Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 12 december 2023 (Kamerstuk 21501-02-2791)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2792
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 december 2023
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 4 december 2023 inzake de
geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 12 december 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2791), over de brief van 30 november 2023 inzake het verslag van de Raad Algemene Zaken
d.d. 15 november 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2788) en over de brief van 1 december 2023 inzake de kabinetsappreciatie uitbreidingspakket
2023 en Groeiplan voor de Westelijke Balkan (Kamerstuk 23 987, nr. 395).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 december 2023 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 9 december 2023 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Bromet
Adjunct-griffier van de commissie, Hoedemaker
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda
van de Raad Algemene Zaken d.d. 12 december 2023.
Deze leden maken zich grote zorgen over de voortzetting van de steun aan Oekraïne.
De recente uitspraken en dreigementen van de Hongaarse premier Orbán nopen tot het
voorbereiden van alternatieve routes om Oekraïne te blijven ondersteunen. Welke mogelijkheden
ziet de Minister om een Hongaars veto te voorkomen, dan wel te omzeilen? Is het een
optie voor de Minister om met gelijkgezinde lidstaten de steun buiten het Meerjarig
Financieel Kader om voort te zetten?
1. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op blijvende solidariteit met Oekraïne en steunt de voorgestelde
Oekraïne-faciliteit waarmee de EU voor de periode van 2024 tot en met 2027 op een
voorspelbare, transparante en verantwoorde wijze steun kan verlenen aan het herstel
en de wederopbouw en modernisering van Oekraïne. Het kabinet heeft kennis genomen
van de uitspraken van de Hongaarse premier Orbán. Premier Orbán stuurde ook twee brieven
aan VZER Michel waarin hij oproept tot een strategische discussie over het EU-beleid
ten aanzien van Oekraïne. Het is vooralsnog niet met zekerheid te zeggen of dit een
principiële opstelling betreft of dat er een link bestaat met voor Hongarije bestemde
bevroren middelen, en daarmee bewegingsruimte om te onderhandelen. Nederland blijft
inzetten op een spoedig akkoord op de Oekraïne-faciliteit en blijft in Europees verband
en in bilateraal contact met lidstaten het belang van EU-brede steun onderstrepen.
Tot een akkoord op de Oekraïne-faciliteit is bereikt, vindt het kabinet het van belang
dat de macro-financiële bijstand aan Oekraïne wordt voortgezet. Als tijdelijke noodoplossing
zou het mogelijk zijn om bijvoorbeeld de bestaande macro-financiële bijstand aan Oekraïne
tot maximaal een jaar te verlengen1. Hiervoor is een nieuwe Commissievoorstel nodig, waarover de Raad met gekwalificeerde
meerderheid stemt. Met het oog op het aflopen van het huidige MFA+-instrument op 31 december
a.s., dringt Nederland er bij de Commissie op aan om voorstellen voor tijdelijke overbruggende
financiering met spoed uit te werken.
Blijft het kabinet voornemens om streng toe te zien op de noodzakelijke versterking
van de Hongaarse rechtsstaat?
2. Antwoord van het kabinet
Ja.
Het kabinet zet in op de effectieve inzet van het EU-rechtsstaatsinstrumentarium om
de Hongaarse rechtsstaatsproblematiek aan te pakken, waaronder de artikel 7 procedure
en inbreukprocedures. Daarnaast worden er momenteel, met steun van Nederland, drie
financiële instrumenten tegen Hongarije ingezet, om door middel van opschorting van
uitbetaling van EU-middelen hervormingen op het terrein van rechtsstaat af te dwingen:
1) de voorwaarden voor betaling van EU-middelen uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit,
met uitzondering van de genoemde 0,9 mld. euro voorfinanciering waarvan 0,8 mld. leningen
ten behoeve van de financiering van de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk, 2)
de MFK-rechtsstaatsverordening, en 3) de voorwaarden voor betaling van EU-middelen
uit fondsen die vallen onder de Gemeenschappelijke Bepalingen Verordening (Common Provisions Regulation (CPR)). Voor al deze instrumenten geldt dat het kabinet het belang van een zorgvuldige
toets door de Commissie van de door Hongarije genomen maatregelen om te voldoen aan
de voorwaarde voor uitbetaling blijft benadrukken. Daarnaast blijft het kabinet samen
met andere EU-lidstaten het belang van een sterke rechtsstaat onderstrepen, zowel
in EU-verband als in bilaterale gesprekken met EU-lidstaten.
Dreigt Hongarije ook met een veto op de verhoging van het plafond van de Europese
Vredesfaciliteit?
3. Antwoord van het kabinet
Hongarije geeft aan eerst een strategische discussie te wensen over het EU beleid
m.b.t. Oekraïne alvorens te kunnen instemmen met een Ukraine Assistance Fund. Het is vooralsnog niet met zekerheid te zeggen of dit een principiële opstelling
betreft of dat er bewegingsruimte is om te onderhandelen.
De voornoemde leden hebben tevens kennisgenomen van de positieve grondhouding van
het kabinet ten opzichte van de aanbeveling van de Commissie om de toetredingsonderhandelingen
met Oekraïne te beginnen. Mocht de Raad niet besluiten de aanbeveling over te nemen,
welke middelen hebben kabinet en Commissie dan om Oekraïne alsnog bij te staan in
het overnemen van het EU-acquis? En welke middelen ontberen zij in een dergelijke situatie?
4. Antwoord van het kabinet
De inzet van het kabinet blijft onverminderd gericht op het zoveel mogelijk steunen
van Oekraïne, inclusief in de complexe hervormingen die het moet doorvoeren in het
kader van het EU-toetredingsproces. De derde pijler van de voorgestelde Oekraïne-faciliteit
betreft onder meer technische bijstand en ondersteunende maatregelen ten behoeve van
het EU-toetredingstraject van Oekraïne. Daarnaast moet volgens het Commissievoorstel
ook de door Oekraïne op te stellen hervormings- en investeringsagenda (het Oekraïneplan)
in lijn zijn met de hervormingsprioriteiten van het Oekraïense EU-toetredingstraject.
Mocht de Raad besluiten de aanbeveling niet over te nemen, dan heeft dit geen direct
negatief effect op de mogelijkheid de technische assistentie aan Oekraïne doorgang
te laten vinden. In het kader van de Associatieovereenkomst en de diepe en brede vrijhandelsovereenkomst
met de EU past Oekraïne zijn wetgeving en normen al enkele jaren geleidelijk aan die
van het acquis aan. Het wordt daarin ondersteund door EU Twinning- en TAIEX-projecten. De Nederlandse
bilaterale steun voor rechtsstaatopbouw in Oekraïne verloopt hoofdzakelijk via het
Matra-programma.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennis genomen van de Geannoteerde
Agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 12 december en de Kabinetsappreciatie van het
Uitbreidingspakket 2023 en Groeiplan voor de Westelijke Balkan. Zij hebben hierover
nog enkele vragen.
Deze leden maken zich zorgen over berichten dat de toegezegde Europese (munitie-)
steun niet snel genoeg Oekraïne bereikt en toegezegde hoeveelheden niet worden gehaald.
Zij roepen het kabinet op zich te blijven inspannen voor een versnelling van de Europese
productiecapaciteit en hindernissen voor steun en productie te verminderen. Wat is
op dit moment de grootste valkuil voor Europese munitieproductie? Op welke manier
kan dit verholpen worden?
5. Antwoord van het kabinet
De grootste valkuilen zijn de fragmentatie van de defensiemarkt en de fragmentatie
van behoeftestellingen van Europese landen. De meeste investeringen om op te schalen
komen tot nu toe vanuit de industrie zelf. Om sneller te kunnen opschalen heeft de
industrie nodig dat er gecommitteerd wordt in de vorm van meerjarige contracten, maar
ook financiële steun voor infrastructuur en technologische opschalingsoplossingen.
Belangrijker nog is dat landen de vereisten voor munitie zoveel mogelijk harmoniseren
om industrie in staat te stellen grotere batches identieke munitie te produceren.
De aan het woord zijnde leden hebben vernomen dat Hongarije een luis in Europese pels
blijft en zich verzet tegen de Europese gezamenlijke steun aan Oekraïne. Ook zou Orbán
hebben gevraagd om het hele onderwerp Oekraïne (uitbreiding + steun) van de agenda
te halen. Dit terwijl de Europese Commissie recent nog bijna een miljard aan bevroren
EU-gelden heeft vrijgegeven aan Hongarije. Hoe kijkt het de Minister hiernaar?
6. Antwoord van het kabinet
Het kabinet merkt op dat de vrijgegeven EU-gelden aan Hongarije de 20% voorfinanciering
van de RepowerEU-middelen uit het gewijzigde Hongaarse herstelplan betreft. Voor Hongarije
komt dit neer op 0.9 mld., waarvan bijna 0.8 mld. in de vorm van een lening.
Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda voor de Ecofinraad van 8 december 2023,2 vindt het kabinet het onwenselijk dat Hongarije 20% voorfinanciering van de RepowerEU-middelen
zal ontvangen nog voordat de hervormingen op het gebied van de rechtstaat zijn gerealiseerd.
De HVF-verordening voorziet er evenwel niet in dat aan de voorfinanciering eisen kunnen
worden gesteld, in de vorm van mijlpalen of doelstellingen. Het recht op voorfinanciering
ontstaat automatisch na het vaststellen van een concept-uitvoeringsbesluit ter goedkeuring
van een gewijzigd herstelplan. Tijdens de Ecofinraad van 8 december 2023 ligt het
concept-uitvoeringsbesluit ter goedkeuring van het gewijzigde Hongaarse herstelplan
voor. Het kabinet is voornemens om zich dan te onthouden van stemming.
In reactie op de berichtgeving inzake de bevriezing van EU-middelen bestemd voor Hongarije,
werd de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rondom de inzet van de CPR tegen
Hongarije.3 Op 1 november jl. heeft de Commissie Hongarije opnieuw om aanvullende informatie
verzocht.4 De beoordelingstermijn van de Commissie of de door Hongarije genomen maatregelen
voldoen aan de horizontale randvoorwaarde met betrekking tot het Handvest van de Grondrechten
EU, loopt naar verwachting deze maand af. Indien de Commissie oordeelt dat Hongarije
voldoet aan de eisen op het terrein van rechterlijke onafhankelijkheid en daarmee
gedeeltelijk aan de genoemde horizontale randvoorwaarde uit de CPR, vervalt ca. EUR
13 mld. van de opgeschorte EUR 21,3 mld. aan EU-cohesiemiddelen. De Commissie beslist
hierover zelfstandig. De Raad heeft geen rol in de besluitvorming. Het kabinet blijft
bij de Commissie aandringen op een zorgvuldig toets.
Op welke manier kan Nederland de Europese Commissie steunen om haar harde lijn tegenover
Hongarije te houden en tegelijk een nieuw steunpakket aan Oekraïne mogelijk te maken?
Hoe is het krachtenveld? Hoe kijken andere lidstaten naar de Hongaarse positie?
7. Antwoord van het kabinet
Zie antwoorden op vragen 1 en 2. Binnen de Raad bestaat in principe brede steun voor
meer structurele en voorspelbare financiële en economische steun aan Oekraïne. Het
kabinet blijft inzetten op een spoedig akkoord op de Oekraïne-faciliteit dat onderdeel
uitmaakt van de onderhandelingen over de mid-term review van het MFK. Totdat hierover
een akkoord bereikt is, vindt Nederland het van belang dat de macro-financiële bijstand
aan Oekraïne wordt voortgezet. Als tijdelijke noodoplossing zou het mogelijk zijn
om de bestaande macro-financiële bijstand aan Oekraïne te verlengen. Hiervoor is een
nieuw Commissievoorstel nodig, waarover de Raad met gekwalificeerde meerderheid stemt.
Nederland dringt er bij de Commissie op aan een dergelijk voorstel op korte termijn
uit te werken.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat het Voorzitterschap van de Raad een
discussiedocument heeft verspreid met herschikkingsopties tussen de 8 en 23 miljard
euro. Nederland dringt aan op een volledig overzicht met alle mogelijke financieringsopties.
Heeft de Minister deze ondertussen al mogen ontvangen? Deze leden zijn benieuwd naar
het kabinetsoordeel over dit discussiedocument. Zij delen het kabinetsstandpunt dat
binnen bestaande financiële kaders ruimte gevonden moet worden doormiddel van herprioritering
(uitgezonderd van Oekraïne). Staat dit kabinetsstandpunt nog steeds?
8. Antwoord van het kabinet
Zoals vermeld in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 12 december5 heeft het voorzitterschap een eerste onderhandelingsdocument met herschikkingsopties
tussen de 8 en 23 miljard euro gepresenteerd. Dit document bevat een beperkt aantal
herschikkingsopties. Het kabinet heeft aangedrongen op een verdere verkleining van
het voorstel voor de tussentijdse herziening van het MFK en maximale inzet van mogelijkheden
tot herprioritering en flexibilisering. Het kabinetsstandpunt dat binnen bestaande
financiële kaders ruimte gevonden moet worden door middel van herprioritering (uitgezonderd
van Oekraïne) blijft staan. Voor het kabinet is het daarbij van belang dat alle financieringsopties
op tafel komen. Inmiddels heeft het voorzitterschap nieuwe voorstellen gedaan waarover
uw Kamer in de geannoteerde agenda voor de Europese Raad zal worden geïnformeerd.
Het is de verwachting dat er meerdere onderhandelingsdocumenten volgen in de aanloop
naar de Raad Algemene Zaken en de Europese Raad.
De voornoemde leden zijn benieuwd in hoeverre de tussentijdse aanpassing van het Meerjarig
Financieel Kader zodanig ver uitonderhandeld is, dat dit inderdaad op de Europese
Raad geagendeerd zal zijn. Zal hierover op korte termijn een akkoord worden bereikt?
9. Antwoord van het kabinet
Vooralsnog staat de tussentijdse herziening van het MFK geagendeerd voor de Europese
Raad van 14 en 15 december. Het is op dit moment onduidelijk of het haalbaar is dan
een akkoord te bereiken. Het Spaanse EU-voorzitterschap heeft nieuwe onderhandelingsvoorstellen
gepresenteerd, maar hierover is het krachtenveld nog sterk verdeeld. Het kabinet neemt
een toelichting en appreciatie van de voorstellen op in de geannoteerde agenda voor
de Europese Raad.
Hoe zorgt de Minister ervoor dat de lopende onderhandelingen over de tussentijdse
MFK-herziening geen invloed hebben op de broodnodige steun voor Oekraïne?
10. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op blijvende solidariteit met Oekraïne en steunt de voorgestelde
Oekraïne-faciliteit waarmee de EU voor de periode van 2024 tot en met 2027 op een
voorspelbare, transparante en verantwoorde wijze steun kan verlenen aan het herstel,
de wederopbouw en modernisering van Oekraïne. Het kabinet blijft in EU-verband en
in bilateraal contact met EU-lidstaten het belang van EU-brede steun aan Oekraïne
onderstrepen. Hierbij zet het kabinet in op continuering van de macro-financiële bijstand
aan Oekraïne om indien nodig de periode tot een akkoord te overbruggen.
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennis genomen van de Kabinetsappreciatie
ten aanzien van het uitbreidingspakket. Zij hebben hierover nog enkele vragen. In
de brief beschrijft het kabinet «dat het nauw zal optrekken met gelijkgezinden, het
krachtenveld wegen en voorkomen dat het geïsoleerd komt te staan. Het kabinet heeft
de sterk veranderde geopolitieke context meegenomen in de analyse van het uitbreidingspakket.»
Hoe verhoudt dit zich tot de strikt en fair benadering van het kabinet, alsmede tot
de objectiviteit van het EU-toetredingsproces?
11. Antwoord van het kabinet
Het kabinetsbeleid is strikt, fair en betrokken ten aanzien van EU-uitbreiding en
het kabinet vindt dat het toetredingsproces gebaseerd moet blijven op merites, conform
de in 2020 herziene uitbreidingsmethodologie.6
Het kabinet bekijkt de bevindingen van de Commissie in de landenrapportages en de
aanbevelingen door die bril. Tegelijkertijd erkent het kabinet dat de geopolitieke
context meeweegt in de analyse, bijvoorbeeld in de toegenomen erkenning van de volledige
aansluiting bij het EU GBVB door verschillende kandidaat-lidstaten. Bovendien acht
het kabinet het van groot belang dat de EU eensgezindheid uitstraalt, zeker in de
context van de Russische agressieoorlog in Oekraïne. Het meewegen van de context vertroebelt
evenwel niet de appreciatie van de hervormingsvoortgang en de noodzaak
tot overname, implementatie en handhaving van het acquis gedurende het toetredingsproces.
Het kabinet lijkt zich te kunnen vinden in de aanbeveling van de Europese Commissie
om de onderhandelingen met Oekraïne en Moldavië te openen, maar het onderhandelingsraamwerk
met beide landen vast te stellen wanneer zij een aantal verdere stappen hebben gezet.
Welke stappen betreft dit precies? Hoe zal worden vastgesteld of beide landen aan
deze stappen hebben voldaan? Volgt hiervan wederom een kabinetsappreciatie voordat
dit in het voorjaar van 2024 in de Europese Raad voorligt?
