derden worden uitgevoerd in opdracht van het Instituut, niet in rekening gebracht
bij NAM. Voor versterken is er geen ZBO, dus geen onafhankelijk bestuur, en worden
alle apparaatskosten volledig in rekening gebracht bij NAM.
Zoals uit onderstaande tabel, uit de ontwerpbegroting EZK, blijkt worden de apparaatsuitgaven
van de NCG doorbelast aan de NAM.
Vraag 14
Had het onttrekken van de Apparaatskosten van de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken
door de NAM voor Groningen niet expliciet gemeld moeten worden aan de Kamer en had
dit bovendien niet als staatssteun voor toetsing gemeld moeten worden bij de Europese
Commissie?
Antwoord 14
Zoals uit het antwoord op vraag 13 blijkt is er geen sprake van het onttrekken van
apparaatskosten en daarom waren een melding aan de Kamer en een melding aan de Europese
Commissie voor een staatsteuntoets niet aan de orde.
Vraag 15
Kunt u aangeven wat de Apparaatskosten van NCG zijn voor de publieke versterkingsoperatie,
namelijk de periode 1 januari 2020 tot aan het einde, met een onderverdeling van Apparaatskosten
in de periode van 1 januari 2020 tot nu en vanaf nu tot het einde van de versterkingsoperatie?
Antwoord 15
In tabel 66 van de ontwerpbegroting 2024 van het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 2, blz. 181) zijn de apparaatskosten van het hele departement inzichtelijk gemaakt.
In deze tabel zijn ten onrechte de personeelskosten van de NCG meegenomen onder het
kerndepartement. Dat is onjuist, want de NCG is een zogenoemde buitendienst. In onderstaande
tabel is de raming 2023–2028 opgenomen. Voor de uitgaven 2020–2022 wordt verwezen
naar het antwoord op vraag 13.
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Personeel
112.396
112.256
112.773
112.748
106.986
101.574
Materieel
30.985
23.168
21.150
19.548
18.567
18.568
Totaal
143.381
135.424
133.923
132.296
125.553
120.142
Vraag 16
Kunt u de, vanwege belangen van de Staat der Nederlanden, weggelakte artikelen 5.8
en 5.9 van het Akkoord op Hoofdlijnen alsnog openbaar maken en zo ja, dan graag een
kopie en zo nee, waarom niet en kunt u dan tenminste aangeven of hierin ook een beperking
van de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken voor Groningen door de NAM is opgenomen
en zo ja, voor welke kosten?
Antwoord 16
Artikel 5.8 van het AoH is in 2018 ongelakt aan de Kamer toegezonden en bevat de volgende
tekst:
5.8 Daarnaast betaalt NAM de uitvoeringskosten voor de versterkingsopgave van het
Fonds, met uitzondering van:
a. de kosten die verband houden met de bezoldiging van degenen die besluiten over
de toekenning van de uitgaven voor de versterkingsopgave en de huisvestingskosten
van de publiekrechtelijke entiteit; en
b. de uitvoeringskosten die niet in directe relatie staan tot de versterkingsopgave
als bedoeld in artikel 5.5 en voortvloeien uit beleidswensen van de Staat of gerelateerd
zijn aan het ontwikkelen van beleid en rapporteren ten behoeve van de overheid.
Artikel 5.9 bevat de volgende tekst:
5.9 Indien voor een gebouw dat behoort tot de eerste twee batches van 1467 en 1588
gebouwen, door de Minister wordt besloten om de versterking van het gebouw niet (verder)
uit te (laten) voeren omdat (i) die versterking nog niet gestart is en (ii) deze bij
toepassing van de NPR2017 of latere aanpassingen van de NPR niet langer nodig blijkt
te zijn, dan vergoedt NAM ter compensatie van het beëindigen van het versterkingstraject
tot 10% van de verwachte of begrote versterkingskosten.
