Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Energieraad 19 december 2023 (Kamerstuk 21501-33-1049)
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1053
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 januari 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Klimaat en Energie over de brief van 4 december 2023
over de geannoteerde agenda Energieraad 19 december 2023 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1049) en over de brief van 20 oktober 2023 over de antwoorden op vragen commissie over
de geannoteerde agenda informele Telecomraad 23-24 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1034) (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1043).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 december 2023 aan de Minister voor Klimaat en Energie
voorgelegd. Bij brief van 13 december 2023 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Stoffer
Adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
4
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks- PvdA-fractie steunen het voorstel om in te stemmen met
de verlenging van de noodverordening, maar hebben hier nog wel vragen over. De Minister
geeft aan dat dat de appreciaties zoals eerder gestuurd naar de Kamer nog steeds geldig
zijn aangezien er geen inhoudelijke wijzingen zijn doorgevoerd. In kader van het dynamisch
prijslimiet heeft de Minister zich kritisch geuit over het markcorrectiemechanisme
(MCM), en aangeven het belangrijk te vinden dat er een impact assessment wordt uitgevoerd.
Verder geeft de Minister aan dat de verwachting is dat de verlenging breed zal worden
gesteund. Deze leden vragen in dit licht op welke wijze de Minister zich heeft ingezet
voor de impactanalyse, zoals aangegeven in voorgaande appreciatie.1 Gelden dezelfde inhoudelijke bezwaren als eerdere appreciaties? Wat is de voortgang
van het impact assessment? Vermoed de Minister dat deze noodverordeningen in de toekomst
opnieuw worden verlengd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de vergunningsverlening
van hernieuwbare energieprojecten dient te worden versneld. Echter, de Minister geeft
aan dit pas voor te stellen wanneer andere lidstaten wijzigingsvoorstellen doen. Deze
leden zijn van mening dat de Minister hiervoor proactief zou moeten inzetten, ondanks
de verwachting dat de verlenging van de noodverordeningen ongewijzigd worden verlengd.
Deelt de Minister deze mening? Is de Minister bereid zich hiervoor in te zetten als
er geen wijzigingsvoorstellen worden gedaan? Zo nee, waarom?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Energieraad van 19 december 2023. Deze leden onderschrijven dat een verlenging van
de bestaande noodverordeningen wenselijk is. Wel benadrukken zij het belang van leveringszekerheid
en een toename van de Europese en Nederlandse energie-onafhankelijkheid.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet zal instemmen met het verlengen
van de noodverordeningen waarbij er staat dat er geen inhoudelijke wijzigingen plaatsvinden.
Deze leden vragen hoe het kabinet dit standpunt rijmt met de additionele solidariteitsmaatregelen
die nu voorgesteld worden voor landen met LNG-installaties. Waarom kiest het kabinet
ervoor om met deze verstrekkende maatregel in te stemmen die Nederland ruimte ontneemt
om zelf te handelen in een gascrisis?
De leden van de VVD-fractie hebben dan ook ernstige zorgen over de extra verplichtingen
betreffende LNG-faciliteiten en de verplichting om gas te leveren aan andere lidstaten.
Dit gezien de schaalgrootte van de LNG-faciliteiten in Nederland. Deze leden vragen
daarom welke negatieve gevolgen verwacht worden bij deze maatregel en welke gevolgen
dit geeft voor de sector. Verder vragen deze leden welke gevolgen de verordening heeft
voor het vullen van gasopslagen en mogelijke strategische reserves. Zij vragen ook
hoe dit aansluit op de prioritering binnen het bescherm- en herstelplan gas (BHG).
Deze leden vinden het dan ook vreemd dat het kabinet hiermee instemt gegeven haar
bredere standpunt.
De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat de Noodverordening Versoepelde vergunningverlening
verlengd wordt en de inzet op uitbreiding van versnelde en vereenvoudigde vergunningverlening
met waterstofprojecten. Kan de Minister aangeven gezien de lange implementatieduur
hoe deze vereenvoudigde vergunningverlening wordt bewerkstelligd? Hoe past de Minister
deze versnelling al toe in Nederland? Kan deze ook op het elektriciteitsnet toegepast
worden? Welke elementen van deze noodverordening zouden ook wenselijk zijn op de lange
termijn?
De leden van de VVD-fractie zijn nog steeds van mening dat het marktcorrectiemechanisme
er niet had moeten komen en vragen de Minister of hij nog mogelijkheden ziet om de
komende periode – mogelijk via additionele impact assessments – de risico’s van het
marktcorrectiemechanisme verder te verminderen. Deze leden gaan ervan uit dat als
er niet voldaan wordt aan de randvoorwaarden van het kabinet bij de eenjarige verlenging
van het MCM het kabinet dan ook tegen deze verlenging zal stemmen.
