Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 450 Regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 22 december 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. Algemeen deel
De leden van de VVD-fractie danken de regering voor het toesturen van het wetsvoorstel
Regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet
Adviescollege toetsing regeldruk). Deze leden hebben daarover de volgende vragen en
opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Het terugdringen en voorkomen van regeldruk heeft voor deze leden hoge prioriteit
en daarom steunen zij de permanente instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk
(het Adviescollege). Deze leden hebben nog wel een aantal vragen over hoe het Adviescollege
het meest effectief kan worden ingezet.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Instellingswet
Adviescollege toetsing regeldruk.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie constateren dat regeldruk één van de grootste problemen
is waar ondernemers tegenaan lopen. Veel regels zijn immers complex en de continue
stapeling helpt daar ook niet bij. Deze leden constateren ook dat ondernemers steeds
meer externe deskundigen moeten inhuren om aan complexe verplichtingen te kunnen voldoen.
Deze leden zijn voorts van mening dat het adviescollege een belangrijke rol heeft
in het toetsen of de regeldruk goed in kaart is gebracht. Zij vinden het goed dat
het Adviescollege een permanente status krijgt en het mandaat wordt verruimd, mede
omdat veel regeldruk uit Europa komt. Zij zijn echter van mening dat het mandaat voor
het Adviescollege nog altijd te beperkt is om het werk goed te kunnen doen.
De leden van de NSC-fractie zijn van mening dat het na meer dan 20 jaar van tijdelijk
advies, belangrijk is dat er een permanent college wordt ingericht voor advisering
over regeldruk. Het is teleurstellend om te constateren dat zoveel jaren van advisering
niet heeft geleid tot het beheersen van de regeldruk voor burgers, bedrijven en non-profit
organisaties. Integendeel, veel regels zijn zo complex geworden dat een deel van de
samenleving is afgehaakt. Daarom bevat de inbreng van deze leden een aantal vragen
aan de regering om vast te stellen hoe het beter kan en beter moet.
De leden van de CDA-fractie zijn fundamenteel op het standpunt gesteld dat bij voorgenomen
wet- en regelgeving altijd eerst de principiële vraag moet worden gesteld wat de nut
en noodzaak is van een nieuwe regel en ook of het beleidsdoel kan worden behaald op
een andere manier dan met nieuwe regelgeving. Deze leden vragen of de regering deze
mening deelt en zo ja, of hier voldoende aandacht voor is zo vroeg mogelijk in het
proces van nieuwe regelgeving. In het verlengde hiervan vragen deze leden hoe de regering
de rol van het Adviescollege beziet als het gaat om het doen van voorstellen voor
alternatieven voor extra regeldruk. Deze leden vragen of de regering de mening deelt
dat zo’n rol meerwaarde heeft voor de kwaliteit van wet- en regelgeving. Deze leden
vragen of het wetsvoorstel het Adviescollege hiervoor voldoende ruimte biedt, naast
de taken van het Adviescollege om regeldruk inzichtelijk te maken en te adviseren
over onder andere werkbaarheid.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven het doel dat het wetsvoorstel
beoogt, namelijk om een permanent Adviescollege in te stellen dat onder meer toetst
of bij nieuwe wet- en regelgeving aandacht is besteed aan het minimaliseren van de
lasten die voorgenomen regelgeving met zich brengt, of de regeldrukkosten adequaat
in beeld zijn gebracht en of de onderbouwing voor de lasten helder is.
2. Noodzaak voor dit wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat het ministerie de adviezen van het Adviescollege
naast zich neer kan leggen. Deze leden zijn van mening dat het mandaat te vrijblijvend
is. Kan de regering uitleggen wat het nut is van het Adviescollege als het ministerie
adviezen naast zich neer kan leggen?