Deze bepaling was gelakt, omdat de openbaarmaking van deze bepaling destijds mogelijk
onrust zou veroorzaken bij bewoners van de genoemde batches. Inmiddels is er voor
deze batches een aanpak in uitvoering waardoor de tekst nu niet langer vertrouwelijk
hoeft te blijven. Beide bepalingen bevatten geen beperking van de vergoedingsplicht
van NAM.
Vraag 17
Waarom is de Kamer bij het Akkoord op Hoofdlijnen in 2018 niet expliciet geïnformeerd
over het verkleinen van de wettelijke vergoedingsplicht door NAM?
Antwoord 17
Zoals hiervoor toegelicht in reactie op de vragen 12 tot en met 16 is er geen sprake
van een inperking van de vergoedingsplicht door NAM.
Vraag 18
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat in de IBOV(+) de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken
door NAM voor Groningen is teruggebracht, namelijk van een niet-limitatieve wettelijke
vergoeding van alle vermogensschade en ander nadeel in Groningen naar een limitatief
aantal kostenposten van de versterkingsoperatie in Groningen namelijk:
a. de beoordeling of gebouwen aan de veiligheidsnorm voldoen;
b. het treffen van maatregelen teneinde een gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen;
c. de kosten van het CVW (wat in functie was tot eind 2019)?
Antwoord 18
De genoemde posten omvatten alle kosten die door de NCG voor de versterking worden
gemaakt (beoordelen van de veiligheid en uitvoeren van versterking indien nodig).
Alle kosten worden bij NAM in rekening gebracht. Er is geen sprake van een inperking
van de vergoedingsplicht door NAM.
Vraag 19
Waarom is de Kamer in 2018 niet expliciet geïnformeerd over deze (tweede) fundamentele
wijziging en afwijking van de wettelijke vergoedingsplicht door NAM?
Antwoord 19
Zoals hiervoor toegelicht is er geen sprake van een inperking van de vergoedingsplicht
door NAM. De Kamer is geïnformeerd over het publiek maken van de versterkingsoperatie
en de betaalafspraken met NAM bij brief van 26 november 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 535).
Vraag 20
Is de Minister in 2018 bij het aangaan van het Akkoord op Hoofdlijnen dan wel bij
het aangaan van de IBOV door de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) geïnformeerd dat een inperking van de wettelijke vergoedingsplicht
door de exploitant verboden staatssteun aan NAM en haar aandeelhouders is in de zin
van artikel 107 e.v. VWEU?
Antwoord 20
Zoals hiervoor toegelicht is er geen sprake van een inperking van de vergoedingsplicht
en dus geen sprake van staatssteun.
Vraag 21
Is er een verband tussen enerzijds de in de PEAG uitspringende keuze van Minister
Wiebes tot het stilleggen van de versterkingsoperatie in 2018 en anderzijds de Wiebesovereenkomsten
uit dezelfde periode, waarin het wettelijke kostenverhaal van de Staat op NAM is beperkt?
Antwoord 21
Nee, dit verband bestaat niet.
Vraag 22
Klopt het dat naast de door de PEAG genoemde keuze voor het stilleggen van de versterkingsoperatie
met verstrekkende gevolgen voor de Groningers, eveneens door Minister Wiebes een fout
lijkt te zijn gemaakt met verstrekkende gevolgen voor de schatkist?
Antwoord 22
Nee, het geschetste gevolg doet zich niet voor.
Vraag 23
Is niet de essentie van een melding bij de Europese Commissie van staatssteun dat
de Wiebesovereenkomsten worden getoetst aan verenigbaarheid met de Europese regels
van staatssteun en dat dit in essentie zal leiden tot een verplichting van de Staat
der Nederlanden om alle versterkingskosten te verhalen op NAM?
Antwoord 23
Dit gaat alleen op wanneer er sprake zou zijn van ongeoorloofde staatsteun en dat
is niet het geval, omdat de Staat alle versterkingskosten in rekening brengt bij NAM.