De leden van de VVD-fractie vragen verder of het kabinet bereid is om het afsluiten
van langetermijninkoopcontracten te agenderen bij de update omtrent de externe energiebetrekking
en ook als mogelijk onderwerp voor het Belgische voorzitterschap? Daarnaast vragen
deze leden of gezamenlijke kennis- en innovatieontwikkeling op het gebied van SMR’s
samen met België mogelijk is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de door de Minister
voor Klimaat en Energie opgestelde geannoteerde agenda voor de Energieraad van 19 december
2023. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie onderschrijven de kritiekpunten die de Minister aanlevert
op het verlengen van de noodverordeningen, maar steunen hem eveneens in het besluit
om akkoord te gaan met verlenging. De Minister stelt dat het marktcorrectiemechanisme
niet tot negatieve effecten heeft geleid. Maar kan de Europese Commissie ook aantonen
dat er sprake is van positieve effecten die de noodzakelijkheid van voortzetting ondersteunen?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de gang van zaken, waarbij het Europees
parlement feitelijk buitenspel wordt gezet, zeer ongewenst is. Zij vragen de Minister
om dit stevig kenbaar te maken tijdens de Energieraad en hierbij aan te geven dat
een dergelijke werkwijze de democratische legitimiteit van de Europese Unie kan schaden.
De leden van de D66-fractie vragen tot slot om, indien van toepassing sinds de brief
van 8 september 2023 (Kamerstuk 22 112, nr. 3767), een update te geven over de stand van zaken van het uittredingsproces uit het Energiehandvestverdrag.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde Agenda Raad voor
de Energieraad. Deze leden hebben een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de verlenging van de drie noodverordeningen
geschiedt op basis van artikel 122 VWEU. Dit geeft de Raad de mogelijkheid om ten
tijde van crises op voordracht van de Commissie noodmaatregelen te treffen zonder
dat hier instemming van het Europees parlement voor nodig is. Nederland is hier geen
voorstander van, en is van mening dat er een gedegen juridische analyse moet komen.
Komen er hier nog vervolgstappen op? Gaat Nederland vragen naar deze juridische analyse
en zal deze worden teruggekoppeld aan de Kamer zodra deze afgerond is?
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Nederlandse kritiek op aangaande de Noodverordening
solidariteit bevorderen. In het verleden werd er voorbijgegaan aan het feit dat lidstaten
geen gas inkopen en ook niet over mogelijkheden beschikken om bedrijven voor te schrijven
hoe en waar zij hun gas inkopen. Ook was er kritiek over extra solidariteitsverplichtingen
voor lidstaten met LNG-installaties, dit omdat de uitvoering daarvan erg complex is
door onder meer de hiervoor noodzakelijke afspraken over transit door andere lidstaten
naar een lidstaat die op deze een bepaling een beroep doet. De kritiekpunten gelden
nog steeds voor Nederland, maar stemt wederom in. Bleek de kritiek van een jaar geleden
terecht? Hoe heeft zich dit in de praktijk geuit en is dit het waard om alsnog voor
te stemmen, los van het krachtenveld en een gezamenlijke aanpak niet in de weg willen
staan? Ook hebben deze leden nog een vraag over het decarbonisatiepakket. Vermeld
staat dat er goed bekeken gaat worden of er vanaf de inwerkintreding van het pakket
geen overlap gaat ontstaan tussen verordeningen. Hoe gaat dit bekeken worden en kan
de Kamer deze bevindingen dan ook inzien?
De leden van de BBB-fractie lezen aangaande de Noodverordening Marktcorrectiemechanisme
dat Nederland getracht heeft extra parameters in te bouwen die zorgen dat het instrument
enkel in uiterste gevallen ingezet kan worden. Ook valt de lezen dat Nederland (indien
het krachtenveld niet op de hand van Nederland is) zou kunnen instemmen met een verlenging
van een jaar mits er geen aanpassingen worden gedaan anders dan allicht enkele technische
aanpassingen. Welke parameters heeft Nederland toentertijd ingebouwd en gaan deze
mee indien Nederland opnieuw gaat instemmen, of moet daar opnieuw over onderhandeld
worden?
