Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de Najaarsnota 2023 (Kamerstuk 36470-1)
36 470 Najaarsnota 2023
Nr. 16 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 22 december 2023
De vaste commissie voor fin heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van
Financiën over de brief van 24 november 2023 inzake de Najaarsnota 2023 (Kamerstuk
36 470, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 15 december 2023. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Schukkink
Antwoorden Feitelijke Kamervragen Najaarsnota 2023
Vraag 1
Kunt u per begroting aangeven hoe groot de eindejaarsmarge is, of de volledige eindejaarsmarge
wordt ingevuld en hoe groot eindejaarsmarge maximaal mag zijn (bijvoorbeeld 1%)?
Antwoord op vraag 1
Op dit moment is de omvang en invulling van de eindejaarsmarge nog niet bekend. De
definitieve hoogte van de eindejaarsmarge wordt bepaald bij de Slotwet als alle realisatiecijfers
van departementen geboekt zijn. Vervolgens wordt bij de Voorjaarsnota 2024 besloten
welk deel van de eindejaarsmarge wordt toegevoegd aan de begrotingen. Voor de berekening
van de eindejaarsmarge geldt een maximum van 1% van het begrotingstotaal. Begrotingsfondsen
hebben een eindejaarsmarge van 100%.
Vraag 2
Wat zijn de rentelasten? Hoe zijn die veranderd ten opzichte van de stand bij de Miljoenennota?
Antwoord op vraag 2
In de plafondtoets van het deelplafond Rijksbegroting is de mutatie op de rentelasten
te zien ten opzichte van de stand bij de Miljoenennota. Hieruit blijkt dat er voor
2023 een meevaller op de rentelasten is van 265 miljoen euro. De stand van de totale
rentelasten in 2023 komt nu op 6,1 miljard euro. Dit is onder andere het gevolg van
een wijziging van het financieringsplan 2023. Het financieringsplan geeft een beschrijving
van de geschatte omvang en de totstandkoming van de financieringsbehoefte van de Nederlandse
Staat en een overzicht van de manier waarop deze ingevuld dient te worden. Doordat
er minder schuld uitgegeven wordt, nemen de verwachte rentelasten af.
Vraag 3
Voor welke reeksen op de Aanvullende post wordt verwacht dat de plannen voldoende
zijn uitgewerkt zodat overheveling naar departementale begroting kan plaatsvinden?
Voor welke reeksen niet en voor welk bedrag is dat dan?
Antwoord op vraag 3
Op de Aanvullende Post staan middelen gereserveerd voor maatregelen die nadere uitwerking
vergen. Voor het overhevelen van de middelen naar de departementale begroting dient
het betreffende departement een bestedingsvoorstel op te stellen waaruit blijkt op
welke manier de middelen doelmatig en doeltreffend besteed gaan worden. Het voorjaar
is het eerst volgende moment waarbij de middelen opgevraagd kunnen worden. Vanwege
de demissionair status is het kabinet terughoudend met het aanwenden van nog niet
benutte coalitieakkoordmiddelen die nog gereserveerd staan op de Aanvullende Post.
Per reservering wordt bezien of het gelet op de demissionaire status passend is om
middelen aan te wenden. Deze overheveling wordt ook per begrotingset aan uw Kamer
voorgelegd.
Vraag 4
Waarom worden bij de Najaarsnota verschillen toegelicht t.o.v. de stand Miljoenennota
2024 en niet (ook) Miljoenennota 2023, wat immers voor het parlement in het kader
van het budgetrecht de logische referentiesituatie is?
Antwoord op vraag 4
Bij de budgettaire nota’s wordt het parlement geïnformeerd over de wijzigingen en
budgettaire besluitvorming van het Kabinet ten opzichte van de vorige budgettaire
nota. De Kamer heeft traditioneel voor de begrotingsuitvoering van het lopende jaar
op twee momenten de mogelijkheid haar budgetrecht uit te oefenen via de suppletoire
begrotingen. Daar is dit jaar voor het eerst een derde moment aan toegevoegd via de
incidentele suppletoire begrotingen (ISB’s) bij Miljoenennota. De ISB’s van Prinsjesdag
zijn door beide Kamers geautoriseerd. Bij de Najaarsnota heeft de Kamer de mogelijkheid
om de mutaties ten opzichte van de Miljoenennota 2024 en de ISB’s van Prinsjesdag
te accorderen. Daarom worden de verschillen bij de Najaarsnota 2023 toegelicht ten
opzichte van de Miljoenennota 2024. Bij het Financieel jaarverslag 2023 wordt de ontwikkeling
van de begrotingsstanden van Miljoenennota 2023 tot Slotwet weergegeven.
Vraag 5
Waarom bevat de Najaarsnota geen duiding van de oorzaken van de grootste afwijkingen
ten opzichte van de begroting, zoals onderuitputting of mee- of tegenvallende belastingopbrengsten?
Antwoord op vraag 5
De Najaarsnota geeft de laatste stand van zaken van de uitgaven en inkomsten voor
het begrotingsjaar 2023. In de paragrafen en bijlagen wordt toelichting en duiding
gegeven op de onderdelen. Paragraaf 2 geeft een overzicht van de ontwikkeling van
de uitgaven, inclusief duiding op de deelplafonds. In paragraaf 2.2 wordt de onderuitputting
per begroting toegelicht. De verticale toelichting in bijlage 1 toont voor ieder begrotingshoofdstuk
de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de Miljoenennota 2024,
waarbij onderscheid wordt gemaakt in mee- en tegenvallers. In de tweede suppletoire
begrotingen van de departementen wordt ook nadere toelichting gegeven op de wijzigingen
die zich hebben voorgedaan; deze liggen ter goedkeuring voor.
In paragraaf 3 worden de verschillende componenten van het inkomstenbeeld gepresenteerd
en toegelicht, met ook hierbij de bijstellingen sinds de Miljoenennota 2024. Tevens
zijn in bijlage 4 de volledige belasting- en premieontvangsten opgenomen.
Vraag 6
Kunt u aangeven op welke begrotingsposten zich nu al twee jaar of meer een significante
onderuitputting voordoet?
Antwoord op vraag 6
De onderuitputting op de departementale begrotingen heeft verschillende oorzaken,
waaronder krapte op de arbeidsmarkt of vertraging bij de uitvoering van projecten.
In het voorjaar wordt kritisch gekeken of sprake is van incidentele of structurele
onderuitputting. Dat is het moment waarop wordt geanalyseerd of over meerdere jaren
significante onderuitputting zich voordoet. Indien sprake is van structurele onderuitputting
zullen ramingen worden bijgesteld. In het Jaarverslag over begrotingsjaar 2023 zal
specifiek worden ingegaan op de onderuitputting in 2023 en in hoeverre de onderuitputting
veroorzaakt wordt door de situatie op de arbeidsmarkt.
Vraag 7
Hoe verklaart u de forse meevallers bij de reguliere opvangkosten door het Centraal
Orgaan opvang asielzoekers (COA) (207 miljoen euro), de behandeling van asielaanvragen
door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) (26,8 miljoen euro) en de begeleiding
van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s) door Nidos (23,4 miljoen euro),
in het licht van de toenemende asielinstroom? Betekent het afromen van middelen ook
een lagere capaciteit voor COA en IND? Hoe verhouden de thans beschikbare middelen
zich tot de structurele capaciteit die voor de langere termijn beschikbaar moet zijn
om pieken op te kunnen vangen?
Antwoord op vraag 7
Uit de Meerjaren Productie Prognose (MPP) 2023-II van dit najaar volgt een lagere
verwachte totale asielinstroom dan in de MPP 2023-I van dit voorjaar (zie ook het
antwoord op vraag 156). Op basis van de MPP 2023-I zijn bij Voorjaarsnota 2023 extra
middelen beschikbaar gesteld voor de periode 2023 tot en met 2026. De lagere instroom
leidt nu voor 2023 tot enkele meevallers. Bij COA is er een meevaller in verband met
de lagere gemiddelde bezetting, maar er is ook een tegenvaller van 218 miljoen euro
op de meerkosten voor (crisis)noodopvang. Bij IND is er een meevaller op het versnellingstraject
en bij NIDOS is er een meevaller omdat er te weinig geschikte opvanglocaties voor
alleenstaande minderjarige vluchtelingen (AMV) worden gerealiseerd. Begin 2024 verschijnt
er weer een nieuwe MPP, op basis waarvan het kabinet bij Voorjaarsnota 2024 tot budgettaire
aanpassingen kan komen. De afspraak die bij Voorjaarsnota 2023 is gemaakt over een
duurzame capaciteit van 41.000 opvangplekken bij het COA zorgt ervoor dat het aantal
structurele opvangplaatsen kan worden uitgebreid.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe veel de fors hoger uitvallende kosten voor noodopvang van asielzoekers
(218 miljoen euro) in totaal bedragen in 2023 en hoe dit bedrag zich verhoudt tot
de raming bij Miljoenennota 2023?
Antwoord op vraag 8
Bij Voorjaarsnota 2023 is 700 miljoen euro beschikbaar gesteld voor (crisis)noodopvang
in 2023. De tegenvaller van 218 miljoen euro maakt het verwachte totaal voor (crisis)noodopvang
918 miljoen euro.
Vraag 9
Wat is de oorzaak van het feit dat binnen het budget voor maatschappelijke diensttijd
2023 69,8 miljoen euro niet is besteed? Kunt u inzicht geven in de benutting van de
beschikbare middelen over de afgelopen jaren?
Antwoord op vraag 9
De definitieve besteding van de middelen in 2023 is nog niet bekend en volgt bij Slotwet.
Het beeld tot nu toe is dat binnen het budget van de maatschappelijke diensttijd er
in 2023 69,8 miljoen euro niet besteed wordt. Dit komt onder andere doordat niet alle
middelen voor de hoofdsubsidie zijn ingezet (ook in eerdere jaren), door een meevaller
op het flankerend beleid en een vertraging in het uitbetaalritme van eerdere subsidietranches.
Deze onderuitputting is bij NJN afgeboekt van de OCW-begroting.
In de periode 2018–2021 stond het budget voor de maatschappelijke diensttijd (MDT)
op de VWS-begroting. In deze periode was in totaal 250 miljoen euro beschikbaar voor
de MDT. Voor een toelichting over de besteding van die middelen verwijs ik u graag
naar het antwoord op vraag 162 uit eerdere beantwoording van Kamervragen over de OCW-begroting
2023.1
In het coalitieakkoord is het jaarlijkse budget voor MDT vanaf 2022 verdubbeld van
100 naar 200 miljoen euro. Deze 200 miljoen euro is overgeheveld van de begroting
van VWS naar OCW. Van deze 200 miljoen euro in 2022 is 78 miljoen euro besteed aan
MDT-subsidies en 5 miljoen euro aan uitvoeringskosten en flankerend beleid. 117 miljoen euro
is niet uitgegeven. Een deel van de subsidietranche 2022 wordt, vanwege het meerjarige
karakter van de subsidie, uitgegeven in 2023 en 2024.
Vraag 10
Worden de middelen uit de heffing voor glastuinders vanwege het overschrijden van
het CO2-emissieplafond in 2021, van in totaal 3 miljoen euro, in 2023 ook weer ingezet voor
stimulering van verduurzaming van de sector?
Antwoord op vraag 10
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in de Tweede Kamerbrief
van 17 november 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 32 813, nr. 1315) aangegeven dat de totale heffing voor het overschrijden van CO2-emissieplafond in 2021 6,3 miljoen euro bedraagt.
Verder gaf hij aan dat bedrag in overleg met Glastuinbouw Nederland zal worden gebruikt
voor het stimuleren van de energietransitie in de glastuinbouwsector.
Vraag 11
Hoe verhouden het incidentele bedrag van 103 miljoen euro, dat gemeenten momenteel
ontvangen in verband met de transitiekosten voor de invoering van de Omgevingswet,
en het moment van uitkeren zich tot de bestuurlijke afspraken met gemeenten en provincies
over de invoering van de Omgevingswet?
Antwoord op vraag 11
De bestuurlijke partners hebben in juli 2023 een meerjarig principeakkoord over de
dekking van de beheerkosten van het Digitiaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) bereikt,
waarmee meerjarig financiële stabiliteit is gecreëerd. Daarmee hebben de partijen
in overleg met de Minister van financiën ook afgesproken om de middelen die in 2023
op de Aanvullende Post staan gereserveerd voor de invoering van de Omgevingswet, voor
de decembercirculaire uit te keren aan de decentrale overheden. De kosten die het
Rijk en decentrale overheden aan de invoering van de omgevingswet maken zullen worden
gemonitord en geëvalueerd. Conform het Hoofdlijnenakkoord financiële afspraken Stelselwijziging
Omgevingswet komen de transitiekosten voor rekening van de bevoegde gezagen.
Vraag 12
Kunt u een nadere toelichting geven op de verhoging van de verplichting op artikel 37
(begroting Justitie & Veiligheid) met 1,2 miljard euro? Tot welke (wijziging van)
kasuitgaven leidt dit in 2023 en 2024? Gaat het hierbij om reeds voorziene uitgaven
of om extra uitgaven? Kunt u aangeven hoe hoog de totale instroom van asielzoekers
in 2023 naar verwachting zal zijn en hoe hoog de kosten voor reguliere en noodopvang
naar verwachting in 2023 uitvallen?
Antwoord op vraag 12
De verhoging van het verplichtingenbudget hangt samen met de opvang van Oekraïense
ontheemden. Het verplichtingenbudget is opgehoogd met ongeveer 1,2 miljard euro op
basis van de aangevraagde voorschotten door gemeenten voor opvang en transitiekosten
in 2023 en op basis van de afrekening van de opvang en transitiekosten over 2022.
Op basis van de realisatiecijfers bleek dat het verplichtingenbudget te laag was geraamd
bij de eerste suppletoire begroting Justitie en Veiligheid 2023. Het gaat daarbij
om voorziene uitgaven waarvan enkel onzeker was of de gemeenten de uitgaven in 2023
zouden aanvragen als voorschot of in 2024 bij de afrekening (gemeenten mogen zelf
bepalen of ze wel of niet een voorschot aanvragen). Omdat er meer voorschotten zijn
aangevraagd in 2023 dan verwacht, zal de afrekening voor die plekken in 2024 lager
worden.
Het kabinet brengt met de Meerjaren Productie Prognose (MPP) in beeld met welke scenario’s
van reguliere asielinstroom rekening gehouden moet worden. Dit najaar zijn de cijfers
van de MPP 2023-II gepubliceerd waarin wordt verwacht dat de totale asielinstroom
over 2023 op een bandbreedte zit tussen de 44.600 en 68.300, met een medio scenario
van 59.600. De geraamde asielinstroom van MPP 2023-II is lager dan bij Voorjaarsnota
de verwachting was. Het verwachte benodigde aantal reguliere asielopvangplekken in
2023 wordt daarom neerwaarts bijgesteld, wat resulteert in een meevaller van ongeveer
207 miljoen euro. Maar er is ook een tegenvaller van ongeveer 218 miljoen euro op
de (crisis)noodopvang, omdat er te weinig reguliere capaciteit gerealiseerd is waardoor
meer gebruik van (crisis)noodopvang nodig is. De totale kosten voor COA voor 2023
bedragen ongeveer 2,5 miljard euro.
Vraag 13
Kunt u bij het onderdeel OCW de «niet-plafondrelevante mutaties ter hoogte van 710,0 miljoen euro
met betrekking tot de studiefinanciering» nader toelichten? Waardoor wordt deze meevaller
verklaard en is het effect structureel?
Antwoord op vraag 13
Het onderdeel niet-plafondrelevante mutaties met betrekking tot studiefinanciering
heeft betrekking op de leningen die het Rijk verstrekt aan studenten. Dit zijn bijvoorbeeld
de rentedragende studielening en de prestatiebeurzen. Alle leningen worden momenteel
geboekt als een niet-plafondrelevante mutatie. Voor de prestatiebeurzen geldt momenteel
dat bij omzetting naar een gift (na het afstuderen) deze relevant worden. Omdat het
gaat om een niet-plafondrelevante mutatie levert een meevaller geen ruimte op onder
het uitgavenplafond, net zoals een tegenvaller geen ruimte kost onder het uitgavenplafond.
Op basis van de betalingen over het eerste half jaar wordt een inschatting gemaakt
over de benodigde bijstelling in 2023. De bijstelling van 710 miljoen euro is opgebouwd
uit niet-plafondrelevante meevallers van 500 miljoen euro op de rentedragende lening,
65 miljoen euro op de aanvullende beurs, 60 miljoen euro op het collegegeldkrediet,
45 miljoen euro op de reisvoorziening en 40 miljoen euro op de basisbeurs. Grofweg
heeft de bijstelling van 710 miljoen euro twee oorzaken;
– Een bijstelling naar beneden van 386 miljoen euro als gevolg van het vrijvallen van
de niet-plafondrelevante loon- en prijsontwikkeling (LPO in) over 2023. De raming
van studiefinanciering wordt jaarlijks in het eerste kwartaal bijgesteld, waarbij
geïndexeerd wordt met een t-2 systematiek (dus: indexatie op 1 januari 2023 is op
basis van de inflatie over 2021). Nadat de studiefinancieringsraming is bijgesteld,
kent Financiën in het Voorjaar de LPO). toe. Deze vergoeding wordt uitgekeerd volgens
een t-1 systematiek. Het gevolg van deze methode is dus dat het bedrag van de LPO
reeks dat in het huidige begrotingsjaar staat opgenomen, pas in het jaar daarna nodig
is om de studiefinancieringsraming te indexeren. Hierdoor valt dit bedrag jaarlijks
vrij bij de 2e suppletoire begroting. De LPO die in het voorjaar 2023 is toegekend
bedroeg 10 procent vanwege de hoge inflatie in 2022. Hierdoor is de meevaller door
LPO bij najaarsnota een stuk hoger dan in voorgaande jaren.
– Een bijstelling naar beneden van 324 miljoen euro. De inschatting van de (niet plafondrelevante)
leningen die studenten zullen aangaan in 2023 is op basis van de leningen die studenten
zijn aangegaan in de eerste helft van 2023 naar beneden bijgesteld. De achterliggende
redenen voor deze bijstellingen (minder studenten, minder leningen en/of lagere normbedragen)
kunnen echter nog niet met zekerheid worden vastgesteld. Hiervoor zijn de uitgebreide
realisatiecijfers van DUO nodig die begin 2024 beschikbaar komen. Het is niet mogelijk
om aan te geven of dit effect structureel is. Op basis van de studiefinancieringsraming
2024, die het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het voorjaar zal
publiceren, zal de begroting opnieuw worden bijgesteld wanneer nodig.
Vraag 14
Gemeenten hielden in het begrotingsjaar 2022 in totaal 3,9 miljard over; kunt u een
indicatie geven van de benutting van de middelen in het Gemeentefonds in het begrotingsjaar
2023? In hoeverre is er ook bij gemeenten sprake van een structurele onderuitputting,
als gevolg van krapte op de arbeidsmarkt of andere oorzaken?
Antwoord op vraag 14
De middelen uit het gemeentefonds vormen voor gemeenten algemene, vrij besteedbare
middelen, samen met hun algemene belastingen (zoals ozb) en overige eigen middelen
(uit bijvoorbeeld aandelen of onroerend goed). Er valt daarom niet aan te geven welk
deel van de middelen uit het gemeentefonds niet wordt uitgegeven in 2023. De uitgaven
van gemeenten zijn niet gekoppeld aan de verschillende inkomstenstromen. Uw kamer
wordt wel jaarlijks geïnformeerd over de gemeentelijke financiën via het Integraal
Overzicht Financiën Gemeenten.
In het Integraal Overzicht Financiën Gemeenten staat dat een andere factor in de positieve
exploitatieresultaten van de laatste jaren is dat de uitvoeringskracht van gemeenten
niet in gelijke pas is meegelopen met de taken en ambities en dat dit een factor is
in de positieve exploitatieresultaten die zich ook in 2022 al voordeden. Uit verschillende
signalen blijkt dat de druk op gemeentelijke apparaten toeneemt. Provinciale toezichthouders
merkten in hun toezichtsverslag op, dat gemeenten moeite hebben om invulling te geven
aan hun reguliere activiteiten vanwege een gebrek aan voldoende personeel. Het aantal
openstaande vacatures bij gemeenten was eind 2022 ruim tweemaal zo hoog als eind 2019.
Overigens zijn voor het overschot in 2022 ook andere mogelijke verklaringen. Zo was
het accres in 2022 relatief hoog, en zijn gemeenten ruim gecompenseerd voor de opvang
van ontheemden uit Oekraïne. Verder ontvangen gemeenten als gevolg van de uitspraak
van de Commissie van Wijzen aangaande de jeugdzorg sinds 2022 meer middelen voor de
jeugdzorg. Ten slotte ontvingen gemeenten middelen ter compensatie van corona (ruim
0,5 miljard euro) en in het najaar middelen die in verband met de hoge energiekosten
zijn toegekend (500 miljoen euro energietoeslag en 35 miljoen euro bijzondere bijstand
en 35 miljoen euro bijzondere bijstand studenten).
Vraag 15
Waarom wordt de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf ten behoeve van de Nationale
Grondbank met 90 miljoen euro verlaagd? Waaraan is de 10 miljoen euro besteed die
wel beschikbaar is gesteld? Welke provincies voeren actief grondbeleid en in hoeverre
is er sprake van afstemming tussen nationaal en provinciaal instrumentarium?
Antwoord op vraag 15
De aankoop van grond blijkt meer tijd te kosten dan vooraf gedacht, daarom zal in
2023 90 miljoen euro minder worden uitgegeven aan de aankoop van grond. De verwachting
is dat de resterende 10 miljoen euro wel wordt uitgegeven voor de aankoop van grond.
Het is voor alle provincies mogelijk om actief grondbeleid te voeren, er wordt echter
niet bijgehouden welke provincies dat daadwerkelijk doen. De Nationale Grondbank werkt
in nauwe afstemming met en, op verzoek van de provincies.
Vraag 16
In verband met de compensatie hoge energielasten stelde het kabinet in de Miljoenennota
2023 in totaal 200 miljoen euro beschikbaar voor flankerend beleid, gericht op de
huishoudens die naast de maatregelen extra ondersteuning nodig hebben. «De maatregelen
uit het flankerend beleid worden nog verder uitgewerkt», zo stelt de Miljoenennota
2023. Op welke wijze is de 200 miljoen euro in 2023 besteed en hoe hebben lagere inkomens
hiervan geprofiteerd?
Antwoord op vraag 16
Onderstaande tabel geeft weer op welke wijze de middelen flankerend beleid, toegevoegd
bij Miljoenennota 2023, tot nu toe zijn besteed in 2022 en 2023 en welke middelen
gereserveerd zijn voor 2024.
Posten flankerend beleid
2022
2023
2024
Vroegsignalering door gemeenten en bijzondere bijstand
50 miljoen
50 miljoen
35 miljoen*
Kinderarmoede
10 miljoen
Opschalen effectieve aanpakken
4 miljoen
Voedselhulp
5 miljoen
Waarborgfonds en schuldenaanpak
5 miljoen
Caribisch Nederland
1 miljoen
Schoolmaaltijden
40 miljoen*
Totaal
50 miljoen
75 miljoen
75 miljoen
Al deze bestedingsdoelen zijn gericht op personen en kinderen in huishoudens met een
laag inkomen. Dit onder andere door het voor gemeenten financieel mogelijk te maken
extra in te kunnen zetten op huishoudens met armoede- en schuldenproblematiek. Ook
voor komend jaar maakt het kabinet dit mogelijk.