Vraag 24
Zou je kunnen stellen dat het op het eerste gezicht lijkt alsof NAM handiger en slimmer
is geweest bij het verkleinen van haar vergoedingsplicht voor versterken over de band
van de Wiebesovereenkomsten, maar dat deze inperking nietig is voor zover wordt afgeweken
van de wettelijke verplichting tot betaling van de versterkingskosten door NAM?
Antwoord 24
Zoals uit de beantwoording van eerdere vragen blijkt is er geen sprake van verkleining
van de vergoedingsplicht van NAM en dus gaat de stelling in deze vraag niet op.
Vraag 25
Is staatssteun gebruikt door de Staat der Nederlanden in de arbitrageprocedure over
de facturen op grond van de Wiebesovereenkomsten?
Antwoord 25
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven is vertrouwelijkheid een wettelijk
vastgelegd uitgangspunt van arbitrage. Desgewenst kan ik uw Kamer vertrouwelijk informeren
over de argumenten die door de Staat zijn gevoerd in deze procedure.
Vraag 26
Gaat de Staat der Nederlanden voor een verhaal van alle versterkingskosten vanaf 1 januari
2020, niet alleen de facturen maken op grond van de Wiebesovereenkomsten?
Antwoord 26
Ik verwijs naar de antwoorden op vragen 2 en 25.
Vraag 27
Heeft u namens de Staat der Nederlanden al een staatssteunmelding gedaan voor de totale
versterkingskosten en de inperking van de Wiebesovereenkomsten en zo nee, is dit er
niet een verplichting om dit alsnog te doen op grond van de inzichten van vandaag?
Antwoord 27
Nee, er is geen melding gedaan en er zijn geen inzichten die er toe leiden dit alsnog
te doen.
Vraag 28
Was het niet nuttig en eigenlijk essentieel geweest als de PEAG en ook de Kamer op
de hoogte was gebracht van de gevolgen van de Wiebesovereenkomsten voor het verhaal
van versterkingskosten op NAM en de mogelijkheid om dit via een staatssteunmelding
bij de Europese Commissie alsnog recht te zetten?
Antwoord 28
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 27.
Vraag 29
U heeft zoals ook eerder aangegeven dat via het gashuis uiteindelijk een 30 (NAM):
70 (Staat der Nederlanden) verdeling van de kosten ontstaat. Klopt het dat in 1963
een verdeling van de kosten is afgesproken op 60 (NAM): (40) Staat der Nederlanden.
Kunt u het verschil toelichten?
Antwoord 29
In 1963 is afgesproken om opbrengsten en kosten te verdelen in de verhouding 60 (NAM)
en 40 (EBN). NAM is over haar aandeel Vennootschapsbelasting en mijnbouwheffingen
aan de Staat verschuldigd en samen bedraagt dat 50% over het door NAM behaalde resultaat.
Hierdoor komt indirect de helft van NAM’s resultaat weer toe aan de Staat waardoor
uiteindelijk de verdeling van opbrengsten en kosten plaatsvindt in de verhouding 70
(Staat)/30 (NAM). Voor een nadere toelichting op de inkomsten uit het gasgebouw verwijs
ik u naar de brief van 13 december 2021 (Kamerstuk 33 529, nr. 932).
Vraag 30
Kunt u, in dat kader, nog eens toelichten waarom de verhouding 70 tot 30 procent is
zoals u aangaf, bijvoorbeeld bij de niet denkbeeldige situatie dat er weinig tot geen
baten zijn voor NAM en wel versterkingskosten voor rekening van NAM?
Antwoord 30
De Staat ontvangt via het aandeel van EBN 40% van de winst. Via het winstaandeel en
Vpb ontvangt de Staat ook de helft van het aandeel van 60% van de vergunninghouder.
Dit leidt ertoe dat de Staat over de winningswinst uiteindelijk 70% van de opbrengst
verminderd met 73% van de kosten ontvangt en dat komt overeen met ongeveer 70% van
de winst. Als de NAM verlieslatend is, is er geen winst te verdelen en dan is de verdeling
40/60.
Vraag 31
Zijn in het Ministerie van EZK maatregelen genomen vanwege de uitkomsten van de PEAG
ten aanzien van het kerndepartement?
Antwoord 31
Hoofdstuk 4 «bouwen aan een betere overheid» van de kabinetsreactie «Nij begun» beschrijft
een breed pallet aan maatregelen die genomen zijn naar aanleiding van de uitkomsten
van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen.
Vraag 32
Gezien de inhoud van de Wiebesovereenkomsten, het integriteitsonderzoek en de uitkomsten
van de PEAG ten aanzien van het kerndepartement, kunt u de Kamer ervan verzekeren
dat de onderhandelingen met Shell en Exxon niet worden gevoerd door een of meer medewerkers
die de Wiebesovereenkomsten hebben geschreven of onderhandeld met NAM en haar aandeelhouders
en zo nee, kunt u hiertoe maatregelen nemen?
Antwoord 32
Over de inzet van individuele medewerkers op specifieke dossiers doe ik geen uitspraken.
In algemene zin kan ik aangeven dat de gesprekken met Shell en ExxonMobil een brede
inzet vragen van capaciteit en expertise binnen het kerndepartement, externe deskundigen
en de uitvoeringsorganisaties. Vanuit het kerndepartement zijn meerdere directies
betrokken. Denk daarbij naast de primair verantwoordelijke beleidsdirectie ook aan
de directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ) en de directie Financieel Economische
Zaken (DFEZ).
Vraag 33
Gezien de inhoud van de Wiebesovereenkomsten, het integriteitsonderzoek en de uitkomsten
van de PEAG ten aanzien van het kerndepartement, kunt u de Kamer ervan verzekeren
dat u op het verhaal van de totale versterkingskosten en ook het doen van een staatssteunmelding
niet wordt geadviseerd door een of meer medewerkers die de Wiebesovereenkomsten hebben
geschreven of onderhandeld met NAM en haar aandeelhouders en zo nee, kunt u hiertoe
maatregelen nemen?
Antwoord 33
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 32.
Vraag 34
Met de focus op de versterkingsoperatie en het afwikkelen van schade, is het niet
beter om -naast de huidige DG voor Groningen- een apart tijdelijk DG op te richten
waarin de versterkingskosten en kosten door schade worden verhaald?
Antwoord 34
Nee.
Vraag 35
Kunt u toelichten hetgeen u op 12 oktober 2023 in de Kamer aangaf, namelijk dat de
IBOV per 1 juli 2023 niet meer van toepassing is op de versterkingsoperatie vanwege
de heffing die is opgenomen in de Tijdelijke wet Groningen?
Antwoord 35
Met het van kracht worden van de Wet van 19 april 2023 tot wijziging van de Tijdelijke
wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen
(Stb. 2023, 164) vervalt de werking van de IBOV. De kosten voor de versterkingsoperatie worden vanaf
deze datum in rekening gebracht door middel van een heffing, op grond van artikel
15 van de Tijdelijke wet Groningen.
Vraag 36
Bent u met mij eens dat een van de twee wettelijke grondslagen voor verhaal van de
versterkingskosten fundamenteel worden aangepast met het wetsvoorstel (kamerstuk 36 441), waarbij in het voorstel bijvoorbeeld wordt verwijderd de tekst dat de «houder van
de winningsvergunning Groningenveld neemt alle noodzakelijke maatregelen om de gevolgen
van een zwaar ongeval voor mens en milieu te beperken»?
Antwoord 36
Zoals hiervoor toegelicht is de verhaalbaarheid van de versterkingskosten geregeld
in artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen, is artikel 52g van de Mijnbouwwet hiervoor
niet van belang en heeft dus ook een wijziging van dat artikel geen gevolgen voor
de vergoedingsplicht van de NAM.