12. Antwoord van het kabinet
Zoals aan uw Kamer vermeld in de kabinetsappreciatie over het uitbreidingspakket7 betreffen de stappen voor Oekraïne: de verhoging van het personeelsplafond voor het
Nationale Bureau voor Corruptiebestrijding, de uitbreiding van bevoegdheden van het
Nationale Agentschap voor Corruptiepreventie met betrekking tot de verificatie van
activa, het in lijn brengen van regulering aangaande lobbyactiviteiten met Europese
standaarden, als onderdeel van het anti-oligarchenactieplan, en aanname van wetgeving
in lijn met de resterende aanbevelingen van de Venetië-Commissie inzake nationale
minderheden, en aanbevelingen betreffende wetgeving over de staatstaal, media en onderwijs.
Voor Moldavië gaat het om: verdere voortgang met de justitiehervormingen, specifiek
de benoeming van leden van de Hoge Raad en van een procureur-generaal, de aanwijzing
van voldoende middelen aan het bureau van de anticorruptie-aanklager en een duidelijke
organisatiestructuur, en verdere stappen op de-oligarchisering. Voor beide landen
kondigt de Commissie aan de voortgang op deze hervormingen zorgvuldig te monitoren
en hierover te rapporteren aan de Raad tegen maart 2024. Het kabinet zal uw Kamer
hierover op de gebruikelijke wijze informeren.
In het Europese krachtenveld lijkt het erop dat de besluitvorming ten aanzien van
individuele landen aan elkaar wordt gekoppeld. Dit leidt tot frustratie bij betrokken
landen, aangezien zij in dat geval niet alleen op hun eigen merites worden beoordeeld.
Wat is de opstelling van de Minister hierin?
13. Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt het koppelen van de besluitvorming ten aanzien van individuele landen
onwenselijk en acht dit in strijd met de kernbeginselen van het Uitbreidingsmethodologie.
Voortgang van de afzonderlijke kandidaat-lidstaten in het toetredingsproces is en
blijft gebaseerd op eigen merites. Het kabinet houdt vast aan een beoordeling van
de voortgang van elke afzonderlijke kandidaat-lidstaat.
De voorgenoemde leden steunen Oekraïne tegen de Russische agressie en zijn van mening
dat de toekomst van Oekraïne in Europa ligt. Wel maken deze leden zich voor de wederopbouw
en toekomstige ontwikkeling van Oekraïne zorgen over corruptie. Kan de Minister ten
aanzien van Oekraïne nader toelichten welke voortgang is geboekt in het bestrijden
van corruptie in de afgelopen twee jaar? In hoeverre leidt de zichtbare aanpak van
hooggeplaatste officials tot een brede afname van corruptie in Oekraïne? Hoe zou het
kabinet de huidige mate van corruptie in Oekraïne classificeren?
14. Antwoord van het kabinet
De Commissie oordeelt dat Oekraïne op het vlak van voorkomen en tegengaan van corruptie
zijn inzet heeft versterkt en enige voortgang boekte dankzij een gestage toename van
vervolgingen, aanklachten, en rechterlijke uitspraken, en dankzij de versterking van
het institutioneel raamwerk voor corruptiebestrijding. Het kabinet deelt dit oordeel.
De appreciatie van de voortgang van elk land moet evenwel bezien worden in relatie
tot de fase van het toetredingstraject waarin het land zich bevindt. Het is duidelijk
dat Oekraïne pas aan het begin staat van een hervormingsproces waarin corruptiebestrijding
centraal zal moeten staan. Daarbij dient Oekraïne zich, zoals de Commissie stelt,
in de eerste plaats te richten op onderzoeken, vervolgingen, en rechterlijke uitspraken
aangaande corruptiezaken, in het bijzonder op hoog niveau. De verdere versterking
van de relevante instellingen zal daarbij nodig zijn. De Commissie heeft twee stappen
geïdentificeerd ter completering van de eerder geïdentificeerde stap op corruptiebestrijding,
vooraleer het onderhandelingsraamwerk kan worden aangenomen. Het kabinet en de EU
blijven Oekraïne oproepen tot en steunen bij verdere inspanningen en resultaten op
corruptiebestrijding.
De aan het woord zijnde leden lezen dat de Europese Commissie aanbeveelt kandidaat-lid-status
aan Georgië toe te kennen. Gezien de geringe vooruitgang en bestaande problematiek
zou een toekenning van kandidaat-lidmaatschap een grote stap zijn. Voor een veelvoud
aan prioriteiten moet nog een wezenlijke vooruitgang geboekt worden. Ook maken voornoemde
leden zich zorgen over Russische invloed op het land als gevolg van de Russische agressie
in Oekraïne. Hoe is het krachtenveld binnen de EU waar het gaat om eventueel kandidaat-lidmaatschap
van Georgië? Deelt de Minister de zorgen van de leden van VVD-fractie omtrent het
eventuele kandidaat-lidmaatschap van Georgië? Hoe oordeelt het kabinet over de achterblijvende
Georgische GBVB-aansluiting?
15. Antwoord van het kabinet.
Het kabinet is gezien de beperkte voortgang op het grootste gedeelte van de door de
Commissie gestelde twaalf prioriteiten voorzichtig ten aanzien van de aanbeveling
om Georgië kandidaat-lidstatus te verlenen. Het kabinet onderschrijft het oordeel
van de Commissie dat Georgië enerzijds een solide basis heeft om te werken aan de
politieke criteria voor EU-lidmaatschap en dat stappen zijn gezet op zaken als het
hervormen van parlementaire procedures en het aannemen van een nieuwe mensenrechtenstrategie.
Anderzijds belemmert de diepe polarisatie het hervormingsproces en moet Georgië meer
serieuze inspanningen en resultaten tonen om voortgang te boeken. Het kabinet deelt
de zorgen van de Commissie over de gebrekkige GBVB-aansluiting van Georgië, en is
van mening dat van een aspirant kandidaat-lidstaat meer verwacht kan worden. Nederland
blijft Georgië hier bilateraal en via de EU op aanspreken. Geen van de lidstaten lijkt
op dit moment tegen het verlenen van het kandidaat-lidmaatschap aan Georgië. Toekenning
van kandidaat-lid-status heeft geen juridische, financiële of operationele consequenties.
De leden van de VVD-fractie maken zich ernstige zorgen over de blijvende instabiliteit
in Noord-Kosovo. Op welke manier kan de Minister de dialoog tussen Servië en Kosovo
faciliteren?
16. Antwoord van het kabinet
Het kabinet steunt de inspanningen van de EU Speciaal Vertegenwoordiger Miroslav
Lajčák om middels de door de EU gefaciliteerde Belgrado-Pristina Dialoog te werken
aan de normalisatie van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo. Het is van belang
dat beide landen zich serieus committeren aan de normalisering van de betrekkingen,
als essentiële voorwaarde op het Europese pad van beide landen. Ook in bilaterale
contacten met Servië en Kosovo dringt het kabinet aan op voortgang in het kader van
de Dialoog en implementatie van in het verleden gemaakte afspraken, bijvoorbeeld tijdens
de reis van de Minister-President naar beide landen in juli jl.
Deze leden blijven zich zorgen maken over de GBVB-aansluiting van Servië. Het land
lijkt een geopolitieke koers te varen die tegen Europese strategische belangen ingaat.
Op welke manier kan Servië gemotiveerd worden om meer aan te sluiten aan het GBVB,
met in het achterhoofd eerder aangenomen moties? Welke verdere stappen kunnen de Minister
en de Europese Commissie nemen?
17. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de zorgen van de Commissie over de geopolitieke koers van Servië,
en onderschrijft de oproep van de Commissie aan Servië om stappen die indruisen tegen
EU-beleid na te laten en om anti-EU narratief, desinformatie en andere hybride dreigingen
tegen te gaan. De Commissie spreekt wederom zorgen uit over het lage percentage van
GBVB-aansluiting en het niet overnemen van EU-sancties tegen Rusland. Het kabinet
vindt dit terecht en Nederland blijft Servië consequent aanspreken, zowel in EU-verband
als bilateraal op het belang van volledige aansluiting aan het GBVB, inclusief de
overname van de EU-sancties tegen Rusland. Ook verwacht het kabinet dat Servië de
ingezette samenwerking rond sanctieomzeiling bestendigt. N.a.v. de motie van de heer
Van Wijngaarden c.s.8
heeft het kabinet de Commissie verzocht om met voorstellen te komen op basis waarvan
er consequenties binnen het uitbreidingsproces verbonden kunnen worden aan gebrekkige
aansluiting bij het GBVB.9
Het kabinet verwelkomt de toegenomen aandacht van de Commissie voor het belang van
GBVB-aansluiting in het kader van het toetredingsproces van kandidaat-lidstaten, en
zal hierover met de Commissie en andere lidstaten in gesprek blijven.