Vraag 17
Klopt het dat de verplichtingen bij Najaarsnota/2e suppletoire begroting met 14,4 miljard euro
toenemen? In hoeverre leiden deze verplichtingen tot extra of afwijkende uitgaven
in 2023, 2024 en latere jaren (afwijkend kasritme t.o.v. vastgestelde begroting)?
Antwoord op vraag 17
Het klopt dat de verplichtingen in de tweede suppletoire begrotingen van de departementen
op verschillende begrotingsartikelen worden gewijzigd, zowel opwaarts als neerwaarts.
Dat is gebruikelijk op dit moment in het jaar, op basis van de laatste inzichten wordt
uw Kamer geïnformeerd over de noodzakelijke wijzigingen. Het betreft veelal de uitvoering
van het staand beleid, bijvoorbeeld op het terrein van de curatieve en langdurige
zorg. De Minister van VWS heeft uw kamer hierover geïnformeerd bij Kamerstuk 36 470 XVI, nr. 2. In het antwoord op vraag 22 worden de verplichtingen van VWS verder toegelicht.
Daarnaast worden bijvoorbeeld de verplichtingen verhoogd voor de opvang van vluchtelingen
uit Oekraïne.
In de Najaarsnota geeft het kabinet een overkoepelende algemene toelichting op het
budgettaire beeld van 2023, waarbij de budgettaire veranderingen (op kasbasis) ten
opzichte van de Miljoenennota 2024 per begroting worden toegelicht. In overeenstemming
met artikel 2.26 van de Comptabiliteitswet 2016 presenteert de Najaarsnota geen meerjarige
doorkijk. Hetzelfde geldt voor de tweede suppletoire begrotingen. Op andere begrotingsmomenten
wordt wel de meerjarige doorwerking in beeld gebracht, op basis van het meest recente
economische beeld van het CPB. Het eerstvolgende moment is de Voorjaarsnota 2024 met
de eerste suppletoire begrotingen. Het meest recente moment was met de suppletoire
begrotingen bij Prinsjesdag dit jaar. Voorgenomen wijzigingen in de kasuitgaven in
2023 staan opgenomen in de tweede suppletoire begrotingen.
Vraag 18
Hoe kan de Kamer controleren of er bij deze verplichtingen sprake is van lopend beleid
of dat er ook nieuwe beleidskeuzes aan de orde zijn? Welke rol speelt de Minister
van Financiën bij deze beoordeling?
Antwoord op vraag 18
De tweede suppletoire begroting is het laatste reguliere moment dat wijzigingen op
de begroting voor het lopende jaar worden voorgelegd aan de Kamer voor autorisatie.
De vakminister ligt deze wijzigingen (zowel uitgaven, verplichtingen als ontvangsten)
toe in de memorie van toelichting bij de tweede suppletoire begroting. De inhoud van
de begrotingswetten is door de Minister van Financiën getoetst aan de begrotingsregels
die het kabinet hanteert en de regels die in de Comptabiliteitswet 2026 stelt aan
het financieel beheer van het Rijk. Op basis van de toelichtingen van de individuele
Ministers kan uw Kamer de mutaties beoordelen en de (suppletoire) begrotingswetten
al dan niet autoriseren. In de overkoepelende Najaarsnota van de Minister van Financiën
wordt het budgettaire beeld op hoofdlijnen aan uw Kamer toegelicht.
Dit jaar is er voor het eerst een extra suppletoire begroting bij Prinsjesdag geweest
zodat uw Kamer wijzigingen op de lopende begroting tijdig en zorgvuldig kan behandelen.
De focus van de Najaarsnota ligt vooral op het in beeld brengen van de begrotingsrealisaties.
Vraag 19
Hoe kan de Kamer controleren of de voorgestelde verplichtingen voor 2023 in lijn zijn
met geautoriseerde bedragen in de begrotingen voor 2023, 2024 en latere jaren? Waarom
ontbreken toelichtingen op verplichtingenmutaties in de Najaarsnota?
Antwoord op vraag 19
De Najaarsnota bevat een toelichting op de mutaties op kasbasis omdat trendmatig begrotingsbeleid
is gericht op beheersing van de kasuitgaven. De Najaarsnota toetst of we binnen de
gestelde kaders blijven, die ook op kasbasis gelden. De vakministers lichten de wijzigingen
op zowel uitgaven, verplichtingen als ontvangsten in 2023 toe in de memorie van toelichting
bij hun tweede suppletoire begrotingen. Het gaat hierbij om wijzigingen ten opzichte
van de stand van de begrotingen bij Miljoenennota 2024 en de suppletoire begrotingen
bij Prinsjesdag.
Vraag 20
Wat is de reden dat de Minister van VWS ruim 21 miljard euro aan verplichtingen zo
laat in het jaar wil verwerken in een suppletoire wet? Waarom is dit niet eerder voorzien
en aan de Kamer gemeld? Waarom worden de betreffende onderdelen nauwelijks inhoudelijk
toegelicht?
Antwoord op vraag 20
Zie het antwoord op vraag 22.
Vraag 21
Wat verklaart het verschil van 370 miljoen euro tussen de brief van de Minister van
VWS d.d. 24 november en de bedragen in de suppletoire wet?
Antwoord op vraag 21
In de brief aan uw Kamer staat een overzicht van de grootste wijzigingen in de verplichtingen.
Dat is slechts een onderdeel van alle verplichtingen en verplichtingenmutaties in
de tweede suppletoire begroting. Dit verklaart de verschillen tussen de brief en de
suppletoire wet.
Vraag 22
Kunt u alle verplichtingenmutaties in de wet die leiden tot meerjarige kasuitgaven
alsnog toelichten, en daarbij tevens aangeven in hoeverre er sprake is van lopend
(door de Kamer geautoriseerd) beleid? Wat zegt dit alles over het financieel beheer
op het Ministerie van VWS?
Antwoord op vraag 22
De Minister van VWS heeft aangegeven dat alle verplichtingsmutaties in de 2e suppletoire
begroting lopend beleid zijn. Onderstaande tabel maakt de ophogingen van de verplichtingenruimte
in de tweede suppletoire wet inzichtelijk. Verreweg de grootste verplichtingenmutaties
in de 2e suppletoire wet zijn de Rijksbijdrage 18- (3,3 miljard euro), de Rijksbijdrage
Wlz (10,9 miljard euro) en de BIKK (5,3 miljard euro).
VWS verstrekt bijvoorbeeld de opdracht aan het Zorginstituut voor de Rijksbijdrage 18-
gebruikelijk in het jaar voorafgaand aan de uitgaven. Conform de Comptabiliteitswet
moeten verplichtingen worden geregistreerd in het jaar dat ze daadwerkelijk worden
aangegaan. Het kan daardoor voorkomen dat voor lopend beleid verplichtingen voor het
einde van het lopende jaar moeten worden aangegaan om de begrote kasuitgaven in de
opvolgende jaren te kunnen doen. De verplichtingenmutaties betreffen daarmee boekhoudkundige
wijzigingen, waarbij de verplichtingenruimte die in latere jaren stond geboekt naar
2023 wordt gehaald. Aangezien de Najaarsnota alleen toeziet op 2023 staan in de 2e suppletoire begroting alleen de ophoging van de verplichtingen in 2023 opgenomen
en niet de verlaging in latere jaren. Normaal gesproken doet VWS dit per Slotwet,
maar dit jaar is ervoor gekozen om uw kamer al bij tweede suppletoire wet hierover
te informeren.
Tabel: Verhoging verplichtingenmutatie in 2e suppletoire wet
Bedrag (afgerond, x € 1.000)
Betrekking op
Artikel 1
GGD
121.000
2024
RIVM vaccinatieprogramma
29.000
2024
ZonMw
218.000
Meerjarig
NVWA
41.000
2024
RIVM pandemische paraatheid
66.000
2024
Covid-19 vaccins
52.000
2024
Lokaal gezondheidsbeleid
46.000
Meerjarig
PrEP
22.000
Meerjarig
Heroïnebehandeling
16.000
Meerjarig
Preventie schadelijk middelengebruik Alcohol, Drugs en Tabak
20.000
Meerjarig
Intravacc
27.000
Meerjarig
Voeding en Gezond Gewicht
21.000
Meerjarig
Overige mutaties
3.000
2024
Artikel 2
Rijksbijdrage 18-
3.303.000
2024
Zorginstituut (Veelbelovende Zorg)
23.500
2024
Artikel 3
Rijksbijdrage Wlz
10.900.000
2024
BIKK
5.345.000
2024
Bijdrage ZBO Sociale Verzekeringsbank
49.700
2024
Subsidies langdurige zorg
6.700
Meerjarig
Subsidies geweld in afhankelijkheidsrelaties en sociale werkplaatsen
21.000
Meerjarig
Artikel 4
Arbeidsmarktbeleid
115.000
2024
Patiënten- en gehandicaptenorganisaties
17.500
2024
NZa
63.000
2024
Zorginstituut Nederland
69.000
2024
CAK
40.000
2024
NEN (gegevensuitwisseling)
5.100
Meerjarig
Artikel 5
Subsidies Zorg voor de Jeugd
9.500
Meerjarig
Artikel 6
Sportakkoord
85.700
Meerjarig
Administratieve correctie
5.000
2024
Artikel 9
WHO
13.300
Meerjarig
CEPI
9.000
Meerjarig
AMR
3.000
Meerjarig
Artikel 10
WOO-verzoeken
6.600
2024
OpenKAT
1.500
2024
Vraag 23
Een van de begrotingsgrondbeginselen is toegankelijkheid (begrijpelijkheid). De informatie
dient zo gepresenteerd te worden dat helder en navolgbaar is waar geld aan wordt uitgegeven
en wat dat voor burgers en bedrijven oplevert. Kunt u hierop reflecteren in het licht
van de thans voorliggende en moeilijk leesbare Najaarsnota? Hoe verhoudt dit zich
volgens u tot artikel 68 van de Grondwet? Welke stappen zet u om dergelijke informatie
meer begrijpelijk en toegankelijk te maken in de toekomst?
Antwoord op vraag 23
De Najaarsnota geeft de laatste stand van zaken van de uitgaven en inkomsten voor
het begrotingsjaar 2023. Het gaat hierbij om de wijzigingen die zich hebben voorgedaan
in 2023 na de Miljoenennota 2024 en die in de incidentele suppletoire begrotingen
(ISB’s) op Prinsjesdag zijn gepresenteerd. De Najaarsnota bevat dan ook de laatste
aanpassingen op de begroting op basis van realisatiecijfers en is daarom vooral technisch
van aard en beleidsarm. Er wordt continu gewerkt aan het zo begrijpelijk en toegankelijk
mogelijk presenteren van deze informatie, waarbij de Najaarsnota vooral ingaat op
enerzijds de plafondtoetsen en de onderuitputting op de diverse begrotingen en anderzijds
de ontwikkeling van de inkomsten.
Vraag 24
Kunt u reflecteren op de vraag hoe en in welke mate een eventuele negatieve uitspraak
van de Hoge Raad in de hangende procedure(s) rondom box 3 impact zal hebben op de
rijksfinanciën? Welke scenario’s liggen hiervoor klaar?
Antwoord op vraag 24
Het is nu niet goed mogelijk om een betrouwbare inschatting te geven van de budgettaire
gevolgen van een arrest waarbij de Hoge Raad zou oordelen dat aanvullend rechtsherstel
noodzakelijk is. Allereerst kan niet vooruit worden gelopen op het arrest van de Hoge
Raad, omdat de concrete inhoud niet is in te schatten en niet zeker is of in het voordeel
van belastingplichtige wordt geoordeeld.
De precieze vormgeving en budgettaire gevolgen van eventueel nieuw rechtsherstel is
afhankelijk van de inhoud en reikwijdte van het arrest van de Hoge Raad. Het is denkbaar
dat de Hoge Raad aangeeft dat belastingplichtigen aanvullend rechtsherstel moeten
krijgen als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Voor
de budgettaire gevolgen is het echter zeer bepalend wat precies onder het begrip werkelijk
rendement moet worden verstaan. Denk bijvoorbeeld aan de vraag of ongerealiseerde
(nog niet in liquiditeiten tot uitdrukking gekomen) waardemutaties tot het werkelijke
rendement worden gerekend.
Het uitgangspunt van het huidige forfaitaire stelsel is dat dit ook dergelijke waardemutaties
omvat. Ook is denkbaar dat de Hoge Raad oordeelt dat alleen rechtsherstel geboden
zou zijn als het werkelijke rendement teveel afwijkt van het forfaitaire rendement,
zoals de Advocaat-Generaal heeft voorgesteld. In dat geval zou de marge voor de toegestane
afwijking bepalend zijn voor de budgettaire gevolgen. Ter indicatie, indien een ruim
aanvullend rechtsherstel geboden zou moeten worden dan zou dit enkele miljarden euro’s
kunnen kosten. Een dergelijke derving is lastenrelevant en zal dus gedekt moeten worden.
Het uitgangspunt in de begrotingsregels is dat een budgettaire derving binnen hetzelfde
domein wordt gedekt.
Vraag 25
Wat is momenteel de totale uitgave, graag uitgesplitst zoals in Tabel 6.1 (Bijlage
6), vanaf het begin van de hersteloperatie tot heden? Hoeveel verwacht u dat daar
de komende jaren nog bij komt?
Antwoord op vraag 25
Hieronder is een integraal actueel meerjarenoverzicht van de financiële stand van
zaken van de hersteloperatie toeslagen weergegeven. De totale uitgaven in de periode
2020 t/m 2023 zijn 4,3 miljard euro (2020 t/m 2022 betreft realisatiecijfers, 2023
is gebaseerd op de verwachtingen bij Najaarsnota/2e suppletoire 2023. De definitieve realisatie over 2023 zal bij Slotwet 2023 worden
vastgesteld.). Voor de periode 2024 t/m 2027 is ca. 2,9 miljard euro begroot. Daarmee
is totaal ca. 7,2 miljard euro begroot, waarvan 571 miljoen euro op de Aanvullende
Post is gereserveerd. Deze raming kent enkele risico’s zoals een mogelijk hoger aantal
dan de momenteel geraamde 42.000 gedupeerden en een hoger aantal bezwaren, maar wellicht
zijn er ook (beperkte) meevallers in de raming. Daarnaast is er het eerder aan de
Tweede Kamer gemelde risico voor de schadeafhandeling via de VSO-route. Voorzien is
om het budget integraal te herijken tijdens het reguliere besluitvormingsmoment in
het voorjaar van 2024. Dit wordt dit via de eerste suppletoire begroting aan Uw Kamer
worden voorgelegd.
Tabel 1 Budgettair overzicht hersteloperatie toeslagen (x € 1 miljoen)
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2020 t/m 2023
2024 t/m 2027
totaal
1
Budgettair verwerkt in departementale begrotingen – 2e sup 2023
93
1.271
1.025
1.911
1.617
464
175
35
4.300
2.292
6.592
1a
Programma
47
1.136
780
1.571
1.186
310
112
29
3.534
1.638
5.172
w.v. 30k, IB, aanvullende compensatie (incl. uitvoering VSO-route) en overig
36
713
303
342
353
91
76
29
1.393
549
1.942
w.v. Kindregeling
74
535
131
609
131
740
w.v. Kwijtschelden publieke schulden (incl. uitvoering; rijksbreed)
369
162
349
283
68
6
1
880
358
1.238
w.v. Kwijtschelden private schulden (incl. uitvoering)
41
173
175
113
50
7
388
171
559
w.v. Andere toeslagen
2
54
1
2
54
56
w.v. Ex-partners
11
130
31
1
11
163
173
w.v. Ondersteuning door gemeenten
11
14
34
105
87
39
12
163
137
301
w.v. Reservering ondersteuning rechtsbijstand
1
3
14
19
10
4
44
47
w.v. Dwangsommen
19
37
56
0
56
w.v. Ouders in het buitenland (incl. uitvoering)
5
9
12
3
14
15
30
w.v. Uithuisplaatsingen kinderen (incl. uitvoering; J&V)
10
3
14
0
14
w.v. Schade-expert pool
9
7
0
16
16
1b
Apparaat Financiën
46
135
245
341
431
154
63
6
766
654
1.420
2
Gereserveerd op de aanvullende post – NJN 2023
146
317
108
0
571
571
2a
Financiën
104
299
108
0
511
511
2b
Rijksbreed (kwijtschelden publieke schulden)
42
18
0
60
60
3
Totaal (=1+2)
93
1.271
1.025
1.911
1.763
781
283
35
4.300
2.863
7.163
Vraag 26
Kunt u de toename van de (meerjarige) verplichtingen met ruim 420 miljoen euro voor
buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking nader specificeren? In hoeverre berust
de toename van kasuitgaven in 2023 en eventueel latere jaren op afspraken die zijn
goedgekeurd door de Kamer?
Antwoord op vraag 26
De toename van de verplichtingen zoals voorgelegd in de Najaarsnota en de Tweede Suppletoire
Begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking past binnen het meerjarige
kasbudget en leidt daarmee niet tot hogere kasuitgaven in 2023 of in latere jaren.
Meerjarige verplichtingen worden aangegaan op basis van de beleidsinzet zoals gecommuniceerd
aan de Kamer in bijvoorbeeld de memorie van toelichting van de begroting, de BHOS-nota
«Doen waar Nederland goed in is» en Kamerbrieven zoals de Afrikastrategie.
De stijging van het verplichtingenbudget wordt bijvoorbeeld verklaard door het vastleggen
van de algemene vrijwillige bijdrage aan de United Nations Population Fund (UNFPA) voor drie jaar (105 miljoen euro, artikel 3); het committeren van de extra
middelen die volgen uit de Macro Economische Verkenning (MEV) van september voor de
Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis (85 miljoen euro, artikel 4) en het meerjarig committeren
van Country-Based Pooled Funds voor de Democratische Republiek Congo, Zuid-Soedan, Soedan, Somalië en Jemen (72 miljoen euro,
artikel 4). Daarnaast wordt voorgesteld nieuwe verplichtingen aan te gaan voor de
FMO en het One Acre Fund (99 miljoen euro, artikel 1). Tot slot zijn er vele kleinere verplichtingen. Dit
wordt gedeeltelijk gecompenseerd door het vrijvallen van verplichtingenbudget, zoals
een vrijval van 55 miljoen euro op artikel 5 en een vrijval van 41 miljoen euro op
artikel 3 omdat deze verplichtingen in 2023 niet meer aangegaan zullen worden.
Vraag 27
Zowel in de 2e suppletoire begroting SZW 2023 als in die van 2022 geeft u aan dat
er minder nabetalingen kinderopvangtoeslag zijn. Wat is de reden dat u in de Najaarsnota
2023 geen scherpere inschatting hiervan heeft kunnen maken, nu deze afname nabetalingen
kinderopvangtoeslag ook al in voorgaande toeslagjaren aan de orde was?
Antwoord op vraag 27
De nabetalingen van de kinderopvangtoeslag zijn naar beneden bijgesteld in Najaarsnota
2023 op basis van realisatiecijfers over het toeslagjaar 2022. Een mogelijke verklaring
hiervoor is de hoger dan verwachte cao-lonen. Daardoor hebben ouders gemiddeld recht
op een minder hoge toeslag. Dit leidt tot minder en/of lagere nabetalingen.
Vraag 28
In hoeverre verwacht u deze trend ook in 2024 en later en heeft u daarmee al rekening
gehouden in de begrotingen 2024 en later?
Antwoord op vraag 28
Zie antwoord op vraag 27. Bij de Najaarsnota worden alleen realisatiecijfers voor
het lopende jaar verwerkt. Bij Voorjaarsnota 2024 wordt nieuwe uitvoeringsinformatie
ook meerjarig verwerkt voor het jaar 2024 tot en met 2029. Bij Voorjaarnota 2024 wordt
bezien in hoeverre deze trend zich meerjarig voortzet.
Vraag 29
Kunt u aangeven in welke mate gemeenten invulling geven aan de verplichting sinds
mei 2023 (Regeling opvang ontheemden Oekraïne) om eet- en leefgeld in te trekken bij
ontheemden die betaald werk hebben? En in welke mate maken gemeenten gebruik van de
mogelijkheid om eet- en leefgeld in te trekken bij ontheemden met vermogen?
Antwoord op vraag 29
De Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) maakt het mogelijk om het leefgeld te
beperken of in te trekken als een ontheemde voldoende eigen inkomsten heeft. Het kabinet
heeft geen overzicht beschikbaar van welke gemeenten in welke mate gebruik maken van
de ruimte om het leefgeld in te trekken of te beperken. Gemeenten zijn hierbij ook
afhankelijk van het maken van een melding door de ontheemde dat er sprake is van inkomsten
uit arbeid of loondervingsuitkering; zij kunnen op dit moment geen gegevens uit de
polisadministratie gebruiken voor dit doel omdat een wettelijke basis hiervoor ontbreekt.
Het wetsvoorstel Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne maakt het eenvoudiger om
leefgeld in te trekken of te beperken als een ontheemde inkomsten heeft. Het voorgestelde
artikel 7 van deze wet maakt het, samen met een benodigde wijziging in de onderliggende
regelgeving, mogelijk dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gegevens
uit de polisadministratie aan gemeenten verstrekt. Daarmee kunnen gemeenten zelfstandig
en zonder medewerking van ontheemden controleren of er inkomsten zijn, hoe hoog de
inkomsten zijn, en handelen als de ontheemde inkomsten uit arbeid of een loondervingsuitkering
heeft maar heeft nagelaten dit te melden.
Vraag 30
Hoeveel mensen met een ontheemdenstatus hebben inmiddels betaald werk?
Antwoord op vraag 30
Het CBS heeft 27 september jl. nieuwe cijfers gepubliceerd rond de arbeidsparticipatie
van ontheemden uit Oekraïne in Nederland1. Hieruit blijkt dat op 1 mei jl. 51% van de ontheemden uit Oekraïne tussen de 15 en
65 jaar (die zich op dat moment in Nederland bevonden) aan het werk waren. Dit komt
neer op ongeveer 38.000 werkenden.
Vraag 31
Kunt u aangeven welke gemeenten een eigen bijdrage vragen voor de kosten van de opvang
aan ontheemden met betaald werk? Kunt u aangeven of de vrees voor hoge uitvoeringslasten
bij het invoeren van een eigen bijdrage in deze gemeenten terecht is gebleken?
Antwoord op vraag 31
De Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) biedt momenteel geen ruimte voor het
vragen van een eigen bijdrage voor de kosten van de opvang aan ontheemden. In de Kamerbrief
verzamelbrief opvang Oekraïne van 7 juli jl. heeft de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid aangegeven dat het invoeren van een uniforme, gelijke bijdrage veel
zou vragen van gemeentelijke organisaties1.
Daarnaast heeft VNG de Uitvoeringstoets Regeling opvang ontheemden Oekraïne uitgevoerd,
waarin onder andere de mogelijkheid voor het vragen van een eigen bijdrage is verkend.
Het eindrapport concludeert dat het invoeren van een eigen bijdrage complexiteit brengt
in de uitvoering binnen gemeenten en niet voor alle gemeenten haalbaar is2. Verder adviseert VNG om ruimte te geven voor het verder verkennen van de mogelijkheden
door middel van pilots en de resultaten hiervan te monitoren. Het kabinet werkt momenteel
in samenwerking met VNG aan het mogelijk maken van het vragen van een eigen bijdrage
om de zelfredzaamheid van ontheemden te bevorderen, bijvoorbeeld in pilot-vorm. De
vormgeving hiervan wordt momenteel uitgewerkt.