De bedoelde verplichting wordt met het wetsvoorstel onder Kamerstuk 36 441 overigens niet verwijderd uit artikel 52g, maar slechts aangepast naar de situatie
waarin de gaswinning definitief is beëindigd. Het voorgestelde artikel 52g, eerste
lid, aanhef en onder b, komt te luiden: De houder van de winningsvergunning Groningenveld dan wel indien deze vergunning haar
gelding heeft verloren, de laatste houder daarvan, neemt alle maatregelen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om [...] te voorkomen dat als gevolg van een mijnbouwwerk
dat buiten werking is nadelige gevolgen voor mens en milieu worden veroorzaakt.
Vraag 37
Bent u met mij eens dat het oorspronkelijke wetsartikel 52g kan blijven staan zo lang
er schade ontstaat of versterking nodig is en zo nee, kunt u uitleggen wat hierop
tegen is?
Antwoord 37
Het artikel kan in de huidige vorm niet blijven bestaan, omdat dit enkel verplichtingen
oplegt aan een vergunninghouder. De vergunning voor het Groningenveld zal zijn gelding
verliezen. Daarom moet de bepaling worden aangepast om te bereiken dat na het beëindigen
van de gaswinning de NAM zijn verplichtingen voor een ordentelijke en veilige ontmanteling
van de putten behoudt.
Vraag 38
Bent u bereid zorg te dragen dat er een externe heroverweging plaatsvindt van de recente
Kamerstukken van 5 oktober 2023 (Kamerstuk 36 441), met name het schrappen van artikel 52g Mijnbouwwet, een en ander om potentiële
miljoenen of miljardenschade over de afgelopen jaren en nog te vergoeden kosten door
NAM te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 38
Ik zie geen aanleiding voor een externe heroverweging van de wijziging (en dus niet
het schrappen) van artikel 52g van de Mijnbouwwet.
Vraag 39
Kunt u aangeven waarom er geen beslag is gelegd onder NAM voor de ingehouden substantiële
betalingen op de facturen en waarom er geen staatssteunmelding is gedaan voor de versterkingskosten
in de Wiebesovereenkomsten?
Antwoord 39
De Staat laat geen enkel juridisch instrument onbenut om de NAM aan zijn betalingsverplichting
te houden. In de Kamerbrief van 13 september jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1172) is uw Kamer geïnformeerd over de juridische stappen die op dit moment zijn gezet
met het oog op de niet volledige betaling door NAM. De afwegingen over het wel of
niet nemen van juridische stappen kan met het oog op de procespositie van de Staat
vertrouwelijk worden toegelicht aan de Kamer. Er is geen staatssteunmelding gedaan,
omdat er geen sprake is van staatssteun.
Vraag 40
Kunt u de Wiebesovereenkomsten waarmee u bij uw aantreden geconfronteerd werd met
de kennis van nu beschouwen en aangeven of u de Wiebesovereenkomsten anders had geschreven
voor wat betreft het verhaal van de versterkingskosten?
Antwoord 40
Ik zie geen aanleiding om het AoH en de IBOV uit 2018 in een ander licht te bezien.
Vraag 41
Kunt u aangeven waarom er naast de arbitrage met als eiser NAM, niet ook een juridische
procedure door de Staat der Nederlanden voor de volledige versterkingskosten is ingesteld.
Bent u bereid dit alsnog te doen?
Antwoord 41
Zoals in Kamerbrief van 29 juni 2022 (Kamerstuk 33 529, nr. 1039) is gemeld, heeft de Staat der Nederlanden een tegenvoordering ingediend als onderdeel
van de lopende arbitrage.
Vraag 42
Kunt u aangeven of u, met de kennis van dit moment en de vragen hier gesteld, tot
de conclusie komt dat er alsnog een verplichte staatssteunmelding moet worden gedaan
vanwege de Wiebesovereenkomsten?
Antwoord 42
Zoals hiervoor aangegeven is er geen sprake van staatssteun en dus ook geen aanleiding
voor het doen van een melding.