Daarnaast geven zowel de Minister als de Europese Commissie aan dat «aansluiting bij
het EU-visumbeleid is verbeterd door het invoeren van de visumplicht voor zes landen,
maar verdere aansluiting nodig blijft». Kan de Minister toelichten welke nadere aansluiting
nodig blijft ten aanzien van visa-alignment? In hoeverre is de omvang van migratiestromen
via Servië richting de EU de afgelopen tijd gedaald?
18. Antwoord van het kabinet
Het kabinet erkent dat er stappen zijn gezet door Servië richting aansluiting bij
het EU-visumbeleid, maar benadrukt evenwel dat verdere stappen noodzakelijk zijn.
De Commissie wijst in het recente landenrapport op 16 landen, ten aanzien waarvan
op dit moment het Servische visumbeleid nog afwijkt ten opzichte van het EU visumbeleid,
te weten Armenië, Azerbaijan, Bahrein, Belarus, China, Indonesië, Jamaica, Kirgizië,
Koeweit, Kazachstan, Mongolië, Oman, Qatar, Rusland, Suriname en Turkije.
Frontex rapporteert dat de totale hoeveelheid gedetecteerde irreguliere grensovergangen
van de Westelijke Balkan naar de EU van 1 januari tot november dit jaar een kwart
minder zijn dan dezelfde periode vorig jaar10. De EU heeft de samenwerking op het gebied van migratie met de Westelijke Balkan
landen, inclusief Servië, het afgelopen jaar geïntensiveerd. Deze samenwerking is
onder andere gericht op een betere aansluiting op het visumbeleid, grensmanagement,
terugkeer en toegang tot asiel.
Voornoemde leden hebben met interesse kennis genomen van het Groeiplan voor de Westelijke
Balkan en de beoogde financiering hiervan. Zij delen het oordeel van de Minister dat
de beoogde EU-middelen in bestaande financiële kaders gevonden dienen te worden. Heeft
de Europese Commissie hiertoe een voorstel gedaan? Is het mogelijk de Europese Commissie
te vragen met een alternatieve financiering binnen bestaande kaders te komen? Deze
leden delen de weerstand van de Minister over het voornemen tot aangaan van leningen
op de kapitaalmarkt. Zij zijn benieuwd naar het speelveld.
19. Antwoord van het kabinet
De Commissie heeft een Hervormings- en Groeifaciliteit voorgesteld11 met een omvang van 6 miljard euro, bestaande uit niet-terugbetaalbare steun (2 miljard
euro) en leningen (4 miljard euro). De financiering van de 2 miljard euro aan niet-terugbetaalbare
steun uit de faciliteit is onderdeel van het Commissievoorstel voor een tussentijdse
herziening van het Meerjarig Financieel Kader. Voor de financiering van het leningendeel
stelt de Commissie voor namens de Unie te lenen op de kapitaalmarkt en bij financiële
instellingen, via een bestaand garantiefonds op de EU-begroting. Nederland heeft vragen
gesteld over de voorgestelde financieringswijze, inclusief het voornemen tot het aangaan
van leningen door de Commissie op de kapitaalmarkt. De Commissie heeft nog geen alternatieve
voorstellen gedaan. Er is in de Raad nog geen overeenstemming over de financiering
van de faciliteit. Er zijn meerdere lidstaten die een met Nederland vergelijkbaar
standpunt innemen.
Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie tevreden dat migratie hoog op de agenda
blijft staan, maar zij zijn wel benieuwd naar concrete resultaten. In hoeverre zijn
de eerdere Raadsconclusies uit het voorjaar van 2023 geïmplementeerd?
20. Antwoord van het kabinet
Het kabinet constateert op basis van de brief die de Commissievoorzitter voorafgaand
elke ER stuurt dat de Commissie duidelijke stappen heeft gezet bij het implementeren
van de eerder vastgestelde Raadsconclusies. Zo ontwikkelt de Commissie ambitieuze,
brede partnerschappen met prioritaire landen, o.a. over migratiesamenwerking. Momenteel
wordt het MoU met Tunesië door de Commissie uitgewerkt en is de Commissie voornemens
een breed strategisch partnerschap met Egypte te ontwikkelen. Daarnaast verwelkomt
het kabinet de blijvende inzet van de Commissie op de diverse onderdelen, zoals een
betere aansluiting van landen in de Westelijke Balkan op het EU-visumbeleid, het versterken
van onderlinge EU-terugkeersamenwerking, en aanvullende financiering voor het verstevigen
van surveillance bij grensbeheer en het aanpakken van mensensmokkel. Ook hebben Bulgarije
en Roemenië via pilots stappen gezet op hun grensbeheer, met versnelde asielprocedures,
en versterking van hun opvang- en terugkeercapaciteit. Verder presenteerde de Commissie
op 28 november jl. een voorstel voor een richtlijn en een verordening die verband
houden met het versterken van de aanpak en strafbaarstelling van mensensmokkel. Deze
voorstellen worden momenteel nader bestudeerd en zullen worden geapprecieerd middels
een BNC-fiche. Het kabinet vindt dat de naleving van de Dublinregels door EU lidstaten
nog altijd beter moet. Het kabinet blijft zich dan ook inzetten voor goede implementatie
van Dublin door alle lidstaten en benadrukt dat de Commissie hierbij haar rol als
hoedster van de verdragen dient op te pakken. Het kabinet benadrukt dat het de implementatie
van de Raadsconclusies blijft volgen en er bij de Commissie zo nodig op zal aandringen
de periodieke rapportage erover voort te zetten.
Voor welke concrete resultaten zet de Minister zich in en rondom de Raad Algemene
Zaken in, met name als het gaat om het verminderen van de irreguliere instroom naar
de EU en de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers?
21. Antwoord van het kabinet
Tijdens de RAZ zal migratie als onderdeel van de agenda van de Europese Raad besproken
worden. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 20, heeft de Commissie sinds
de Europese Raad van februari 2023 verdere stappen ondernomen als het gaat om het
verminderen van de irreguliere instroom naar de EU en de terugkeer van uitgeprocedeerde
asielzoekers. Een voorbeeld daarvan is de ambitieuze inzet op duurzame partnerschappen
met derde landen. Het kabinet blijft zich inzetten voor het verder uitwerken en implementeren
van de Raadsconclusies. Het kabinet zet zich in aanvulling hierop in voor een spoedig
akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement op de herziening van het Asiel- en
Migratiepact, waarbij bijvoorbeeld screening- en asielgrensprocedures moeten leiden
tot het tegengaan van secundaire migratie binnen de Unie. Daarnaast zet het kabinet
zich in voor effectievere wetgeving op het gebied van terugkeer.
Op welke termijn kunnen de onderhandelingen gefinaliseerd worden en welke hindernissen
zijn er nu nog om te komen tot akkoorden rondom het Asiel en Migratie Pact.
22. Antwoord van het kabinet
De trilogen tussen het Europees Parlement (EP) en de Raad over de verschillende wetsvoorstellen
van het Asiel- en Migratiepact zijn in volle gang en recent geïntensiveerd, zowel
op technisch als politiek niveau. Zowel de Raad als het Europees Parlement streven
naar een onderhandelingsakkoord op korte termijn. In de geannoteerde agenda en verslagen
van de JBZ-Raad wordt de Kamer geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Algemene Zaken d.d. 12 december 2023 en hebben daarover nog enkele
vragen.
Deze Raad zal de Europese Raad van december voorbereiden. Traditie getrouw staan er
veel en belangrijke onderwerpen op de agenda van de laatste Europese Raad van het
jaar. Deze leden merken op dat Orbán een brief heeft gestuurd aan de voorzitter van
de Europese Raad met het verzoek om EU-uitbreiding en het Meerjarig Financieel Kader
van de Raadsagenda af te halen omdat daar nog niet voldoende over gesproken zou zijn.
Zal deze brief ook op de Raad Algemene Zaken besproken worden? Wat is de inzet van
de Minister ten aanzien van dit voorstel?
23. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft kennisgenomen van de brief van de Hongaarse premier Orbán. Het is
aan de voorzitter van de Europese Raad om de agenda vast te stellen. Vooralsnog staan
deze onderwerpen geagendeerd. Het kabinet bereidt zich dan ook voor op bespreking
van deze onderwerpen tijdens de Europese Raad.
Wat zijn de consequenties als er tijdens de Europese Raad van december 2023 geen beslissingen
worden genomen over het MFK? Zal dit ook betekenen dat het Oekraïnefonds niet van
de grond zal komen?
24. Antwoord van het kabinet
Het voorstel voor de Oekraïne-faciliteit is onderdeel van de tussentijdse herziening
van het MFK. Voor het huidige voorstel is aanpassing van de MFK-verordening vereist.
Er zijn echter ook alternatieve opties denkbaar om de financiële steun van de EU aan
Oekraïne voort te zetten. Als tijdelijke noodoplossing zou het tot akkoord op de Oekraïne-faciliteit
mogelijk zijn om bijvoorbeeld de bestaande macro-financiële bijstand aan Oekraïne
tot maximaal een jaar te verlengen. Hiervoor is een nieuwe Commissievoorstel nodig,
waarover de Raad met gekwalificeerde meerderheid stemt. Met het oog op het aflopen
van het huidige instrument voor macro-financiële bijstand op 31 december a.s., dringt
Nederland er bij de Commissie op aan een dergelijk voorstel met spoed uit te werken.
Dit laat onverlet dat een akkoord op de Oekraïne-faciliteit de onverminderde voorkeur
heeft van het kabinet, omdat dit Oekraïne de benodigde brede financieel-economische
steun voor komende jaren biedt. Het kabinet blijft zowel in EU-verband als in bilaterale
contacten met lidstaten het belang van EU-brede steun onderstrepen.
De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat de EU serieus werk moet maken van
het incorporeren van de kandidaat-lidstaten in de EU. Het uitblijven van Europees
perspectief maakt dat landen in de ring rond Europa gevoelig worden voor buitenlandse
inmenging van landen als China en Rusland. Het lijkt erop alsof de Europese Raad voornemens
is in te stemmen met de opening van de onderhandelingen met Oekraïne en Moldavië,
met uitzondering van Hongarije. Klopt dat? Zal Nederland in de Europese Raad instemmen
met het openen van de onderhandelingen met Oekraïne en Moldavië? Zo ja, wat is Nederland
van plan om Hongarije ook te overtuigen om voor het openen van onderhandelingen te
stemmen?
25. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de aanbevelingen van
de Commissie om de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en Moldavië te openen.
Beide landen hebben aanzienlijke voortgang geboekt in het vervullen van de in juni
2022 gestelde hervormingsprioriteiten onder moeilijke omstandigheden. Een meerderheid
van de lidstaten lijkt op dit moment voorstander te zijn van het openen van de toetredingsonderhandelingen
met deze twee landen. Het kabinet blijft in EU-verband en in bilateraal contact met
EU-lidstaten het belang van EU-eensgezindheid en EU-brede steun aan Oekraïne en Moldavië
onderstrepen.
Deze leden lezen ook dat de Raad voornemens is in te stemmen met het plan van de Europese
Commissie om de Westelijke Balkanlanden een aantal voordelen te gunnen van het interne
markt lidmaatschap. De leden van de D66-fractie zijn groot voorstander van zo’n gefaseerde
toetredingsaanpak.
De voornoemde leden hebben tevens vernomen dat de Europese Commissie voornemens is
bevroren Hongaarse middelen vrij te geven, in ruil voor steun van Hongarije aan bijvoorbeeld
het Oekraïnefonds en de toetreding van Oekraïne. Klopt dat? Zal de Minister zich hier
in de Raad Algemene Zaken tegen uitspreken? Europese waarden zijn wat deze leden betreft
niet onderhandelbaar, en de Commissie kan zich niet op deze manier laten chanteren.
Steunt het kabinet deze inzet?
26. Antwoord van het kabinet
Het feit dat Hongarije mogelijk op korte termijn aanspraak zal kunnen maken op de
20% voorfinanciering van de RepowerEU-middelen uit het gewijzigde Hongaarse herstelplan
volgt uit de HVF verordening. Lidstaten hebben hier automatisch recht op na het vaststellen
van de concept-uitvoeringsbesluit ter goedkeuring van de gewijzigd herstelplannen.
Voor Hongarije komt de bovengenoemde voorfinanciering neer op 0.9 mld., waarvan bijna
0.8 mld. in de vorm van een lening. De Commissie heeft het uitvoeringsbesluit ter
goedkeuring van de aanpassing van het Hongaarse herstelplan op 23 november jl. gepubliceerd.
Op grond van de HVF-verordening besluit de Raad in de regel binnen vier weken met
gekwalificeerde meerderheid over een voorstel voor een uitvoeringsbesluit. Het Spaans
voorzitterschap heeft daarom besloten om het besluit op de reguliere Ecofinraad van
8 december voor te leggen. Een belangrijke overweging bij deze timing is dat de beschikbare
leningen onder de Herstel- en Veerkracht Faciliteit (HVF) tot en met 31 december 2023
kunnen worden toegekend. Omdat Hongarije voor de financiering van het REPowerEU-hoofdstuk
gebruik maakt van de aanvullende leningen moet hierover dus in december 2023 worden
besloten. Het REPowerEU-hoofdstuk draagt bij aan de afbouw van afhankelijkheid van
fossiele brandstoffen. Nederland steunt dit doel.
Verder vragen de leden van de D66-fractie of het initiatief van het Europees Parlement,
om een Europese conventie bij elkaar te roepen voor het wijzigen van het verdrag besproken
zal worden tijdens deze Raad Algemene Zaken of Europese Raad? De leden hebben begrepen
dat het Spaanse voorzitterschap dit liever op de Energieraad wil bespreken van december.
Dat zou wat deze leden betreft ongepast zijn, aangezien het bij uitstek een onderwerp
betreft dat in de Raad Algemene Zaken besproken dient te worden. Uitbreiding en hervorming
van de EU dienen wat voornoemde leden betreft als twee kanten van dezelfde munt besproken
te worden. De EU moet kritisch naar de eigen structuur kijken, alvorens over te gaan
tot een grootschalige uitbreiding. Kan de Minister een krachtenveld schetsen ten aanzien
van het openen van een conventie? Naar deze leden begrijpen zijn er maar 10 lidstaten
nodig om zo’n conventie te starten. Duitsland en Frankrijk zijn voorstander van het
wijzigen van het verdrag. Welke andere lidstaten staan hier positief tegenover?
27. Antwoord van het kabinet
De Raad dient de EP-resolutie op basis van artikel 48 VEU door te geleiden naar de
ER. Artikel 48 VEU specificeert niet welke Raadsformatie dit dient te doen of wanneer
de Raad dit moet doorgeleiden. Daarbij is deze rol procedureel van aard, en ligt inhoudelijke
beraadslaging hierover in de Raad niet voor de hand. De EP-resolutie is door het voorzitterschap
niet geagendeerd voor deze RAZ. Het voorzitterschap heeft vooralsnog doorgeleiding
geagendeerd in de Milieuraad van 18 december aanstaande. Het kabinet ziet geen aanleiding
zich te verzetten tegen deze procedurele doorgeleiding. Ten aanzien van het krachtenveld
heeft het kabinet geen aanwijzingen dat dit wezenlijk gewijzigd is sinds de vorige
bespreking in de RAZ. Voor het starten van een Conventie is een gewone meerderheid
nodig in de ER.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de Geannoteerde agenda van de Raad Algemene
Zaken d.d. 12 december 2023, het verslag van de Raad Algemene Zaken van 15 november
2023 en de Kabinetsappreciatie over het uitbreidingspakket 2023 en Groeiplan voor
de Westelijke Balkan. Daarover hebben zij nog een set vragen en opmerkingen.
De Minister heeft een appreciatie gestuurd inzake het uitbreidingspakket 2023 en Groeiplan
voor de Westelijke Balkan. Daarin laat de Minister weten een «positieve grondhouding
te hebben ten aanzien van de aanbevelingen van de Commissie» over Oekraïne en Moldavië.
In het bijzonder is het een vraagstuk of het openen van de toetredingsonderhandelingen
nu het meest bevorderlijke moment is. Beide landen voldoen nog niet aan de Kopenhagen
Criteria, die uiteindelijk leidend zijn in het debat over toetreding. Daarnaast zijn
de leden van de BBB-fractie van mening dat de toetreding van Oekraïne en Moldavië
een orde van grootte kent die verdragsrechtelijke consequenties kent, en zij willen
daar ook zo snel mogelijk over in debat. Ook hebben voornoemde leden bedenkingen bij
het absorptievermogen van de EU op dit moment. Is de Minister het er mee eens dat
de EU allereerst haar eigen functioneren op orde moet brengen, procesgang versterken
en daarbij de legitimiteit en inspraak van nationale parlementen en burgers met betrekking
tot nut, noodzaak en functioneren van de EU voorop moet stellen?
28. Antwoord van het kabinet
Voor het kabinet staat voorop dat de EU een sterke en legitieme actor moet blijven,
met de rechtsstaat als fundament en met goed functionerende instellingen. Uitbreiding
mag de Unie en haar handelingsvermogen niet verzwakken. Het kabinet vindt dan ook
dat toekomstige uitbreiding om een gedegen voorbereiding vraagt, zowel aan de kant
van kandidaat-lidstaten alsook aan de kant van de EU. Dit zijn parallelle processen.
Oekraïne en Moldavië hebben aanzienlijke voortgang geboekt in het vervullen van de
in juni 2022 gestelde hervormingsprioriteiten. Beide landen staan evenwel aan het
begin van een lang en complex toetredingsproces, waarin het voldoen aan de Kopenhagencriteria
en overname, implementatie en handhaving van het acquis centraal zullen staan. De Commissie beveelt voor Oekraïne en Moldavië tevens aan dat
de Raad de onderhandelingsraamwerken met beide landen vaststelt wanneer zij een aantal
verdere stappen hebben gezet (zie antwoord op vraag 12 voor een overzicht van de vastgestelde
stappen). Pas dan kunnen de onderhandelingen daadwerkelijk beginnen. De toetredingsonderhandelingen
zijn gefaseerd, ondergebracht in zes clusters en 35 onderhandelingshoofdstukken, en
omkeerbaar wat inhoudt dat hoofdstukken die voorlopig gesloten worden ook weer heropend
kunnen worden. Besluitvorming over het openen en sluiten van onderhandelingen op elk
van de afzonderlijke beleidsterreinen geschiedt op basis van unanimiteit in de Raad.
Zonder voldoende stappen op versterking van de rechtsstaat is er geen voortgang in
de onderhandelingen.
De EU zal daarnaast in kaart moeten brengen op welke wijze uitbreiding gevolgen heeft
op beleidsmatig, budgettair en institutioneel terrein. Daarbij zet het kabinet zich
ervoor in dat het inhoudelijke voorbereidende werk van de EU zich richt op in ieder
geval zes nauw met elkaar samenhangende aspecten: (1) rechtsstaat, democratie en grondrechten;
(2) geopolitiek en veiligheid; (3) financiën; (4) interne markt; (5) migratie; (6)
institutionele architectuur. Als het duidelijk is welke impact uitbreiding heeft op
deze terreinen kan worden bezien of, en zo ja, welke hervormingen nodig zouden zijn
om te zorgen dat de EU een sterke, effectieve en legitieme actor zal blijven.
Sinds 1999 is Turkije bijvoorbeeld al kandidaat-lid van de EU. Is de Minister het
ermee eens dat we moeten oppassen met het geven van grote verwachtingen? En is de
Minister het ermee eens dat we – in het geval van toetreding van nieuwe lidstaten
– moeten kijken naar het eventueel splitten van toetreding tot de EU, de EMU en de
Schengenzone?
29. Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt dat de feiten op basis waarvan de toetredingsonderhandelingen met
Turkije effectief tot stilstand zijn gekomen nog van toepassing zijn, zoals de Commissie
ook concludeerde in het laatste landenrapport. In algemene zin geldt dat toetreding
tot de EU niet per definitie betekent dat een lidstaat ook direct onderdeel wordt
van het Schengengebied. Er gelden aanvullende eisen om toe te kunnen treden tot de
Schengenzone en de EMU.
Met grote bezorgdheid hebben de aan het woord zijnde leden de plannen van de Europese
Commissie voor een Groeiplan voor de Westelijke Balkan gelezen. De Westelijke Balkan
vormt een explosief kruitvat in de buik van Europa. De hybride beïnvloeding van Rusland
op het gebied van cyber, informatie, politieke processen, tezamen met de etnische
spanningen en de deplorabele staat van de economieën in de regio maakt dat de Westelijke
Balkan in de nieuwe geopolitieke werkelijkheid aandacht verdient. Echter, het voorgestelde
Groeiplan voor de Westelijke Balkan is een verkeerd instrument. De eerste pijler van
het groeiplan, «bevorderen van de integratie in de interne markt van de EU», zorgt
ervoor dat we de aantrekkelijke wortel voor kandidaat-lidstaten om een uitgebreid
hervormingsplan door te voeren op rechtsstaat, corruptiebestrijding en invoeren van
EU-aquis, al gelijk weggeven en met enkel de repressieve stok achterblijven. Daarbovenop
zijn de leden van de BBB-fractie het eens met de Kabinetsappreciatie over de vierde
pijler, »Oprichting van een Hervormings- en Groeifaciliteit», dat er geen verhoging
van de gezamenlijke schuldenlast mag plaats vinden en vinden deze leden de zachte
voorwaarden voor het 4 miljard leningen-deel van de verordening niet gepast. De kabinetsappreciatie
stelt dat de regering de noodzaak tot deze faciliteit met het voorgestelde financiële
instrument niet ondersteunt. Is de Minister dan ook voornemens daadwerkelijk tegen
deze faciliteit te stemmen?
30. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is van mening dat de Hervormings- en Groeifaciliteit in beginsel een positief
instrumentarium kan zijn om de druk op het hervormingsproces in de Westelijke Balkan
op te voeren, door de wijze waarop de faciliteit uitbetaling van middelen koppelt
aan het doorvoeren van hervormingen. Het kabinet heeft daarbij vragen gesteld over
de voorgestelde financieringswijze van deze Hervormings- en Groeifaciliteit, inclusief
het voornemen tot aangaan van leningen door de Commissie op de kapitaalmarkt. Zoals
tevens aangegeven in antwoord op vragen van de VVD-fractie, is er in de Raad nog geen
overeenstemming over financiering van de faciliteit. Er zijn meerdere lidstaten die
een met Nederland vergelijkbaar standpunt innemen. De voorgestelde financiering van
deze faciliteit is onderdeel van de bredere onderhandelingen over de voorgestelde
tussentijdse herziening van het MFK.
Het Voorzitterschap van de Raad heeft een discussiedocument verspreid met herschikkingsopties
tussen de 8 en 23 miljard euro van het Meerjarig Financieel Kader. De Europese Commissie
stelt voor het EU-budget te verhogen met 66 miljard euro en het Europees Parlement
wil daar met 10 miljard euro nog een schepje bovenop doen. Het kabinet heeft eerder
geschreven optimaal van bestaande EU-middelen gebruik te maken. De aan het woord zijnde
leden delen die visie. Als er EU-middelen moeten worden verschoven, zien deze leden
liever dat de Europese Commissie in haar eigen begroting snijdt zodat het EU-budget
niet nog verder verhoogt. Ziet de Minister mogelijkheden om deze 8 tot 23 miljard
euro op te brengen via het snijden in het budget van bijvoorbeeld de Green Deal van
Eurocommissaris Hoekstra? Zo nee, waarom kan er niet in bestaande pakketten worden
gesneden?
31. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op het optimaal gebruik maken van bestaande middelen binnen het
EU-budget. Waar nodig dient gebruikt gemaakt te worden van herprioritering en flexibilisering
binnen het MFK. De vrije ruimte is echter beperkt en de marges voor een groot deel
uitgeput. Niettemin ziet het over de volle breedte van de EU-begroting voldoende mogelijkheden
om met herprioriteringen eventuele nieuwe noodzakelijke uitgaven te dekken.
De leden van de BBB-fractie zien graag een gewichtige agendering van migratie op de
Raad Algemene Zaken, gezien de migratiecrisis waarin de Europese Unie zich bevindt.
Deze leden benadrukken het belang van de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees
Parlement over het Asiel- en Migratiepact op korte termijn worden afgerond en zal
de Commissie blijven oproepen zich in te zetten voor het ontwikkelen van brede migratiepartnerschappen.
Italië heeft voorstellen gedaan om een migratiedeal op te tuigen met bijvoorbeeld
Albanië. Hoe duidt de Minister deze voorstellen, ziet de Minister hierin ook kansen
voor Nederland en is de Minister bereid met Italië en binnen de Raad Algemene Zaken
hierover in gesprek te treden of er voor Nederland ook kansen liggen in soortgelijke
migratiedeals?
32. Antwoord van het kabinet
Tijdens de RAZ zal migratie als onderdeel van de ER agenda besproken worden. Zoals
in de beantwoording van het Schriftelijk Overleg over de JBZ-raad van 4 en 5 december
gemeld aan uw Kamer,12 heeft de Europese Commissie aangegeven dat een verdere uitwerking van de overeenkomst
tussen Italië en Albanië nodig is, voordat een verdere juridische appreciatie gemaakt
kan worden.
Het kabinet heeft meermaals met andere lidstaten gesproken over het verplaatsen van
asielopvang en procedures naar derde landen, waaronder met Denemarken en Italië. Het
kabinet blijft deze gesprekken voeren13. Dergelijke partnerschappen moeten wat het kabinet betreft altijd binnen de kaders
van het Europees en internationaal recht blijven. Het kabinet meent dat een verkenning
van dergelijke partnerschappen moet worden bezien in relatie tot verdere beleidsontwikkeling
op dit terrein door zijn ambtsopvolgers. In de geannoteerde agenda en verslagen van
de JBZ-Raad wordt de Kamer geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de volgende opmerkingen en vragen naar aanleiding
van de Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 12 december 2023.
Deze leden zijn ernstig teleurgesteld in de houding van de Europese Commissie en de
Nederlandse regering wat betreft de bloedige oorlog in Gaza. De gevechtspauze van
de afgelopen dagen was een uitgelezen kans voor de internationale gemeenschap om deze
oorlog duurzaam te beëindigen. In plaats daarvan heeft Israël de oorlog in Gaza hervat,
gesteund door zijn bondgenoten in de Verenigde Staten en de Europese Unie. Deze laatste
twee zijn daarmee, wat de eerdergenoemde leden betreft, medeplichtig aan het bloedvergieten
dat nu plaatsvindt.
Wat de aan het woord zijnde leden betreft, kent deze oorlog geen militaire oplossing.
Het geweld dat Israël in Gaza pleegt onder het valse mom van «zelfverdediging» is
ver buiten alle proporties, schendt het humanitair oorlogsrecht, en creëert een voedingsbodem
voor een nieuwe generatie Hamas-terroristen. Wil dit conflict duurzaam worden opgelost,
dan moet de internationale gemeenschap hier ingrijpen. Een vrede tussen Israël en
Hamas moet worden afgedwongen, inclusief een vrijlating van alle gijzelaars, de Palestijnse
staat moet worden erkent en de internationale gemeenschap moet een vreedzame transitieperiode
garanderen. Europa en de Verenigde Staten spelen hier een sleutelrol in. Erkent de
Minister de Europese verantwoordelijkheid in de voortzetting van dit conflict? Erkent
de Minister de sleutelrol die Europa, en dus ook Nederland, speelt in een duurzame
oplossing? Wat belemmert de Minister in het bepleiten van internationaal ingrijpen?
33. Antwoord van het kabinet
Wat het kabinet betreft moet de EU er in ieder geval toe bijdragen dat het vredesproces
hoog op de internationale agenda blijft staan en dat ook regionale partners zich committeren
aan een politiek proces. Een tweestatenoplossing blijft wat het kabinet betreft de
enige geloofwaardige optie voor een duurzame vrede. Bij voorkeur zou een dergelijke
oplossing gepaard gaan met een breed, regionaal steunpakket in lijn met het Peace Day Effort initiatief van o.a. de Arabische Liga, Egypte, Jordanië en de Europese Unie.
Het toewerken naar een duurzame oplossing voor vrede is altijd onderdeel geweest van
het beleid van het kabinet. Hierin is een twee-statenoplossing volgens de grenzen
van 1967 nog altijd leidend voor het kabinet. Het kabinet zal in EU- en internationaal
verband blijven pleiten voor de tweestatenoplossing. Sinds de meest recente escalatie
van het conflict hebben de Minister-President en Minister van Buitenlandse Zaken met
EU-collega’s en tal van regionale partners gesproken. Daarin wordt ook steevast benadrukt
dat er alleen duurzame vrede kan worden bereikt als er met steun van de regio wordt
toegewerkt naar een twee-statenoplossing.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Kabinetsappreciatie van het
uitbreidingspakket 2023 en het Groeiplan voor de Westelijke Balkan. Deze leden zijn
te spreken over de volgende tekst die in de appreciatie staat te lezen: «Hierbij zijn
voor het kabinet, conform de motie van het lid Jasper van Dijk (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2563), de Kopenhagen-criteria leidend.» Toch zijn zij bezorgd over de uiteindelijke naleving
van de Kopenhagen-criteria.
De voornoemde leden zijn bezorgd over de mogelijkheid dat de EU-uitbreiding onder
grote druk wordt doorgevoerd vanwege de geopolitieke situatie, zonder dat rekening
wordt gehouden met de, nu al aanzienlijke, interne instabiliteit van de Europese Unie.
Een te snelle uitbreiding, zonder strikte naleving van de Kopenhagen-criteria zou,
volgens deze leden, de interne instabiliteit vergroten. Uitspraken van Raadsvoorzitter
Michel dat de uitbreiding voor 2030 moet plaatsvinden helpen niet deze bezorgdheid
bij eerdergenoemde leden weg te nemen. Onderschrijft de Minister de bezorgdheid van
deze leden over de interne stabiliteit van de Unie en kan zij de uitspraken van Michel
in deze context beoordelen?
34. Antwoord van het kabinet
Raadsvoorzitter Charles Michel noemde 2030 als jaartal waarin idealiter de voorbereidingen
op uitbreiding klaar moeten zijn en niet als jaartal waarin uitbreiding gegarandeerd
plaats zal vinden. Voor het kabinet blijft uitbreiding van de Unie een proces gebaseerd
op merites, conform de EU-uitbreidingsmethodologie.14 Hier is geen tijdspad aan verbonden. Parallel aan het toetredingsproces van de individuele
(potentiële) kandidaat-lidstaten, dient de EU zich gedegen voor te bereiden op een
toekomstige uitbreiding (zie ook antwoord op vraag 28). Ook hier is geen einddatum
aan verbonden.
De leden van de SP-fractie hebben op eerdere momenten hun tegenstand jegens de voorgenomen
verhoging van het Meerjarig Financieel Kader kenbaar gemaakt. Deze leden zijn verheugd
te lezen dat meerdere landen de voorgestelde verhoging van het MFK willen verlagen.
Wat is de laatste stand van zaken?
35. Antwoord van het kabinet
Inmiddels heeft het voorzitterschap nieuwe voorstellen gedaan waarover uw Kamer in
de geannoteerde agenda voor de ER wordt geïnformeerd. Het krachtenveld over deze voorstellen
is nog sterk verdeeld.
Deze leden lezen in de Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken dat het kabinet
van mening is dat «Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid».
De aan het woord zijnde leden constateren dat binnen de huidige verdragen defensie
en veiligheid aangelegenheden van de lidstaten zijn. Deze leden hebben meermaals hun
standpunt gedeeld dat het oprichten en uitbreiden van Europese defensieactiviteiten
volgens hen ongewenst is, mede gezien deze verdragen. Kan de Minister uitleggen hoe
het ingenomen standpunt zich tot de verdragen verhoudt? Deelt zij de mening dat een
Europees militair-industrieel complex ongewenst is?
36. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is er van overtuigd dat Europese en internationale samenwerking noodzakelijk
is om de veiligheid van Nederland en van Europa te kunnen beschermen. Die samenwerking
vindt binnen verschillende verbanden plaats. Bepalingen over het gemeenschappelijke
veiligheids- en defensiebeleid van de EU zijn onderdeel van de verdragen, met name
de artikelen 42–46 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).
Op het terrein van de defensie-industrie is samenwerking tussen de Europese lidstaten
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat we tijdig voldoende defensiematerieel en munitie
kunnen produceren, en om ongewenste afhankelijkheden te verminderen. Er is hier geen
sprake van een Europees militair-industrieel complex.
Er is tevens geen algemeen verbod in het EU-Verdrag om uitgaven gerelateerd aan defensie
te financieren uit de EU-begroting. EU-beleid dat ook defensie gerelateerde uitgaven
omvat, kan uit de EU begroting worden gefinancierd. Op basis van artikel 173 van het
Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) kan de EU het concurrentievermogen
van de industrie van de Europese Unie bevorderen, waaronder ook de defensie-industrie.
Op basis van dat artikel is onder meer het Europees Defensiefonds opgericht. Ook de
instrumenten EDIRPA en ASAP voorstellen zijn op artikel 173 VWEU gebaseerd.
In artikel 41, lid 2 VEU is bepaald dat de uitgaven voortkomend uit militaire GBVB-operaties
niet uit de EU-begroting kunnen worden gefinancierd. Om die reden staat bijvoorbeeld
de Europese Vredesfaciliteit buiten de EU-begroting. Deze faciliteit financiert EU-missies
en operaties en militaire steun aan derde landen.
Tot slot kijken deze leden met interesse uit naar de uitwerking van het Asiel- en
Migratiepact, zeker aangezien in de voorgestelde MFK-verhoging geld gereserveerd is
voor de uitvoering van dit pact. Het reserveren van middelen voor een plan dat nog
niet is afgerond en geïmplementeerd vinden deze leden een bijzondere gang van zaken.
Zij vragen de Minister om een reactie.
37. Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderschrijft het belang van de goede uitvoering van het nog tot stand
te komen Asiel- en Migratiepact. Het Pact realiseert een grote stelselwijziging op
het vlak van asielwetgeving in alle lidstaten. De implementatie hiervan zou dan ook
een grote opgave zijn. Het kabinet acht het van belang dat lidstaten daarbij worden
ondersteund, om zo te zorgen voor correcte naleving vanaf het moment dat de wetgeving
in werking treedt, inclusief ondersteuning van lidstaten bij de daarvoor benodigde
capaciteitsopbouw voor screening- en grensprocedures, opvangcapaciteiten, relocatie,
en terugkeer. Daarnaast is het kabinet van oordeel dat het Europees Asielagentschap
goed geëquipeerd moet zijn om coherente implementatie en naleving van de nieuwe regelgeving
te monitoren. Het uitgangspunt van het kabinet is echter dat deze uitgaven binnen
het bestaande budget moeten worden opgevangen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van de stukken ten behoeve van het
schriftelijk overleg over de Raad Algemene Zaken d.d. 12 december 2023 en hebben de
volgende vragen.
Kan de Minister toelichten hoe de herschikkingsopties voor het Meerjarig Financieel
Kader eruitzien, zoals die in het discussiedocument van het Voorzitterschap van de
Raad staan? Begrijpen deze leden goed dat dit strikt gaat om het herschikken binnen
het huidige MFK, in plaats van verhogen van het MFK?
38. Antwoord van het kabinet
De herschikkingen in het genoemde discussiedocument betreffen inderdaad herschikkingen
binnen het huidige MFK. Er worden geen verhogingen van het MFK gepresenteerd in het
stuk. In het document worden enkele mogelijke herprioriteringsopties uiteen gezet,
te weten € 1,1 miljard Brexit reserve, € 0,9 miljard uit het Globaliseringsfonds,
€ 1,1 miljard ongealloceerde middelen uit migratiefondsen en de mogelijkheid om over
de volledige breedte van de begroting een bezuiniging door te voeren (cohesie en landbouw
uitgezonderd). Het document laat drie scenario’s zien met een totale herschikkingsmogelijkheid
van 8, 13 en 23 miljard euro. Deze scenario’s dienen ter achtergrond van de onderhandelingen
over de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader. Inmiddels heeft
het voorzitterschap nieuwe voorstellen gedaan waarover uw Kamer in de geannoteerde
agenda voor de ER zal worden geïnformeerd.
De aan het woord zijnde leden zijn blij dat er aandacht is voor de Europese Defensie-industrie.
Ze vragen echter daarbij hoe dit zich verhoudt tot de inzet op de Nederlandse defensie-industrie
(NLDTIB)? Op welke wijze bevordert de Minister onze defensie-industrie? Hoe wordt
binnen materieelprojecten een gedegen afweging gemaakt tussen kwaliteit, snelheid
en een goede prijs? Wat is de inzet om daarin een optimum te bereiken, en blijft de
Kamer voluit inzicht krijgen in de dilemma’s daarbij?
39. Antwoord van het kabinet.
Zoals in de Defensie Industrie Strategie in de nieuwe geopolitieke context15 omschreven zet het kabinet zich in voor het versterken, beschermen en internationaal
positioneren van de Nederlandse Defensie-Industriële en Technologische Basis (NDTIB).
Een sterke NLDTIB draagt bij aan een sterke EDTIB en de veiligheid van Europa. Het
kabinet steunt de Nederlandse defensie-industrie in Europa door cofinanciering beschikbaar
te stellen voor projecten in het Europees Defensiefonds (EDF) die defensiebehoeften
tegemoet komen. De defensie-industrie kan tevens gebruik maken van de Subsidieregeling
EDF van het Ministerie van EZK, en samen organiseren we innovatiemissies naar EU-lidstaten
onder leiding van Bijzonder Vertegenwoordiger Tom Middendorp met de industrie om de
defensie-industriële samenwerking bilateraal te versterken.
Bij andere EU-defensieprogramma’s blijft het kabinet zich inzetten voor het stimuleren
van grensoverschrijdende industriële samenwerking, onder andere via de toekenningscriteria
bij beoordeling van de projectvoorstellen. Het kabinet streeft ernaar dat Nederlandse
industriële partners positie hebben in de defensie leveringsketens, ook bij gezamenlijke
aanbestedingen. Ten aanzien van materieelprojecten blijft het uitgangspunt dat we
streven naar het beste product dat op tijd wordt geleverd tegen een passende prijs,
waarbij zoveel mogelijk Nederlandse of Europese betrokkenheid wordt gezocht, zowel
in termen van kennis als productiecapaciteit. Het kabinet blijft de Kamer informeren
over materieelprojecten via de Begroting, het Defensie Materieelfonds en het Defensie
materieel Proces.
Inzake Europese en NAVO-defensiesamenwerking onderkennen de voornoemde leden de noodzaak
van het vergroten van interoperabiliteit en de inzet op een kleiner aantal type voertuigen,
wapensystemen en munitie. Worden ook hierbij tegelijk de belangen van onze defensie-industrie
integraal meegenomen?
40. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op Europese- en NAVO-defensiesamenwerking en onderkent de noodzaak
van het verbeteren van interoperabiliteit, standaardisatie en interchangebility binnen deze samenwerking. Cruciaal dat onze krijgsmachten binnen EU- en NAVO-verband
geïntegreerd kunnen optreden. Nauwe samenwerking tussen de verschillende defensie-industrieën
is hierbij van belang. Hierbij is het voor het kabinet belangrijk dat Nederlandse
industriële partners positie hebben in de defensie leveringsketens, ook op systemen
waar we meer interoperabiliteit wensen te behalen. Het kennisbehoud en versterking
van de NLDTIB draagt bij aan de gereedheidstelling en het voortzettingsvermogen van
de krijgsmacht.
Het kabinet noemt in de appreciatie voor kandidaat-lidstaten veel institutionele hervormingen
en de inzet op een aantal burgerlijke vrijheden rond gender en lhbti. Op welke wijze
neemt de Minister de culturele en religieuze eigenheid van de kandidaat-lidstaten
daarbij in acht, en in dat opzicht de fundamentele vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing?
Zorgt Nederland dat er ruimte voor verschillen tussen lidstaten behouden blijft? Zo
nee, kan de Minister zich voorstellen dat dit op termijn de maatschappelijke onvrede
in landen kan bevorderen?
41. Antwoord van het kabinet
Het brede spectrum van fundamentele rechten is, binnen de systematiek van de EU uitbreidingsmethodologie
en dus de toetredingsonderhandelingen, onderdeel van het zogenaamde Fundamentals-cluster, hoofdstuk 23 («Judiciary & Fundamental Rights»). De toetredingssystematiek kent bijzonder gewicht toe aan dit onderhandelingscluster,
en ziet er op toe dat rechten en vrijheden verankerd en gerespecteerd worden in lijn
met Europese standaarden. Het kabinet besteedt hier expliciet aandacht aan. De vrijheid
van godsdienst en de vrijheid van levensbeschouwing is ook onderdeel van dit cluster
en wordt door het kabinet evengoed in ogenschouw genomen. Tevens zijn alle (potentiële)
kandidaat-lidstaten (met uitzondering van Kosovo) lid van de Raad van Europa waar
bescherming en naleving van mensenrechten centraal staan.
In de appreciatie over het uitbreidingspakket staat weinig over de actieve oorlog
en wat dat voor Oekraïne betekent, en over de territoriale disputen die Georgië heeft
met Rusland. Kan de Minister toelichten welke rol deze zaken spelen in een mogelijke
EU-toetreding? En wat is het nut van steunmaatregelen aan deze landen anders dan een
EU-toetreding?
42. Antwoord van het kabinet
De EU-verdragen verzetten zich niet tegen het openen van toetredingsonderhandelingen
met een land dat zich in een gewapend conflict bevindt. Voor toetreding dient wel
te worden voldaan aan de toetredingscriteria die opgenomen zijn in artikel 49 VEU
en de Kopenhagen-criteria. Oekraïne en Georgië bevinden zich aan het begin van het
EU-toetredingsproces en van toetreding is op dit moment geen sprake. De veiligheid,
stabiliteit en externe betrekkingen van de kandidaat-lidstaat zijn onderdeel van de
toetredingsonderhandelingen. Zo is in het geval van Kosovo en Servië de normalisatie
van hun betrekkingen stevig verankerd als voorwaarde op hun pad richting EU-lidmaatschap.
Het kabinet acht een dergelijke voorwaarde niet opportuun in het geval van Oekraïne
en Georgië, aangezien het hier om conflicten gaat met een land dat geen toetredingsperspectief
heeft.
Steunmaatregelen voor deze twee landen, in de context van hun toetredingstraject,
zien onder andere op capaciteitsversterking, het doorvoeren van de nodige politieke
en economische hervormingen en de versterking van de rechtsstaat in brede zin. Dit
kan bijdragen aan de vrede, veiligheid, stabiliteit en welvaart in Europa en aan de
bevordering van mensenrechten, democratie en de internationale rechtsorde.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
E. Hoedemaker, adjunct-griffier