Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Michon-Derkzen over het bericht 'Hof geeft uithalers van drugscontainers taakstraf in plaats van cel'
Vragen van het lid Michon-Derkzen (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Hof geeft uithalers van drugscontainers taakstraf in plaats van cel» (ingezonden 22 september 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 8 december
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 219
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hof geeft uithalers van drugscontainers taakstraf in
plaats van cel»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich de aangenomen motie over de intenties van de wetgever bij de uithalerswet
onder de aandacht brengen van de organisaties in de strafrechtketen? (Kamerstuk 29 911, nr. 400)
Antwoord 2
Ja. In de aankomende halfjaarbrief georganiseerde en ondermijnende criminaliteit licht
ik toe hoe ik uitvoering geef aan deze motie.
Vraag 3
Hoeveel uithalers zijn er in 2020, 2021, 2022 en tot nu toe in 2023 gearresteerd?
Antwoord 3
Het aantal arrestaties in deze jaren is als volgt:2
2020: 318
2021: 482
2022: 300
2023: 339
Deze cijfers betreffen de registratie van aangetroffen personen op haventerreinen. Van deze personen staat nog niet vast of en voor welke
strafbare feiten zij uiteindelijk vervolgd (kunnen) worden door het Openbaar Ministerie.
Vraag 4
Bij hoeveel daarvan is vervolging ingesteld door het Openbaar Ministerie (OM) en hoeveel
zijn er uiteindelijk veroordeeld?
Antwoord 4
Het aantal ingestroomde zaken is als volgt:3
2020: wet nog niet inwerking getreden
2021: wet nog niet inwerking getreden
2022: 259
2023: 3494
Uit deze cijfers blijkt dat sinds de inwerkingtreding van de wet 608 zaken zijn ingestroomd
bij het Openbaar Ministerie. Van deze 608 zaken betreffen 109 «kale uithalerszaken».
Dit houdt in zaken waarbij enkel sprake is van een verdenking op grond van art. 138aa
Sr en waarbij verdachten dus niet in verband zijn gebracht met andere delicten, zoals
bijvoorbeeld drugsdelicten. Van deze 109 uithalerszaken is in 79 gevallen door het
Openbaar Ministerie besloten tot dagvaarding voor art. 138aa Sr en hebben meer dan
50 zaken geleid tot onherroepelijke veroordelingen voor uithalen.
De overige 499 zaken (van de in totaal 608 ingestroomde zaken) betreffen zaken die
naast een verdenking van artikel 138aa Sr, ook zien op andere strafbare feiten waar
deze personen voor vervolgd worden, zoals voor onder andere Opiumwetdelicten. Van
deze 499 zaken is in 433 gevallen besloten tot vervolging. Dit zijn vaak complexere
onderzoeken en langer durende strafzaken. Hierbij is er in ongeveer 100 gevallen sprake
van onherroepelijke veroordelingen voor art. 138aa Sr.5
Vraag 5
Hoeveel uithalers hebben celstraffen en een gebiedsverbod opgelegd gekregen?
Antwoord 5
In zaken waarbij sprake is van samenloop van meerdere strafbare feiten (naast art
138aa Sr), zoals samenloop met Opiumwetdelicten of andere delicten waar hogere gevangenisstraffen
op staan, valt niet na te gaan welk gedeelte van de uiteindelijk opgelegde (veelal
hoge) straffen zijn opgelegd voor art. 138aa Sr, aangezien bij de straftoebedeling
in een vonnis geen onderscheid wordt gemaakt. De straf betreft de optelsom van alle
begane strafbare feiten. Daarom wordt bij de beantwoording van deze vraag uitgegaan
van cijfers voor zaken waarin verdachten alleen zijn vervolgd voor art. 138aa Sr en
daarvoor zijn veroordeeld.
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat voor zaken waarin personen alleen voor art.
138aa Sr zijn veroordeeld, tot nu toe meer dan 30 gevangenisstraffen en 31 gebieds-
en locatieverboden zijn opgelegd.
Vraag 6
Deelt u de mening dat met het de uitspraak van het Hof Den Haag een belangrijk onderdeel
van de uithalerswet wordt ondermijnd?
Antwoord 6
De rechter beoordeelt per individueel geval welke straf passend en geboden is. De
toegevoegde waarde van de uithalerswet is groot in de praktijk, ook als first-offenders
veelal een taakstraf opgelegd krijgen.
De wet heeft als belangrijk doel om potentiële uithalers ervan te weerhouden zich
schuldig te maken aan deze activiteiten. Voorheen kon enkel een boete worden opgelegd.
Momenteel worden werkstraffen en gevangenisstraffen opgelegd. Deze straffen zijn afschrikwekkender
dan de voorgaande mogelijkheden. Gezien het beperkte aantal recidivisten onder alle
uithalers (25% in 2023), kan gesteld worden dat de wet in ieder geval een afschrikwekkend
effect heeft op het gedrag van frequente uithalers. Vóór de inwerkingtreding van de
wet werden uithalers die waren ontdekt soms kort daarna weer op een haventerrein aangetroffen.
De uithalerswet is ook om andere redenen een belangrijk handhavingsinstrument bij
de aanpak van de uithalersproblematiek. Sinds de inwerkingtreding zijn er veel uithalers
vervolgd en gestraft. De strafbaarstelling heeft het mogelijk gemaakt om personen
waarvoor dit nuttig is reclassering aan te bieden en
te helpen om voor een beter pad te kiezen. Ook heeft het geleid tot een beter beeld
van de problematiek waar deze uithalers mee kampen, waardoor lokale preventieve interventies,
om te voorkomen dat jongeren de drugscriminaliteit ingaan, gerichter kunnen worden
ingezet. Daarnaast helpt dit beeld bij het vormgeven van fysieke barrières in de havens.
Zo worden vanuit de investeringen in de mainportsaanpak barrières in de haven opgeworpen
die het uithalen bemoeilijken, zoals een slim cameranetwerk («Virtueel Hek»).
Verder is de wet van toegevoegde waarde omdat het de politie mogelijkheden biedt om
onderzoek te doen naar de criminele netwerken waarin uithalers opereren en deze netwerken
op te sporen en te vervolgen. Niet alleen de individuele uithalers vormen een probleem,
maar juist ook de personen die deze uithalers ronselen en inzetten. Deze ronselaars
vervullen voor meerdere criminele netwerken een onmisbare rol in de drugscriminaliteit,
door de benodigde mankracht te leveren en deze te ronselen onder kwetsbare jongeren.
Daarom worden deze (groepen van) ronselaars zo goed mogelijk in beeld gebracht en
waar mogelijk verstoord en vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie.
Vraag 7
Klopt het dat voor uithalen in andere Europese lidstaten doorgaans wel celstraffen
worden opgelegd?
Antwoord 7
Zie beantwoording vraag 8.
Vraag 8
Indien u niet beschikt over voldoende informatie om te kunnen concluderen dat andere
EU-lidstaten uithalers zwaarder bestraffen, bent u bereid rechtsvergelijkend onderzoek
hiernaar te laten verrichten?
Antwoord 8
Voor de beantwoording van deze vragen is het belangrijk het eerdergenoemde onderscheid
tussen uithalers en drugsuithalers te maken. In Nederland is de onbevoegde aanwezigheid
op een haventerrein strafbaar gesteld (artikel 138aa Sr) en is het niet nodig om dit
te relateren aan drugs. Dat is niet in alle landen het geval. In andere landen is
het vaak wel nodig om de aanwezigheid op een haventerrein te relateren aan drugshandel
of andere misdrijven en in die gevallen worden dan ook gevangenisstraffen geëist en
opgelegd.
Een overzicht van hoe de strafbaarstelling van uithalers (onbevoegde aanwezigheid
op haventerreinen) is geregeld in alle andere Europese lidstaten evenals in welke
mate dit resulteert in gevangenisstraffen, heb ik niet voorhanden.
Het nut en de noodzaak van een onderzoek hiernaar neem ik mee in gesprekken die ik
ter uitvoering van de motie van het lid Michon voer met de partners in de strafrechtketen.
6 Indien uit deze gesprekken blijkt dat er behoefte is aan een onderzoek hoe andere
landen met uithalersproblematiek omgaan, omdat dat bijdraagt aan een grotere effectiviteit
van de aanpak van uithalers, zal ik een rechtsvergelijkend onderzoek uit laten voeren.
Vraag 9
Deelt u de mening dat de Nederlandse havens relatief aantrekkelijker zijn voor uithalers
dan andere havens wanneer de opgelegde straffen niet afschrikwekkend genoeg zijn?
Antwoord 9
Deze mening deel ik niet. De uithalerswet maakt onderdeel uit van een grote hoeveelheid
aan maatregelen die we treffen om onze havens onaantrekkelijk te maken voor deze en
andere vormen van georganiseerde criminaliteit.7 Daardoor kan niet gesteld worden dat de aantrekkelijkheid van onze havens één op
één afhankelijk is van de opgelegde straffen voor first-offenders op uithalen.
Vraag 10
In de begroting van J&V staat dat voornoemde motie (Kamerstuk 29 911, nr. 400) in het derde kwartaal van 2023 wordt uitgevoerd en dat de Kamer voor het kerstreces
een brief ontvangt over de stand van zaken, kunt u in die brief een samenvatting geven
van de gevoerde gesprekken en de vervolgstappen die u neemt naar aanleiding van de
gesprekken?
Antwoord 10
In aankomende halfjaarsbrief georganiseerde en ondermijnende criminaliteit zal ik
toelichten hoe ik uitvoering geef aan de genoemde motie en daarbij zal ik ook een
stand van zaken geven van de gesprekken met de uitvoeringspartners.
Vraag 11
Deelt u de mening dat het wenselijk is om vooruitlopend op een eventuele uitspraak
van de Hoge Raad een aanscherping van de uithalerswet voor te bereiden?
Antwoord 11
Deze mening deel ik niet. Tegen de recente uitspraak van het hof is geen cassatie
ingesteld. Het is niet bekend of in toekomstige zaken cassatie wordt ingesteld en
op welke gronden. Hierop vooruitlopen zou geen toegevoegde waarde hebben.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.