Vraag 32
Kunt u een overzicht geven van de onderuitputting van 5 miljoen euro of meer die is
opgetreden op de VWS-begroting waarbij per post wordt aangegeven of het betreffende
budget definitief vervalt of in 2024 (via de eindejaarsmarge) straks bij de Voorjaarsnota
2024 weer ten goede komt aan de begroting van VWS?
Antwoord op vraag 32
In onderstaande tabel presenteer ik een overzicht van de onderuitputting per artikel van
5 miljoen euro of meer. Van een eindejaarsmarge kan gebruik worden gemaakt bij overlopende
verplichtingen van het ene naar het andere jaar. Dit kan gerelateerd zijn aan de onderuitputting
die reeds is opgetreden op de VWS-begroting. Over de inzet wordt besloten tijdens
de voorjaarsbesluitvorming. De Minister van VWS zal uw Kamer hierover informeren via
de 1e suppletoire wet 2024.
Tabel 2
Artikel
Omschrijving
Bedrag (x € 1.000)
1
Pandemische paraatheid
– 6.000
LCCB
– 17.500
Meerkosten GGD’en
– 45.000
Opdrachten covid
– 14.000
Ontvangsten IC opschaling
– 14.0001
Transformatiemiddelen Topzorg en Citrienfonds
– 13.000
2
Ontvangst CIBG (LCH)
– 12.2731
FLO/VUT
– 6.226
COZO (uitgaven)
– 14.000
Compensatieregeling apothekers
– 10.000
3
Eigen bijdrage huishoudelijke hulp (CAK)
– 6.800
Meerkosten Oekraïne
– 25.720
Revolverend fonds WOZO
– 18.600
Scheiden Wonen en Zorg
– 6.364
4
Ontvangsten COZO
– 21.0001
Ontvangsten zorgbonus
– 250.0001
Sectorplanplus (2017–2022)
– 22.800
Gegevensuitwisseling
– 7.470
5
Continuïteitsregeling cruciale jeugdzorg
– 10.000
Regeling slachtoffers geweld in jeugdzorg
– 7.100
6
Sportregelingen
– 27.375
Energiecompensatie zwembaden
– 44.900
10
Personeel
– 7.969
11
Onverdeelde middelen
– 19.795
X Noot
1
Dit betreft ontvangsten. Een ontvangstenmeevaller wordt in de begroting als opwaartse
bijstelling opgenomen. Omdat het een meevaller betreft en daarmee saldoverbeterend
werkt is ervoor gekozen deze tabel met negatieve bedragen te presenteren.
Vraag 33
Wat is de oorzaak van het ruim € 42 miljoen hoger uitvallen van geraamde kosten grensoverschrijdende
zorg?
Antwoord op vraag 33
Op de sector worden uitgaven geraamd en verantwoord voor grensoverschrijdende zorg
binnen en buiten het macroprestatiebedrag (mpb). Binnen het mpb betreft het zorgkosten
gemaakt in het buitenland door verzekerden bij Nederlandse zorgverzekeraars. De grensoverschrijdende
zorg buiten het mpb betreft de lasten van internationale verdragen. Het gaat om kosten
van zorg aan personen die buiten Nederland wonen en niet aan Nederlandse sociale verzekeringswetgeving
zijn onderworpen, maar die op grond van een Europese verordening of een door Nederland
gesloten verdrag inzake sociale zekerheid recht hebben op geneeskundige zorg ten laste
van Nederland. Het betreft ook de kosten van medische zorg voor personen die verzekerd
zijn in het buitenland en langdurig of kortdurend verblijven in Nederland. Deze kosten
worden doorberekend aan de internationale verdragspartners. Deze kosten laten zich
lastig ramen en zijn (uiteraard) sterk afhankelijk van het aantal reisbewegingen en
het moment van declareren. Het komt voor dat een land de declaraties gedurende kortere
of langere tijd op de plank laat liggen en dan in één keer verstuurt. Dat kan fluctuaties
in de uitgavenrealisatie veroorzaken.
Vraag 34
Kunt u van alle onderuitputting die meer dan 25 miljoen euro bedraagt ook aangeven
wat de beleidsmatige gevolgen zijn van het feit dat op de betreffende post een groot
bedrag dat in 2023 wel geraamd was, toch niet wordt uitgegeven?
Antwoord op vraag 34
In de tweede suppletoire begrotingen van departementen en later in het Jaarverslag
wordt in de toelichting bij de beleidsartikelen aangegeven wat de onderuitputting
betekent voor de beleidsdoelstellingen. In het Jaarverslag over begrotingsjaar 2023
zal specifiek worden ingegaan op de onderuitputting in 2023 en in hoeverre de onderuitputting
veroorzaakt wordt door de situatie op de arbeidsmarkt.
Vraag 35
Op welk terrein en/of voor welke projecten is er in 2023 investeringsruimte niet benut
of via kasschuiven doorgeschoven? Wat zijn daar de (beleids)gevolgen van geweest in
2023?
Antwoord op vraag 35
Bij de onderstaande departementen is investeringsruimte niet geheel benut of doorgeschoven.
BZK
Voor BZK zijn er geen middelen onder het investeringsplafond waarbij er (al) gerealiseerde/afgeboekte
onderuitputting is, of waarbij middelen zijn doorgeschoven naar volgende jaren. Bij
het Nationaal Isolatieprogramma zijn juist middelen van latere jaren naar 2023 geschoven.
VWS
Op het budget voor het programma PharmaNL heeft een kasschuif plaatsgevonden vanwege
een aangepast projectplan voor Lygature. In 2023 betrof het 3,1 miljoen euro die is
doorgeschoven naar latere jaren. Daarnaast is er in 2023 3 miljoen euro niet aangewend,
die beschikbaar blijft voor komende jaren.
LNV
Voor LNV hebben er 3,4 miljoen euro aan kasschuiven plaatsgevonden onder het investeringsplafond
in 2023 en was er 1,4 miljoen euro aan onderuitputting. Het gaat cumulatief om een
bedrag van 4,8 miljoen euro. Er zijn geen implicaties voor het beleid.
IenW
Op de beleidsbegroting van IenW wordt circa 29,5 miljoen euro aan investeringsmiddelen
van het NGF project Luchtvaart in transitie doorgeschoven naar 2024.
Op het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds is er over de gehele linie van investeringsruimte
vertraging opgetreden in 2023. De beleid gevolgen hiervan zijn vertragingen in het
opleveren of betalen van een infrastructuur/delta project. Enkele voorbeelden hiervan
zijn niet inzetten van verkenningsbudgetten, vertragingen in aanleg-en vervangingsprojecten
RWS en een vertraging bij het project Afsluitdijk en kaderrichtlijn waterprojecten.
In de tweede suppletoire begrotingen van departementen en later in het Jaarverslag
wordt in de toelichting bij de beleidsartikelen verder aangegeven wat de onderuitputting
betekent voor de beleidsdoelstellingen.
DEF
De krapte op de arbeids- en defensiemarkt heeft effect op de volle breedte van het
Defensiematerieelbegrotingsfonds. Projecten hebben vrijwel zonder uitzondering een
looptijd van meerdere jaren en een eventuele vertraging nu kan mogelijk gedurende
de looptijd van het project worden ingelopen. Een verschuiving van de uitgaven met
één jaar hoeft niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat de uiteindelijke oplevering
van materieel dusdanig vertraagd dat er negatieve gevolgen voor de gereedheid of inzetbaarheid
zijn. Het is op dit moment dan ook niet in te schatten wat de invloed is op de investeringsagenda
van Defensie.
OCW
Binnen de begroting van OCW is er 14,9 miljoen euro aan middelen onder het investeringsplafond
afgeboekt. Het gaat om middelen uit het Nationaal Groeifonds, specifiek om de projecten
Einsteintelescoop (6,5 miljoen euro), Programma Leeroverzicht (4,9 miljoen euro),
LLO-collectief (1,8 miljoen euro) en Zelflerende Moleculen (1,7 miljoen euro). Deze
middelen worden als onderuitputting afgeboekt van de OCW-begroting en conform de begrotingsregels
meegenomen naar 2024 in de 100% Eindejaarsmarge van het investeringsplafond. Dit houdt
in dat het hele bedrag bij Voorjaar 2024 kan worden opgevraagd voor deze beleidsdoelen.
EZK
Op de EZK-begroting hebben in het jaar 2023 verschillende kasschuiven plaatsgevonden
die onder de investeringsruimte vallen. In totaal is er ruim 1,01 miljard euro geschoven
vanuit 2023. Voor de IPCEI waterstof golf 3 (45 miljoen euro) heeft bijvoorbeeld een
kasschuif plaatsgevonden. Ook is bijvoorbeeld 14 miljoen euro doorgeschoven naar 2024
voor de NIKI. De oorzaak is vooral dat er vertraging in de openstelling heeft opgetreden.
Voor het Nationaal Groeifonds (NGF) zijn ook verschillende kasschuiven verwerkt. De
oorzaak hiervoor zijn voornamelijk projecten die vertraging hebben opgelopen. Daarnaast
is bij Miljoenennota 2024 een grote kasschuif doorgevoerd om de onverdeelde middelen
in het juiste kasritme te zetten. Dit komt door een aanpassing in de eerder gemaakte
planning voor de (voorwaardelijke) toekenningen.
De onderuitputting op de begroting van Economische Zaken en Klimaat (EZK) die onder
de investeringsruimte valt (612 miljoen euro) wordt veroorzaakt door de Klimaatfondsmiddelen
op de EZK begroting (264 miljoen euro) en de middelen van NGF-projecten die niet tot
besteding zijn gekomen in 2023 (348 miljoen euro). Voor het Klimaatfonds is er bijvoorbeeld
voor flankerend beleid Wind Op Zee vertraging omdat de RVO pas in 2024 een groot deel
van de locatie onderzoeken kan doen (60 miljoen euro). Voor het NGF is er onder andere
voor het Project Groenvermogen van de Nederlandse economie onderuitputting (250 miljoen euro)
ontstaan als gevolg van een vertraging in de uitvoering. Deze middelen blijven behouden
voor latere jaren.
Vraag 36
Welke onderdelen van het kabinetsbeleid zorgen voor een hogere inflatie? Op welke
wijze levert het kabinet een bijdrage om de inflatie te beteugelen?
Antwoord op vraag 36
De zeer snel stijgende inflatie in 2022 werd met name veroorzaakt door de stijgende
energieprijzen. Inmiddels is de inflatie flink gedaald. Dit komt doordat de energieprijzen
lager liggen dan een jaar terug. De inflatie rijkt nu verder dan de stijging van de
energieprijzen. Dit is te zien aan de gestegen voedselprijzen en hoge kerninflatie.
De ECB streeft met het rentebeleid naar een inflatiepercentage van 2%. Het kabinet
voert geen actief beleid om de inflatie te sturen. Deze taak ligt bij de ECB. Het
kabinet heeft wel beleid gevoerd om huishoudens te ondersteunen bij de snel gestegen
energiekosten door middel van onder andere het prijsplafond en de energietoeslag voor
huishoudens met een laag inkomen. Hiernaast heeft het kabinet afgelopen augustus middels
een gericht en gedekt pakket koopkracht ondersteund.
Vraag 37
Met hoeveel stijgt de boodschappenrekening in 2023 en 2024?
Antwoord op vraag 37
De omvang van boodschappenrekening is onder andere afhankelijk van het de ontwikkeling
van de inflatie. Voor 2023 verwacht het CPB een inflatiecijfer van 7,8 procent, voor
2024 wordt een inflatiecijfer van 3,6 procent verwacht.
Voor het effect van de hoogte van de boodschappenrekening op het de bestaanszekerheid
van Nederlandse huishoudens is het, anders dan enkel varen op de hoogte van de prijzen,
belangrijk te kijken naar de verwachte loonstijging, overheidsbeleid en daaruit volgende
koopkrachtontwikkeling, die immers samenvat hoeveel mensen daadwerkelijk te besteden
hebben. De mediane koopkracht voor 2023 wordt geraamd op –1,1% en voor 2024 op +1,7%,
met enige variatie tussen inkomensgroepen.
Vraag 38
Met hoeveel zijn de huizenprijzen in 2023 gestegen en wat is de verwachting voor 2024?
Antwoord op vraag 38
Door het verhogen van de beleidsrentes door de ECB stijgen ook de rentes op financiële
markten. Ook werkt een verhoging van de rente door in de hypotheekrentes. Mede hierdoor
dalen sinds februari dit jaar de huizenprijzen ten opzichte van vorig jaar. Deze prijsdaling
is sinds augustus echter weer afgevlakt. Ten opzichte van september stegen de prijzen
in oktober met 0,7 procent2. Dit wordt mede veroorzaakt door de loonontwikkeling, waardoor huishoudens meer leenruimte
hebben. Voor 2024 raamt het CPB een daling van de woningprijzen met –0,5%.
Vraag 39
Kunt u een update geven van de mediane koopkrachtgroei in 2023 en 2024 en tevens een
uitsplitsing geven van de koopkrachtgroei van modale inkomens, twee keer modaal en
gepensioneerden?
Antwoord op vraag 39
Er is momenteel geen nieuwe raming van de mediane koopkrachtontwikkeling in 2023 of
2024 mogelijk. Er is namelijk geen nieuw macro-economisch beeld van het CPB sinds
de Macro-Economische Verkenning (MEV) 2024 van afgelopen september. Een dergelijke
raming is nodig om bijvoorbeeld te weten wat er met de inflatie gebeurt. In de onderstaande
tabel is daarom het koopkrachtbeeld van Prinsjesdag opgenomen.
De Tweede Kamer heeft sinds Prinsjesdag echter wel amendementen en moties aangenomen
die van invloed zijn op de koopkracht. Zo worden de kinderbijslag en het wettelijk
minimumloon verhoogd. Dit heeft positieve inkomenseffecten in 2024. Ter dekking is
onder andere de tabelcorrectiefactor neerwaarts bijgesteld. Dit heeft een negatief
inkomenseffect. Per saldo is sprake van een mediaan inkomenseffect van 0,0% voor alle
huishoudens (zie onderstaande tabel). De berekening van dit inkomenseffect is beperkt
tot de amendementen met een direct gevolg op de besteedbare inkomens van huishoudens3. Het bevat dus niet de dekking bij bedrijven en het eventuele effect daarvan op de
inflatie of het effect van indirecte belastingen, zoals de doorgetrokken verlaging
van de brandstofaccijnzen, op de inflatie. Om de inflatie voor 2024 te ramen is namelijk
de eerdergenoemde macro-economische doorwerking nodig.
Figuur 1 boxplot van de koopkracht 2023 (eerste kolom), koopkracht 2024 bij Miljoenennota
(tweede kolom) en inkomenseffecten 2024 van amendementen van de Tweede Kamer
Vraag 40
Met hoeveel stijgt de energierekening in 2023 en 2024 (t.o.v. 2022)?
Antwoord op vraag 40
Naar aanleiding van het afnemende gasaanbod door de oorlog in Oekraïne was er een
forse stijging van de groothandelsprijzen voor energie. Hierdoor kregen huishoudens
met variabele of aflopende contracten in 2022 te maken met hogere energieprijzen.
Om onzekerheid en compensatie te bieden voor de hogere energierekening geldt er voor
2023 een tijdelijk prijsplafond op energie. Ook in 2022 werden er steunmaatregelen
getroffen. Zo is er in november en december van 2022, vooruitlopend op het prijsplafond,
tweemaal 190 euro uitgekeerd aan alle kleinverbruikers van elektriciteit. Een huishouden
met een gemiddeld verbruik had in 2021 een energierekening van circa 1.500 euro. Zonder de steunmaatregelen was dit opgelopen tot circa 2.500 euro in 2022 en circa 3.000 euro in 2023. Door het prijsplafond betaalden afnemers gemiddeld honderden euro's minder
en komt de gemiddelde energierekening in 2023 uit op circa 2.500 euro.
De verwachting is dat de energierekening in 2024 grofweg op hetzelfde niveau blijft
als in 2023, ondanks dat de huidige tarieven inmiddels veelal onder het niveau van
het prijsplafond zitten. Dit heeft te maken met wijzigingen in de energiebelasting
(EB) en een stijging van de transporttarieven, die per 1 januari 2024 zullen gelden
voor alle huishoudens. Voor een huishouden met een gemiddeld gebruik stijgen de jaarlijkse
kosten met respectievelijk circa 38 euro en 84 euro. Daarnaast kunnen huishoudens met een variabel contract ook te maken krijgen met
veranderende leveringstarieven (zonder heffingen). Het effect hiervan is echter sterk
afhankelijk van de leverancier en het verbruik van het huishouden. Mensen die een
leverancier hebben die het tarief verhogen, bijvoorbeeld tot boven het niveau van
het prijsplafond, kunnen overstappen naar een concurrent met een lager tarief en/of
weer kiezen voor een vast contract.
Vraag 41
Kunt u een opsomming geven van alle mee- en tegenvallers boven de 150 miljoen euro?
Waar worden de meevallers voor ingezet?
Antwoord op vraag 41
In de Verticale toelichting (Bijlage 1 van de Najaarsnota) wordt voor elke begroting
aangegeven welke mee-en tegenvallers er zijn en worden deze inhoudelijk toegelicht.
Voor de beantwoording van deze vraag zijn alle plafondrelevante mee- en tegenvallers
groter dan 150 miljoen euro op de reguliere uitgavenplafonds (Rijksbegroting, Investeringen,
Sociale Zekerheid en Zorg) weergegeven. Meevallers op coronabudgetten zijn buiten
beschouwing gelaten omdat deze buiten het uitgavenplafond vallen. Op dit moment is
de omvang en invulling van de eindejaarsmarge nog niet bekend. De definitieve hoogte
van de eindejaarsmarge wordt in het voorjaarbepaald bij de Slotwet als alle realisatiecijfers
van departementen geboekt zijn. Vervolgens wordt bij de Voorjaarsnota 2024 besloten
welk deel van de eindejaarsmarge wordt toegevoegd aan de begrotingen vanwege de onbeperkte
eindejaarsmarge. Voor de berekening van de eindejaarsmarge geldt een maximum van 1%
van het begrotingstotaal. Begrotingsfondsen hebben een eindejaarsmarge van 100%.
Tabel 3
Mee-en tegenvallers (bedragen x € 1.000)
2023
Onderuitputting Defensie
– 762.552
Uitvoeringsinformatie SZW
– 453.269
EU-afdrachten
– 365.571
Onderuitputting Klimaatfonds
– 363.531
Onderuitputting NGF projecten
– 348.000
Rente
– 264.614
Mee- en tegenvallers: RVO verstekingsoperatie
– 240.000
Onderuitputting Traditioneel Eigen Middelen
– 227.756
Onderuitputting onverdeelde loon- en prijsbijstelling
– 224.084
Onderuitputting legalisatie PAS-melders door provincies
– 215.192
COA lagere bezetting
– 207.539
Uitvoeringsinformatie VWS
– 192.520
Onderuitputting garantieregeling Porthos
– 175.600
Onderuitputting risicoreservering domeinoverstijgende risico's
– 159.016
Boetes en Transacties
– 157.500
Definitieve sluiting langlopende schadezaken Atradius
165.000
Storting garantieregeling Porthos in de reserve duurzame energie
175.600
Afpakken
207.000
COA Hogere kosten voor (crisis) noodopvang
218.000
NAM versterkingskosten
303.440
Vraag 42
Kunt u een analyse geven van de meest voorkomende oorzaken van de bij Najaarsnota
opgetreden onderuitputting? Voor welke posten wordt onderuitputting veroorzaakt door
krapte op de arbeidsmarkt?
Antwoord op vraag 42
De onderuitputting op de departementale begrotingen heeft verschillende oorzaken,
waaronder krapte op de arbeidsmarkt of vertraging bij de uitvoering van projecten.
In paragraaf 2.2 wordt de onderuitputting per begroting toegelicht. De meeste onderuitputting
doet zich voor op de Aanvullende Post (1,3 miljard euro), de begroting van Economische
Zaken en Klimaat (0,9 miljard euro) en op de begroting van Defensie (0,8 miljard euro).
Op de Aanvullende Post ontstaat onderuitputting omdat gereserveerde middelen niet
zijn opgevraagd en overgeheveld naar departementale begrotingen. De onderuitputting
bij Economische Zaken en Klimaat vindt grotendeels plaats op middelen uit het Klimaatfonds
(249 miljoen euro) en Nationaal Groeifonds (363 miljoen euro). In de Verticale toelichting
(bijlage 1) worden deze beide posten nader toegelicht met onderliggende oorzaken.
De lagere uitgaven bij Defensie zijn voornamelijk het gevolg van externe omstandigheden.
Zo leidt de oorlog in Oekraïne tot krapte op de Defensiemarkten, wat leidt tot vertragingen
in geplande investeringen over de volle breedte van het fonds. Voorts leiden ook de
gevolgen van de krapte op de arbeidsmarkt tot vertragingen in de planning en uitvoering
van investeringsprojecten.
Vraag 43
Klopt het dat de verplichtingen bij Najaarsnota/2e suppletoire wet in totaal toenemen
met 14,4 miljard euro en in hoeverre leiden deze verplichtingen tot uitgaven in 2023,
2024 en latere jaren (kasritme)?
Antwoord op vraag 43
Zie antwoorden vragen 17 en 22.
Vraag 44
Hoe vergewist u zich ervan dat ministeries alleen verplichtingen aangaan waarvoor
geldt dat de uitgaven die er vroeg of laat uit voortvloeien ook inderdaad lopend beleid
zijn en geen nieuwe beleidskeuzes? Hoe vergewist u zich ervan dat ministeries niet
eerder verplichtingen aangaan dan nadat de Kamer daarvoor autorisatie heeft gegeven?
Wat is de reden dat dat bij VWS wel is gebeurd? Welke rol speelt het Ministerie van
Financiën daarin?
Antwoord op vraag 44
De inhoud van de begrotingswetten van de vakministers is door de Minister van Financiën
getoetst aan de begrotingsregels die het kabinet hanteert en de regels die in de Comptabiliteitswet
2026 stelt aan het financieel beheer van het Rijk. Op basis van de toelichtingen van
de individuele Ministers kan uw Kamer de mutaties beoordelen en de (suppletoire) begrotingswetten
al dan niet autoriseren.
Ongeautoriseerd uitgeven bij nieuw beleid is niet in lijn met de Comptabiliteitswet
2016 en daar wijs ik de ministeries op. Gebeurt dit onverhoopt wel, dan wordt dat
als onrechtmatige uitgave aangemerkt in de controle door de accountant. Lopend beleid
inclusief wijzigingen mogen echter cf. Comptabiliteitswet 2016 terughoudend worden
uitgevoerd zonder autorisatie van de Kamer. De Minister van VWS heeft aangegeven dat
de verplichtingsmutaties in de 2e suppletoire begroting lopend beleid zijn. De Minister
van VWS heeft hier aanvullend een brief ter informatie aan het parlement over verzonden.
Vraag 45
Kunt u een historisch overzicht geven van de tarieven in de vennootschapsbelasting?
Antwoord op vraag 45
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tarieven in de vennootschapsbelasting
vanaf 1985. Het opstaptarief is het tarief dat geldt voor belastbare winsten tot aan
de grens van het opstaptarief. Het algemene tarief is van toepassing op het deel van
de belastbare winst hoger dan de grens van het opstaptarief.
Jaar
Algemene tarief
Opstaptarief
Grens opstaptarief
1985
43,0%
n.v.t.
n.v.t.
1986
42,0%
n.v.t.
n.v.t.
1987
42,0%
n.v.t.
n.v.t.
1988
42,0%
n.v.t.
n.v.t.
1988
35,0%
40,0%
f 113.445
1989
35,0%
40,0%
f 113.445
1990
35,0%
40,0%
f 113.445
1991
35,0%
40,0%
f 113.445
1992
35,0%
40,0%
f 113.445
1993
35,0%
40,0%
f 113.445
1994
35,0%
40,0%
f 113.445
1994
35,0%
40,0%
f 45.378
1995
35,0%
40,0%
f 45.378
1996
35,0%
37,0%
f 45.378
1997
35,0%
36,0%
f 45.378
1998
35,0%
35,0%
f 45.378
1999
35,0%
35,0%
f 50.000
2000
35,0%
30,0%
f 50.000
2001
35,0%
30,0%
€ 22.689
2002
34,5%
29,0%
€ 22.689
2003
34,5%
29,0%
€ 22.689
2004
34,5%
29,0%
€ 22.689
2005
31,5%
27,0%
€ 22.689
2006
29,6%
25,5%
€ 22.689
20071
25,5%
20,0%
€ 25.000
2008
25,5%
20,0%
€ 275.000
2009
25,5%
20,0%
€ 200.000
2010
25,5%
20,0%
€ 200.000
2011
25,0%
20,0%
€ 200.000
2012
25,0%
20,0%
€ 200.000
2013
25,0%
20,0%
€ 200.000
2014
25,0%
20,0%
€ 200.000
2015
25,0%
20,0%
€ 200.000
2016
25,0%
20,0%
€ 200.000
2017
25,0%
20,0%
€ 200.000
2018
25,0%
20,0%
€ 200.000
2019
25,0%
19,0%
€ 200.000
2020
25,0%
16,5%
€ 200.000
2021
25,0%
15,0%
€ 245.000
2022
25,8%
15,0%
€ 395.000
2023
25,8%
19,0%
€ 200.000
2024
25,8%
19,0%
€ 200.000
X Noot
1
In 2007 was er een extra schijf van 23,5% voor belastbare winsten tussen de 25.000
euro en 60.000 euro. Tot aan 25.000 euro gold een tarief van 20%, vanaf 60.000 euro
was het tarief 25,5%.
Vraag 46
Kunt u toelichten waarom er een forse onderuitputting is voor schade-afhandeling bij
Groningen (179 miljoen euro, p. 15), en daarbij ingaan op welke effecten dit heeft
voor huishoudens getroffen met aardbevingsschade?
Antwoord op vraag 46
Voor wat betreft de schadeafhandeling is het nog onzeker hoe de uitputting tot het
einde van dit jaar verloopt. Daarom hangt de onderuitputting op artikel 5 Een veilig
Groningen vooral samen met de versterkingsoperatie. Het aantal te versterken huizen
laat zich lastig vertalen naar een begroting op jaarbasis. Bij Voorjaarsnota is de
meerjarige raming voor versterken met circa 243 miljoen euro verhoogd op basis van
een nieuwe ramingssystematiek. Deze uitgaven blijken niet volledig in 2023 gerealiseerd
te kunnen worden. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) rapporteert maandelijks
over de voortgang van de versterkingsoperatie. De verwachting is dat de doelstelling
van het aantal van 1100 te versterken huizen in 2023 wel wordt gehaald.
Vraag 47
Kunt u ten aanzien van de forse onderuitputting op artikel 5 op de EZK-begroting (Groningen)
aangeven waarom u deze mutaties nog niet op het netvlies had ten tijde van de suppletoire
begroting die de Kamer op Prinsjesdag ontving?
Antwoord op vraag 47
De uitputting van de budgetten op de EZK-begroting wordt voortdurend gemonitord. Ten
tijde van de suppletoire begroting op Prinsjesdag zijn uitgaven bijgesteld naar de
inschatting die destijds gegeven kon worden. Bij het opstellen van de Najaarsnota
bleek het in de rede te liggen een aantal budgetten neerwaarts bij te stellen.
Vraag 48
Kunt u een analyse geven van de redenen voor de forse onderuitputtingen op de verschillende
departementen in de Najaarsnota en waarom die niet voorspeld waren? Kunt u aangeven
of dit een structureel probleem is – oftewel, of dit jaarlijks voorkomt op deze ministeries
met een vergelijkbare reden?
Antwoord op vraag 48
In het antwoord op vraag 42 is aangegeven wat de meest voorkomende oorzaken zijn van
de bij Najaarsnota opgetreden onderuitputting. In het voorjaar wordt kritisch gekeken
of sprake is van incidentele of structurele onderuitputting. Indien sprake is van
structurele onderuitputting zullen ramingen worden bijgesteld. In het Jaarverslag
over begrotingsjaar 2023 zal specifiek worden ingegaan op de onderuitputting in 2023
en in hoeverre de onderuitputting veroorzaakt wordt door de situatie op de arbeidsmarkt.
Vraag 49
Kunt u een overzicht geven van de totale onderuitputting die wordt doorgeschoven naar
volgend jaar?
Antwoord op vraag 49
In antwoord op vraag 1 is aangegeven dat op dit moment geen overzicht kan worden gegeven
van de eindejaarsmarge, zoals de onderuitputting die wordt doorgeschoven naar het
volgende jaar. De definitieve hoogte van de eindejaarsmarge wordt bepaald bij de Slotwet
als alle realisatiecijfers van departementen geboekt zijn. Vervolgens wordt bij de
Voorjaarsnota 2024 besloten welk deel van de eindejaarsmarge wordt toegevoegd aan
de begrotingen. Voor de berekening van de eindejaarsmarge geldt een maximum van 1%
van het begrotingstotaal. Begrotingsfondsen hebben een eindejaarsmarge van 100%.
Vraag 50
U schrijft onder «hoofdstuk 3: inkomstenbeeld» op bladzijde 20 dat er minder belastingopbrengsten
zijn binnengekomen dan begroot. Dit valt volgens u te wijten aan: tegenvallende economische
groei waardoor belastingopbrengsten tegenvallen; lager energieverbruik waardoor de
opbrengst van de energiebelasting tegenvalt. Kunt u aangeven of er een uitgebreidere
risicoanalyse is gemaakt met het oog op volgend jaar met betrekking tot tegenvallende
belastingopbrengsten?
Antwoord op vraag 50
In elke budgettaire nota wordt de raming van belasting- en premieontvangsten bijgesteld
op basis van nieuwe data, dit kan zowel op- als neerwaarts zijn. Bij de Najaarsnotaraming
is de aanpassing gebaseerd op de gerealiseerde kasontvangsten tot en met de maand
oktober. Hierbij is er voor de belasting op milieugrondslag een aanwijsbare specifieke
oorzaak die een belangrijke rol speelt (zie het antwoord op vraag 59) en voor overige
belastingen lijken de gemiddeld tegenvallende ontvangsten in ieder geval deels samen
te hangen met een economische ontwikkeling die in het derde kwartaal van 2023 minder
gunstig was dan gedacht. Een achterblijvende consumptie heeft bijvoorbeeld direct
gevolgen voor de omzetbelasting.
Bij het opstellen van de raming was geen geactualiseerd economisch beeld van het CPB
beschikbaar ten opzichte van de MEV 2024. Het is daarom niet mogelijk te zeggen of
de gemiddeld tegenvallende kasontvangsten afgelopen maanden een meerjarig karakter
krijgen als gevolg van de economische ontwikkelingen die zich sinds de MEV 2024 hebben
voorgedaan. Op basis van deze ramingen kunnen daarom geen stellige uitspraken worden
gedaan over nieuwe inzichten in de belastingontvangsten in 2024. De volgende macro-economische
raming over 2024 volgt in het voorjaar (Centraal Economisch Plan). Op basis hiervan
worden de verwachte belastingontvangsten voor 2024 herzien.
Vraag 51
Verwacht u dat de tegenvallende opbrengsten volgend jaar doorzetten?
Antwoord op vraag 51
Zie antwoord op vraag 50.
Vraag 52
In hoeverre zijn behalve de macro-economische verkenning nog recentere economische
ontwikkelingen ingecalculeerd bij de Miljoenennota?
Antwoord op vraag 52
In de Miljoenennota baseert het kabinet zich op de Macro Economische Verkenning (MEV)
van het Centraal Planbureau. Dit is ook voorgeschreven door de Wet Houdbare Overheidsfinanciën
(Wet Hof). De MEV en de Miljoenennota worden op dezelfde dag gepubliceerd, wat betekent
dat het kabinet niet nog recentere economische ontwikkelingen kan incalculeren bij
de Miljoenennota. De Miljoenennota bevat in hoofdstuk 1 een beschouwing op de macro-economie,
waarbij breed gekeken wordt naar verschillende ontwikkelingen. Deze beschouwing bevat
geen recentere informatie dan de MEV. Het volgende economische beeld van het CPB verschijnt
in maart bij het Centraal Economisch Plan.
Vraag 53
Welke specifieke opbrengsten lopen in uw visie het meest risico bij extra tegenvallende
economische groei? Heeft u daar aanvullende berekeningen voor?
Antwoord op vraag 53
De belastingontvangsten hangen af van de stand van de economie omdat zij grotendeels
raken aan het inkomen en de bestedingen van burgers en bedrijven. Dit geldt voor vrijwel
alle belastingsoorten. Binnen die context zijn met name winsten van bedrijven vaak
sterk conjunctuurgevoelig. Ook de opbrengst van de omzetbelasting reageert snel op
economische ontwikkelingen. De opbrengsten uit de loon- en inkomensheffing reageren
juist met enige vertraging ten opzichte van deze belastingsoorten, omdat de arbeidsmarkt
vaak iets achterloopt op de economische conjunctuur.
Vraag 54
De opbrengst in de vennootschapsbelasting valt lager uit dan voorzien bij de Miljoenennota
2024. Kunt u aangeven hoe deze lagere opbrengst verder kan worden uitgesplitst?
Antwoord op vraag 54
Het is niet mogelijk om de gevraagde uitsplitsing van de vennootschapsbelasting te
maken naar multinationals, mkb, tarief en economische sectoren. De bijstelling is
gebaseerd op de meest actuele inzichten in feitelijke kasontvangsten. Een dergelijke
doorkijk naar bedrijfskenmerken is daarbij (nog) niet beschikbaar. Wel is een uitsplitsing
beschikbaar naar de verschillende boekjaren van de belasting waarop de kasontvangsten
betrekking hebben (dat wil zeggen boekjaar 2023, 2022, 2021, enzovoort). Hieruit blijkt
dat de ontvangsten in ieder van de verschillende, meest recente boekjaren iets achterblijft
bij de verwachting uit de Miljoenennota 2024. Overigens geldt hierbij dat de verwachte
ontvangsten over 2023 nog steeds historisch hoog zijn (bijna 10 miljard euro meer
dan in 2022), dat deze raming eerder dit jaar juist meermaals opwaarts is bijgesteld
en dat de achterblijvende ontvangsten ten opzichte van de Miljoenennota 2024 relatief
beperkt van omvang zijn gegeven de omvang en volatiliteit van de vennootschapsbelasting.
Vraag 55
Welk deel van de neerwaartse bijstelling komt voor rekening van multinationals?
Antwoord op vraag 55
Zie antwoord op vraag 54.
Vraag 56
Welk deel voor mkb?
Antwoord op vraag 56
Zie antwoord op vraag 54.
Vraag 57
Welke sectoren blijven achter in opbrengsten?
Antwoord op vraag 57
Zie antwoord op vraag 54.
Vraag 58
In welke verhouding blijven zij achter ten opzichte van andere sectoren?
Antwoord op vraag 58
Zie antwoord op vraag 54.
Vraag 59
Kunt u aangeven of het lagere verbruik van energie, dat volgens de Najaarsnota leidt
tot 1,5 miljard lagere opbrengsten van de belasting op milieugrondslag, vooral voorkomt
bij huishoudens of bedrijven? En in welke verhouding?
Antwoord op vraag 59
De opbrengst van de energiebelasting is naar aanleiding van laatste inzichten in kasontvangsten
sterk neerwaarts bijgesteld met 1,4 miljard euro (–25%). Deze daling van de ontvangsten
heeft voornamelijk te maken met een lager energieverbruik. Uit de kasontvangsten is
niet direct op te maken om welke soort energie (gas of elektriciteit) door welke groep
(bedrijven of huishoudens) het gaat. Op basis van aangifte-informatie beschikbaar
bij de Belastingdienst komt wel een voorlopig beeld naar boven. Hieruit blijkt dat
er in 2023, ten opzichte van 2021, sprake is van zowel (veel) minder gasverbruik als
elektriciteitsverbruik. Zo is het aangegeven gasverbruik in de eerste schijf (voornamelijk
gebouwde omgeving) met 35% gedaald. De besparingen zien ook op hogere tariefschijven
(bedrijven) en de glastuinbouw. Nog niet alle cijfers zijn beschikbaar: het CBS publiceert
wel maandelijks het totale bruto gas- en elektriciteitsverbruik in Nederland, maar
sectorale cijfers volgen na afloop van het jaar.
De besparingen zijn hoger dan verwacht werd op basis van laatste prognoses van het
energieverbuik in 2023, bijvoorbeeld op basis van de Klimaat- en energieverkenning
2023. Het is niet waarschijnlijk dat het enkel om een weereffect gaat. De hoge energieprijzen
spelen naar verwachting een belangrijke rol. Op basis van louter kascijfers kan niet
gesteld worden dat huishoudens in de kou hebben gezeten, want hieruit is niet af te
leiden om welke huishoudens het gaat en welke motieven een rol speelden.
Vraag 60
Wat is de reden dat het grootste deel van coalitieakkoordmiddelen die op de Aanvullende
post geraamd stonden niet is overgeheveld naar ministeries, maar nu vrijvalt als onderuitputting?
Antwoord op vraag 60
Op de Aanvullende Post staan middelen gereserveerd voor maatregelen die nadere uitwerking
vergen. Wanneer niet tijdig een doelmatig en doeltreffend bestedingsvoorstel wordt
overlegd met Financiën blijven de middelen op de Aanvullende Post staan. Aan het einde
van het begrotingsjaar vallen de middelen in het huidige jaar vrij.
Bij Najaarsnota is bijna 1,4 miljard euro aan onderuitputting afgeboekt vanaf de Aanvullende
Post. Een gedeelte hiervan, 257 miljoen euro, betroffen coalitieakkoordmiddelen. Dit
bestaat voornamelijk uit middelen op het Mobiliteitsfonds (22 miljoen euro), Deltafonds
(99 miljoen euro) en het Klimaatfonds (100 miljoen euro), welke middels de 100% eindejaarsmarge
in 2024 worden toegevoegd aan de begroting.
Vraag 61
Hoe draagt u zorg voor een realistische begroting gelet op arbeidsmarktkrapte, en
hoe is de ontwikkeling van doorgeschoven gelden ten opzichte van voorgaande jaren?
Antwoord op vraag 61
Een realistische begroting hangt mede samen met de mate waarop een kabinet geraamde
budgetten weet uit te geven. Indien het niet lukt om dit te doen ontstaat er onderuitputting.
Dit kan mede worden veroorzaakt door krapte op de arbeidsmarkt, maar ook indien er
vertraging optreedt bij de uitvoering van projecten. In het voorjaar wordt kritisch
gekeken of sprake is van incidentele of structurele onderuitputting. Indien sprake
is van structurele onderuitputting zullen ramingen worden bijgesteld.
Vraag 62
Hoe staat de uitwerking van het amendement omtrent de verhoging van het uurtarief
in de kinderopvangtoeslag (Kamerstuk 36 140 XV, nr. 57), dat afgelopen oktober aangenomen is, ervoor?
Antwoord op vraag 62
De Tweede Kamer heeft na afloop van de Algemene Financiële Beschouwingen een amendement
aangenomen om de maximum uurprijs voor de kinderopvangtoeslag vanaf 2024 extra te
verhogen. Momenteel is SZW bezig met een spoed AmvB om de uitwerking van dit amendement
te realiseren. Deze spoed AMvB zal zo spoedig mogelijk met uw Kamer worden gedeeld
in het kader van de voorhangprocedure. De AMvB wordt naar verwachting in maart 2024
vastgesteld. SZW en Dienst Toeslagen hebben ervoor gekozen om in de uitvoering te
anticiperen op deze vaststelling, zodat ouders met ingang van 1 januari 2024 meteen
het actuele voorschot aan kinderopvangtoeslag ontvangen. Hierover is uw Kamer op 7 november
2023 geïnformeerd (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, 516).
Vraag 63
Is er onderuitputting in de Najaarsnota die te danken is aan verouderde of haperende
ICT? Zijn de budgettaire gevolgen van verouderde overheid-IT duidelijk in kaart te
brengen?
Antwoord op vraag 63
Het is mij niet bekend dat de onderuitputting het gevolg is van verouderde of haperende
ICT.
Vraag 64
Op welke begroting staan de middelen voor de verduurzaming van de IT-sector?
Antwoord op vraag 64
Op de EZK-begroting zijn middelen gereserveerd voor de verduurzaming van het bedrijfsleven
en de industrie. Daar kan ook de IT-sector gebruik van maken voor zover ze voldoen
aan de gestelde voorwaarden van de verschillende regelingen. Er is zijn geen middelen
specifiek voor verduurzaming digitalisering op de EZK-begroting gereserveerd.
Vraag 65
Op welke wijze worden de onderuitputtingen ingezet om de lagere inkomsten te dekken,
en kunt u garanderen dat dit geen effect heeft op beoogde doelstellingen?
Antwoord op vraag 65
In de begrotingsregels (zie regel 2A.4) van het kabinet-Rutte IV is opgenomen dat
er scheiding is tussen inkomsten en uitgaven. Dat betekent dat onderuitputting in
principe niet wordt ingezet om lagere inkomsten te dekken, dit is ook deze Najaarsnota
niet gebeurd. Via de eindejaarsmarge mag 1% van de onderuitputting mee worden genomen
naar het volgende begrotingsjaar, bij de begrotingsfondsen is dit 100%. Zo blijft
dit geld beschikbaar voor de gestelde beleidsdoelen.
Vraag 66
Is de uitwerking van het amendement omtrent de verhoging van het uurtarief in de kinderopvang
(Kamerstuk 36 140 XV, nr. 57) op koers zodat op 1 januari 2024 de verhoging van het uurtarief kan ingaan?
Antwoord op vraag 66
Zie antwoord op vraag 62.
Vraag 67
In de Najaarsnota is er in totaal bijna 1 miljard euro minder uitgegeven dan geraamd
aan Defensie en Defensiemateriaal op Prinsjesdag, vooral door krapte op de arbeidsmarkt;
hoe kan het verschil tussen nu en Prinsjesdag zo groot zijn?
Antwoord op vraag 67
Op basis van de meest recente inzichten is de raming voor de Defensie investeringen
aangepast. Bij Prinsjesdag waren er reeds signalen die duidden op onderrealisatie
op zowel de Defensiebegroting als het Defensiematerieelbegrotingsfonds, maar de omvang
daarvan was nog niet goed inzichtelijk. Nadere analyse heeft ertoe geleid dat bij
2e suppletoire begroting de thans verwachte onderrealisatie is verwerkt.
Vraag 68
Kunt u een totaaloverzicht geven van alle incidentele suppletoire begrotingen die
over 2023 zijn ingediend en kan daarbij per keer aangegeven worden of er wel of niet
gebruik is gemaakt van artikel 2.27, tweede lid?
Antwoord op vraag 68
In het lopende begrotingsjaar zijn er acht incidentele suppletoire begrotingen ingediend.
In twee gevallen is er een beroep gedaan op CW 2016 artikel 2.27, tweede lid. Een
soortgelijk overzicht is tevens te vinden op rijksfinancien.nl. Dit is een forse afname
ten opzichte van vorig jaar. Daarnaast is er bij Prinsjesdag een extra ronde suppletoire
begrotingswetten opgesteld zodat uw Kamer wijzigingen op de lopende begroting tijdig
en zorgvuldig kan behandelen.
Overzicht incidentele suppletoire begrotingen 2023 per 13-12-2023
Departement
Titel
Indieningsdatum
Beroep CW 2.27, tweede lid
Koninkrijksrelatie (IV)
Wijziging samenhangende met de herfinanciering covidleningen
29-08-2023
Nee
Buitenlandse Zaken (V)
Incidentele suppletoire begroting inzake ophoging Nederlandse bijdrage Europese Vredesfaciliteit
13-02-2023
Nee
Buitenlandse Zaken (V)
Tweede incidentele suppletoire begroting inzake steun Oekraïne en tweede ophoging
Nederlandse bijdrage Europese Vredesfaciliteit
03-04-2023
Nee
Defensie (X)
Incidentele supletoire begroting
08-03-2023
Nee
Economische Zaken en Klimaat (XIII)
Incidentele suppletoire begroting inzake gasopslag Bergermeer en garantieregeling
Porthos
12-12-2022
Nee
Economische Zaken en Klimaat (XIII)
Tweede incidentele suppletoire begroting inzake lening Invest-NL in verband met SIF
13-02-2023
Ja
Economische Zaken en Klimaat (XIII)
Derde incidentele suppletoire begroting inzake verder vullen gasopslag Bergermeer
27-02-2023
Ja
Buitenlandse Handel en Ontwikelingssamenwerking
Incidentele suppletoire begroting inzake steun voor Oekraïne
03-04-2023
Nee
Vraag 69
In de Najaarsnota zien we dat er op zorg een verschil zit van –2 mld. euro tussen
het uitgavenplafond en het uitgavenniveau; kunt u een onderbouwing geven waar dit
verschil vandaan komt?
Antwoord op vraag 69
De toets op het deelplafond Zorg laat zien dat in 2023 de uitgaven binnen dit deelplafond
2 miljard euro lager uitvallen ten opzichte van het plafond. Bij Miljoenennota bedroeg
de onderschrijding 1,8 miljard euro. Op basis van de cijfers van het Zorginstituut
zijn de Zvw-uitgaven bij Najaarsnota met 193 miljoen euro neerwaarts bijgesteld, waardoor
de plafondonderschrijding bij NJN op ongeveer 2 miljard euro uitkomt. Een deel van
de onderschrijding ontstaat door een meevaller van 1,2 miljard euro in de Zorgverzekeringswet,
waarvan 835 miljoen euro onderuitputting in de wijkverpleging.
Echter heeft VWS na het afronden van de Najaarsnota nieuwe informatie van het Zorginstituut
ontvangen waaruit blijkt dat dat de meevaller van 200 miljoen euro omslaat in kleine
tegenvaller van 30 miljoen euro, doordat het Zorginstituut de raming van de uitgaven
in de medisch-specialistische zorg per vergissing omlaag gecorrigeerd had. Deze nieuwe
informatie voor 2023 wordt meegenomen in het Financieel Jaarverslag 2023.
Vraag 70
In de Najaarsnota zien we dat er op sociale zekerheid een verschil zit van +2 miljard euro
tussen het uitgavenplafond en het uitgavenniveau; kunt u een onderbouwing geven waar
dit verschil vandaan komt?