Vraag 43
Kunt u door het advocatenkantoor dat u inzake de onderhandelingen adviseert (en niet
betrokken is geweest bij de Wiebesovereenkomsten) laten uitzoeken of het doen van
een staatssteunmelding gunstige gevolgen heeft voor de arbitrageprocedure door bijvoorbeeld
het verlies van belang of het stoppen hiervan vanwege de arbitrageafspraken uit medio
2022, ook gezien het integriteitsonderzoek bij directie Wetgeving en Juridische Zaken
(WJZ) bij het onderdeel wat deze arbitrageprocedure heeft voorbereid?
Antwoord 43
Ik heb begin 2023 (februari–maart) door twee externe deskundigen, die niet eerder
betrokken zijn bij het dossier, laten beoordelen of er sprake is van staatssteun.
Beide zijn van oordeel dat dit niet het geval is. Daarmee is de door u gesuggereerde
check reeds uitgevoerd.
Vraag 44
Kunt u aangeven welke andere belanghebbenden een staatssteunmelding over de Wiebesovereenkomsten
kunnen doen bij de Europese Commissie?
Antwoord 44
Aangezien er geen sprake is van staatssteun, is er geen aanleiding om aan te nemen
dat andere partijen daar een melding over kunnen doen.
Vraag 45
Kunt u er voor zorgen dat de procedure voor artikel 52g Mijnbouwwet, Kamerstukken
van 5 oktober 2023 (Kamerstuk 36 441) met spoed aangepast wordt door intrekking dan wel een andere wijze van aanhouding
en waarbij u extern onderzoek laat uitvoeren of dit wetsartikel zonder enig risico
voor de staatskas, de arbitrageprocedure en de wettelijke vergoedingsplicht versterken
door NAM voor Groningen kan worden aangepast?
Antwoord 45
Zoals hiervoor toegelicht berusten de zorgen over de wijziging van artikel 52g op
een onjuiste lezing van dit artikel. Ik zie geen aanleiding om de procedure voor de
wijziging van dit artikel aan te passen.
Vraag 46
Kunt u de Kamer met spoed informeren over de stand en planning van de arbitrageprocedure
en het doen van een staatssteunmelding?
Antwoord 46
De Kamer is per brief van 13 september 2023 reeds geïnformeerd over de planning van
de arbitrageprocedure (Kamerstuk 33 529, nr. 1172). Zoals hiervoor aangegeven wordt er geen melding van staatssteun gedaan.
Vraag 47
Kunt u aangeven welke verbeteringen binnen het Ministerie van EZK zijn doorgevoerd
of welk traject hiervoor is ingezet, naar aanleiding van de opmerkingen die door de
PEAG zijn gemaakt over het Ministerie van EZK met punten die verbeterd zouden moeten
worden, bijvoorbeeld het niet informeren van de politiek bestuurder of het nemen van
ambtelijke beslissingen die politiek bestuurlijke afstemming hadden moeten hebben?
Antwoord 47
Zoals in antwoord op vraag 31 is aangegeven zijn er diverse maatregelen genomen om
de uitkomsten van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen te adresseren.
Vraag 48
Kunt u er voor zorgen dat er in de adviezen die uitgevraagd en aan u gegeven worden
voor de staatssteunmelding, arbitrage en onderhandelingen met NAM en haar aandeelhouders,
zich geen filters van medewerkers bevinden die betrokken zijn geweest bij het schrijven
of onderhandelen van de Wiebesovereenkomsten of die onderdeel uitmaken van het integriteitsonderzoek?
Antwoord 48
Ik verwijs hierbij naar de antwoorden op vraag 31, 32, 33 en 47.
Vraag 49
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 49
Ja.
Vraag 50
Kunt u deze vragen met spoed, maar in elk geval ruim voor 22 november 2023 beantwoorden?
Antwoord 50
Vanwege het aantal vragen is het niet gelukt om deze voor 22 november te hebben beantwoord.
Conform artikel 12.2 van het reglement van orde van uw Kamer heb ik op 24 november
2023 een uitstelbrief gestuurd om aan te geven dat de termijn van 3 weken niet haalbaar
is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.