Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over de rechtspositie van slachtoffers van (relationeel) geweld
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de rechtspositie van slachtoffers van (relationeel) geweld (ingezonden 16 november 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) en van Staatssecretaris Van Ooijen
(Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 19 december 2023). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 563.
Vraag 1
Wat gaat u doen tegen de contraproductieve en soms zelfs ronduit gevaarlijke overheidsbemoeienis
met slachtoffers van Intieme Terreur, waardoor bijvoorbeeld in het kader van herstel
en contact of behoud van het contact tussen ouders en kinderen een omgangsregeling
met de agressor wordt afgedwongen en waardoor slachtoffers worden gedwongen om te
rapporteren over het welzijn van kinderen aan de geweldspleger, zelfs als het gezag
van één van de ouders is beëindigd vanwege een ernstig geweldsincident?1
Antwoord 1
In gezag- en omgangszaken, zoals de vaststelling van een omgangsregeling, vormt het
belang van het kind altijd een eerste overweging. De familierechter kijkt naar alle
signalen rondom het gezin. Ook signalen van onveiligheid worden hierin meegenomen.
Rechters kunnen bij gezag- en omgangszaken ook op verschillende manieren bijdragen
aan het borgen van de veiligheid van slachtoffers van intieme terreur, zoals bijvoorbeeld
het stellen van bindende voorwaarden aan de contactmomenten tussen de ex-partners
of zelfs de omgang opschorten als de veiligheid van een van de ex-partners of het
kind daarom vraagt.
Zoals wij in een recente voortgangsbrief over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
aan uw Kamer hebben laten weten, hebben wij signalen ontvangen dat verschillende vormen
van (ex-)partnergeweld, zoals bijvoorbeeld dwingende controle of intieme terreur,
niet altijd als zodanig worden herkend binnen het familierecht.2 De Minister voor Rechtsbescherming heeft de Raad voor de Strafrechtstoepassing en
Jeugdbescherming (RSJ) gevraagd om te onderzoeken of de veiligheidsrisico’s in gezag-
en omgangszaken voldoende onder de aandacht zijn en om daarover te adviseren. In dit
onderzoek zal ook de situatie die u schetst meegenomen worden. Op basis van het advies
zal worden bezien of en zo ja op welke wijze, de aandacht op veiligheidsrisico’s bij
ouders en kinderen in gezag- en omgangszaken verder versterkt kan worden. Dit advies
van de RSJ wordt in de tweede helft van 2024 verwacht.
Vraag 2
Kunt u aangeven waarom in Nederland het recht van plegers op familieleven voorrang
heeft op de rechten van slachtoffers en hun kinderen op leven en veiligheid, in het
licht van het in 2015 geratificeerde Verdrag van Istanbul en artikel 8 van het Europees
Verdrag voor Rechten van de Mens?
Antwoord 2
Volgens de internationale en Europese verdragen heeft het kind recht op contact met
beide ouders3 en hebben de ouders en het kind allen recht op veiligheid én op familie- en gezinsleven.4 Tussen al deze verschillende rechten van zowel beide ouders als het kind kan spanning
ontstaan, waarbij het ene recht niet in algemene zin altijd voorrang heeft op het
andere. Dat hangt af van de feiten en omstandigheden in een specifiek geval. In een
individuele casus zal worden bekeken of het recht op veiligheid voldoende kan worden
gewaarborgd terwijl tegelijkertijd zo goed mogelijk invulling wordt gegeven aan het
recht op contact met beide ouders. Per casus worden door de familierechter de verschillende
belangen en signalen, wanneer deze uit het dossier blijken, afgewogen om tot een beslissing
op maat te komen waarbij de individuele belangen van het kind altijd leidend zijn.
Dit betekent dat de rechter eventuele veiligheidsrisico’s moet beoordelen en moet
afwegen tegen de andere rechten en belangen van zowel het kind als beide ouders. Ook
de knelpunten rond deze ingewikkelde belangenafweging zal de RSJ meenemen in haar
advies.
Vraag 3
Wat is er nodig om hetzelfde gevoel van urgentie te creëren voor de aanpak van relationeel
geweld als bijvoorbeeld bij de aanpak van geweld onder drugscriminelen, aangezien
1 op de 8,5 vrouwen omkomt door geweld van een (ex)partner en 4 op de 5 vrouwen die
omkomen door geweld slachtoffer zijn van een (ex)partner of familielid?
Antwoord 3
Op 27 september jl. heeft de Minister voor Rechtsbescherming uitgebreid met uw Kamer
gesproken over de aanpak van femicide. De urgentie van de aanpak van (ex-)partnergeweld,
kindermishandeling en andere vormen van huiselijk geweld voelen wij en kan moeilijk
overschat worden. Uit prevalentieonderzoek en CBS-cijfers over moord en doodslag blijkt
dat dit in Nederland een omvangrijk veiligheidsprobleem is. De gevolgen kunnen ingrijpend
zijn, voor zowel volwassenen als kinderen, en kunnen doorwerken in volgende generaties.
Kinderen die opgroeien in een gevaarlijke privéomgeving en op jonge leeftijd al structureel
slachtoffer worden van verwaarlozing, mishandeling, bedreiging of misbruik, krijgen
later vaker te maken met armoede- of schuldenproblematiek, verslaving en/of criminaliteit.
Een goede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is dus niet alleen essentieel
voor de veiligheid van de betrokkenen, maar ook voor het voorkomen van andere urgente
persoonlijke en maatschappelijke problemen.
Daarom investeren wij in maatschappelijk bewustzijn, in kennis en in de samenwerking
tussen Veilig Thuis, politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming,
reclassering, gecertificeerde instellingen en vrouwenopvang. Voor een goede aanpak
is het bovendien nodig dat wachttijden en lange doorlooptijden bij de verschillende
organisaties worden aangepakt. Ook moeten signalen die duiden op structurele onveiligheid
en die dodelijk geweld kunnen voorspellen zo vroeg mogelijk worden herkend, zodat
de juiste interventies kunnen worden ingezet. Daarom werken we aan verbetering van
veiligheids- en risicotaxatie, deskundigheidsbevordering en grondslagen voor informatie-uitwisseling.
Uw Kamer wordt in het voorjaar van 2024 nader geïnformeerd over het plan van aanpak
om femicide (of fatale vormen van huiselijk geweld, schadelijke praktijken en kindermishandeling)
te voorkomen en te bestrijden.
Vraag 4
Kunt u inzicht geven in het aantal gevallen van een bijna dodelijk relationeel incident?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Er wordt door organisaties zoals Veilig Thuis, de politie en het Openbaar Ministerie
niet specifiek geregistreerd op «bijna dodelijk relationeel of huiselijk geweld».
Wel is het aantal gevallen waarin een verdenking bestond van een poging tot moord of doodslag in combinatie met een verdenking van een situatie van huiselijk
geweld of kindermishandeling uit de registratie van het Openbaar Ministerie af te
leiden. Let wel: bij een (verdenking van) poging tot moord of doodslag in juridische
zin is niet per se sprake van bijna dodelijk geweld. De instroom van deze zaken bij
het Openbaar Ministerie is in de afgelopen vijf jaar gestegen, zie eerste kolom.
In de tweede kolom staat voor de volledigheid de instroom bij het Openbaar Ministerie
vermeld van het aantal verdenkingen van moord en doodslag in combinatie met een verdenking
van een situatie van huiselijk geweld of kindermishandeling.
Instroom bij Openbaar Ministerie 2018–2022
Jaar
Aantal verdenkingen van poging tot moord of doodslag (huiselijk geweld en kindermishandeling)
Aantal verdenkingen van moord of doodslag (huiselijk geweld en kindermishandeling)
2018
135
18
2019
151
33
2020
153
36
2021
172
54
2022
228
40
De achtergrond van deze stijging in de instroom van het Openbaar Ministerie hebben
wij nu niet kunnen onderzoeken. Wel tonen deze cijfers een stijging aan van het aantal
verdenkingen van escalerend geweld in de huiselijke kring waarvoor het strafrecht
in de afgelopen vijf jaar is ingeschakeld. Dit onderstreept het belang van het vroegtijdig
beëindigen van huiselijk geweld en kindermishandeling om verdere escalatie te voorkomen.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3 werken wij hier momenteel aan. Ook heeft de
Minister voor Rechtsbescherming het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
(WODC) gevraagd om te verkennen of en hoe dergelijke zaken in Nederland op structurele
wijze wetenschappelijk geanalyseerd kunnen worden, zodat deze cijfers in de toekomst
goed geduid kunnen worden en de aanpak verder kan worden verbeterd.
Vraag 5
Waarom krijgen vrouwen die relationeel bedreigd worden niet dezelfde beschermings-
en beveiligingsmaatregelen als slachtoffers van bedreiging in bijvoorbeeld het criminele
circuit?
Antwoord 5
Elk slachtoffer heeft recht op bescherming. Hiervoor kunnen beschermingsmaatregelen
worden ingezet, ongeacht het delict, zo passend mogelijk. Ook in de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling zet de politie de veiligheid voorop. Zodra een vermoeden
van onveiligheid ontstaat, werkt de politie samen met partners in het strafrecht en
de zorg. Zij brengen informatie bij elkaar, zorgen voor een veiligheidsbeoordeling
en zetten maatregelen in die bijdragen aan de veiligheid. Dat kunnen veiligheidsafspraken
zijn of inzet van hulpverlening. Ook kunnen fysieke beschermingsmaatregelen aan de
orde zijn, zoals aanhouding van de verdachte, een tijdelijk huisverbod, een contact-
of locatieverbod voor de verdachte, beveiliging van personen of objecten, een AWARE-aansluiting
of een veilig opvangadres waar slachtoffers hulp ontvangen. Met de individuele beoordeling
beoordeelt de politie structureel en op gestandaardiseerde wijze of er al dan niet
sprake is van kwetsbaarheid van het slachtoffer en bepaalt, in afstemming met het
slachtoffer, welke individuele beschermingsmaatregelen nodig zijn. Daarnaast kan de
politie in de procedure rond de aangifte een aantal beschermende maatregelen inzetten.
Zo kunnen in de verhoorfase persoonsgegevens worden afgeschermd, bijvoorbeeld door
het kiezen van een domicilie-adres, het geven van een verklaring onder nummer, een
aangifte door een werkgever of een afgeschermde aangifte, het audio/visueel horen
van het slachtoffer of verhoren in een daarvoor passende ruimte.
Vraag 6
Ziet u mogelijkheden om de aanpak van femicide te versterken door bijvoorbeeld een
betere inzet van beschermings- en beveiligingsmaatregelen voor vrouwen en kinderen
en/of het verzwaren van de strafmaat bij huiselijk geweld en specifiek het strafbaar
stellen van bijvoorbeeld Intieme Terreur, waaronder ook psychisch geweld?
Antwoord 6
Ja er zijn mogelijkheden om de aanpak van femicide te versterken. In eerdergenoemde
voortgangsbrief van 22 september 2023 over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de noodzakelijke verbeteringen in de aanpak
van femicide. In het commissiedebat over femicide van 27 september 2023 heeft de Minister
voor Rechtsbescherming toegezegd in het voorjaar van 2024 met een plan van aanpak
femicide te komen.
Momenteel bekijkt de Minister voor Rechtsbescherming samen met de betrokken organisaties
hoe de inzet van het tijdelijk huisverbod kan worden verbeterd. Daarnaast worden in
het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming onder meer de mogelijkheden
verkend om ook in civiel- en bestuursrechtelijk kader hulpverlening en beschermingsmaatregelen
voor volwassenen (naast kinderbeschermingsmaatregelen) in te zetten. Ook worden afspraken
gemaakt over de verbetering van de informatievoorziening aan de politie in gevallen
waarin beschermingsbevelen daadwerkelijk zijn opgelegd, zodat de politie deze beter
kan handhaven. De Staatssecretaris van VWS werkt aan de landelijke implementatie van
een zorg- en beschermingsarrangement voor slachtoffers van intieme terreur en aan
een landelijk kader stalking, waarin afspraken worden gemaakt over de inzet van de
juiste interventies, zorg- en hulpverlening. Ook verwijzen wij u naar de antwoorden
op vraag 1 en 2 met betrekking tot het oog hebben voor veiligheidsrisico’s in gezag-
en omgangszaken.
Gezien de mogelijkheden die het strafrecht biedt, acht het kabinet een verhoging van
de strafmaat bij huiselijk geweld of femicide niet nodig. Femicide, in de zin van
moord of doodslag van een vrouw met seksistisch motief, valt onder de reikwijdte van
de bestaande strafbaarstellingen van doodslag (287 Sr) en moord (289 Sr). Het Openbaar
Ministerie en de strafrechter kunnen een eventueel seksistisch oogmerk op dit moment
al als strafverzwarende omstandigheid meewegen in respectievelijk strafeis- en oplegging.
Met de wetswijziging verhoging wettelijk strafmaximum doodslag is de maximumstraf
van doodslag bovendien substantieel verhoogd van 15 naar 25 jaar gevangenisstraf.
Daarmee is het verschil met de maximumstraf voor moord (30 jaar gevangenisstraf) verkleind.
Ook wordt strafverhoging opgelegd in geval van mishandeling als het slachtoffer een
partner of kind is (304 Sr) of in geval van een zedendelict als het slachtoffer zich
in een kwetsbare of afhankelijke positie bevindt (248 Sr).
Ten slotte zet het kabinet niet in op specifieke strafbaarstelling van psychisch geweld
(waaronder dwingende controle of intieme terreur): het Wetboek van Strafrecht biedt
al goede mogelijkheden voor een strafrechtelijke aanpak. Het kabinet zet in plaats
van een specifieke strafbaarstelling in op de verbetering van de uitvoeringspraktijk,
zoals in de brieven van 14 december 2022, 20 maart 2023 en 22 september 2023 is toegelicht.5
Vraag 7
Bent u bekend met gespecialiseerde centra tegen complex huiselijk geweld en kindermishandeling?
Zo ja, bent u bereid om deze een rol te geven bij het formuleren van een passende
aanpak?
Antwoord 7
Ja, wij zijn bekend met gespecialiseerde centra tegen complex huiselijk geweld. Deze
centra hebben over het algemeen een regionale of soms zelfs landelijke rol. Tot op
heden zijn deze centra ook betrokken geweest bij het formuleren van een passende aanpak.
Zo is er in het kader van intieme terreur met meerdere van deze centra gekeken naar
een screeningsinstrument en beschermingsarrangement.
Met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid
voor ook de complexe casuïstiek van huiselijk geweld en kindermishandeling belegd
bij gemeenten. De rijksoverheid betrekt onder andere deze gespecialiseerde centra
bij kennisontwikkeling en kennisdeling. De verantwoordelijkheid voor de lokale dan
wel regionale invulling van de aanpak ligt bij gemeenten. De expertise, inzet en aanpak
van de gespecialiseerde centra zijn een cruciale aanvulling maar niet direct te vertalen
naar een landelijke inzet en aanpak, mede omdat de werkwijze in de regio’s van elkaar
verschilt.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de huidige verkokering in het beleid tussen zorg en justitie
ervoor zorgt dat we veel minder effectief zijn in het beschermen van slachtoffers,
omdat alleen het strafrecht niet toereikend genoeg is? Zo ja, hoe kijkt u aan tegen
een meer effectieve en innovatieve aanpak om plegers van intieme terreur aan te kunnen
pakken, ook zonder dat er bloed aan de muur zit?
Antwoord 8
Nee, die mening delen wij niet. Zowel in de beleidsvorming als in de uitvoering wordt
in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling intensief samengewerkt tussen
zorg, politie en justitie. We blijven ons inzetten om deze samenwerking verder te
verbeteren. Ook in het aankomende plan van aanpak ter voorkoming en bestrijding van
femicide, met daarin onder meer aandacht voor intieme terreur, zal deze samenwerking
een belangrijk element zijn. Hierbij zijn wij, de Staatssecretaris van VWS (coördinerend
bewindspersoon) en de Minister voor Rechtsbescherming, de primair verantwoordelijke
bewindspersonen en wordt nauw samengewerkt met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (OCW).
Vraag 9
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen naar de rechtspositie van slachtoffers
van relationeel geweld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Slachtoffers hebben in het strafproces verschillende rechten, waaronder het recht
op bescherming, het recht op bijstand en het recht om een schadevergoeding te vragen.
Daarnaast hebben slachtoffers van bepaalde (ernstige) delicten spreekrecht tijdens
de zitting waar de strafzaak inhoudelijk behandeld wordt. Deze slachtofferrechten
gelden uiteraard ook voor slachtoffers van huiselijk geweld. We zien in het huidige
stelsel geen aanleiding voor het doen van onderzoek naar de rechtspositie van slachtoffers
van huiselijk geweld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.