Antwoord op vraag 70
Deze overschrijding van het deelplafond Sociale Zekerheid komt onder andere door het
koopkrachtpakket dat in de Miljoenennota 2023 werd aangekondigd. Hierin werd onder
andere besloten om de invoering van de verhoging van het minimumloon te versnellen
en te verhogen. Bij Miljoenennota 2023 zorgde dit voor 3,1 miljard euro hogere uitgaven
op het deelplafond Sociale Zekerheid. Daarnaast was er destijds ook besloten om het
kindgebonden budget te verhogen; dit zorgde bij Miljoenennota 2023 voor 732 miljoen euro
aan hogere uitgaven op het deelplafond Sociale Zekerheid. De dekking hiervoor is gevonden
buiten het deelplafond Sociale Zekerheid. Dit leidde tot een overschrijding van het
deelplafond.
Vraag 71
Kunnen de uitgaven aan externen worden toegelicht? Welk consultancybureau declareerde
het hoogste bedrag?
Antwoord op vraag 71
Ik ga ervan uit dat deze vraag betrekking heeft op de informatievoorziening en ICT
bij de Raad van State. In 2023 geeft het Hoog College van Staat 8 miljoen euro aan
additionele middelen (ten opzichte van de oorspronkelijke begroting) uit aan de verbetering
van de informatiehuishouding, waarvan een deel naar externe partijen gaat. De uitgaven
voor externen bij de Raad van State betreffen inhuur voor beheer en onderhoud en een
meerjarig vernieuwingstraject op het gebied van informatievoorziening. De werving
van externen vindt plaats via een mantelovereenkomst. De gegunde opdrachten van de
Hoge Colleges van Staat voor de inhuur van externen zijn te raadplegen middels deze link. De Raad doet de betalingen aan de tussenpersonen (brokers) uit de manteloverkomst.
Voor ICT-inhuur betreffen dit Between Staffing Nederland B.V., Pro-Act IT B.V. en
Actos group B.V. Deze tussenpersonen zetten de opdracht door aan bureau's en/of personen
die de opdracht vervullen. Het is daardoor niet bekend welk (consultancy)bureau onder
aan de streep het hoogste bedrag ontvangt.
Vraag 72
Hoeveel geld van de vrijgekomen middelen in de Aanvullende post worden nu ingezet
om het tekort op te vangen, en hoe garandeert u dat dit niet ten koste gaat van het
behalen van politieke doelstellingen?
Antwoord op vraag 72
Bij de Najaarsnota is bijna 1,4 miljard euro aan niet opgevraagde middelen als onderuitputting
afgeboekt. Onderuitputting wordt, ongeacht waar deze optreedt, bij Najaarsnota ingezet
om de in=uittaakstelling in te vullen. Ook de onderuitputting op de Aanvullende Post
wordt hiervoor ingezet. Voor de niet overgehevelde middelen geldt dat per reservering
wordt bezien of de middelen nog nodig zijn voor de politieke doelstellingen waarvoor
deze waren gereserveerd. Hier wordt tijdens de voorjaarsbesluitvorming 2024 over besloten.
Vraag 73
Kunt u een overzicht geven van de stand van de in=uit-taakstelling bij Prinsjesdag,
Najaarsnota en Jaarverslag over de afgelopen tien jaar?
Antwoord op vraag 73
In onderstaande tabel is de invulling van de reguliere in=uittaakstelling per budgettaire
nota weergegeven. In alle jaren is de in=uittaakstelling volledig ingevuld. De invulling
van aanvullende onderuitputting bovenop de reguliere in=uittaakstelling is niet opgenomen
in dit overzicht.
Tabel 4
In miljoenen euro's
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
In=uittaakstelling
– 815
– 948
– 2.510
– 1.777
– 1.182
– 842
– 1.396
– 973
– 1.415
– 4.318
waarvan ingevuld bij Voorjaarsnota
325
–
–
–
225
220
–
–
–
–
waarvan ingevuld bij Miljoenennota
490
45
175
–
957
–
100
–
–
–
waarvan ingevuld bij Najaarsnota
–
358
1.364
1.777
–
60
100
105
186
3.772
waarvan ingevuld bij Financieel Jaarverslag Rijk
–
545
971
–
–
563
1.196
868
1.229
–
Vraag 74
Wat is de oorzaak van de onderbesteding van 2,6 miljoen euro voor het Preventieakkoord?
Antwoord op vraag 74
Een groot deel van deze onderbesteding is ontstaan uit de hoger dan verwachte bijstelling
voor loon- en prijsontwikkeling. Voor het overige gaat het om beperkte onderbesteding
op diverse deelprojecten onder het Preventieakkoord.
Vraag 75
Kunt u toelichten waar de 5,6 miljard euro aan onderuitputting en meevallers precies
voor wordt ingezet? Wat gebeurt er met de overige 0,6 miljard euro?
Antwoord op vraag 75
In onderstaande tabel is de in=uittaakstelling en de aanvullende onderuitputting en
de invulling daarvan weergegeven. Het is hierbij van belang om naar het totaal te
kijken in plaats van naar de verwerking per deelplafond. De verwerking op de verschillende
deelplafonds is nodig om administratieve redenen.
De openstaande in=uittaakstelling en aanvullende onderuitputting bedraagt 6,4 miljard euro.
Bij Miljoenennota is 255 miljoen euro ingevuld bij de aanvullende onderuitputting.
Bij de Najaarsnota wordt 5,6 miljard euro aan onderuitputting en per saldo meevallers
ingezet ter invulling van de openstaande in=uittaakstelling en aanvullende onderuitputting.
Hierdoor resteert afgerond 0,5 miljard euro aan openstaande in=uittaakstelling. Deze
moet bij het Financieel Jaarverslag orden ingevuld. Mocht onvoldoende onderuitputting
optreden in 2023 dan wordt het uitgavenkader overschreden en verslechtert het EMU-saldo
ten opzichte van de Najaarsnota.
Tabel 5
Bedragen in miljarden euro
2023
In=uittaakstelling
4,3
Aanvullende onderuitputting
2,1
Totaal in te vullen vanaf Voorjaarsnota
6,4
Ingevuld bij Miljoenennota
0,3
Ingevuld bij Najaarsnota
5,6
Nog in te vullen bij Financieel Jaarverslag Rijk
0,5
Vraag 76
Kunt u nader toelichten hoe de overschrijding van de plafonds zich verhoudt tot de
begrotingsregels die aan het begin van de kabinetsperiode zijn afgesproken en welke
rol de plafonds in deze kabinetsperiode hebben gespeeld?
Antwoord op vraag 76
De overschrijding van totale uitgavenplafond bij Najaarsnota komt voort uit de voorjaarsbesluitvorming
2023 en de augustusbesluitvorming in 2022. Bij Voorjaarsnota 2023 was deze overschrijding
van het uitgavenplafond opgelopen tot 11,5 miljard euro vanwege incidentele uitgaven
aan het koopkrachtpakket en het energiepakket.
Dit betekent niet dat 11,5 miljard euro aan uitgaven zonder dekking is gebleven. Bij
Miljoenennota 2023 was er een overschrijding van 1,6 miljard euro die gedekt was uit
het inkomstenkader.
Daarna is bij Voorjaarsnota voor het energiepakket 5,5 miljard euro gedekt vanuit
het niet door laten gaan van de verlaging van de energiebelasting, dus aan de lastenkant.
De resterende 4,3 miljard euro is gedekt uit lagere uitgaven in 2024 en 2025.
Gezien de uitzonderlijke situatie met hoge energieprijzen en de gevolgen voor burgers
en bedrijven heeft het kabinet besloten om voor het energiepakket de scheiding tussen
inkomsten en uitgaven los te laten door onder andere gasbaten in te zetten voor koopkrachtpakketten
en door dekking te vinden in latere jaren van de kabinetsperiode.
Bij Najaarsnota is de overschrijding afgenomen tot 9,6 miljard vanwege lagere uitgaven
onder het plafond. De plafondtoets van het deelplafond Rijksbegroting laat een overschrijding
bij de Najaarsnota zien van 9,2 miljard euro in 2023. Bij de Miljoenennota 2024 was
voor 2023 sprake van een overschrijding van 8,3 miljard euro. De hogere overschrijding
op het deelplafond Rijksbegroting komt doordat de onderschrijding op de deelplafonds
Zorg en Sociale Zekerheid wordt ingezet om de in=uittaakstelling en aanvullende onderuitputting
op deelplafond Rijksbegroting in te vullen.
Vraag 77
Op basis van welke beleidsuitgangspunten heeft het kabinet ervoor gekozen om corona-uitgaven
en Oekraïne-uitgaven buiten de plafonds te plaatsen of die daarvoor aan te passen,
en voor het energiepakket te schuiven tussen uitgavenplafonds en inkomstenkaders?
Antwoord op vraag 77
Vanaf het moment dat de coronacrisis uitbrak kreeg het doel van macro-economische
stabilisatie prioriteit boven het doel van beheersing van de overheidsfinanciën. Deze
uitgaven zijn door kabinet Rutte III daarom buiten het plafond geplaatst en kabinet
Rutte IV heeft deze systematiek overgenomen. Ook voor uitgaven direct verbonden aan
de situatie in Oekraïne is besloten om daar geen bezuinigingen of lastenverzwaringen
tegenover te zetten.
In het geval van het energiepakket is besloten om de last van dit pakket niet bij
de volgende generaties te leggen. Terwijl de samenleving werd geconfronteerd met hogere
lasten vanwege de gestegen energieprijzen, deden zich bij de overheidsfinanciën hierdoor
ook meevallers voor. Daarom is besloten om onder andere deze meevallers van onder
andere de gasbaten in te zetten om het energiepakket te dekken. Hierdoor is de scheiding
tussen inkomsten en uitgaven voor het energiepakket losgelaten. Conform de begrotingsregels
van het demissionaire kabinet mag de scheiding tussen inkomsten en uitgaven worden
doorbroken als dit leidt tot efficiëntere beleidsuitkomsten.
Vraag 78
Klopt het dat feitelijk slechts 2,7 miljard euro van de openstaande taakstelling onderuitputting
zoals die in de begroting was gezet is ingevuld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 78
In het antwoord op vraag 75 wordt de invulling van de in=uittaakstelling en aanvullende
onderuitputting nader uitgelegd. Bij de invulling van de in=uittaakstelling is het
van belang om naar het totaal te kijken in plaats van naar de verwerking per deelplafond.
De verwerking op de verschillende deelplafonds is nodig om administratieve redenen.
In de Najaarsnota 2023 wordt 2,7 miljard euro onderuitputting op plafond Rijksbegroting
ingezet voor de invulling van de in=uittaakstelling en aanvullende onderuitputting.
Daarboven op is een deel geboekt op de verschillende deelplafonds. In totaal wordt
5,6 miljard euro in deze Najaarsnota ingevuld.
Vraag 79
Welk deel van de onderuitputting is ingevuld met meevallers bij de generale dossiers?
Antwoord op vraag 79
Bij de generale dossiers zijn in de Najaarsnota 2023 de volgende mee- en tegenvallers
gemeld:
– Een meevaller van 365 miljoen euro bij de EU-afdrachten;
– Een meevaller van 265 miljoen euro bij de Rente;
– Een meevaller van 158 miljoen euro bij de boete-ontvangsten;
– Een tegenvaller van 284 miljoen euro bij de opbrengsten van afpakken.
De totale meevaller bij de generale dossiers bedroeg daarmee 503 miljoen euro die
is ingezet voor de invulling van de openstaande in=uittaakstelling.
Vraag 80
Welk deel van de onderuitputting is ingevuld met meevallers in de uitvoering?
Antwoord op vraag 80
In de Najaarsnota 2023 zijn meevallers gemeld bij de uitvoeringsinformatie. Bij de
uitvoeringsinformatie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een
meevaller van 453 miljoen euro gemeld. Bij de uitvoeringsinformatie van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een meevaller van 193 miljoen euro gemeld.
De totale meevaller bij de uitvoeringsinformatie bedroeg daarmee 646 miljoen euro
die is ingezet voor de invulling van de openstaande in=uittaakstelling en aanvullende
onderuitputting.
Vraag 81
Welk deel van de onderuitputting is ingevuld met verschuivingen van uitgaven naar
latere jaren?
Antwoord op vraag 81
In de Najaarsnota 2023 is totaal 4,5 miljard euro aan onderuitputting gemeld die is
ingezet voor de invulling van de openstaande in=uittaakstelling en aanvullende onderuitputting.
De onderuitputting die gemeld is, kan (deels) worden meegenomen naar het volgende
begrotingsjaar middels de eindejaarsmarge. De definitieve hoogte van de eindejaarsmarge
wordt bepaald bij de Slotwet als alle realisatiecijfers van departementen geboekt
zijn. Vervolgens wordt bij de Voorjaarsnota 2024 besloten welk deel van de eindejaarsmarge
wordt toegevoegd aan de begrotingen. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Vraag 82
Waarom zijn de meevallers toegerekend aan de openstaande taakstelling en is dit niet
gecorrigeerd voor de (vrijwel even grote) tegenvallers?
Antwoord op vraag 82
Deze vraag is geïnterpreteerd als waarom de onderuitputting en per saldo meevallers
aan de uitgavenkant worden ingezet voor het invullen van de in=uittaakstelling en
aanvullende onderuitputting en niet worden ingezet ter dekking van de tegenvallers
aan de inkomstenkant.
In de begrotingsregels (zie regel 2A.4) van het kabinet-Rutte IV is opgenomen dat
er scheiding is tussen inkomsten en uitgaven. Dat betekent dat onderuitputting niet
mag worden ingezet om lagere inkomsten te dekken, dit is dan in ook deze Najaarsnota
niet gebeurd.
Zie ook het antwoord op vraag 79.
Vraag 83
Hoeveel is het saldo verslechterd ten opzichte van de Miljoenennota 2023 als ook de
destijds ingeboekte taakstellende onderuitputting wordt meegenomen voordat de mee-
en tegenvallers worden verwerkt?
Antwoord op vraag 83
De inschatting van het EMU-saldo voor 2023 bij Miljoenennota 2023 was –1,6%. Sinds
Miljoenennota 2023 zijn er bijstelling geweest bij Voorjaarsnota 2023 (–2,6%) en Miljoenennota
2024 (–1,6%). De inschatting van het EMU-saldo bij Najaarsnota is –1,8%. Bij het Financieel
Jaarverslag Rijk wordt het definitieve EMU-saldo voor 2023 vastgesteld.
In de inschatting van het EMU-saldo is rekening gehouden met de invulling van de in=uittaakstelling
en de aanvullende onderuitputting. De in=uittaakstelling is een tegenboeking van de
eindejaarsmarge in de veronderstelling dat aan het eind van het jaar onderuitputting
optreedt. Daarnaast is er aanvullende onderuitputting geboekt, die op dezelfde wijze
werkt. De in=uittaakstelling kan gedurende het jaar worden ingevuld met onderuitputting
en meevallers. Conform reguliere systematiek wordt bij Financieel Jaarverslag Rijk
de balans hiervoor opgemaakt.
De overschrijding van het uitgavenplafond in de Miljoenennota 2024 ging uit van een
openstaande in=uittaakstelling van 4,3 miljard euro en veronderstelde aanvullende
onderuitputting bij Miljoenennota 2023 van 2,1 miljard euro voor 2023. Deze is bij
Miljoenennota 2024 reeds met 255 miljoen euro ingevuld. Per saldo resteerde er dus
nog 6,2 miljard euro aan in te vullen in=uittaakstelling en aanvullende onderuitputting.
Deze wordt in de Najaarsnota met 5,6 miljard euro ingevuld. Bij het Financieel Jaarverslag
Rijk resteert afgerond 0,5 miljard euro die moet worden ingevuld. Mocht er onvoldoende
onderuitputting optreden in 2023 en de in=uittaakstelling niet volledig ingevuld kunnen
worden, dan wordt het uitgavenkader overschreden en verslechtert het EMU-saldo voor
2023.
Vraag 84
Op welke manier wijzigt de raming van de rentelasten, waardoor er 265 miljoen euro
minder binnenkomt?
Antwoord op vraag 84
De rentelasten zijn 265 miljoen euro lager bij Najaarsnota ten opzichte van Miljoenennota
2024. Dit betekent niet dat er 265 miljoen euro minder binnenkomt, maar dat er 265 miljoen euro
minder wordt uitgegeven aan rente. Dit is onder andere het gevolg van een wijziging
van het financieringsplan 2023. Het financieringsplan geeft een beschrijving van de
geschatte omvang en de totstandkoming van de financieringsbehoefte van de Nederlandse
Staat en een overzicht van de manier waarop deze ingevuld dient te worden. Doordat
er minder schuld uitgegeven wordt, nemen de verwachte rentelasten af.
Vraag 85
Kunt u nu het jaar 2023 bijna ten einde is nader toelichten waar de overschrijding
onder het plafond Rijksbegroting van in totaal 9,2 miljard euro door is ontstaan,
en in welke mate daar ook extra inkomsten tegenover hebben gestaan?
Antwoord op vraag 85
Zie het antwoord op vraag 76.
Vraag 86
Waarom is gekozen voor het inboeken van 4,2 miljard euro taakstelling onderuitputting
binnen het uitgavenplafond Rijksbegroting, terwijl daar maar 2,8 miljard euro onderuitputting
is opgetreden?
Antwoord op vraag 86
In het antwoord op vraag 75 wordt de invulling van de in=uittaakstelling en aanvullende
onderuitputting nader uitgelegd. Bij de invulling van de in=uittaakstelling is het
van belang om naar het totaal te kijken in plaats van naar de verwerking per deelplafond.
De verwerking op de verschillende deelplafonds is nodig om administratieve redenen.
Vraag 87
Waardoor is de overschrijding van het deelplafond Rijksbegroting groter dan bij Miljoenennota
2024?
Antwoord op vraag 87
De plafondtoets van het deelplafond Rijksbegroting laat een overschrijding bij de
Najaarsnota zien van 9,2 miljard euro in 2023. Bij de Miljoenennota 2024 was voor
2023 sprake van een overschrijding van 8,3 miljard euro. De overschrijding op het
deelplafond Rijksbegroting komt doordat de onderschrijding op de deelplafonds Zorg
en Sociale Zekerheid wordt ingezet om de in=uittaakstelling en aanvullende onderuitputting
op deelplafond Rijksbegroting in te vullen.
Vraag 88
Welke uitgaven voor Oekraïne zijn nu alsnog onder het plafond rijksbegroting gezet?
Antwoord op vraag 88
De middelen voor de gemeentelijke opvang van Oekraïense ontheemden worden buiten het
uitgavenplafond geraamd. Bij Najaarsnota is vanuit de raming een storting van 109 miljoen euro
voor de gemeentelijke opvang van Oekraïense ontheemden in het Btw-compensatiefonds
verwerkt. Het Btw-compensatiefonds wordt volledig onder het uitgavenplafond verwerkt.
Daarom is de gestorte 109 miljoen euro alsnog onder het deelplafond rijksbegroting
gezet.
Vraag 89
Kunt u de forse tegenvaller (284,4 miljoen euro) bij het afpakken van crimineel geld
nader toelichten (p. 7, 36)? Valt dit bedrag veel lager uit dan voorgaande jaren en
wat is dan de oorzaak?
Antwoord op vraag 89
In de begroting worden voor de incasso meerjarige ramingen opgenomen. De ramingen
weerspiegelen verwachte opbrengsten, maar die kunnen per jaar sterk verschillen. Dat
is ook zichtbaar in de afpakopbrengsten van de afgelopen tien jaar (zie de tabel bij
het antwoord op vraag 161). De raming voor 2020 en verder is een vlakke reeks van
384 miljoen euro. In 2023 is er tot op heden door het Openbaar Ministerie geen strafzaak
afgedaan met een grote schikking, waardoor de ontvangsten in 2023 naar verwachting
veel lager uitvallen dan geraamd. Voor het jaar 2023 worden de gerealiseerde afpakopbrengsten
ingeschat op 100 miljoen euro. In 2020 was dit 94 miljoen euro, in 2021 301 miljoen euro
en in 2022 106 miljoen euro. In het jaar 2021 was er wel sprake van een grote transactie.
Vraag 90
Wat zijn de implicaties van de tegenvallende belastinginkomsten in vergelijking met
de raming die ten tijde van de Miljoenennota nog werd gehanteerd, voor de verwachte
inkomsten voor 2024?
Antwoord op vraag 90
Zie antwoord op vraag 50.
Vraag 91
Hoe komt het dat er aanzienlijk minder geld is opgebracht met «afpakken» (oftewel
crimineel geld) dan begroot?
Antwoord op vraag 91
Zie het antwoord op vraag 89.
Vraag 92
Kunt u aangeven waarom de uitgaven voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(WIA) met 204 miljoen euro lager uitvallen dan geraamd (p. 10, 77)? Welke veronderstelling
over de doorwerking van een hoger wettelijk minimumloon (WML) op de gemiddelde uitkeringshoogte
bleek niet te kloppen?
Antwoord op vraag 92
De WIA-uitkeringen op individueel niveau zijn in 2023 verhoogd met de stijging van
het wettelijk minimumloon. Dit betreft zowel de beleidsmatige verhoging van het minimumloon
als de reguliere indexaties. In vergelijking met 2022 zijn WIA-uitkeringen op individueel
niveau dus gestegen.
De uitkeringslasten aan de WIA worden geraamd op macroniveau. Uit realisatiegegevens
over 2023 is gebleken dat de indexatie van de totale uitkeringslasten naar het prijspeil
2023 lager is uitgevallen dan eerder geraamd. Daarom zijn de WIA-uitgaven neerwaarts
bijgesteld bij Najaarsnota. Bij gelijkblijvend aantal uitkeringsgerechtigden daalt
hiermee de gemiddelde uitkeringshoogte in de WIA. Op individueel niveau is er echter
geen sprake van een lagere uitkering.
Vraag 93
Kunt u toelichten welk effect het op de koopkracht heeft van huishoudens dat de gemiddelde
uitkeringshoogte lager uitvalt dan geraamd?
Antwoord op vraag 93
Zie antwoord op vraag 92.
Vraag 94
Waarom is er niet besloten om het gemiddelde uitkeringsbedrag te verhogen omdat daar
in de begroting nog ruimte was voor 204 miljoen euro?
Antwoord op vraag 94
Het verhogen van de uitkeringen is een beleidsmatige keuze die structureel doorwerkt.
Een dergelijke verhoging kan niet worden gefinancierd door gebruik te maken van een
incidentele meevaller op de SZW-begroting. Overeenkomstig de begrotingsregels kunnen
meevallers alleen worden aangewend om tegenvallers op te vangen, niet om structurele
uitgavenverhogingen te financieren, zoals het geval is bij een verhoging van de WIA-uitkering.
Vraag 95
Hoe kan er een meevaller op inburgering zijn met de hoge asielinstroom van de afgelopen
jaren? Zouden er wel meer mensen moeten inburgeren, maar gebeurt dit nu niet?
Antwoord op vraag 95
Op de SZW-begroting is onderuitputting opgetreden van 42 miljoen euro bij de bijdrage
aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voor Voorinburgering. Voorinburgering
is het traject voor statushouders die nog niet in een gemeente gehuisvest zijn, om
zich in een asielzoekerscentrum (azc) alvast voor te bereiden op het verplichte inburgeringsprogramma.
Door een tekort aan personele capaciteit en voorzieningen bij het COA is het in 2023
niet mogelijk het aantal voorinburgeringstrajecten aan te bieden waarvoor eerder budget
gereserveerd is. Het budget wordt gebaseerd op de instroom uit de Meerjarige Productie
Prognose (MPP) van het Ministerie van J&V en gezien het huidige niveau aan personeel
en voorzieningen bij het COA is het niet gelukt om het aantal trajecten aan te bieden
in lijn met de eerdere raming.
Vraag 96
Hoe bent u voornemens om de personele tekorten bij het COA op te lossen, zodat voorkomen
wordt dat geld bedoeld voor voorinburgering ook uitgegeven wordt?
Antwoord op vraag 96
Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is bezig om meer personeel aan te trekken
om de benodigde voorinburgeringstrajecten op te starten en het beschikbare budget
te besteden, maar de arbeidsmarkt is krap.
Vraag 97
Kunt u de meevaller in de uitgaven voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) van ca. 2 miljard euro
t.o.v. Miljoenennota 2023 nader specificeren en toelichten (p. 12, 83)? Is deze meevaller
incidenteel of structureel? Hoe werkt deze meevaller door in de raming voor het begrotingsjaar
2024?
Antwoord op vraag 97
De toets op het deelplafond Zorg laat zien dat in 2023 de uitgaven binnen dit deelplafond
2 miljard euro lager uitvallen ten opzichte van het plafond. Een deel van deze per
saldo onderschrijding ontstaat door meevallers in de Zvw. De totale meevaller op de
Zvw over 2023 bedraagt 1,2 miljard euro, waarvan 835 miljoen euro onderuitputting
in de wijkverpleging. Zie ook het antwoord op vraag 69.
De totale meevaller in Zvw over 2023 is deels incidenteel en deels structureel. De
meevaller van 193 miljoen euro in de Najaarsnota is incidenteel omdat in de najaarsnota
alleen het lopende jaar verwerkt wordt. Door meerjarige financiële afspraken in het
Integraal Zorgakkoord worden onder- en overschrijdingen alleen incidenteel verwerkt.
Middels de Voorjaarsnota 2023 (p. 24) en de Miljoenennota (p. 73) heb ik u geïnformeerd
over de structurele mee- en tegenvallers.
Vraag 98
Onder het deelplafond Zorg staat een tegenvaller opgenomen van 3,7 miljoen euro door
een hoger beroep op de subsidieregeling Abortusklinieken in Caribisch Nederland, als
gevolg van een toename van het aantal abortussen. Wat is de reden dat het aantal abortussen
is toegenomen? Heeft dit te maken met sociaaleconomische factoren? Zo ja, wat is het
kabinet voornemens te doen om de sociaaleconomische status op Caribisch Nederland
te verbeteren? En ziet u andere mogelijkheden om het aantal abortussen omlaag te brengen?
Antwoord op vraag 98
De vraagsteller refereert aan een toename van de kosten onder de subsidieregeling
abortusklinieken. Die vallen 3,7 miljoen euro hoger dan geraamd. Deze toename van
de kosten is het gevolg van een toename van het aantal abortussen in het jaar 2022
in heel Nederland. Vrouwen woonachtig op de BES eilanden worden door de IGJ geregistreerd
onder de kop «ander land» in de IGJ jaarrapportage Wet afbreking zwangerschap. In
2022 vonden er 496 afbrekingen plaats in deze categorie «ander land» en 32.339 afbrekingen
bij vrouwen uit Nederland. De toename van de kosten komt dus voor het grootste deel
voort uit een toename van het aantal abortussen in (Europees) Nederland.
Daarnaast haalt de vraagsteller een ander vraagstuk aan ten aanzien van de sociaal
economische status van inwoners van Caribisch Nederland. Met Prinsjesdag heeft het
kabinet maatregelen getroffen in lijn met het advies van de Commissie sociaal minimum
Caribisch Nederland. Structureel worden het minimumloon, de minimumuitkeringen en
de kinderbijslag fors verhoogd. Daarnaast wordt in 2024 de energietoelage voor minimahuishoudens
gecontinueerd, net als de aanvullende subsidie voor het vaste elektratarief. De subsidie
voor het vaste tarief van het drinkwater en de subsidie voor internet worden in 2024
verhoogd. Het kabinet maakt daarnaast ook in 2024 gratis schoolmaaltijden mogelijk
en stelt middelen beschikbaar ter ondersteuning van het lokale armoedebeleid van de
openbare lichamen. Tot slot worden structurele middelen voor openbaar vervoer op de
eilanden beschikbaar gesteld. Een inhoudelijke reactie op het rapport van de Commissie
sociaal minimum Caribisch Nederland volgt binnen afzienbare tijd.
Vraag 99
Werkt de Zvw-meevaller ook door in de premieontvangsten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 99
Lagere Zvw-uitgaven dan eerder geraamd leiden op enig moment tot lagere premies. De
meevaller bij de Zvw-uitgaven in 2023 was voor een deel al voorzien door verzekeraars
bij hun premiestelling 2023. Voor dat deel zijn de premies in 2023 lager vastgesteld.
Een ander deel van de lagere Zvw-uitgaven hadden de verzekeraars ook niet voorzien
bij hun premiestelling 2023. Dit deel kunnen verzekeraars inzetten bij de premiestelling
2024 en 2025.
Vraag 100
Op p. 15 is aangegeven dat de onderuitputting bij Najaarsnota 4,5 miljard euro bedraagt.
Is dit de onderuitputting t.o.v. Miljoenennota 2023 of de stand t.o.v. Miljoenennota
2024? Hoe hoog zal de totale onderputting in het begrotingsjaar 2023 naar verwachting
uitvallen t.o.v. de Miljoenennota 2023? Welke oorzaken zijn er voor deze onderuitputting?
Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de onderuitputting in de jaren 2022 en 2021?
Antwoord op vraag 100
De Najaarsnota geeft de laatste stand van zaken van de uitgaven en inkomsten voor
het begrotingsjaar 2023. Het gaat hierbij om de wijzigingen die zich hebben voorgedaan
na de incidentele suppletoire begroting over 2023 bij Prinsjesdag. De genoemde onderuitputting
van 4,5 miljard euro is de onderuitputting die in de Najaarsnota is gemeld. In het
Jaarverslag over begrotingsjaar 2023 zal specifiek worden ingegaan op de onderuitputting
in 2023.
De onderuitputting op de departementale begrotingen heeft verschillende oorzaken,
waaronder krapte op de arbeidsmarkt of vertraging bij de uitvoering van projecten.
Zie ook het antwoord op vraag 42.
De onderuitputting die in de Najaarsnota is gemeld, is hoger dan de onderuitputting
die in de Najaarsnota 2022 (2,7 miljard euro) en in de Najaarsnota 2021 (1,5 miljard euro)
is gemeld.
Vraag 101
Kunt u bij elk van de genoemde posten op p. 15 bij de Aanvullende post (totaal 1.323 miljoen euro)
aangeven welk deel en met welke concrete bestemming deze worden overgeheveld naar
de departementale begrotingen? En welk deel van deze posten valt vrij ten gunste van
het algemene financiële beeld?
Antwoord op vraag 101
De op pagina 15 genoemde 1.323 miljoen euro betreft de volledige onderuitputting op
de Aanvullende Post. Deze middelen worden dit jaar niet meer overgeheveld naar de
departementale begrotingen. Ingeboekte onderuitputting valt vrij ten gunste van het
algemene financiële beeld van dit jaar. Tijdens de voorjaarsbesluitvorming 2024 wordt
besloten of middelen die niet zijn opgevraagd in 2023 worden toegevoegd aan de begroting
van 2024.
In de verticale toelichting van de Aanvullende Post (bijlage 1) is een overzicht opgenomen
van de posten die onderdeel uitmaken van de 1.323 miljoen euro.
Vraag 102
Kunt u aangeven wat de oorzaak is van de verminderde aanspraak op de regelingen van
het Toekomstfonds (106 miljoen euro), bedrijvenbeleid (52 miljoen euro) en doelmatige
energievoorziening en beperking klimaatverandering (45 miljoen euro)? Is deze verminderde
aanspraak structureel (p. 15)?
Antwoord op vraag 102
Toekomstfonds: De oorzaak voor de onderuitputting op de regelingen van het Toekomstfonds
verschilt per regeling. In de tweede suppletoire begroting van EZK wordt dit nader
toegelicht. De oorzaak ligt voornamelijk bij de vertragingen die bij verschillende
regelingen is opgelopen, waardoor middelen van eerdere jaren naar 2023 zijn geschoven
via de eindejaarsmarge. Veel middelen op artikel 3 zijn echter al wel bestuurlijk
gebonden of juridisch verplicht, waardoor voor een groot deel deze onderuitputting
niet het gevolg is van verminderde aanspraak maar het gevolg van het nog wegwerken
van een achterstand uit voorgaande jaren. Daarnaast zijn meerdere regelingen uit het
Toekomstfonds afhankelijk van capital calls of behaalde milestones, waardoor ze al
wel juridisch verplicht zijn maar het kasritme onvoorspelbaar.
Bedrijvenbeleid: De onderuitputting op artikel 2 (excl. Nationaal Groeifonds projecten,
Klimaatfondsmiddelen, en Coronagelden) wordt met name veroorzaakt doordat minder projecten
zijn gecommitteerd dan verwacht, waaronder Qredits en Internationaal Innoveren. Dit
is niet structureel aangezien de regelingen volgend jaar weer open gaan.
Doelmatige energievoorziening en beperking klimaatverandering: De oorzaak voor de
verminderde aanspraak op de regelingen verschilt per regeling. In de tweede suppletoire
begroting van EZK wordt dit nader toegelicht. Voor de DEI+ en IPCEI Waterstof is bijvoorbeeld
de reden dat er vertraging is in de uitvoering van de projecten. Dit is niet structureel
aangezien de regelingen volgend jaar weer open gaan.
Vraag 103
Kunt u een totaaloverzicht geven van hoeveel geld er al is besteed uit het Mobiliteits-,
Defensiematerieelbegrotings-, Toekomst-, Delta-, Klimaat- en Transitiefonds en het
Nationaal Groeifonds (graag per fonds uitsplitsen)? Kunt u tevens per fonds aangeven
hoeveel er reeds juridisch verplicht en nog vrij te besteden is?
Antwoord op vraag 103
In de Najaarsnota en de tweede suppletoire begrotingen wordt inzicht gegeven in de
verwachte realisaties voor het begrotingsjaar 2023. In de Slotwet en het Jaarverslag
worden de definitieve realisaties over 2023 gepresenteerd. In de tweede suppletoire
begrotingen wordt tevens per fonds aangeven wat de huidige stand van de verplichtingen
is. Een overzicht van het geschatte aandeel juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden,
beleidsmatig gereserveerd en nog niet ingevuld/vrij te besteden zijn te vinden in
de gepubliceerde begrotingen op Prinsjesdag.
Vraag 104
Kunt u de bedragen die vermeld staan in tabel 2.2 uitsplitsen, zodat er een compleet
overzicht is van de onderuitputting? Waar zijn de genoemde bedragen precies uit opgebouwd?
Graag in een tabel opsommen.
Antwoord op vraag 104
Een uitsplitsing van de onderuitputting per begroting is op hoofdlijnen gedaan in
de Verticale toelichting (bijlage 1). De Verticale toelichting toont voor ieder begrotingshoofdstuk
de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de Miljoenennota 2024.
Onder de post mee- en tegenvallers wordt de onderuitputting toegelicht. In de toelichting
van deze post wordt dieper ingegaan op de specifieke oorzaken van de onderuitputting.
In het Jaarverslag over begrotingsjaar 2023 zal specifiek worden ingegaan op de onderuitputting
in 2023 en in hoeverre de onderuitputting veroorzaakt wordt door de situatie op de
arbeidsmarkt.
Vraag 105
Wat wordt precies bedoeld met 224 miljoen euro «onverdeelde loon- en prijsbijstelling»
die nu vrijvalt? Voor welke beleidsterreinen was dat geld oorspronkelijk bestemd?
Antwoord op vraag 105
De onverdeelde loon- en prijsbijstelling die nu vrijvalt betreft de loon- en prijsbijstelling
van de tranches van vóór 2022. Deze middelen waren bestemd om reserveringen van voorgaande
kabinetten te indexeren. Destijds zijn de oorspronkelijke budgetten overgeheveld naar
de departementale begrotingen en is de indexatie blijven staan op de Aanvullende Post.
Deze nog onverdeelde loon- en prijsbijstelling is daarmee niet meer gekoppeld aan
specifieke reserveringen op de Aanvullende Post en kan daarom vrijvallen.
Vraag 106
Waardoor zijn de uitgaven aan schadeherstel en versterking in Groningen lager dan
geraamd? Zijn er minder mensen geholpen dan de bedoeling was?
Antwoord op vraag 106
Zie antwoord vraag 46.
Vraag 107
Wordt de onderuitputting Defensie grotendeels doorgeschoven naar latere jaren (want
materieelfonds)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 107
De onderuitputting van Defensie op het Defensiematerieelbegrotingsfonds wordt doorgeschoven
naar latere jaren. Dit bedrag behelst 666 miljoen euro.
Vraag 108
Kunt u toelichten of het vrijvallen van de loon-en prijsbijstelling (224 miljoen euro)
op de Aanvullende post geen nadelig effect heeft op salaris of uitkering aan een organisatie?
Antwoord op vraag 108
Deze nog onverdeelde loon- en prijsbijstelling is niet meer gekoppeld aan specifieke
reserveringen op de Aanvullende Post en heeft dus geen relatie met een specifieke
organisatie. Daarom kunnen de middelen vrijvallen. Zie ook het antwoord op vraag 105.
Vraag 109
Wat zijn de oorzaken van het hoge bedrag van 363 miljoen euro aan onderuitputting
op het Nationaal Groeifonds?
Antwoord op vraag 109
De middelen van verschillende Nationaal Groeifonds (NGF) projecten op de EZK begroting
komen niet volledig tot besteding. Voor bijvoorbeeld het NGF-Project Groenvermogen
van de Nederlandse economie is onderuitputting (250 miljoen euro) ontstaan als gevolg
van een vertraging in de uitvoering. Diverse (deel)projecten – waaronder de ondersteuning
van grootschalige demonstraties en ketenprojecten via een zogenaamde «opschalingsregeling» –
zullen naar verwachting pas in 2024 tot uitvoering komen. Voor het NGF-project Circulaire
Plastics is onderuitputting (55 miljoen euro) ontstaan als gevolg van een vertraging
in de uitvoering. Voor het NGF-project PhotonDelta is er vertraging opgelopen waardoor
een subsidie niet dit jaar, maar volgend jaar wordt opgevraagd (23 miljoen euro).
Diverse andere NGF (deel)projecten zullen tevens naar verwachting pas in 2024 tot
uitvoering komen.
Vraag 110
Waarom staat in de Najaarsnota een onderuitputting van 363 miljoen op het Nationaal
Groeifonds en in de tweede suppletoire begroting van EZK een onderuitputting van 348 miljoen euro?
Antwoord op vraag 110
In de clustering van de mutaties voor het Nationaal Groeifonds (NGF) is een post van
het Klimaatfonds meegenomen van 15 miljoen euro. Hierdoor valt de onderuitputting
op het NGF in de Najaarsnota 15 miljoen euro hoger uit dan in de tweede suppletoire
begroting van EZK. Het correcte bedrag is 348 miljoen euro. De tweede suppletoire
begroting van EZK, de begrotingswet waarover wordt gestemd in de Kamer, is hier leidend.
Vraag 111
Welk deel van de 937 miljoen euro aan onderuitputting op Defensie valt toe te schrijven
aan krapte op de arbeidsmarkt? Kan dit kwantitatief worden uitgesplitst?
Antwoord op vraag 111
De onderuitputting van Defensie op het Defensiematerieelbegrotingsfonds is het gevolg
van krapte op de arbeidsmarkt en een overspannen Defensiemarkt. Enerzijds is er namelijk
personeel benodigd om ervoor te zorgen dat investeringen tijdig worden gerealiseerd
en anderzijds leidt de overspannen Defensiemarkt tot latere realisatie van investeringen.
Het is niet te kwantificeren welk deel is toe te schrijven aan de krapte op de arbeidsmarkt.
Defensie treft maatregelen om personeel te binden, boeien en inspireren, om de personele
gereedheid te verbeteren. Dit zal ook haar effect hebben op de realisatie van investeringen.
Bij Voorjaarsnota 2024 zal integraal naar het kasritme van het gehele Defensiematerieelbegrotingsfonds
worden gekeken.
Vraag 112
Kunt u de totale onderuitputting van de middelen voor Defensie (zowel materieel als
personeel) in meerjarig perspectief schetsen (p. 16, 55)? In hoeverre valt te verwachten
dat de oorzaken van de onderuitputting ook de komende jaren actueel blijven?
Antwoord op vraag 112
Zie graag het antwoord op vraag 111.
Vraag 113
Waarom blijven er zoveel subsidiemiddelen (230 miljoen euro) voor onderwijs onbenut
(p. 16)? Is hier sprake van een meerjarige trend? In hoeverre wordt overwogen om regelingen
te integreren in het lumpsum budget voor scholen? Worden deze middelen afgeboekt of
doorgeschoven naar 2024?
Antwoord op vraag 113
De totale onderuitputting die bij tweede suppletoire begroting is afgeboekt van de
OCW-begroting bedraagt 230 miljoen euro. Circa 100 miljoen euro hiervan bestaat uit
onbenutte subsidiemiddelen op de onderwijsartikelen. Dit beeld is in lijn met afgelopen
jaren. De overige 130 miljoen aan onderuitputting valt over veel verschillende posten
uiteen over de hele OCW-begroting van 57 miljard, waaronder apparaatskosten en subsidies
voor cultuur. De afgelopen twee jaar zijn veel nieuwe investeringsmaatregelen in het
onderwijs genomen. Onder andere de krappe arbeidsmarkt zorgt voor een uitdaging om
alle plannen uit te voeren.
De afweging tussen het instrument van een subsidie versus de lumpsum wordt bewust
gemaakt voorafgaand aan het instellen van een subsidieregeling. Daarbij spelen onder
andere de bestedingsvrijheid van instellingen versus de doelgerichtheid van bestedingen
en meetbaarheid van effecten een rol. De kans op onderuitputting is op zichzelf geen
reden om niet voor het instrument subsidies te kiezen. Het toevoegen van budget aan
de lumpsum geeft bovendien geen garanties dat middelen ook daadwerkelijk (aan het
bedoelde doel) besteed worden door instellingen.
Het is aan een volgend kabinet om eventuele andere besluiten te nemen over het behouden
van subsidieregelingen of het integreren hiervan in het lumpsum budget voor scholen.
De middelen vallen vrij in 2023. Conform reguliere systematiek kan maximaal 1% van
het begrotingstotaal aan onderuitputting meegenomen worden naar volgend jaar. Het
besluit hierover wordt genomen bij de Voorjaarsnota.
Vraag 114
Waarom blijven er zoveel middelen (ca. 72 miljoen euro) op de plank liggen voor sport
(p. 16, 80)? Worden deze middelen afgeboekt of doorgeschoven naar 2024?
Antwoord op vraag 114
Er is een lager beroep gedaan dan geraamd op de energietegemoetkomingsregeling Sport
(circa 45 miljoen euro). Daarnaast heeft er onderuitputting plaatsgevonden op de SPUK
regeling stimulering sport (circa 10 miljoen euro). Ten slotte heeft er op de uitvoering
van het sportakkoord onderbesteding plaatsgevonden. Een totaal bedrag van 16 miljoen euro
is afgeboekt. Deze middelen worden niet doorgeschoven naar 2024.
Vraag 115
Kunt u nader toelichten welke succesvolle maatregelen provincies in 2023 hebben genomen
voor het legaliseren van PAS-melders? Waarom blijft er 215 miljoen euro (van de 250)
op de plank liggen (p. 16, 70)? Waarom worden deze middelen afgeboekt en niet doorgeschoven
naar 2024?
Antwoord op vraag 115
De maatregelen die door provincies genomen zijn, zijn:
– Het geven van stikstofruimte aan de PAS-melders, of extern salderen;
– Verduurzaming van de PAS-melders, of intern salderen;
– Het opkopen van de PAS-melders;
De Najaarsnota is enkel jarig, dat wil zeggen dat alleen de begroting van het betreffende
begrotingsjaar gepresenteerd wordt. Omdat de resterende 215 miljoen euro niet meer
tot besteding komt in 2023 is dit bedrag afgeboekt. Bij Voorjaarsnota kan besloten
worden om de middelen weer toe te voegen aan de begroting voor 2024 van LNV.
Vraag 116
Is van de 250 miljoen euro die beschikbaar was voor de stikstofaanpak dus maar 35 miljoen euro
daadwerkelijk besteed door provincies?
Antwoord op vraag 116
Nog niet alle budgetten zijn daadwerkelijk besteed door de provincies. Bij het opstellen
van de Najaarsnota was de verwachting dat maximaal 35 miljoen euro besteed zal worden
door de provincies voor het legaliseren van PAS-melders. Inmiddels is de prognose
dat circa 25 miljoen euro daadwerkelijk uitgegeven zal worden, u wordt hier definitief
over geïnformeerd bij de Veegbrief van LNV.
Vraag 117
Hoe is het mogelijk dat zoveel van het budget bestemd voor PAS-melders niet uitgegeven
is, en welk effect heeft dit op het behalen van de doelstellingen?
Antwoord op vraag 117
Het is lastiger gebleken om PAS-melders te legaliseren dan vooraf gedacht. Vooral
het aantal maatregelen dat, binnen de kaders van de SPUK-regeling, door provincies
genomen kon worden bleek tegen te vallen. De meest effectieve manier om de doelstelling
van legalisatie van alle PAS-melders in februari 2025 te realiseren is door de natuur
zo snel mogelijk in goede staat van instandhouding te brengen. Het is aan een nieuw
kabinet om hier maatregelen voor te treffen.
Vraag 118
Kunt u aangeven waarom er sprake is van een forse onderuitputting (120 miljoen euro)
op de regeling voor de woningbouwimpuls (p. 17)? In alle regio’s zijn toch afspraken
gemaakt over woondeals en kunnen gemeenten projectplannen indienen? Hoe wordt bevorderd
dat de (reeds geraamde plus doorgeschoven) middelen in 2024 wel tot besteding komen?
Antwoord op vraag 118
Dit heeft meerdere oorzaken.
De voornaamste reden is dat er voor de Woningbouwimpuls (Wbi) de afgelopen jaren een
meerjarig budget beschikbaar was. Middelen werden in verschillende tranches uitgekeerd.
Dat heeft ervoor gezorgd dat gemeenten niet mee hebben gedaan in een specifieke tranche
omdat ze de kansrijkheid voor hun aanvraag wilden vergroten door het project eerst
verder uit te werken en in een latere tranche in te dienen.
Daarbij kent de Wbi strikte toekenningsvoorwaarden om de doelmatigheid hoog te houden,
niet alle plannen worden goedgekeurd en een aanvraag indienen kost tijd. Hier spelen
capaciteitsproblemen bij gemeenten een rol. Specifiek voor het afgelopen jaar geldt
dat ook de economische tegenwind mogelijk een rol heeft gespeeld, waardoor de planvorming
van projecten minder snel tot concrete proposities voor ondersteuning middels Wbi
leidde.
