Schriftelijke vragen : De antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over fossiele subsidiesen de beprijzing van CO2-uitstoot
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Financiën over de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over fossiele subsidiesen de beprijzing van CO2-uitstoot (ingezonden 8 december 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Fossiele subsidies voor grote klimaatvervuilers» van
Profundo in opdracht van Milieudefensie waarin duidelijk wordt gemaakt dat tien bedrijven
in Nederland gezamenlijk 8,8 miljard euro per jaar aan fossiele subsidies ontvangen,
waaronder Shell Nederland dat 2,1 miljard euro per jaar ontvangt, Dow Benelux dat
1,6 miljard euro ontvangt, Yara Sluiskil dat 1,2 miljard eur ontvangt en ExxonMobil
dat 1,1 miljard euro ontvangt (Aanhangsel handelingen 2022–23, nr. 358)?1
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat deze grote bedrijven profiteren van miljarden aan fossiele subsidies
terwijl hun activiteiten significante milieuschade aanrichten waar ze ook niet voor
betalen, maar in plaats daarvan de maatschappij opzadelen met alle schade terwijl
ze zelf jaarlijks vele miljarden winst maken?
Vraag 3
Deelt u de mening dat het heel slecht is voor het draagvlak voor klimaatbeleid wanneer
gewone mensen op hoge kosten worden gejaagd terwijl grote vervuilers miljarden krijgen
toegeschoven? Zo ja, wat bent u van plan hieraan te doen?
Vraag 4
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) en het
Centraal Planbureau (CPB) in het recente rapport «Afschaffing fossiele energiesubsidies:
eerder een hersenkraker dan een no-brainer» een bedrag van € 130/ton CO2 als referentiewaarde gebruiken voor de maatschappelijke schade ofwel externe kosten
van CO2-uitstoot, om daarmee een inschatting te maken van de omvang van de bestaande fossiele
subsidies?
Vraag 5
Bent u bekend met het feit dat het bedrag van € 130/ton CO2 niet gebaseerd is op de daadwerkelijke schadekosten, omdat deze onzeker zijn en op
lange termijn optreden, maar op preventiekosten, dat wil zeggen de kosten die de veroorzaker
moet maken om de emissie niet te laten plaatsvinden? Zo ja, hoe ziet u het verschil
tussen wanneer respectievelijk de schadekosten en de preventiekosten gebruikt zouden
moeten worden?
Vraag 6
Is het bedrag van € 130/ton CO2 in uw ogen daarmee een adequate reflectie van de daadwerkelijke maatschappelijke
schade ofwel externe kosten van CO2-uitstoot, ook op lange(re) termijn? Zo ja, hoe verklaart u dat CE Delft, in het Handboek
Milieuprijzen 2023, dit bedrag expliciet benoemd als preventiekosten en juist niet
als schadekosten? Wilt u in uw antwoord ook reflecteren op het feit mee dat CE Delft
expliciet noemt dat «schadekosten in de literatuur inmiddels beter de daadwerkelijke
kosten van klimaatverandering lijken te reflecteren»?
Vraag 7
Bent u bekend met het feit dat het Duitse Milieuagentschap (Umweltbundesamt) aanraadt
om een bedrag van € 195/ton CO2 te hanteren wanneer de nadruk gelegd wordt op het welzijn van huidige generaties
ten opzichte van toekomstige generaties en een bedrag van € 680/ton CO2 wanneer de belangen van huidige en toekomstige generaties gelijkgetrokken worden?
Vraag 8
Klopt het dat een ton CO2 die in Nederland wordt uitgestoten dezelfde schade aan de wereld veroorzaakt als
een ton CO2 die in Duitsland wordt uitgestoten? Zo ja, hoe verklaart u dat Nederland een significant
lager bedrag aan maatschappelijke schade hanteert dan Duitsland?
Vraag 9
Bent u het eens dat een bedrag van € 680/ton CO2 een veel evenwichtigere inschatting van de daadwerkelijke maatschappelijke schade
ofwel externe kosten van CO2-uitstoot is, gegeven het feit dat het grootste deel van de kosten van de klimaatcrisis
en klimaatbeleid bij toekomstige generaties terechtkomt?
Vraag 10
Bent u het eens dat het hanteren van een bedrag van € 130/ton CO2 als referentiewaarde voor de maatschappelijke schade ofwel externe kosten van CO2-uitstoot niet passend is en PBL/CPB daarmee tot een veel te lage inschatting van
de omvang van de fossiele subsidies komt, namelijk € 13,7 miljard per jaar? Zo nee,
wat is dan uw kijk op de gebruikte referentiewaarde?
Vraag 11
Bent u bereid de Duitse benadering te bespreken met het PBL in het kader van uw nadere
verkenning hoe de mate van beprijzing en eventuele beprijzingstekorten structureel in
beeld kunnen worden gebracht?2 Kunt u de Kamer hierover informeren?
Vraag 12
Bent u het eens dat de CO2 prijs die het PBL in de nieuwe tariefstudie van 2024 voor de nationale CO2-heffing zal berekenen ook rekening moet houden met de maatschappelijke kosten van
vervuiling en met de belangen van toekomstige generaties, conform de Duitse benadering?
Bent u bereid het PBL hiertoe te verzoeken?
Vraag 13
Welke vorderingen zijn gemaakt in het opstellen van de afbouwpaden voor fossiele subsidies
naar anleiding van de motie Kröger cs. (Kamerstuk 32 813, nr. 1297) en wanneer kan de Kamer de uitkomst hiervan verwachten
Indieners
-
Gericht aan
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Gericht aan
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Indiener
Christine Teunissen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.