2.1 Voorgeschiedenis en probleembeschrijving
De leden van de VVD-fractie lezen dat de gedachte was dat er door externe en onafhankelijke
toetsing voldoende aandacht zou komen en blijven bij de beleidsafdelingen van het
Rijk voor de aspecten van regeldruk, administratieve lasten en werkbaarheid van voorgenomen
regelgeving. Is de regering van mening dat er voldoende aandacht is gekomen bij de
beleidsafdelingen van het Rijk? Zo ja, zijn er concrete resultaten bereikt nadat er
meer aandacht is gekomen bij het Rijk? Is de regering van mening dat deze concrete
resultaten voldoende zijn?
De leden van de VVD-fractie vernemen dat het Adviescollege in 2021 bij de dossiers
met aanzienlijke regeldruk in ruim 80 procent van de gevallen een opmerking heeft
gemaakt over de kwaliteit van de berekening van de regeldrukeffecten. Heeft de regering
in al deze gevallen de opmerkingen verwerkt? Zo nee, waarom heeft de regering deze
opmerkingen niet opgevolgd? Kan de regering concrete voorbeelden noemen van opmerkingen
van het adviescollege die niet verwerkt zijn in het uiteindelijke wetsvoorstel?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Adviescollege aan bijna de helft van de
dossiers met aanzienlijke regeldruk een negatieve beoordeling heeft gegeven omdat
er grote tekortkomingen werden geconstateerd. Deze leden vragen welke concrete stappen
er door het Rijk worden genomen wanneer een dossier met aanzienlijke regeldruk een
negatieve beoordeling krijgt.
De leden van de VVD-fractie vernemen uit een studie van Sira1 dat 67% van de adviespunten van het Adviescollege Toetsing Regeldruk wordt opgevolgd.
Waarom volgt de regering niet alle adviespunten van het ATR op? Kan de regering concrete
voorbeelden noemen van adviespunten die niet zijn opgevolgd?
De leden van de NSC-fractie hebben ervan kennisgenomen dat er al sinds het jaar 2000
advies gegeven wordt over regeldruk. Kennelijk vinden we regeldruk al meer dan 20 jaar
een aandachtspunt, maar is het onder controle krijgen ervan buitengewoon moeilijk.
Om de huidige status goed in beeld te krijgen, willen we de regering vragen om een
nulmeting. Dan hebben we het in eerste instantie over de inhoud: op welke beleidsterreinen
wordt de regeldruk als het hoogst ervaren? En welke wetten dragen daar het meeste
aan bij? Daarnaast is ook het proces belangrijk: wat is de status van de aandachtspunten
uit de evaluatie van Berenschot uit 2020?
Vervolgens vinden de leden van de NSC-fractie het belangrijk om te onderzoeken wat
er beter kan. «Als je doet wat je deed, dan krijg je wat je kreeg» (Einstein). We
willen de regering vragen naar haar visie hierop. Waarom hebben de velen adviezen
niet geleid tot het gewenste resultaat? Als dat niet duidelijk wordt en we daar geen
consensus over bereiken, dan zal het resultaat in de toekomst niet beter zijn. Wat
gaat deze ATR anders doen dan voorheen? En wat zouden de regering en Tweede Kamer
anders moeten doen na kennisneming van de adviezen van de nieuwe ATR?
De leden van de NSC-fractie zien de complexiteit van de wetgeving steeds verder toenemen.
Vooral de afhankelijkheden tussen verschillende delen van wetgeving maken dat burgers
onzeker zijn over wat er van hen wordt verwacht. Deelt de regering deze conclusie?
Ziet zij een rol voor de ATR in het verduidelijken en vereenvoudigen van afhankelijkheden
in bestaande regelgeving inclusief hun onderlinge samenhang?
Bij de leden van de NSC-fractie bestaat de indruk dat extra regeldruk niet alleen
wordt veroorzaakt door regelgeving opgesteld door de regering, maar ook vooral door
amendementen en initiatief wetten van de Tweede Kamer. We zouden deze aanname graag
getoetst zien. Kan de regering aan de gevraagde nulmeting een kwantitatieve analyse
toevoegen, die de rol van zowel de regering als de Tweede Kamer in de besluitvorming
duidelijk maakt?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering een kwantitatieve en/of kwalitatieve
beschrijving kan geven van de ontwikkeling van regeldruk in de afgelopen tien jaar
en of de regering ook een inschatting kan geven van de ontwikkeling van regeldruk
in de toekomst.
De leden van de SGP-fractie hebben vragen bij het gekozen criterium «ervaren regeldruk».
Kan de regering dit criterium nader onderbouwen? Hoe wil de regering dit in de praktijk
gaan toetsen? En waarom is ervoor gekozen minder aandacht te geven aan kwantitatieve
aspecten?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat bij het instellen van het tijdelijke
Adviescollege voor de toetsing van regeldruk werd verwacht dat de aandacht voor beperking
van regeldruk op den duur voldoende zou worden geïnternaliseerd bij de departementen.
Nu concludeert de regering dat de destijds verwachte internalisering niet voldoende
heeft plaatsgevonden. Deze leden menen dat, ook bij het instellen van een permanent
college, internalisering van de aandacht voor regeldruk bij de departementen alsnog
van belang blijft. Deze leden vragen om een reflectie van de Minister hierop. Op welke
manieren wil de regering blijven werken aan internalisering van de aandacht voor regeldruk
bij de departementen?
2.2 Instelling adviescollege voor onbepaalde tijd
De leden van de CDA-fractie constateren dat de aandacht voor regeldruk nog steeds
niet voldoende is geïnternaliseerd bij de departementen en dat dit de noodzaak van
de instelling van het Adviescollege onderstreept. Deze leden delen deze noodzaak,
maar vragen zich ook af hoe het komt dat er nog steeds te weinig aandacht is voor
regeldruk bij departementen. Deze leden vragen wat de regering met deze constatering
doet, en welke stappen worden gezet om deze aandacht wel van de grond te krijgen.
Deze leden vragen ook welke rol het Adviescollege hierin kan spelen. Deze leden ontvangen
op deze vragen graag een uitgebreide toelichting. Dit is volgens deze leden des te
belangrijker omdat steeds meer regelgeving zijn oorsprong heeft in de EU, en dat het
daarom noodzakelijk is dat departementen aandacht hebben voor regeldruk in de voorbereiding
van en onderhandeling over EU-voorstellen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat internalisering van de aandacht voor regeldruk
onvoldoende heeft plaatsgevonden bij de departementen. In hoeverre blijft dit een
doelstelling van kabinetsbeleid, en op welke wijze wordt dit bevorderd?
3. Hoofdlijnen van het voorstel
3.1 Instelling Adviescollege toetsing regeldruk
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een overzicht van de verschillen tussen
het huidige takenpakket van de ATR en het takenpakket van de ATR zoals dat wordt voorgesteld
in dit wetsvoorstel.
3.2 Kerntaken
De leden van de VVD-fractie lezen dat er alleen geadviseerd wordt in de sectoren zorg,
onderwijs, veiligheid en sociale zekerheid. Deze leden vragen waarom er specifiek
voor die sectoren gekozen is.
De leden van de VVD-fractie constateren dat een groot deel van de regeldruk uit Europa
komt. Deze leden vragen daarom of er niet veel meer focus moet liggen bij nieuwe wetgeving
en de daarbij behorende regeldruk vanuit Europa. Deze leden lezen dat naast advisering
aan de regering, in het voorstel is opgenomen dat dat het adviescollege de Tweede
Kamer op verzoek moet adviseren over initiatiefwetsvoorstellen en amendementen. Zij
vragen zich af wat de status zal worden van uitgebrachte adviezen door het adviescollege.
Zijn deze adviezen vrijblijvend of bindend?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het naast het verplicht voorleggen van voorgenomen
regelgeving voor een beleidsafdeling ook mogelijk is om al in een zeer vroeg stadium
contact op te nemen met het Adviescollege teneinde de hoofdlijnen van voorgenomen
regelgeving door te spreken, en dat het huidige Adviescollege dergelijke ondersteuning
ook kan bieden. Kan de regering inzicht geven in hoe vaak er gebruik is gemaakt van
de bevoegdheid van preconsultatie?
De leden van de NSC-fractie vinden het belangrijk dat we werk maken van het vereenvoudigen
van bestaande wetgeving. Bovendien zit de complexiteit vaak in afhankelijkheden tussen
wetgeving. Deze leden zouden daarom de Tweede Kamer de mogelijkheid willen geven om
de ATR clusters van wetgeving te laten onderzoeken. Is de regering bereid deze mogelijkheid
toe te voegen?
De leden van de BBB-fractie lezen dat de regering voorstelt om wetsvoorstellen ter
vaststelling van Rijksbegrotingen, wet- en regelgeving op het gebied van burgerlijk
procesrecht, bestuursproces-recht, strafrecht en strafvordering én voor implementatie
van Europese regelgeving die geen ruimte bij implementatie laat voor nationale afwegings-
en beleidsruimte, niet mee te nemen in de toetsing. In hoeverre is dit een belemmering
in het voorstel om het nieuwe Adviescollege een advies te laten geven op EU-voorstellen
die door de Minister zullen worden doorgestuurd?
De leden van de CDA-fractie lezen in het wetsvoorstel dat een voorganger van het Adviescollege
zich vooral richtte op de regeldruk voor bedrijven. Deze leden lezen in de toelichting
dat het Adviescollege zich nu richt op de doelgroepen bedrijven, burgers en professionals
uit de sectoren zorg, onderwijs, veiligheid en sociale zekerheid en dat daarmee de
meest kwetsbare groepen vertegenwoordigd zijn. Deze leden vragen of dit klopt.
De leden van de CDA-fractie zien nog een andere doelgroep voor wie toenemende regeldruk
zeer ingrijpend is, namelijk verenigingen (of vrijwilligersorganisaties) en vrijwilligers.
In Nederland gaat het om 145.000 – 368.000 organisaties en bijna zeven miljoen vrijwilligers.
Uit een recent rapport van Sira Consulting bleek dat zij in sommige gevallen te maken
hebben met meer dan 100 verplichtingen en dat de complexiteit zorgt voor een grote
ervaren regeldruk. Deze leden constateren dat deze grote groep vaak vergeten wordt
met funeste gevolgen voor de samenleving. Deze leden vragen in hoeverre de regering
dit erkent. Deze leden vragen of de regering bereid is om het wetsvoorstel zo aan
te passen dat vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers expliciet als doelgroep worden
toegevoegd, zodat het Adviescollege hier in hun advisering scherp rekening mee kan
houden.
De leden van de CDA-fractie constateren samen met de regering dat een toenemend deel
van de regeldruk ontstaat vanuit EU-regelgeving. Deze leden benadrukken het belang
van zo goed mogelijk en zo vroeg mogelijk inzicht in regeldrukeffecten, zodat Nederland
er als lidstaat alles aan kan doen om indien nodig bij te sturen. Deze leden vinden
het daarom positief dat het Adviescollege de taak krijgt om reeds bij het opstellen
van het BNC-fiche te adviseren over regeldrukeffecten. Deze leden vragen of de regering
zo vroeg mogelijk contact vanuit departementen met het Adviescollege over EU-regelgeving
wil stimuleren.
De leden van de CDA-fractie vragen verder of er omtrent de advisering over EU-voorstellen
alternatieven overwogen zijn. Deze leden denken bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om
het Adviescollege alsnog te laten adviseren over één-op-één implementatiewetten, waarbij
de nadruk ligt op werkbaarheid in de praktijk. Deze leden vragen verder of er mogelijkheden
zijn binnen het Adviescollege voor een ander regime ten aanzien van EU-voorstellen
waarbij er door het Adviescollege extra wordt meegekeken met departementen bij de
voorbereiding.
De leden van de SGP-fractie een toelichting op de situatie van implementatie van Europese
regelgeving die geen ruimte laat bij implementatie voor nationale afwegings- en beleidsruimte.
Op welk Europees instrument doelt de regering dan? Gaat het hierbij om verordeningen
of ook richtlijnen? En is de regering het met deze leden eens dat (strikte) implementatie
ook gepaard kan gaan met interpretatieverschillen van bijvoorbeeld een Europese richtlijn,
en dat het daarom wenselijk is dat het Adviescollege zich daarover kan uitspreken?
Graag een reflectie hierop.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering voorstelt het Adviescollege
in een vroege fase van besluitvorming een rol te geven. Bij BNC-fiche krijgt het adviescollege
pas de mogelijkheid te adviseren na ontvangst van beoordeling vanuit het kabinet.
Waarom is hier voor gekozen? Is ook overwogen de ATR eerder in het proces een rol
te geven, bijvoorbeeld als input voor de eerste beoordeling van het kabinet?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering alleen de Commissievoorstellen
ter toetsing worden voorgelegd aan het ATR die zijn voorzien van een BNC-fiche, terwijl
er veel meer Commissievoorstellen zijn. Waarom wordt niet de ruimte geboden aan ATR
om hierin zelf een afweging te maken? In lagere EU-regelgeving worden de technische
details uitgewerkt die uiteindelijk de daadwerkelijke regeldruk bepalen. Hoe wil de
regering voorkomen dat dit een blinde vlek gaat vormen in het tegengaan van regeldruk?
En welke rol krijgt de ATR hierin? Welke mogelijkheden ziet de regering om de ATR
ook in deze fase een zwaarwegendere, adviserende rol te geven?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de ATR zelf pleit voor het meenemen van
werkbaarheid in de toets van Europese voorstellen. De regering wil dit niet opnieuw
laten doen, omdat dit dubbel werk op zou leveren. Tegelijkertijd kan dit wel in bepaalde
gevallen noodzakelijk worden geacht, waarbij ATR zelf kan beoordelen of en wanneer
dat het geval is. Is de regering bereid de ruimte hiervoor in de wet te bieden, zodat
ATR hiertoe zelf kan besluiten indien noodzakelijk?
3.3 Overige bevoegdheden
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Adviescollege op verzoek van gemeenten,
provincies en waterschappen deze overheden kunnen adviseren over de gevolgen voor
de regeldrukeffecten voortkomend uit hun regelgeving. Deze leden constateren echter
dat het Adviescollege in principe geen reclame maakt over hun bestaan. Ook constateren
zij dat gemeenten niet of nauwelijks op de hoogte zijn van deze mogelijkheid en dat
het adviescollege geen ruchtbaarheid geeft vanwege het potentiele capaciteitsbeslag.
Deze leden vragen waarom deze bevoegdheid is opgenomen in de wet en of deze bevoegdheid
niet beter kan worden geschrapt (ook in lijn met het advies van de Raad van State).
De leden van de CDA-fractie constateren dat het Adviescollege uitsluitend adviseert
over voorgenomen wet- en regelgeving, maar dat via artikel 3.3 de mogelijkheid wordt
geboden dat het Adviescollege ook adviseert over knelpunten in bestaande regelgeving.
Deze leden vinden dat positief, omdat vaak pas in de praktijk duidelijk wordt hoe
regelgeving uitpakt. Deze leden vragen wel waarom dit geen onderdeel is of kan zijn
van de kerntaken van het Adviescollege. Deze leden vragen verder hoe burgers en organisaties
signalen van regeldruk bij het Adviescollege onder de aandacht kunnen brengen en of
het Adviescollege voldoende is toegerust om deze bevoegdheid te kunnen gebruiken.
3.4 Aard regeldruktoets
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de mkb-toets een belangrijk instrument
is om te toetsen of voorgenomen regels werkbaar en proportioneel zijn in de praktijk.
Deze leden lezen echter dat het adviescollege niet mag beoordelen of de mkb-toets
goed is uitgevoerd, alleen maar óf die is uitgevoerd. Deze leden zijn echter van mening
dat of een mkb-toets heeft plaatsgevonden niets zegt over de kwaliteit ervan en of
het ministerie iets met de bevindingen heeft gedaan. Is de regering het eens dat het
mandaat voor het adviescollege op dit punt moet worden verruimd?
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de methodiek om tot regeldrukkosten
te komen en concludeert dat het begrip «regeldrukkosten» aanleiding geeft tot schijnzekerheid
over de impact. De impact voor een burger, ondernemer, vrijwilliger of professional
in tijd (minuten) en daarmee in geld, zijn naar onze mening niet met voldoende nauwkeurigheid
te bepalen. Het risico is dat de impact voor specifieke doelgroepen wordt onderschat.
Bovendien worden de personen die geen gebruik maken van wetgeving, omdat het te complex
voor ze is, onderbelicht in de berekening. Tot slot verleidt het optellen tot één
bedrag aan kosten tot te simplistisch beoordelen van regelgeving: zorgvuldige weging
van verschillende belangen en waarden is complexer en persoonlijker dan het vergelijken
van twee getallen. Is de regering het eens met deze conclusie? De suggestie van deze
leden is om wetenschappelijk advies in te winnen over het nut van het kwantificeren
van regeldrukkosten. Versimpelen heeft onze voorkeur, zoals bijvoorbeeld regeldrukkosten
vervangen door het aantal betrokkenen per doelgroep en een versimpelde impact klasse
die een kwalitatief oordeel geeft (bijvoorbeeld laag/middel/hoog) over de impact op
de betrokken doelgroep. Kan de regering meegaan in deze redenering?
De leden van de NSC-fractie constateren dat het huidige voorstel het mandaat uitbreidt
naar EU-wetgeving, maar dat het mandaat wordt beperkt tot het bepalen van de regeldrukkosten.
Deze leden vinden dat onjuist en vragen de regering te overwegen om het mandaat gelijk
te trekken met dat voor andere wetgeving.
De leden van de NSC-fractie willen het zo laagdrempelig mogelijk maken om regeldruk-arme
alternatieven in de besluitvorming te overwegen. Daarom zouden deze leden het beschrijven
en beoordelen van alternatieven toe willen voegen aan het mandaat van de ATR in het
wetsvoorstel. Zou de regering hierin mee willen gaan?
De leden van de NSC-fractie constateren dat tijdens een adviestraject geïnventariseerd
wordt op welke manier de werkbaarheid van de wet in kaart is gebracht, bijvoorbeeld
via de mkb-toets. Kan de regering een lijst opstellen van bestaande instrumenten zoals
de mkb-toets?
3.5 Werkwijze
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van Berenschot uit
2020 waarin de bestaande ATR werd geëvalueerd. Daaruit komt naar voren dat de ATR
destijds grotendeels voldeed aan de prestatieafspraken die zij maakten met het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat Omgekeerd was het niet altijd duidelijk wat er met
de adviezen was gedaan. Vooral de impactvollere adviezen werden soms niet overgenomen.
Berenschot adviseerde om niet-overgenomen adviezen consequent in de memorie van toelichting
op te nemen en van toelichting te voorzien. Wat vindt de regering van deze suggestie?
Kan de regering deze stap toevoegen aan de werkwijze in het wetsvoorstel?
De leden van de NSC-fractie missen een periodieke rapportageverplichting in het wetsvoorstel.
Eens per kwartaal rapporteren over het aantal adviezen, de presentatieafspraken en
de opvolging van adviezen zou een vast onderdeel van de processen moeten zijn. Zowel
de regering als de Tweede Kamer heeft daarmee een extra stok achter de deur om zichzelf
te herinneren aan de benodigde discipline die nodig is om regeldruk te beperken. Is
de regering voornemens een dergelijke suggestie over te nemen?
4. Advies en consultatie
4.1 Consultatiereacties
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de zorgen van de verschillende
organisaties en individuen die de moeite hebben genomen om een reactie te geven op
het wetsvoorstel. VNO-NCW en MKB-Nederland maken zich zorgen over nationale koppen
op EU-wetgeving. Kan de regering dit aandachtspunt meenemen in de nulmeting waar deze
leden in het begin van hun inbreng om vragen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat impliciet wordt gecontroleerd op nationale koppen.
Hoe wordt hieraan invulling gegeven? Hoe zou expliciete controle op nationale koppen
kunnen worden vormgegeven in dit wetsvoorstel, en wat zijn daarvan de voor- en nadelen?
De leden van de SGP-fractie vinden het opvallend dat het Adviescollege niet de taak
krijgt te controleren hoe de mkb-toets is uitgevoerd. Het klopt dat het Ministerie
van Justitie en Veiligheid de wetgevingskwaliteit bewaakt. Dat neemt niet weg dat
de ATR aanvullend goed zou kunnen controleren op hoe de mkb-toets is uitgevoerd. Is
de regering bereid via dit wetsvoorstel daar alsnog de ruimte voor te bieden?
De leden van de SGP-fractie constateren dat ATR pleit voor uitbreiding van haar werkterrein
om ook bij voorgenomen regelgeving te controleren op samenloop van verplichtingen.
Deze leden vinden dat een logische gedachte. Welke mogelijkheden ziet de regering
om hieraan tegemoet te komen?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering inhoudelijk in te gaan op het voorstel
de vrijstelling van het procesrecht te laten vervallen. De regering heeft in eerder
stadium gereageerd dat dit volgens Handboek meting regeldrukkosten geen regeldrukkosten
oplevert, terwijl het ATR aangeeft dat het wel kan leiden tot ervaren regeldruk, wat
een criterium is dit voorstel. Deze leden ontvangen graag een inhoudelijke weging
van het voorstel de vrijstelling van het procesrecht te laten vervallen.
4.2 Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets Adviescollege toetsing regeldruk
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Adviescollege niet mag kijken naar of een
maatregel wel effectief is. Dit ligt in de reden dat de Raad van State al beoordeelt
over de inhoudelijke motivering tussen de in de voorgelegde regeling voorgestelde
maatregel en het beleidsdoel. Deze leden vragen of de regering het eens is dat in
het geval een maatregel als ineffectief wordt beoordeeld, alle regeldruk afkomstig
van deze maatregel overbodig is. Is de regering het ook eens dat het daarom noodzakelijk
is dat het Adviescollege ook naar de effectiviteit van maatregelen kijkt?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het Adviescollege onder punt b heeft aangegeven
niet alleen te willen kijken naar de vraag óf maar ook hóe bijvoorbeeld een mkb-toets
of doenvermogentoets is uitgevoerd, maar dat de regering dit niet nodig acht omdat
het Ministerie van Justitie en Veiligheid dit al zou doen. Deze leden vragen of de
regering dit wil toelichten, en hierin wil meenemen hoe het ministerie dit doet, hoe
het ministerie hierover rapporteert en hoe hier gevolg aan wordt gegeven in de praktijk.
Deze leden zijn van mening dat de mkb-toets vaak nog niet goed genoeg wordt uitgevoerd
en zijn het daarom eens met het Adviescollege dat een extra toets van meerwaarde is.
Deze leden vragen of de regering deze mening deelt.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het Adviescollege onder punt d heeft aangegeven
ook te willen toetsen op complexiteit van regelgeving, maar dat de regering dit niet
wenselijk acht omdat «complexiteit» lastig te operationaliseren zou zijn. Deze leden
constateren ook dat uit onderzoek blijkt dat ondernemers voor een groot deel van alle
verplichtingen – tot zelfs een derde hiervan – externe deskundigheid moeten inhuren
en vragen daarom of de regering het in dit licht niet wenselijk vindt dat het adviescollege
ook op complexiteit kan toetsen. Deze leden doen de suggestie dat het Adviescollege
zelf een werkbare methode ontwikkelt om complexiteit te toetsen en vragen of de regering
dan wel meerwaarde ziet in een toets op complexiteit. Deze leden zouden hierbij graag
zien dat in een toets op complexiteit ook stapeling van regelgeving wordt meegenomen.
Immers, waar een afzonderlijke regel in de praktijk wel werkbaar kan zijn geldt dat
vaak niet als sprake is van een veelheid van afzonderlijke regels. Deze leden vragen
of de regering deze mening deelt en dit ook wil meenemen in de advisering door het
Adviescollege.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 3
De leden van de SGP-fractie vragen bij lid 1c hoe de Minister een beoordeling maakt
vanwege het Nederlandse belang. Waar wordt naar gekeken bij deze beoordeling en welke
criteria worden hierbij gehanteerd?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom ervoor gekozen is lid 3 te beperken tot
initiatiefwetgeving en niet uit te breiden naar advisering over wetgeving op verzoek
van de Tweede Kamer, mocht zij daartoe aanleiding zien.
De leden van de SGP-fractie vragen waarom ervoor is gekozen alleen de Tweede Kamer
de mogelijkheid te bieden advies te vragen over de regeldrukeffecten van initiatiefwetgeving.
De situatie kan zich immers voordoen dat ook de Eerste Kamer behoefte heeft aan (aanvullende)
advisering ten aanzien van initiatiefwetgeving, bijvoorbeeld in het geval een initiatiefwet
door amendering flink is gewijzigd.
De leden van de CDA-fractie lezen in het vijfde lid dat een Minister aan het Adviescollege
een advies kan vragen over de regeldrukeffecten van een ontwerp van een beleidsvisie.
Deze leden vragen of het ook onder de bevoegdheid van de Kamer valt, zoals vermeld
in het vierde lid, om het Adviescollege advies te vragen over een beleidsvisie die
door de Minister naar de Kamer is verstuurd.
Artikel 5, lid 4
De leden van de CDA-fractie lezen dat van substantiële regeldruk sprake is als in
ieder geval substantiële wijzigingen zijn te verwachten in het bedrijfsproces of als
er forse extra regeldrukkosten te verwachten zijn. Deze leden vragen of het begrip
«bedrijfsproces» niet als te krap kan worden uitgelegd omdat het impliceert dat het
over de regeldruk voor bedrijven gaat. Deze leden hebben eerder opgemerkt dat regeldruk
ook voor burgers (zoals vrijwilligers) of organisaties die geen bedrijf zijn ingrijpende
gevolgen kan hebben. Deze leden vragen of de regering bereid is om dit begrip anders
te formuleren, zodat duidelijk is dat er geen doelgroepen worden uitgesloten.
Artikel 6
De leden van de SGP-fractie vragen naar een onderbouwing van het aantal van drie tot
vijf leden voor het Adviescollege. Voor andere adviescolleges wordt soms een bredere
bandbreedte aangehouden in de wet, denk aan de Onderwijsraad en Adviesraad migratie.
Wat zijn hierbij de overwegingen geweest? Is ook overwogen een bredere bandbreedte
op te nemen in de wet met oog op de toekomst?
III. Overig
De leden van de VVD-fractie constateren dat bij nieuwe wetgeving er niet wordt gekeken
naar de impact van al bestaande wetgeving. Zo kan een nieuwe wet bij de toetsing zorgen
voor lage regeldruk, maar in combinatie met bestaande wetgeving, juist voor extreem
veel regeldruk (vooral in de zorg is dat illustrerend). Deze leden vragen waarom er
niet wordt gekeken naar bestaande wetgeving bij toetsing.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie waarom er nu geen opdracht gegeven kan
worden namens de Tweede Kamer aan het Adviescollege om in specifieke gevallen regeldruk
in een bepaalde sector te onderzoeken.
De fungerend voorzitter van de commissie, Stoffer
De adjunct-griffier van de commissie, De Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.L. de Keijzer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.