Ook is het mogelijk dat in de eerdere tranches al een deel van de woningbouwplannen
– die in aanmerking komen voor de Wbi – zijn ingediend, waardoor de aanvragen in latere
tranches afnemen en onderuitputting ontstaat. Dit is echter nog onzeker omdat gemeenten
ook kunnen wachten met hun aanvragen op de 6de tranche. Bij sluiting van het loket op 12 februari kan een inschatting worden gemaakt
of er bij tranche 6 weer sprake is van onderuitputting.
De zesde tranche van de Woningbouwimpuls (Wbi) wordt in 2024 toegekend en is vooralsnog
de laatste tranche. Hierna zijn er geen middelen meer gereserveerd voor een nieuwe
Wbi tranche. Aangezien er een aantal gemeenten zijn die hier in de voltooiing van
hun plannen rekening mee houden (en hierom bijv. niet in de vijfde tranche hebben
ingediend) is de verwachting dat het aantal en de kwaliteit van de aanvragen voor
deze zesde tranche hoog is.
Woondeals zijn afspraken tussen het Rijk en medeoverheden waarin de regionale opgaven
wordt opgenomen. Hierin worden onder andere afspraken gemaakt over specifieke locaties
en percentage betaalbare woningen. De woondeals geven handvatten voor de uitwerking
van woningbouwplannen, maar de daadwerkelijke planologische uitwerking moet in veel
gevallen nog plaatsvinden. Bij die uitwerking kunnen gemeenten de projectplannen uit
hun woondeals indienen voor een bijdrage uit de Wbi. Om in aanmerking te komen voor
een bijdrage dienen de plannen wel aan de voorwaarden van de Wbi te voldoen.
Om flexibel om te kunnen gaan met deze omstandigheden geldt voor de WBI een 100% eindejaarsmarge.
Vraag 119
Krappe arbeidsmarkt leidt tot vertraging in de uitvoering. De lage werkloosheid gaat
voorshands nog steeds gepaard met krapte op de arbeidsmarkt. Ook dit heeft gevolgen
voor de uitvoering van de begroting. Veel budgettaire meevallers hebben deze krapte
als oorzaak. Dergelijke «meevallers» gaan echter gepaard met het niet hebben kunnen
uitvoeren van het vastgestelde beleid. Financiën/Douane –17 mln. euro, met als gevolg
onderbezetting (zie p. 17). Welke impact heeft dit op het functioneren van de Belastingdienst/Douane?
Welke taken/projecten zijn hierdoor (verder) in de knel gekomen?
Antwoord op vraag 119
De onderbezetting op eigen personeel bij de Belastingdienst wordt deels opgevangen
door de inzet van uitzendkrachten en externe inhuur. Daarnaast prioriteert de Belastingdienst
in de reguliere werkzaamheden. Bij onderbezetting wordt prioriteit gegeven aan de
uitvoerende processen en andere werkzaamheden zoals dienstverlening en burger- en
bedrijfgeïnitieerd werk (bijvoorbeeld opleggen van aanslagen, klachten, bezwaren en
verzoeken tot aanpassingen). Dit betekent onder andere dat er in de praktijk keuzes
in het toezicht worden gemaakt. Het keuzeproces waar de Belastingdienst voor staat
is toegelicht in het jaarplan Belastingdienst 2023. Binnenkort komt het jaarplan 2024
waarin het keuzeproces voor volgend jaar wordt toegelicht. Verder wijs ik op het prioriteringskader
zoals genoemd in de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda.
De Douane heeft nu en de komende jaren te maken met een forse wervingsopgave. Het
aantrekken van nieuwe Douane medewerkers vraagt om investeringen op het gebied van
begeleiding, inwerken en opleiden van nieuwe medewerkers. Eind oktober is de onderbezetting
afgenomen tot circa 380 fte op een formatie van ongeveer 6.350 fte.
Op basis van het totaal aan beschikbare capaciteit wordt jaarlijks een handhavingsplan
(in samenspraak met de opdrachtgevers) en activiteitenplan opgesteld waarin de Douane
haar doelstellingen voor het komende jaar vaststelt. Ten aanzien van de belangrijkste
ontwikkelingen in de uitvoering van het jaarplan 2023 wordt de tweede stand van zaken
brief binnenkort aan uw Kamer toegestuurd. Hierin zal onder meer worden ingegaan op
de werving van nieuw personeel en de realisatie van de doelstellingen.
Vraag 120
Hoeveel budget was beschikbaar voor de 5e tranche Woningbouwimpuls (Wbi)? Dus hoeveel
procent van de middelen is niet besteed?
Antwoord op vraag 120
Voor de 5e tranche van de Woningbouwimpuls was 250 miljoen euro beschikbaar. Daarvan
is 122 miljoen euro onderuitputting, daarmee is 49% niet besteed.
Vraag 121
Hoeveel zijn de kosten voor asielopvang sinds de Miljoenennota 2023 gestegen?
Antwoord op vraag 121
In onderstaande tabellen zijn de meerkosten voor de asielopvang weergegeven t.o.v.
de beginstand op basis van Miljoenennota 2023. Het gaat hier om twee organisaties
die verantwoordelijk zijn voor de asielopvang, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
(COA) en stichting NIDOS voor Alleenstaande Minderjarige Vluchtelingen (AMV).
COA in miljoenen euro's; + is saldoverslechterend
Beginstand 2023
1.136
Najaarsnota
2.565
Verschil NJN23 tov MJN23
1.429
NIDOS in miljoenen euro's; + is saldoverslechterend
Beginstand 2023
125
Najaarsnota
244
Verschil NJN23 tov MJN23
119
Vraag 122
Hoe kan er een tegenvaller zijn op de noodopvang bij het COA, terwijl er vanwege een
lagere bezetting een meevaller is op reguliere opvang?
Antwoord op vraag 122
De tegenvaller van 218 miljoen euro voor (crisis)noodopvang heeft betrekking op (crisis)noodopvangplekken
die langer nodig zijn dan verwacht, omdat het niet lukt extra reguliere opvanglocaties
te openen. (Crisis)noodopvang is duurder dan reguliere opvang.
Het totale verwachte budget voor (crisis)noodopvang in 2023 is 918 miljoen euro, terwijl
er 700 miljoen euro begroot was. Dit bestaat uit crisisnoodopvang door gemeenten (295 miljoen euro),
noodopvang huurkosten (370 miljoen euro, voor schepen en hotels en dergelijke), extra
noodopvang cateringkosten (194 miljoen euro), beveiligingskosten (95 miljoen euro)
en 36 miljoen euro lagere zorgkosten.
Tegelijkertijd is de bezetting bij het COA lager dan bij Voorjaarsnota 2023 verwacht
vanwege de lagere asielinstroom. Dit leidt tot een meevaller van ongeveer 207 miljoen euro.
Vraag 123
Kunt u verklaren waarom er een forse onderuitputting is in de woningbouwimpuls terwijl
er een groot woningtekort is?
Antwoord op vraag 123
Zie antwoord op vraag 118.
Vraag 124
Is er een reden waarom het plafond niet gehaald is voor exportkredietverzekeringen?
Antwoord op vraag 124
Het huidige garantieplafond biedt jaarlijks ruimte om 10 miljard euro aan nieuwe verplichtingen
aan te gaan voor de gehele ekv-faciliteit en is gebaseerd op de historische vraag
naar de ekv, die fluctueert aangezien de ekv een vraaggestuurd instrument is. Dit
betekent dat de omvang van de aanvragen die binnen zijn gekomen en uiteindelijk zijn
omgezet in dekkingstoezeggingen en polissen, afhankelijk is van de aanvragen van exporteurs.
Op basis van de reeds behandelde aanvragen is het plafond dit jaar naar beneden bijgesteld
van 10 miljard euro naar 6,7 miljard euro.
Vraag 125
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat, zoals beschreven op p. 18 van de suppletoire
begroting VWS, de animo voor het vierde en laatste tijdvak van SectorplanPlus 2017–2022
bijzonder groot is geweest en voor meer deelnemers een aanvraag is gedaan dan in de
eerste drie tijdvakken samen en toch niet alle aanvragen gerealiseerd zijn, en dat
uit de controlewerkzaamheden van RegioPlus duidelijk is geworden dat de realisatie
binnen de subsidie lager zal uitkomen, waardoor in 2023 niet al het gereserveerde
budget nodig is en er circa 23 miljoen euro is vrijgevallen?
Antwoord op vraag 125
Er zijn verschillende mogelijke redenen voor het animo in het laatste tijdvak. In
tijdvak 4 is er met de subsidie SectorplanPlus voor het eerst specifiek ingezet op
het «behoud» van medewerkers voor de zorgsector. Dat betekent dat er door zorgorganisaties
vanaf die periode subsidie is aangevraagd voor korte opleidingen en cursussen die
bij konden dragen aan het behoud van zorgmedewerkers. Daarnaast was de looptijd van
tijdvak 4 langer, afgezet tegen tijdvakken 1 t/m 3. Tijdvak 4 is namelijk verlengd
vanwege de Covid-periode. Tot slot zal meer bekendheid met het instrument Sectorplanplus
vermoedelijk ook hebben bijgedragen aan een toename.
De onderuitputting kan ook meerdere redenen hebben. Regioplus is penvoerder voor deze
subsidie en krijgt van de aangesloten arbeidsorganisaties een eerste inschatting van
het aantal deelnemers. Op basis van deze eerste inschatting dient Regioplus een subsidieaanvraag
in. Het kan voor arbeidsorganisaties lastig zijn om vooraf een juiste inschatting
te maken. Het is ook mogelijk dat deelnemers voortijdig stoppen of wisselen van opleiding,
waardoor het aangevraagde bedrag niet volledig wordt benut.
Vraag 126
Zijn er ook subsidieaanvragen afgewezen voor SectorplanPlus 2017–2022 om budgettaire
reden?
Antwoord op vraag 126
Er zijn geen subsidieaanvragen afgewezen met budgettaire redenen. In eerste instantie
was er wel sprake van overtekening ten opzichte van het beschikbare budget vanuit
tijdvak 4. Bij een overtekening zou RegioPlus in principe een verdeelsleutel hanteren
over de aanvragen. Echter zal het vanwege het verschil tussen het aantal aangevraagde
en gerealiseerde trajecten (waarschijnlijk) niet nodig zijn om deze toe te passen.
Vraag 127
Wat zijn de totaal geraamde uitgaven aan Oekraïne t/m 2028 (graag per jaar aangeven)?
Antwoord op vraag 127
De Najaarsnota is een enkeljarige budgettaire nota. Daarom ziet het uitgavenoverzicht
Oekraïne in bijlage 3 ook alleen op de uitgaven in 2023. In bijlage 23 van de Miljoenennota
2024 is een uitgavenoverzicht tot en met 2028 opgenomen.
Vraag 128
Hoe is de neerwaartse bijstelling verdeeld over de post Kinderopvangtoeslag: hoeveel miljoen euro
komt door de bijstelling van het gemiddelde vergoedingspercentage en hoeveel door
de vermindering van nabetalingen (in totaal –78,7 miljoen euro)?
Antwoord op vraag 128
De uitgaven aan kinderopvangtoeslag zijn per saldo met 78,7 miljoen naar beneden bijgesteld.
Dit is een optelling van een neerwaartse bijstelling van 99,3 miljoen als gevolg van
autonome ontwikkelingen, en een opwaartse bijstelling van 20,6 miljoen door de beleidsmatige
verhoging van de maximum uurprijzen in 2024 (zie antwoord op vraag 62 en 66).
De neerwaartse bijstelling van 99,3 miljoen is als volgt uit te splitsen:
• Een neerwaarste bijstelling van 50,5 miljoen komt door lagere nabetalingen, met name
voor het meest recente toeslagjaar 2022. Een mogelijke verklaring hiervoor is de hoger
dan verwachte cao-lonen. Daardoor hebben ouders gemiddeld recht op een minder hoge
toeslag. Dit leidt tot minder en/of lagere nabetalingen.
• Een neerwaartse bijstelling van 25 miljoen komt doordat de inkomensontwikkeling hoger
is ingeschat dan de realisatie gegevens laten zien. Hogere inkomens ontvangen een
lagere kinderopvangtoeslag.
• De resterende 23,8 miljoen heeft diverse kleinere oorzaken. Een van de grotere posten
is dat bij de 1ste suppletoire begroting 10,6 miljoen is toegekend voor een hogere
doelmatigheidsgrens. Deze middelen waren per ongeluk op de uitgaven van de kinderopvangtoeslag
toegevoegd. Dit was echter een mutatie voor de ontvangsten van de kinderopvangtoeslag.
Dit is nu hersteld in de 2de suppletoire begroting.
Vraag 129
Kunt u de ontwikkeling van de belastingopbrengsten schetsen t.o.v. de raming in de
Miljoenennota 2023 (tabel 2, p. 20)? Welke effecten zijn er voor met name de inkomsten
uit de belastingen op milieugrondslag en de vennootschapsbelasting voor de raming
van 2024 en verder?
Antwoord op vraag 129
Zie antwoord op vraag 50.
Vraag 130
Wat zijn de implicaties van de tegenvallende belastinginkomsten in vergelijking met
de raming die ten tijde van de Miljoenennota nog werd gehanteerd, voor de verwachte
inkomsten voor 2024 (p. 20)?
Antwoord op vraag 130
Zie antwoord op vraag 50.
Vraag 131
Hoe verklaart u een neerwaartse bijstelling van de omzetbelasting met 1,3 miljard euro?
Antwoord op vraag 131
Zie antwoord op vraag 50.
Vraag 132
Waardoor vallen de opbrengsten uit de energiebelasting (EB) 1,4 miljard euro lager
uit dan geraamd bij Miljoenennota? Is dit verklaarbaar door het weer of spelen andere
factoren een rol?
Antwoord op vraag 132
Zie antwoord op vraag 59.
Vraag 133
Waardoor valt de opbrengst van de overdrachtsbelasting 9,6 procent lager uit? Is dit
alleen bij particulieren (2 procent-tarief) of ook bij beleggers (10 procent-tarief)?
Antwoord op vraag 133
De opbrengsten van de overdrachtsbelasting blijven achter bij voorgaande jaren door
de ontwikkelingen op de woningmarkt: het aantal verkopen en ook de prijs van woningen
ligt lager. Op basis van de kasontvangsten kan nog niet worden vastgesteld of de daling
vooral zit bij particulieren of bij beleggers.
Vraag 134
Wat is de verklaring van het lagere energieverbruik door huishoudens en de daarmee
gepaard gaande lagere inkomsten energiebelasting? Kan hieruit de conclusie worden
getrokken dat veel huishoudens, afgeschrikt door de extreem hoge energiekosten (voor
een belangrijk deel veroorzaakt door hoge belastingen) het afgelopen jaar mogelijk
in de kou hebben doorgebracht?
Antwoord op vraag 134
Zie antwoord op vraag 59.
Vraag 135
Lagere consumptie heeft een grote impact gehad op de opbrengst van de omzetbelasting
(p. 21). Kunt u toelichten of hierbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen eerste
levensbehoeften (doorgaans onderworpen aan het lage btw-tarief), overige goederen
en diensten (onderworpen aan het algemene btw-tarief)?
Antwoord op vraag 135
De raming van de omzetbelasting is neerwaarts bijgesteld op basis van de kastontvangsten
over het derde kwartaal. Deze kasontvangsten worden uitgesplitst naar het huidige
belastingjaar en oudere belastingjaren. Hierbij wordt duidelijk dat met name de ontvangsten
over het huidige belastingjaar achterblijven bij de verwachting. Op basis van deze
cijfers kan geen uitsplitsing gemaakt worden naar producten in het verlaagde btw-tarief
en het algemene btw-tarief. Deze cijfers zijn voor 2023 nog niet beschikbaar.
Vraag 136
In hoeverre worden lagere opbrengsten bij de accijnzen door een lagere (binnenlandse)
vraag naar brandstoffen veroorzaakt door grenseffecten met onze buurlanden?
Antwoord op vraag 136
De achterblijvende opbrengsten bij de brandstofaccijnzen passen binnen de bredere
trend dat de inkomsten van de indirecte belastingen lager zijn dan verwacht. Tegenvallende
economische groei leidt ook tot een lagere vraag naar brandstoffen. Welke rol de prijzen
van brandstoffen zelf en eventuele grenseffecten hierbij spelen, is op basis van de
kasontvangsten niet vast te stellen. Wel blijkt uit de cijfers dat de huidige prijsverschillen
met het buitenland historisch gezien niet bijzonder groot zijn. In de eerste helft
van dit jaar waren de prijsverschillen nagenoeg 0 (benzine) of lagen de prijzen in
Nederland zelfs lager (diesel).
Vraag 137
Kan een verdere uitsplitsing worden gemaakt van de ontwikkeling van de ontvangsten
vennootschapsbelasting naar grootbedrijf en verschillende vormen van mkb? Kan tevens
een splitsing worden gemaakt tussen vpb-tarief hoog en vpb-tarief laag?
Antwoord op vraag 137
Zie antwoord op vraag 54.
Vraag 138
Wat verklaart de trend in de cijfers betreffende de inkomensheffing?
Antwoord op vraag 138
De ontvangsten bij de inkomensheffing liggen 1,4 miljard hoger dan verwacht. Hierbij
is op dit moment nog niet uit te splitsen welk deel van de stijging betrekking heeft
op welk van de boxen. Deze toedeling is pas te maken geruime tijd na afloop van een
transactiejaar, als alle aangiftes volledig verwerkt zijn. Wel is duidelijk dat de
stijging vooral betrekking heeft op transactiejaar 2022. Dit betekent dat burgers
en ondernemers hogere belastingaanslagen over vorig jaar hebben ontvangen, bijvoorbeeld
omdat hun inkomen of winst hoger is dan verwacht of zij minder gebruik hebben gemaakt
van aftrekposten.
Vraag 139
Kan een verdere uitsplitsing in de inkomstenbelasting worden aangeleverd waarbij boxen
1, 2 en 3 worden onderscheiden?
Antwoord op vraag 139
Zie antwoord op vraag 138.
Vraag 140
Hoe komt het dat er een lagere opbrengst is van de energiebelasting als gevolg van
een daling van het gasverbruik?
Antwoord op vraag 140
Zie antwoord op vraag 59.
Vraag 141
Met hoeveel daalt de opbrengst van de energiebelasting als gevolg van een lager elektriciteitsverbruik?
Antwoord op vraag 141
Zie antwoord op vraag 59.
Vraag 142
Hoe verklaart het gegeven dat er sprake is van een lagere consumptie en lagere vraag
naar brandstoffen? Heeft dit te maken met de hogere prijzen ervan? In hoeverre zouden
lagere prijzen de vraag ernaar stimuleren?
Antwoord op vraag 142
Zie antwoord op vraag 136.
Vraag 143
Hoe komt het dat de opbrengst van de vpb te hoog is ingeschat?
Antwoord op vraag 143
Zie antwoord op vraag 54.
Vraag 144
Bij het inkomstenbeeld lezen we dat door tegenvallende economische groei er een negatief
effect is op de opbrengsten van de indirecte belastingen. De daarna genoemde negatieve
effecten op de belastingen lijken wel een positief effect te hebben op duurzaamheid.
Hoe kijkt u naar de verhouding tussen deze tegenvallende economische groei en de duurzaamheid?
Een duurzamere levensstijl lijkt te paar te gaan met minder opbrengsten voor het rijk.
Wat is de visie van het kabinet hierop?
Antwoord op vraag 144
Sommige belastingsoorten hebben een duaal doel: enerzijds inkomsten genereren die
de uitgaven van de overheid kunnen financieren, anderzijds het gedrag van burgers
en bedrijven beïnvloeden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de belastingen op milieugrondslag,
waarvan de opbrengsten zijn achtergebleven. Beide doelstellingen zijn legitiem en
het kan daarbij zo zijn dat een gedragsverandering voor het ene doel gunstig is en
voor het andere doel juist ongunstig. Bijvoorbeeld: minder gebruik van fossiele brandstoffen
draagt bij aan het tegengaan van klimaatverandering, maar leidt ook tot minder opbrengsten
(uit de energiebelasting) om de uitgaven van de overheid te financieren. Voor het
kabinet zijn beide doelen van belang en daarbij is het van belang om deze binnen de
begrotingssystematiek zorgvuldig tegen elkaar af te wegen. Hierbij zorgen de begrotingsregels
voor rust: als de economische ontwikkeling tegenvalt en de belastingopbrengsten lager
zijn, betekent dat niet dat er direct lastenverzwaringen nodig zijn (net als meevallers
niet direct ingezet kunnen worden voor lastenverlichting).
Vraag 145
Welke uitgaven m.b.t. Oekraïne verschuiven van niet-plafondrelevant naar plafondrelevant?
Antwoord op vraag 145
De middelen voor de gemeentelijke opvang van Oekraïense ontheemden worden buiten het
uitgavenplafond geraamd. Bij Najaarsnota is vanuit de raming een storting van 109 miljoen euro
voor de gemeentelijke opvang van Oekraïense ontheemden in het Btw-compensatiefonds
verwerkt. Het Btw-compensatiefonds wordt volledig onder het uitgavenplafond verwerkt.
Daarom is de gestorte 109 miljoen euro alsnog onder het deelplafond rijksbegroting
gezet.
Vraag 146
Wat is het EMU-saldo uitgedrukt in absolute cijfers (miljarden)?
Antwoord op vraag 146
Het EMU-saldo in absolute cijfers is weergegeven in de Najaarsnota 2023 in tabel 5.1
budgettaire kerngegevens. Het EMU-saldo is –18,3 miljard euro in 2023.
Vraag 147
Hoe verklaart u het gegeven dat de overheidsschuld 9,8 miljard euro hoger uitvalt?
Kunt u dit bedrag onderbouwen?
Antwoord op vraag 147
In de Najaarsnota staat beschreven dat de EMU-schuld aan het eind van 2023 naar verwachting
9,8 miljard hoger uitvalt dan aan het eind van 2022. Deze verslechtering kan worden
toebedeeld aan vier overkoepelende posten:
Het EMU-saldo (18,3 miljard euro)
Over 2023 is er een negatief EMU-saldo geraamd. Dit betekent dat de uitgaven van de
overheid hoger zijn dan de inkomsten. Om het verschil tussen deze posten te financieren,
dient er te worden geleend. Hierdoor verslechtert de EMU-schuld in 2023 naar verwachting
met 18,3 miljard euro.
Financiële transacties (1,2 miljard euro)
Financiële transacties, zoals het verstrekken en aflossen van studieleningen of het
aan- en verkopen van staatsdeelnemingen, worden niet meegenomen in de berekening van
het EMU-saldo, maar belasten wel de EMU-schuld. In 2023 gaat het om een verwachte
verslechtering van 1,2 miljard euro.
Kas-trans verschillen (–7,7 miljard euro)
Het EMU-saldo wordt berekend op transactiebasis, de EMU-schuld op kasbasis. Dit betekent
dat bepaalde ontvangsten of uitgaven in het ene jaar meetellen voor het EMU-saldo,
maar in een ander jaar voor de EMU-schuld. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan ontvangen
gasbaten en de tegemoetkoming NOW. In 2023 verbeteren deze kas- transverschillen de
EMU-schuld naar verwachting met 7,7 miljard euro.
Overige mutaties binnen de collectieve sector (–2,2 miljard euro)
Binnen de collectieve sector worden gelden ook onderling overgeschreven. Hieronder
vallen leningen en mutaties in het rekening courant saldo van sociale fondsen, rechtspersonen
met een wettelijke taak, Agentschappen en decentrale overheden. Deze mutaties verbeteren
de EMU-schuld in 2023 naar verwachting met 2,2 miljard euro.
Dit telt afgerond op tot 9,6 miljard euro. De overgebleven 0,2 miljard euro verslechtering
komt voort uit afrondingsverschillen.
Vraag 148
Wat is de reden dat het saldo verslechtert, terwijl de daling van de uitgaven groter
is dan de daling aan de inkomstenkant?
Antwoord op vraag 148
In tabel 4.1 van de Najaarsnota is te zien dat de inkomsten lager zijn dan verwacht
bij Miljoenennota. Hierdoor verslechtert het EMU-saldo met 0,4% van het bbp. In de
tabel is deze ontwikkeling weergegeven met een min (verslechtering). De EMU-relevante
uitgaven zijn afgenomen en verbeteren het EMU-saldo met 0,2% van het bbp. In de tabel
is deze ontwikkeling weergegeven door een plus (verbetering). Het gezamenlijke effect
van de daling van de uitgaven en de daling van de inkomsten is daarmee een verslechtering
van het EMU-saldo met 0,2% van het bbp.
Vraag 149
Is de raming van het saldo voor de jaren tot en met 2028 van Financiën uit augustus
nog actueel gezien de bijstellingen in de Najaarsnota (o.a. hogere belastinginkomsten
dan het CPB raamt in de C-MEV)?
Antwoord op vraag 149
Het kabinet presenteert tweemaal per jaar, bij Voorjaarsnota en Miljoenennota, een
meerjarige raming van EMU-saldo en EMU-schuld. Het Centraal Planbureau (CPB) publiceert
eenmaal per jaar, bij het Centraal Economisch Plan (CEP) in maart, een meerjarige
raming. Een volledig geüpdatete kabinetsraming van het saldo zal worden gepubliceerd
bij Voorjaarsnota, na doorrekening van de CEP-raming. In de Voorjaarsnota publiceert
het kabinet een actualisatie van de raming van EMU-saldo en EMU-schuld tot en met
2029.
Het indicatieve effect van de maatregelen voortkomend uit de parlementaire behandelingen
na Miljoenennota is te vinden in de brief budgettaire gevolgen aangenomen moties en
amendement APB/AFP die naar de Eerste Kamer is verzonden.
Vraag 150
Wat is de raming voor het saldo t/m 2028 nu?
Antwoord op vraag 150
Zie het antwoord op vraag 149.
Vraag 151
Wat mag volgens de begrotingsregels van de Europese Commissie ons lands specifieke
EMU-saldo zijn? Hoe kijkt u in dat licht naar het huidige saldo van –1,8% BBP en naar
dat van 2024, zeker als ook de buitensporigtekortprocedure weer wordt geopend?
We lezen dat de EMU-schuld in procent BBP daalt naar 47,6 procent en dat dit te danken
is aan de inflatie. Is het dalen van de EMU-schuld volgens u een positieve ontwikkeling
of zal de schuld in tijden van mindere inflatie alleen maar harder stijgen?
Antwoord op vraag 151
Deel land specifieke EMU-saldo:
Gezonde overheidsfinanciën op EU-niveau dragen bij aan de financiële en economische
stabiliteit, en zijn daarmee ook in het belang van Nederland. Om deze reden steunt
Nederland het voornemen van de Commissie om in de lente van 2024 de buitensporigtekortprocedures
te openen.
De Commissie beoordeelt volgend voorjaar op basis van het werkelijk gerealiseerde
tekort in 2023 en het in de lenteraming verwachte tekort voor 2024 of sprake is van
een buitensporig tekort. Op basis van de meest recente Commissie-ramingen van het
saldo voor 2023 (–0,5% bbp) en 2024 (–1,8% bbp) voldoet Nederland aan de Europese
referentiewaarde voor het EMU-saldo van –3% bbp. Ook op basis van onze eigen ramingen
van het tekort voor 2023 (–1,8% bbp, Najaarsnota) en 2024 (–2,9% bbp, Miljoenennota)
voldoen we hieraan. Vanuit dat perspectief is het op basis van de huidige ramingen
dus niet noodzakelijk om het tekort terug te dringen.
Deel EMU-schuld:
Op zichzelf is een daling van de EMU-schuld een positieve ontwikkeling, al moet deze
daling wel in de context van hoge inflatie worden bekeken. De hoge inflatie werkt
namelijk op verschillende manieren door in de schuldquote. Allereerst neemt door de
hoge inflatie de nominale omvang van de Nederlandse economie toe. Al het andere constant
(ceteris paribus) leidt dit tot een lagere schuldquote.
Een hogere inflatie werkt echter ook door in de schuld via het EMU-saldo. Enerzijds
leidt hogere inflatie tot hogere inkomsten, via bijvoorbeeld een stijging van de btw-ontvangsten.
Dit heeft een positief effect op de schuldquote.
Anderzijds leidt hogere inflatie ook tot hogere uitgaven. In Nederland gaat dit bijvoorbeeld
via de loon- en prijsbijstelling van het uitgavenplafond. Uitgaven passen zich gemiddeld
gezien langzamer aan inflatie aan dan inkomsten. Daar komt bij dat centrale banken
doorgaans de rente verhogen om inflatie te bestrijden, dit leidt tot hogere rente-uitgaven.
De gemiddelde looptijd van de Nederlandse schuldportefeuille bedraagt ongeveer acht
jaar. Dit betekent dat deze hogere rente met een ingroeipad oploopt tot structureel
hogere rentelasten. Beide zijn negatief voor de ontwikkeling van de schuldquote.
Alles samengenomen leidt hogere inflatie dus tot een daling van schuldquote op de
korte termijn, en een toename van de schuldquote op de middellange termijn. Dit laatste
met name via hogere rente-uitgaven. Het is van te voren lastig in te schatten welk
van de twee effecten uiteindelijk groter is.
Vraag 152
Hoeveel extra kinderen van gedupeerde ouders die vallen onder de Kindregeling komen
in aanmerking voor een schadevergoeding?
Antwoord op vraag 152
In de 15e Voortgangsrapportage is de Kamer geïnformeerd over het aantal beschikkingen (75.590) dat tot 31 augustus
2023 aan kinderen is verstuurd. Het verwachte aantal kinderen van gedupeerde ouders
dat mogelijk in aanmerking komt voor een schadevergoeding is niet gestegen in de tweede
suppletoire begroting 2023. De verplichtingenmutatie in de tweede suppletoire begroting
2023 voor de Kindregeling komt derhalve niet voort uit een verandering van het aantal
kinderen die een tegemoetkoming van de Kindregeling ontvangen, maar door een aanpassing
in het meerjarige verplichtingenritme. De in de tweede suppletoire begroting 2023
gemelde verplichtingenophoging is technisch van aard en wordt veroorzaakt doordat
verplichtingen voor de Kindregeling eerder in de tijd worden aangegaan dan eerder
verwacht. Dit betekent dat het verplichtingenbudget in 2023 derhalve wordt opgehoogd
en dat de verplichtingenbudgetten in de 1e suppletoire begroting 2024 voor de jaren 2024 en verder met hetzelfde verlaagd zal
worden. Meerjarig blijft het verplichtingenbudget hierdoor gelijk.
Vraag 153
Hoe verklaart u dat 33,5 miljoen euro van de 43 miljoen euro die is vrijgemaakt voor
de versterking van de jeugdbeschermingsketen niet is uitgegeven, zeker gezien de problemen
in de jeugdbeschermingsketen? Dit geld is aangekondigd tijdens de Voorjaarsnota; is
het daarna wel snel genoeg vrijgegeven vanuit het Rijk of is duidelijk geworden hoe
dit ingezet diende te worden?
Antwoord op vraag 153
Begin oktober 2023 hebben Rijk en gemeenten na een zorgvuldig voortraject een akkoord
gesloten over een gezamenlijke investering van structureel 60 miljoen euro in een
landelijk tarief. Hiermee wordt de workload voor jeugdbeschermers en jeugdreclasseringsmedewerkers
verlaagd. Daarbij is door Gecertificeerde instellingen (GI’s) aangegeven dat deze
workloadverlaging in realistische stappen («inlooppad») plaats moet vinden. Om in
2023 tot een rechtmatige besteding te komen van de middelen die bij Voorjaarsnota
2023 aan de JenV-begroting zijn toegevoegd, is een voorwaarde dat ze daadwerkelijk
in 2023 door de GI’s worden uitgeven. Gezien de tijd die het vergt om nieuwe medewerkers
aan te trekken, te begeleiden en op te leiden, was dat geen realistische optie meer.
Er is in 2023 wel 9,5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de Raad voor de Kinderbescherming
voor het terugdringen van wachtlijsten. Zie ook de onderstaande tabel voor een overzicht
van de aanwending van middelen in 2023.
Rijk en gemeenten hadden daarnaast in 2023 al 25 miljoen euro beschikbaar gesteld
voor workloadverlaging bij de GI’s: 20 miljoen euro voor een subsidieregeling en 5 miljoen euro
voor de zij-instroomregeling.
Tabel 1
Aanwending
Bedrag (in miljoenen euro's)
Totaal beschikbaar gesteld bij VJN 2023
43,0
Raad voor de Kinderbescherming
9,5
Incidentele onderuitputting 2023
33,5
Vraag 154
Waar is het gedeelte van de 43 miljoen euro voor de versterking van de jeugdbeschermingsketen
dat wél is ingezet aan uitgegeven? Kunt u dat uiteenzetten in een tabel?
Antwoord op vraag 154
Zie het antwoord op vraag 153.
Vraag 155
Welke uitgavenposten kunnen nog dit jaar verhoogd worden en tot uitbesteding komen
als het gaat om jeugdbescherming?
Antwoord op vraag 155
Het is niet mogelijk nog extra (rechtmatige) uitgaven te doen voor jeugdbescherming
in 2023. Zie het antwoord op vraag 153.
Vraag 156
Hoe hoog is op dit moment de instroom van asielzoekers? Hoe hoog was de verwachting
van de instroom bij de Voorjaarsnota?
Antwoord op vraag 156
Op basis van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) 2023-I, die dit voorjaar is gepubliceerd,
werd verwacht dat de totale asielinstroom over 2023 op een bandbreedte zat tussen
de 48.910 en 76.910, met een medio scenario van 66.910. Dit najaar zijn de cijfers
van de MPP 2023-II gepubliceerd waarin wordt verwacht dat de totale asielinstroom
over 2023 op een bandbreedte zit tussen de 44.600 en 68.300, met een medio scenario
van 59.600.
Vraag 157
Kunt u nader toelichten waarom er een tegenvaller is van 218 miljoen euro bij de (crisis)noodopvang
COA? Waar is dit bedrag uit opgebouwd?
Antwoord op vraag 157
Zie het antwoord op vraag 122.
Vraag 158
Waarom valt een dermate groot deel van de extra middelen voor jeugdbescherming voor
2023 vrij en welke acties zijn ondernomen om deze middelen alsnog goed te besteden
gedurende het jaar?
Antwoord op vraag 158
Zie het antwoord op vraag 153.
Vraag 159
Zijn er meerdere opties onderzocht om het niet-bestede geld aan jeugdbescherming over
2023 in te zetten en waarom is daar niet voor gekozen?
Antwoord op vraag 159
Zie het antwoord op vraag 153.
Vraag 160
Waarop was de raming van afgepakte middelen van crimineel geld gebaseerd en kan uitgesplitst
worden waar het verschil tussen raming en realisatie door komt?
Antwoord op vraag 160
De ramingen weerspiegelen verwachte opbrengsten gebaseerd op een (gemiddelde) realisatie
van voorgaande jaren, en die kunnen per jaar sterk verschillen. Dat is ook zichtbaar
in de afpakopbrengsten van de afgelopen tien jaar (zie de tabel bij het antwoord op
vraag 161). In het verleden heeft het Openbaar Ministerie grote schikkingen getroffen
waardoor de afpakresultaten stegen. Deze stijging is van invloed op de meerjarige
ramingen voor verwachte afpakopbrengsten. Indien dergelijke schikkingen uitblijven,
zoals in 2022 en naar verwachting in 2023, is de realisatie uit afpakken (veel) lager
dan geraamd.
Vraag 161
Kan een overzicht gegeven worden van geraamde en gerealiseerde afgepakte criminele
tegoeden over de periode 2013–2023?
Antwoord op vraag 161
Onderstaande tabel geeft, afgerond op hele miljoenen, het verschil weer tussen de
geraamde afpakopbrengst (Bassistand Miljoenennota) en de gerealiseerde opbrengst (Realisatie).
Voor 2023 gaat het om de verwachte realisatie.
+ is saldoverbeterend, afgerond op miljoenen
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Basisstand Miljoenennota
60
70
91
260
313
252
330
384
384
384
384
Realisatie
90
136
144
416
225
174
262
94
301
106
100
Verschil
30
66
53
156
– 87
– 78
– 68
– 291
– 84
– 278
– 284
Vraag 162
Welke acties heeft het kabinet ondernomen om een groter deel van het crimineel verkregen
vermogen af te pakken?
Antwoord op vraag 162
Een belangrijke pijler in de aanpak om crimineel verkregen vermogen aan te pakken
is het verstoren van criminele geldstromen. Het kabinet blijft zich inzetten om criminelen
op te sporen en te vervolgen en pakken crimineel verdiend geld zoveel mogelijk af.
Er wordt onder andere gewerkt aan een verruiming van de juridische mogelijkheden om
crimineel geld te ontnemen met het wetsvoorstel non-conviction based confiscation.
Verder ontwikkelt het Openbaar Ministerie (samen met partners) een vermogensdossier
en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) een vermogensmonitor, om van begin
tot einde van een strafzaak inzicht te houden in de vermogenspositie van de verdachte
of veroordeelde. Hiermee wordt de kans op een uiteindelijk succesvolle incasso verhoogd.
Vraag 163
Welk deel van het totaalbudget voor de maatschappelijke diensttijd is niet tot besteding
gekomen in 2023?
Antwoord op vraag 163
De definitieve besteding van de middelen in 2023 is nog niet bekend en volgt bij Slotwet.
In de tweede suppletoire begroting 2023 van OCW is het meest recente kasritme van
de maatschappelijke diensttijd opgenomen waaruit blijkt dat in ieder geval 69,8 miljoen euro
niet tot besteding komt in 2023. Deze onderuitputting is bij NJN afgeboekt van de
OCW-begroting.
Vraag 164
Waarom is de beschikking aan Stichting Lezen lager vastgesteld dan eerder voorzien
en waarom is hierbij niet het beschikbare budget ingezet?
Antwoord op vraag 164
In 2023 stond 25,6 miljoen euro geraamd voor het programma leesbevordering via de
bibliotheek op school. Bij de beschikking aan Stichting Lezen wordt er gerekend met
schooljaren in plaats van kalenderjaren, waardoor in 2023 maar 5/12 deel van het voorziene
bedrag wordt uitgegeven. Hier is destijds geen rekening mee gehouden. Daarnaast is
de beschikking iets lager vastgesteld dan eerder voorzien. Dit komt doordat een overboeking
heeft plaatsgevonden van het instrument programma leesbevordering naar het programma
Beleidsonderzoek voor een bedrag van 1,5 miljoen euro. Dit bedrag is beschikbaar gesteld
aan Stichting Leenrecht voor de vergoeding van uitleningen aan schoolbibliotheken.
Vraag 165
Kunt u nader toelichten waarom er een meevaller is van 710 miljoen euro m.b.t. studiefinanciering?
Waar is dit bedrag uit opgebouwd?
Antwoord op vraag 165
Zie antwoord op vraag 13.
Vraag 166
Wat is de omvang en de bestemming van de reserve duurzame energie, waarin de onderuitputting
garantieregeling Porthos (176 miljoen euro) is gestort?
Antwoord op vraag 166
Bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2024 heeft de Kamer besloten om de vrijgevallen
middelen in verband met de storting garantieregeling van Porthos in de SDE-reserve
2023 (176 miljoen euro). te bestemmen voor dekking van enkele amendementen. Het kabinet
heeft deze amendementen toen ontraden omdat dit het EMU-saldo belast. Los van deze
176 miljoen heeft de begrotingsreserve Duurzame Energie een verwachte omvang van 5,0 miljard
ultimo 2023. De reserve is o.a. bestemd voor (toekomstige) subsidies onder de Stimuleringsregeling
Duurzame Energie (SDE), die als gevolg van afwijkende ontwikkeling van energieprijzen
kunnen fluctueren. Onttrekkingen aan de reserve leiden tot belasting van het EMU-saldo.
Vraag 167
Waarom is het niet gelukt om meer huizen te versterken (meevaller 240 miljoen euro?
Is er echt minder te herstellen dan verwacht of heeft het te maken met vertraging
in het proces?
Antwoord op vraag 167
De scope van de versterkingsoperatie is niet veranderd. Zie verder antwoord vraag
46.
Vraag 168
Hoe valt te verklaren dat er 10 miljoen euro niet tot besteding is gekomen voor de
subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg, gelet op de forse en structurele
tekorten in deze sector?
Antwoord op vraag 168
De subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg maakt onderdeel uit van een breder
pakket aan maatregelen voor de continuïteit van cruciale jeugdzorg zoals het convenant
bevorderen continuïteit jeugdhulp en het draaiboek continuïteit jeugdhulp, de inzet
van de jeugdautoriteit en afspraken uit de Hervormingsagenda Jeugd. In dit bredere
pakket is de subsidieregeling bedoeld voor het borgen van de continuïteit van cruciale
vormen van jeugdzorg. Zoals beschreven in de nota van toelichting4 wordt de subsidie alleen verstrekt in uitzonderlijke situaties en onder bepaalde
voorwaarden. Kort samengevat geldt dat aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde
instellingen subsidie kunnen aanvragen voor activiteiten voor het borgen van continuïteit
van cruciale jeugdzorg, als sprake is van een aantoonbaar liquiditeitsprobleem en
als de subsidie uiterlijk binnen een jaar na de subsidieverlening wordt terugbetaald.
In 2023 is er op basis van deze voorwaarden geen subsidieaanvraag gedaan. Het betreft
een subsidie met terugbetaling waardoor deze middelen in latere jaren beschikbaar
blijven voor aanbieders in financiële problemen zodat de continuïteit van cruciale
jeugdzorg gewaarborgd is.
Vraag 169
Hoe valt te verklaren dat er 10 miljoen euro niet tot besteding is gekomen voor de
subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg, gelet op de forse en structurele
tekorten in deze sector?
Antwoord op vraag 169
Zie antwoord vraag 168.
Vraag 170
Hoe verklaart u de onderuitputting van de post Digitale Veiligheid? «Een gedeelte
wordt volgend jaar weer teruggeboekt,» hoeveel is dat?
Antwoord op vraag 170
De post Digitale Veiligheid betreft een risicoreservering voor risico’s op het gebied
van de digitale veiligheid. Middelen die hiervoor zijn voorzien, zijn dit jaar niet
tot besteding gekomen. Echter is het van belang dat een deel van deze middelen volgend
jaar beschikbaar is. Tijdens de voorjaarsbesluitvorming 2024 wordt besloten of middelen
die niet zijn opgevraagd in 2023 worden toegevoegd aan de begroting van 2024.
Vraag 171
Waarom komen de middelen voor Bestuurlijke Afspraken niet tot besteding (65 miljoen euro)?
Antwoord op vraag 171
In het kader van de bestuurlijke afspraken uit 2020 worden uitkeringen gedaan aan
medeoverheden voor clustering van woningen en het gebiedsfonds (blokken B en D uit
de bestuurlijke afspraken). Uitkering van deze middelen gebeurt op verzoek van de
medeoverheden. Vanuit de regio wordt minder opgevraagd dan geraamd. Daarom geldt voor
Blok B en D dat de middelen in 2023 niet volledig tot besteding komen.
Vraag 172
Wordt het niet opgevraagde stikstofbudget op de Aanvullende post (108 miljoen euro)
afgeboekt of doorgeschoven naar 2024?
Antwoord op vraag 172
De Najaarsnota is enkel jarig, dat wil zeggen dat alleen de begroting van het betreffende
begrotingsjaar gepresenteerd wordt. Omdat de resterende stikstofmiddelen niet meer
in 2023 worden opgevraagd zijn deze als onderuitputting afgeboekt van de aanvullende
post. Bij Voorjaarsnota kan besloten worden om de middelen weer toe te voegen aan
de begroting van 2024.
Vraag 173
Waarvoor was de risicoreservering domeinoverstijgende risico’s (159 miljoen euro)
bedoeld? Staan hiervoor elders op de begroting nog middelen gereserveerd?
Antwoord op vraag 173
De risicoreservering domeinoverstijgende risico's is bedoeld voor onvoorziene budgettaire
risico's die meerdere beleidsterreinen raken. De middelen in de risicoreservering
zijn in 2023 niet ingezet en vallen daarom als onderuitputting vrij. In 2023 resteren
geen middelen meer binnen deze reservering.
Vraag 174
Kunt u aangeven hoe de kosten voor gemeentelijke en particuliere opvang van ontheemden
uit de Oekraïne (2.893 miljoen euro) zich verhoudt tot de raming in de Miljoenennota
2023?
Antwoord op vraag 174
In de Miljoenennota 2023 waren de uitgaven voor gemeentelijke en particuliere opvang
van ontheemden uit de Oekraïne voor 2023 geraamd op ongeveer 2 miljard euro1. In de Najaarsnota 2023 zijn deze geraamd op bijna 2,9 miljard euro. Het verschil
wordt vooral veroorzaakt door een herijking van het aantal ontheemden op basis van
actuele opvangcijfers en de hoeveelheid voorschotaanvragen voor de gemeentelijke opvang.
Vraag 175
Kunt u een dergelijk (uitgesplitst) overzicht ook maken van de klimaatuitgaven in
2023 en 2024?
Antwoord op vraag 175
In de begroting van EZK voor het jaar 2023 is in tabel 48 op pagina 154–157 een overzicht
van klimaatuitgaven opgenomen voor de jaren 2023–2027. Hieruit valt af te lezen dat
er in de jaren 2023 en 2024 voor cumulatief 13,7 miljard euro aan klimaatuitgaven
worden verwacht. Klimaatuitgaven worden gedaan via de verschillende departementale
begrotingen, zoals EZK, BZK en IenW. Bij het jaarverslag van deze departementen worden
de realisaties weergegeven. Daarnaast zal in het jaarverslag van het Klimaatfonds
specifiek in worden gegaan op de realisaties van de uitgaven uit het fonds.
Vraag 176
Waarom zijn de ontvangsten NAM versterkingsoperatie met 300 miljoen euro naar beneden
bijgesteld?
Antwoord op vraag 176
De ontvangsten voor versterkingsoperatie vallen lager uit dan verwacht, omdat de uitgaven
lager uitvallen en de NAM 60% van de facturen betaalt. Zie ook het antwoord op vraag
177.
Vraag 177
Waarom betaalt de NAM geen 100 procent maar 60 procent van de facturen voor versterken
en hoe verhoudt dit zich tot bestuurlijke afspraken?
Antwoord op vraag 177
De NAM is van mening dat zij niet aansprakelijk is voor alle kosten van de versterkingsoperatie.
De Staat betwist dat. Over deze facturen loopt een arbitrageprocedure. In afwachting
van de uitkomst van deze procedure betaalt de NAM 60 procent van het factuurbedrag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier