Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het Witboek zwembaden voor gemeenten van de FNV
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het Witboek zwembaden voor gemeenten van de FNV (ingezonden 9 oktober 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 19 december 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 330.
Vraag 1
Wat is uw reactie op hetWitboek zwembaden voor gemeenten van de FNV?1
Antwoord 1
Met het Witboek zwembaden voor gemeenten heeft de FNV op verhelderende en passende
wijze de problematiek van de branche in beeld gebracht. Daarnaast worden bovendien
oplossingen aangereikt aan gemeenten.
VWS draagt actief bij aan enkele van de gesuggereerde handelingsperspectieven voor
gemeenten. Zo is het mogelijk om via lokale sportakkoorden uitvoering te geven aan
aanbeveling 9 («kies voor verbinding») of via regelingen de verduurzaming van de accommodatie
te ondersteunen (aanbeveling 6: «kies voor besparing op energiekosten»). Ook aanbeveling
7 («kies voor extra inkomsten voor zwembaden») gaat in op de mogelijkheden om de middelen
van sport- en beweegstimulering bij het zwembad te laten landen.
Natuurlijk is het witboek in eerste instantie gericht aan gemeenten, maar het is goed
als de aard van de problematiek breed bekend is. Waar mogelijk brengen we als VWS
daarom het witboek graag onder de aandacht bij alle betrokken actoren.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat het onlogisch en onwenselijk is om werknemers van zwembaden
die vergelijkbaar werk doen onder drie verschillende cao’s te laten vallen?
Antwoord 2
Ik kan mij voorstellen dat het voor werkgevers en werknemers in de zwembadbranche
een onduidelijke situatie is. Tegelijkertijd is een collectieve arbeidsovereenkomst
iets wat bij uitstek geregeld wordt tussen werkgevers en werknemers, dus daar heb
ik geen zeggenschap over. Wel ondersteun ik de wens van de deelnemers aan de zogeheten
Human Capital Agenda Sport-tafel om een CAO-vergelijking uit te laten voeren om zo
de verschillen inzichtelijk te maken. Deelnemers aan deze Sport-tafel zijn onder andere
werkgevers, werknemers, opleiders en beleidsmakers in de sport. Medewerkers van zwembaden
vallen hier ook onder.
Vraag 3
Deelt u de analyse dat de slechte arbeidsvoorwaarden, met een gemiddelde 2.500 euro
bruto voor een voltijdsbaan, waarbij er ook nog zeer weinig voltijdsbanen zijn, het
mooie vak van zwemleraar minder aantrekkelijk maakt? Zo ja, erkent u dat dit bijdraagt
aan het tekort aan zwemleraren?
Antwoord 3
In mijn gesprekken met de zwembadbranche hoor ik dat de arbeidsvoorwaarden voor een
deel van de instructeurs een reden is om ander werk te zoeken. Tegelijk hoor ik ook
dat andere arbeidsvoorwaarden zoals goede begeleiding, de omvang van de groepen en
doorgroeimogelijkheden zorgen voor uitstroom. En een te grote uitstroom is ontegenzeggelijk
onderdeel van het tekort aan zwemleraren.
Vraag 4
Zou het meer aanbieden van schoolzwemmen het beroep van zwemleraar niet aantrekkelijker
kunnen maken, omdat er zo mogelijk grotere contracten mogelijk zijn?
Antwoord 4
Als het aanbieden van schoolzwemmen op passende wijze geprogrammeerd kan worden, dan
vergroot dit de kansen om zwemleraren grotere contracten te bieden.
Vraag 5
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Van Nispen c.s. waarin u werd opgeroepen
om «knelpunten waar scholen en gemeenten tegen aanlopen rondom schoolzwemmen in kaart
te brengen en met voorstellen te komen om deze zo veel mogelijk weg te nemen»?2
Antwoord 5
Op dit moment geef ik op twee wijzen opvolging aan deze motie. Ten eerste voeren we
samen met de Vereniging Sport en Gemeenten een pilot uit waarin zwemmen tijdens of
direct na school op een aantal scholen in verschillende gemeenten gevolgd wordt. Daarnaast
voert SEO Economisch Onderzoek een onderzoek uit naar de financiële consequenties
van de (her)invoering van schoolzwemmen.
Zoals eerder toegezegd, informeer ik u voorafgaand aan het WGO Sport 2024 over de
(voorlopige) uitkomsten van beide onderzoeken.
Vraag 6
Welke stappen gaat u zetten om de zwembaden collectief te verduurzamen, in lijn met
de motie Leijten/Van Nispen, waarin u werd verzocht «om met een plan te komen om de
verduurzaming van sportaccommodaties collectief te organiseren»?3
Antwoord 6
In mijn brief over de verduurzaming van sportaccommodaties beschrijf ik dat ik samen
met de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) een plan van aanpak opstel om in zoveel
mogelijk van de 27 VSG-regio’s een gemeentelijke coördinatiegroep voor de verduurzaming
van sportvastgoed op te laten zetten. Zwembaden vallen hier uitdrukkelijk ook onder.
Het doel van een gemeentelijke coördinatiegroep is om de regionale verduurzamingsopgave
in de sport (zowel voor gemeentelijke als voor private verenigingsaccommodaties) in
kaart te brengen, vast te stellen wie en welke gebouwen in deze aanpak mee willen
en kunnen lopen, en hier een regionaal verduurzamingsplan voor op te stellen.
Het verduurzamingsplan bevat in ieder geval een duidelijke planning, inclusief financieringsroutes,
om al het opgenomen vastgoed binnen een aantal jaar volledig verduurzaamd te hebben.
Per accommodatie kan de regio in kaart brengen welke kansen er zijn om de omgeving
mee te laten profiteren van de verduurzaming van de sport of andersom. Zo kan een
wijk mede verwarmd worden door de restwarmte van een ijsbaan of zwembad, of kan een
sportvereniging worden ondersteund door een energiecoöperatie in de buurt.
Vraag 7
Welke stappen worden er gezet om te komen tot één nationaal zwemdiploma, in navolging
van de motie Van Nispen/Heerema, die u opriep «in gesprek te gaan met de zwembranche
over de mogelijkheden te komen tot één nationaal zwemdiploma met standaarden voor
kwaliteit, veiligheid en toezicht, en de Kamer hierover te informeren»?4
Antwoord 7
Op dit moment is de Nationale Raad Zwemveiligheid bezig zich te bezinnen op een nieuwe
bestuurlijke inrichting die bij moet dragen aan een onafhankelijk en duurzaam toetsingsorgaan
van zwemlesaanbieders. Die ontwikkeling juich ik van harte toe, mede omdat dit zou
kunnen bijdragen aan een nationale standaard voor kwaliteit, veiligheid en toezicht
op zwemles en zwemdiploma’s.
Vraag 8
Bent u bereid om in gesprek te gaan met gemeenten, exploitanten en vakbonden over
hoe het vak van zwemleraar aantrekkelijker kan worden gemaakt, door bijvoorbeeld betere
arbeidsvoorwaarden en één cao voor de zwembaden?
Antwoord 8
Dergelijke gesprekken met alle genoemde partijen voer ik al op zeer regelmatige basis.
Daarin worden waardevolle ideeën en uitwerkingen uitgewisseld voor een verbetering
van de arbeidsmarkt voor zwemleraren. Dit zal ik dan ook zeker voortzetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.