II Antwoord / reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groenlinks-PVDA fractie:
De leden van de GroenLinks- PvdA-fractie steunen het voorstel om in te stemmen met
de verlenging van de noodverordening, maar hebben hier nog wel vragen over. De Minister
geeft aan dat dat de appreciaties zoals eerder gestuurd naar de Kamer nog steeds geldig
zijn aangezien er geen inhoudelijke wijzingen zijn doorgevoerd. In kader van het dynamisch
prijslimiet heeft de Minister zich kritisch geuit over het markcorrectiemechanisme
(MCM), en aangeven het belangrijk te vinden dat er een impact assessment wordt uitgevoerd.
Verder geeft de Minister aan dat de verwachting is dat de verlenging breed zal worden
gesteund.
1
Deze leden vragen in dit licht op welke wijze de Minister zich heeft ingezet voor
de impactanalyse, zoals aangegeven in voorgaande appreciatie.2
2
Gelden dezelfde inhoudelijke bezwaren als eerdere appreciaties?
3
Wat is de voortgang van het impact assessment?
4
Vermoed de Minister dat deze noodverordeningen in de toekomst opnieuw worden verlengd?
Antwoord 1 t/m 4
Ik heb afgelopen jaar tijdens de onderhandelingen over de invoering van een MCM-verordening
gepleit voor een gedegen impactanalyse op het marktcorrectiemechanisme (MCM). Wegens
de acute situatie destijds, was er volgens de Europese Commissie geen tijd om voorafgaand
aan die invoering een uitgebreide impactanalyse van de MCM te doen. Mede door mijn
inzet is in de verordening wel vastgelegd dat de Europese toezichthouders ACER en
ESMA begin 2023, kort na inwerkingtreding van de noodverordening, een voorlopig datarapport
en een finale effectbeoordeling hebben gepubliceerd. In deze rapporten stelden beide
Europese toezichthouders dat zij op dat moment nog geen mogelijk negatieve effecten
van de MCM konden waarnemen. Deze negatieve effecten van het MCM zullen zich volgens
ESMA en ACER mogelijk pas voordoen naarmate de marktprijs beweegt in de richting van
de MCM-activatieprijs, of wanneer het MCM daadwerkelijk is geactiveerd. Het prijsniveau
is in het afgelopen jaar nog niet in de buurt van de MCM-activatieprijs gekomen, waardoor
zich nog geen negatieve effecten als gevolg van de MCM-invoering hebben voorgedaan.
Omdat er geen analyse is waaruit blijkt dat zich geen negatieve effecten zullen voordoen,
indien de werkingsduur wordt verlengd, heb ik bij de verlenging van de MCM-verordening
dezelfde inhoudelijke bezwaren als vorig jaar bij de invoering van de MCM.
De juridische basis voor het MCM is artikel 122 VWEU. Maatregelen op grond van dit
artikel dienen tijdelijk van aard te zijn. De Europese Commissie heeft aangegeven
dat de mondiale gasmarkt voorlopig krap en volatiel blijft en dat het gebruik van
artikel 122 VWEU voor nog één jaar gerechtvaardigd is. Voor de Europese Commissie
blijft 2024 een jaar waarin extra inspanningen nodig zijn. Pas eind 2025 verwacht
zij stabilisatie op de gasmarkt door de extra LNG importcapaciteit en de inwerkingtreding
van het decarbonisatiepakket. Gelet op deze redenering schat ik in dat dit het laatste
jaar is waarin de noodverordeningen op basis van 122 VWEU worden verlengd, maar dit
is uiteraard afhankelijk van de ontwikkelingen op de mondiale gasmarkt, evenals van
het krachtenveld in de EU.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de vergunningsverlening
van hernieuwbare energieprojecten dient te worden versneld. Echter, de Minister geeft
aan dit pas voor te stellen wanneer andere lidstaten wijzigingsvoorstellen doen. Deze
leden zijn van mening dat de Minister hiervoor proactief zou moeten inzetten, ondanks
de verwachting dat de verlenging van de noodverordeningen ongewijzigd worden verlengd.
5
Deelt de Minister deze mening?
6
Is de Minister bereid zich hiervoor in te zetten als er geen wijzigingsvoorstellen
worden gedaan? Zo nee, waarom?
Antwoord 5 en 6
Het kabinet is voorstander van versoepeling en vereenvoudiging van het Europees vergunningenkader
voor hernieuwbare energieprojecten. In dit kader verwelkomt het kabinet dan ook een
verlenging van de noodverordening versoepeling vergunningenprocedures en ik ben dan
ook voornemens daarmee in te stemmen.
Het kabinet is voorstander van versoepeling en vereenvoudiging van het Europees vergunningenkader
voor hernieuwbare energieprojecten. In dit kader verwelkomt het kabinet dan ook een
verlenging van de noodverordening versoepeling vergunningenprocedures en ik ben dan
ook voornemens daarmee in te stemmen. Een meerderheid van lidstaten heeft aangegeven
in te stemmen met de verlenging van de voorliggende noodverordeningen zonder hierin
wijzigingen aan te brengen. Nederland sluit zich bij deze positie aan, omdat het wil
voorkomen dat op andere elementen van de noodverordeningen ook discussie gaat plaatsvinden
die de inhoud van deze verordeningen verslechtert (bijvoorbeeld met betrekking tot
(de)activatie van het marktcorrectiemechanisme). Daarnaast is het met betrekking tot
versnelling van vergunningprocedures ten behoeve van de energietransitie zinvoller
en effectiever in te zetten op versnelde implementatie van de REDIII, aangezien deze
regelgeving van permanente aard is, voor meer versnelling zorgt in vergunningprocedures
en het toepassingsbereik groter is dan die van de noodverordening.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Energieraad van 19 december 2023. Deze leden onderschrijven dat een verlenging van
de bestaande noodverordeningen wenselijk is. Wel benadrukken zij het belang van leveringszekerheid
en een toename van de Europese en Nederlandse energie-onafhankelijkheid.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet zal instemmen met het verlengen
van de noodverordeningen waarbij er staat dat er geen inhoudelijke wijzigingen plaatsvinden.
7
Deze leden vragen hoe het kabinet dit standpunt rijmt met de additionele solidariteitsmaatregelen
die nu voorgesteld worden voor landen met LNG-installaties.
Antwoord
De additionele solidariteitsverplichtingen maken deel uit van de eind 2022 vastgestelde
noodverordening en worden met het nu voorliggende voorstel met maximaal één jaar verlengd.
Er worden derhalve geen extra maatregelen voorgesteld. Verder geldt dat een aantal
van de solidariteitsmaatregelen uit de noodverordening met de aanstaande werking van
het decarbonisatiepakket meer structureel wordt, zij het in beperktere vorm – zo wordt
bijvoorbeeld niet de solidariteitsverplichting overgenomen voor landen met LNG-installaties.
Gelet hierop, heeft Nederland in het kader van de discussie over de verlenging van
de noodverordeningen voorgesteld dat de maatregelen uit de noodverordening komen te
vervallen zodra het decarbonisatiepakket in werking treedt, hetgeen ergens begin volgend
jaar zal zijn. De exacte duur van verlenging van de solidariteitsverplichtingen in
relatie tot inwerkingtreding van de bepalingen uit het decarbonisatiepakket is nog
onderwerp van onderhandeling in het kader van de discussie over de noodverordeningen.
De (ongewijzigde) solidariteitsmaatregelen voor landen met LNG-installaties behouden
echter in alle gevallen een tijdelijk karakter.
8
Waarom kiest het kabinet ervoor om met deze verstrekkende maatregel in te stemmen
die Nederland ruimte ontneemt om zelf te handelen in een gascrisis?
Antwoord
Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda heeft Nederland indertijd ingestemd met
de gassolidariteit verordening en dus ook met deze bepalingen om een gezamenlijke
aanpak niet in de weg te staan mocht het komen tot een gascrisis (een groot fysiek
tekort aan gas dat niet door de markt kan worden opgevangen). Om dezelfde reden stemt
Nederland ook nu in met de tijdelijke verlenging van maximaal één jaar. Overigens
is het niet zo dat de maatregelen in de verordeningen Nederland de ruimte ontnemen
om zelf te handelen in een gascrisis. Voordat wordt toegekomen aan het verlenen of
ontvangen van solidariteit moeten lidstaten alle mogelijke maatregelen nemen om tekorten
te voorkomen dan wel te mitigeren.
De leden van de VVD-fractie hebben dan ook ernstige zorgen over de extra verplichtingen
betreffende LNG-faciliteiten en de verplichting om gas te leveren aan andere lidstaten.
Dit gezien de schaalgrootte van de LNG-faciliteiten in Nederland.
9
Deze leden vragen daarom welke negatieve gevolgen verwacht worden bij deze maatregel
en welke gevolgen dit geeft voor de sector.
Antwoord
De nu voor tijdelijke verlenging voorliggende verordening is op 30 december 2022 in
werking getreden. Dat geldt ook voor de daarin opgenomen bepalingen op het gebied
van LNG. De benuttingsgraad van de Nederlandse LNG-faciliteiten (GATE en EET) was
gedurende heel 2023 hoog, daarom is de maatregel niet in werking getreden. De eventuele
negatieve gevolgen van de maatregel op het moment dat er een beroep op wordt gedaan
zijn op voorhand lastig in te schatten.
10
Verder vragen deze leden welke gevolgen de verordening heeft voor het vullen van gasopslagen
en mogelijke strategische reserves.
Antwoord
De verordening heeft geen gevolgen voor het vullen van de gasopslagen en ook niet
voor eventuele strategische reserves.
11
Zij vragen ook hoe dit aansluit op de prioritering binnen het bescherm- en herstelplan
gas (BHG). Deze leden vinden het dan ook vreemd dat het kabinet hiermee instemt gegeven
haar bredere standpunt.
Antwoord
De verordening die voorligt voor tijdelijke verlenging staat in principe los van het
BHG. Wel kan het zo zijn dat indien een beroep wordt gedaan op Nederland om solidariteit
te leveren in het BHG benoemde maatregelen moeten worden ingezet om hier gevolg aan
te geven. Daarnaast geldt dat een lidstaat die zelf beroep doet op solidariteit ook
eerst zelf alle stappen van zijn eigen noodplan moet hebben doorlopen. Deze verplichtingen
gelden echter al op grond van de eind 2017 vastgestelde Verordening (EU) 2017/1938
betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid. De verlenging
van de verordening brengt hier geen verandering in.
De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat de Noodverordening Versoepelde vergunningverlening
verlengd wordt en de inzet op uitbreiding van versnelde en vereenvoudigde vergunningverlening
met waterstofprojecten.
12
Kan de Minister aangeven gezien de lange implementatieduur hoe deze vereenvoudigde
vergunningverlening wordt bewerkstelligd?
13
Hoe past de Minister deze versnelling al toe in Nederland? Kan deze ook op het elektriciteitsnet
toegepast worden?
14
Welke elementen van deze noodverordening zouden ook wenselijk zijn op de lange termijn?
Antwoord 12 t/m 14
De noodverordening heeft in beginsel rechtstreekse werking en kan in Nederland worden
toegepast. VNG, IPO en NPRES hebben in afstemming met het Rijk een handreiking hierover
gepubliceerd voor decentrale overheden. Onder meer de regels met betrekking tot het
hoger openbaar belang zijn relevant in het kader van het verlenen van de natuurvergunningen
op grond van de Wet natuurbescherming. Deze regels omtrent hoger openbaar belang kunnen
ook het elektriciteitsnet betreffen. De boodschap en urgentie van de noodverordening
heeft bij een aantal cruciale projecten geleid tot snellere besluitvorming rondom
vergunningverlening bij energietransitieprojecten – maar de verordening zorgt niet
direct voor significante verkorting van termijnen in Nederland.
Daarnaast zijn er structurele voorzieningen getroffen ter versnelling van vergunningverlening
op het gebied van energie in de gewijzigde richtlijn hernieuwbare energie (EU) 2023/2413.
Deze richtlijn is 20 november jl. in werking getreden en moet dan ook nationaal geïmplementeerd
worden. De richtlijn bevat maatregelen om vergunningprocedures voor hernieuwbare energieprojecten
te versoepelen en te versnellen. Eén van de maatregelen om dit te bewerkstelligen
betreft de aanwijzing door lidstaten (i) van gebieden voor de versnelde realisatie
van hernieuwbare energieprojecten (versnellingsgebieden) en (ii) gebieden voor netwerk-
en opslaginfrastructuur die nodig zijn om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem
te integreren (infra-gebieden). Onder voorwaarden kan voor projecten (hernieuwbare
energieproductie en elektriciteitsinfra) in deze gebieden een aantal vrijstellingen
gelden van de verplichting om een milieueffectrapportage op projectniveau uit te voeren
(o.g.v. de MER-richtlijn) en verplichtingen inzake soorten- en gebiedsbescherming
op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De richtlijn biedt hierdoor meer afwijkingsmogelijkheden
en versnelling dan de noodverordening.
De leden van de VVD-fractie zijn nog steeds van mening dat het marktcorrectiemechanisme
er niet had moeten komen en vragen de Minister of hij nog mogelijkheden ziet om de
komende periode – mogelijk via additionele impact assessments – de risico’s van het
marktcorrectiemechanisme verder te verminderen. Deze leden gaan ervan uit dat als
er niet voldaan wordt aan de randvoorwaarden van het kabinet bij de eenjarige verlenging
van het MCM het kabinet dan ook tegen deze verlenging zal stemmen.
15
De leden van de VVD-fractie vragen verder of het kabinet bereid is om het afsluiten
van langetermijninkoopcontracten te agenderen bij de update omtrent de externe energiebetrekking
en ook als mogelijk onderwerp voor het Belgische voorzitterschap?
Antwoord
Ik laat momenteel onderzoek uitvoeren naar het veiligstellen van de lange termijn
LNG-behoefte van Nederland en de rol die langetermijncontracten daarbij kunnen spelen.
Zodra dit onderzoek gereed zal ik de Tweede Kamer daarover informeren.
Overigens mag niet uit het oog worden verloren dat het niet overheden zijn maar bedrijven
die contracten met producenten aardgas afsluiten. Wat dat betreft wijs ik er nogmaals
op dat er inmiddels een reeks succesvolle tenders is gehouden in het kader van de
Europese vraagbundeling via het EU Platform AggregateEU en dat Nederlandse bedrijven
een van de grootste aandelen hebben in de volumes die koper aan verkoper koppelen
via dit platform. Het platform biedt sinds kort ook ruimte voor matching van contracten
met een looptijd tot 5 jaar (zie ook Kamerstuk 29 023, nr. 449).
16
Daarnaast vragen deze leden of gezamenlijke kennis- en innovatieontwikkeling op het
gebied van SMR’s samen met België mogelijk is.
Antwoord
Op het gebied van nucleaire kennis- en innovatieontwikkeling tussen Nederland en België
lopen verschillende initiatieven, zoals het Thalassa-overleg om grensoverschrijdende
samenwerking te versterken. Een uitkomst uit het overleg van 19 april 2022 is een
versterkte samenwerking om een oplossing te vinden voor hoogradioactief afval op Europees
niveau.
Ook is er een politieke verklaring getekend op 18 december 2022 op het gebied van
energiesamenwerking. Deze biedt ruimte en mogelijkheden om de samenwerking op het
gebied van kennis- en innovatieontwikkeling te versterken. In het kader van deze verklaring
zijn er enkele samenwerkingsinitiatieven opgezet. Zo hebben het Belgische ingenieursbedrijf
Tractebel en het Nederlandse NRG|PALLAS op 17 maart jl. tijdens de Belgisch-Nederlandse
nucleaire top een intentieverklaring getekend om samen te werken ter ondersteuning
van de nieuwbouw van kerncentrales in Nederland. Ondertussen wordt er gewerkt aan
een vervolg van de Belgisch-Nederlandse nucleaire top – gericht op zowel het bedrijfsleven,
kennisinstellingen en overheid – die naar verwachting in het voorjaar van 2024 zal
plaatsvinden.
Het Belgische Studiecentrum voor Kernenergie (SCK-CEN) heeft begin 2022 extra middelen
(€ 100 miljoen) ontvangen van de Belgische regering, voor onderzoek naar zogenoemde
generatie-IV-SMR’s. In het Meerjarig Missie-gedreven Innovatieprogramma Kernenergie,
dat binnenkort aan de Tweede Kamer wordt gestuurd, worden middelen vrijgemaakt voor
onderzoek naar generatie-IV-technologieën. Bij de uitwerking van het innovatieprogramma
onderzoek ik de concrete raakvlakken voor verdere versterking van de bilaterale samenwerking.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de door de Minister
voor Klimaat en Energie opgestelde geannoteerde agenda voor de Energieraad van 19 december
2023. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie onderschrijven de kritiekpunten die de Minister aanlevert
op het verlengen van de noodverordeningen, maar steunen hem eveneens in het besluit
om akkoord te gaan met verlenging. De Minister stelt dat het marktcorrectiemechanisme
niet tot negatieve effecten heeft geleid.
17
Maar kan de Europese Commissie ook aantonen dat er sprake is van positieve effecten
die de noodzakelijkheid van voortzetting ondersteunen?
Antwoord
In de analyses van de Europese Commissie wordt geen koppeling gemaakt tussen de inwerkingtreding
van het MCM en potentiële positieve effecten, bijvoorbeeld ten aanzien van het prijsniveau.
De Commissie kan slechts aantonen dat er zich geen negatieve effecten van het MCM
hebben voorgedaan in het afgelopen jaar.
Dat de gasprijzen in de EU dit jaar een stuk lager zijn dan vorig jaar, is mede het
resultaat van een verbeterde vraag-aanbod balans op de gasmarkt. Dit komt voort uit
een combinatie van aan de ene kant een lagere gasvraag door o.a. zacht weer, verminderde
vraag en besparingsmaatregelen en aan de andere kant voldoende aanbod door goed gevulde
gasopslagen en uitbreiding van de importcapaciteit van vloeibaar gas (LNG).
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de gang van zaken, waarbij het Europees
parlement feitelijk buitenspel wordt gezet, zeer ongewenst is.
18
Zij vragen de Minister om dit stevig kenbaar te maken tijdens de Energieraad en hierbij
aan te geven dat een dergelijke werkwijze de democratische legitimiteit van de Europese
Unie kan schaden.
Antwoord
Ik hecht aan inspraak van het Europees parlement in het wetgevingsproces, zeker nu
de acute zorgen over leveringszekerheid en energieprijzen minder groot zijn dan vorig
jaar. Nederland zal dit in de Raad nogmaals benadrukken.
19
De leden van de D66-fractie vragen tot slot om, indien van toepassing sinds de brief
van 8 september 2023 (Kamerstuk 22 112, nr. 3767), een update te geven over de stand van zaken van het uittredingsproces uit het Energiehandvestverdrag.
Antwoord
De situatie die wordt beschreven in de Kamerbrief van 8 september 2023 is onveranderd.
Op 7 juli 2023 heeft de Europese Commissie twee nieuwe voorstellen tot Raadsbesluiten
opgesteld waarin zij voorstelt dat de EU en Euratom het Verdrag opzeggen. Hierbij
heeft de Commissie ook verduidelijkt dat met de opzegging van het Verdrag door de
EU en Euratom, ook van de lidstaten verwacht zou worden dat zij het Verdrag opzeggen.
Nog altijd wil een aanzienlijk deel van de EU-lidstaten zelfstandig partij blijven
bij het Verdrag, waardoor er geen gekwalificeerde meerderheid is om uit te treden.
Nederland blijft inzetten op snelle gecoördineerde uittreding en de nationale procedure
voor uittreding loopt. Het is op dit moment niet duidelijk op welke termijn de besluitvorming
op EU-niveau over het Commissievoorstel verder zal verlopen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde Agenda Raad voor
de Energieraad. Deze leden hebben een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de verlenging van de drie noodverordeningen
geschiedt op basis van artikel 122 VWEU. Dit geeft de Raad de mogelijkheid om ten
tijde van crises op voordracht van de Commissie noodmaatregelen te treffen zonder
dat hier instemming van het Europees parlement voor nodig is. Nederland is hier geen
voorstander van, en is van mening dat er een gedegen juridische analyse moet komen.
20
Komen er hier nog vervolgstappen op?
21
Gaat Nederland vragen naar deze juridische analyse en zal deze worden teruggekoppeld
aan de Kamer zodra deze afgerond is?
Antwoord
Nederland en andere lidstaten hebben mondeling vragen gesteld aan de Juridische Dienst
van de Raad over de toepassing van artikel 122 VWEU als juridische grondslag voor
verlenging van de noodmaatregelen.
In advies 9062/20 (openbaar) en advies 14238/21 (deels openbaar) heeft de Juridische
Dienst van de Raad reeds aangegeven dat de Raad, gelet op de ruime formulering van
artikel 122, lid 1, VWEU over een ruime beoordelingsmarge beschikt. Voor de toepassing
van artikel 122, lid 1, VWEU moet volgens die adviezen voldaan zijn aan vier voorwaarden:
1) er moet sprake zijn van een noodsituatie of van uitzonderlijke omstandigheden die
leiden tot ernstige moeilijkheden in de economische situatie van lidstaat, en niet
met gewone maatregelen van de Unie kunnen worden aangepakt; 2) «Passende maatregelen»
die op grond van artikel 122, lid 1, VWEU worden genomen, moeten in verhouding staan
tot de ernst van de situatie; 3) Maatregelen op grond van artikel 122, lid 1, VWEU
moeten tijdelijk van aard zijn; 4) Aangezien artikel 122, lid 1, VWEU onder titel
VIII valt dat betrekking heeft op het economisch beleid van de EU, moeten de maatregelen
economisch van aard zijn.
De Juridische dienst van de Raad heeft mondeling bevestigd dat voor de verlenging
van de noodmaatregelen is voldaan aan bovengenoemde voorwaarden. De Juridische Dienst
heeft hierbij gekeken of de noodsituatie, in dit geval in het bijzonder de nog aanhoudende
krapte op de mondiale gasmarkt, goed is toegelicht in de overwegingen in de betreffende
noodverordeningen. Volgens de Juridische Dienst is dit het geval.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Nederlandse kritiek op aangaande de Noodverordening
solidariteit bevorderen. In het verleden werd er voorbijgegaan aan het feit dat lidstaten
geen gas inkopen en ook niet over mogelijkheden beschikken om bedrijven voor te schrijven
hoe en waar zij hun gas inkopen. Ook was er kritiek over extra solidariteitsverplichtingen
voor lidstaten met LNG-installaties, dit omdat de uitvoering daarvan erg complex is
door onder meer de hiervoor noodzakelijke afspraken over transit door andere lidstaten
naar een lidstaat die op deze een bepaling een beroep doet. De kritiekpunten gelden
nog steeds voor Nederland, maar stemt wederom in.
22
Bleek de kritiek van een jaar geleden terecht?
Antwoord
Omdat de gasleveringssituatie zich in 2023 positief ontwikkelde is er geen één lidstaat
geweest die een beroep heeft moeten doen op de (solidariteits)bepalingen uit de verordening.
Hierdoor is niet aan te geven of de kritiek terecht was. Naast acties vanuit de overheid
hebben aardgasbedrijven er onder meer voor gezorgd dat de gasopslagen per 1 november
2023 een vulgraad van bijna 100% kenden.
23
Hoe heeft zich dit in de praktijk geuit en is dit het waard om alsnog voor te stemmen,
los van het krachtenveld en een gezamenlijke aanpak niet in de weg willen staan?
24
Ook hebben deze leden nog een vraag over het decarbonisatiepakket. Vermeld staat dat
er goed bekeken gaat worden of er vanaf de inwerkintreding van het pakket geen overlap
gaat ontstaan tussen verordeningen. Hoe gaat dit bekeken worden en kan de Kamer deze
bevindingen dan ook inzien?
Antwoord
Nederland heeft de verplichting zorg te dragen voor een minimale deelname van Nederlandse
aardgasbedrijven aan het gezamenlijk inkoopplatform. Nederland voldoet tot nu toe
aan zijn verplichtingen tot minimale deelname van aardgasbedrijven aan het inkoopplatform.
Dit is het gevolg geweest van vrijwillige deelname vanuit aardgasbedrijven. Voorts
is het solidariteitsmechanisme op heden nog niet geactiveerd, omdat dit enkel kan
in uiterste gevallen. Mijn kritiek heeft zich hierdoor tot heden nog niet verwezenlijkt.
Dat laat onverlet dat ik aardgasbedrijven niet kan dwingen tot verplichte deelname
aan het gezamenlijk inkoopplatform en de uitvoering van de extra solidariteitsverplichtingen,
wanneer deze geactiveerd worden, erg complex blijven.
De bepalingen over de gezamenlijke inkoop van gas en de solidariteitsbepalingen uit
de noodverordening worden (in aangepaste vorm) permanent gemaakt in het zogenaamde
decarbonisatiepakket. Om het gat tussen het verlopen van de noodverordening en de
inwerkingtreding van het decarbonisatiepakket te overbruggen, wordt de noodverordening
verlengd tot 31 december 2024. De Nederlandse inzet is om overlap te voorkomen door
de bepalingen uit de noodverordening buiten werking te stellen zodra het decarbonisatiepakket
inwerking is getreden. Ik zal in het verslag van de Energieraad er nader bij stilstaan
of en hoe overlap is voorkomen.
De leden van de BBB-fractie lezen aangaande de Noodverordening Marktcorrectiemechanisme
dat Nederland getracht heeft extra parameters in te bouwen die zorgen dat het instrument
enkel in uiterste gevallen ingezet kan worden. Ook valt de lezen dat Nederland (indien
het krachtenveld niet op de hand van Nederland is) zou kunnen instemmen met een verlenging
van een jaar mits er geen aanpassingen worden gedaan anders dan allicht enkele technische
aanpassingen.
25
Welke parameters heeft Nederland toentertijd ingebouwd en gaan deze mee indien Nederland
opnieuw gaat instemmen, of moet daar opnieuw over onderhandeld worden?
Antwoord
Tijdens de onderhandelingen over het MCM heb ik actief alternatieve voorstellen neergelegd
die 1) de negatieve impact van het MCM zoveel mogelijk mitigeren; 2) ervoor moeten
zorgen dat het mechanisme echt als een allerlaatste middel ingezet wordt door zo hoog
mogelijke triggers voor activatie en zo objectief mogelijke criteria voor opschorting;
3) het mechanisme bij enige aangebrachte schade direct op te schorten. Delen van deze
voorstellen hebben hun weg gevonden in de activerings, opschortings- en deactivatievoorwaarden
van het huidige MCM. Bijvoorbeeld bij de hoogte van de activeringsprijs en de redenen
om activatie van het MCM op te schorten, zoals een verstoring van de gasmarkt en gas
futuresmarkt. Het is een minimale eis voor Nederland dat de parameters in de MCM-verordening
ongewijzigd blijven. In het verlengingsvoorstel stelt de Commissie voor om enkel de
periode waarin de MCM-verordening actief is met een jaar te verlengen en geen verdere
aanpassingen te doen, wat in lijn is met onze minimale eis.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier