Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Baarle over het nieuwsbericht ‘Lien mag niet meer werken als treinassistente omdat ze een abaya draagt: ‘Voelde me vernederd’’
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het nieuwsbericht «Lien mag niet meer werken als treinassistente omdat ze een abaya draagt: «Voelde me vernederd»» (ingezonden 2 oktober 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 7 december 2023). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 282.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Lien mag niet meer werken als treinassistente omdat
ze een abaya draagt: «Voelde me vernederd»»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw eerste reactie op dit bericht?
Antwoord 2
Ik vind het vervelend hoe betrokkene de gebeurtenis heeft ervaren zoals beschreven
in het nieuwsbericht van EenVandaag en het daaraan onderliggende LinkedIn bericht.
In het nieuwsartikel wordt genoemd dat betrokkene zich vernederd en niet waardig voelde.
Als hetgeen wordt beschreven op deze manier is voorgevallen, kan ik me voorstellen
dat dit voor betrokkene als kwetsend is ervaren.Het is belangrijk dat werknemers zich
gerespecteerd en gewaardeerd voelen op de werkvloer. Ik wil in algemene zin benadrukken
dat ik discriminatie op de werkvloer onaanvaardbaar vind. Tegelijkertijd kan ik geen
oordeel vellen over de gebeurtenis op basis van een nieuwsbericht.
In Nederland is het aan de daartoe bevoegde onafhankelijke organisaties om in specifieke
gevallen te beoordelen of sprake is van discriminatie. Een ieder die zich gediscrimineerd
voelt kan een melding doen bij het College voor de Rechten van de Mens (CRvM). Burgers
kunnen het CRvM om advies vragen of verzoeken om een oordeel. Als sprake is van een
strafbaar feit, kan aangifte worden gedaan bij de politie.
Vraag 3
Kunt u uiteenzetten wat er precies gebeurd is?
Antwoord 3
De situatie zoals die wordt beschreven in het nieuwsbericht van EenVandaag en andere
media is hetgeen mij bekend is. Ik, noch de Staatssecretaris van Infrastructuur en
Waterstaat, hebben volledig zicht op alle details van dit incident.
Daarbij merk ik op dat personeelsbeleid onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid
van de NS valt. Het oplossen van een mogelijk arbeidsconflict betreft in eerste instantie
een aangelegenheid tussen werknemer en werkgever. Mochten deze er niet samen niet
uitkomen, dan kan eventueel arbeidsbemiddeling worden gestart, of uiteindelijk een
civiele procedure.
Zoals in mijn antwoord op vraag 1 aangegeven kan een individu in geval van (een vermoeden
van) discriminatie ook een melding doen bij het CRvM en/of aangifte doen bij de politie.
Vraag 4
Bent u van mening dat de Nederlandse Spoorwegen (NS) juist heeft gehandeld? Kunt u
het antwoord toelichten?
Antwoord 4
Zonder volledig beeld te hebben van de precieze gebeurtenissen en omstandigheden van
het voorval kan ik hierover geen oordeel vellen. Het is ook niet aan het kabinet te
oordelen over een individueel geval.
In algemene zin geldt dat werkgevers op grond van het instructierecht bepaalde kledingvoorschriften
kunnen opleggen, bijvoorbeeld wegens veiligheidsredenen. Andere redenen kunnen zijn
de wens naar een neutrale en professionele uitstraling, het beschermen van het bedrijfsbelang
of een uniform ter herkenbaarheid van de werknemer. Aan het instructierecht zitten
wel grenzen, bijvoorbeeld als het voorschrift in strijd is met goed werkgeverschap,
de redelijkheid en billijkheid en/of de fundamentele grondrechten van de werknemer.
De werknemer heeft immers recht op privacy, gelijke behandeling, vrijheid van levensovertuiging
en vrijheid van godsdienst. De werkgever moet terughoudend zijn ten aanzien van het
beperken van deze grondrechten. Het is aan de rechterlijke macht om in een specifiek
geval te beoordelen of kledingvoorschriften in overeenstemming zijn met wet- en regelgeving.
Vraag 5 t/m 10
Klopt het dat in de personeelsvoorschriften staat dat treinassistenten geen uniform,
maar alleen een NS-jas en donkere dichte schoenen bij hun kleding moeten dragen? Zo
ja, betekent dit dan niet dat een abaya met een NS-jas en donkere dichte schoenen
is toegestaan volgens de voorschriften? Kunt u dit toelichten?
Klopt het dat deze treinassistente wel alle benodigde veiligheidstrainingen heeft
kunnen doen terwijl ze een abaya droeg? Zo ja, waarom was dit toen geen probleem?
Klopt het dat deze treinassistente ook al een aantal maanden werkte in een abaya en
dat dit nooit als een probleem werd gezien totdat die bewuste dag een conducteur haar
erop aansprak? Zo ja, waarom was dit eerder geen probleem?
Kunt u bevestigen dat deze treinassistente de reis van Den Haag naar Eindhoven heeft
gewerkt, maar niet meer mee terug mocht vanuit Eindhoven naar Den Haag omdat ze een
abaya droeg?
Kunt u bevestigen dat er op de bewuste dag van vraag 7 een trein moest worden gezocht
met een conducteur die haar wel wilde meenemen? Klopt het dat de treinassistente uren
heeft moeten wachten totdat een collega haar wel wilde meenemen?
Kunt u bevestigen dat de conducteur op de bewuste dag van vraag 7 de treinassistente
wilde dwingen om om te kleden? Zo ja, is de conducteur bevoegd om dit te vragen van
een treinassistente?
Antwoord 5 t/m 10
Ik, noch de Staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, zijn bekend met de precieze
gebeurtenissen of exacte omstandigheden van het in het artikel beschreven voorval.
Het is ook niet aan het kabinet om te oordelen over een individueel geval. Zoals aangegeven
in het antwoord op vraag 4 kan een werkgever op basis van het instructierecht en onder
bepaalde voorwaarden kledingvoorschriften opleggen. Bijvoorbeeld vanwege veiligheidsoverwegingen,
omdat een medewerker veilig moet kunnen optreden tijdens calamiteiten. Op welk moment
eventuele kledingvoorschriften aan de betrokkene zijn gecommuniceerd is mij niet bekend
en het is ook niet aan mij om dit te beoordelen. In algemene zin is het aan het de
rechterlijke macht om te beoordelen of bepaalde kledingvoorschriften in overeenstemming
zijn met de gelijkebehandelingswetgeving en waar nodig onderzoek te doen naar de precieze
gebeurtenissen om hier een oordeel over te kunnen vormen.
Vraag 11
Bent u van mening dat de NS juist heeft gehandeld door na dit incident geen contact
op te nemen met de treinassistente?
Antwoord 11
Zoals eerder aangegeven is het niet aan het kabinet te oordelen over een individueel
geval.
In algemene zin wil ik aangeven dat ik het belangrijk vind dat werkgever en werknemer
met elkaar in contact blijven na een incident dat zo mogelijk als discriminerend kan
zijn ervaren. Dat geldt in alle gevallen, ook als de werknemer werkzaam is op uitzendbasis.
Daarnaast geldt in brede zin dat het zinvol is voor werkgevers en werknemers om het
gesprek aan te gaan over dit soort situaties. Waar dat passend en nodig is, kan de
ondernemingsraad hier ook een rol bij vervullen.
Vraag 12
Kunt u uiteenzetten of de NS van een treinassistente mag vragen om geen abaya te dragen?
En als de NS van een treinassistente mag vragen om geen abaya te dragen, waar is dat
dan op gebaseerd? Zijn er andere kledingvoorschriften?
Antwoord 12
Werkgevers kunnen op basis van het instructierecht en onder voorwaarden bepaalde kledingvoorschriften
opleggen. NS heeft laten weten dat religieuze uitingen – uitgezonderd in functies
met BOA-bevoegdheid – zijn toegestaan mits ze passen binnen de veiligheidskaders van
de kledingvoorschriften.
In concrete situaties is het aan de rechterlijke macht om te beoordelen of een werkgever
handelt in overeenstemming met de gelijkebehandelingswetgeving.
Vraag 13
In hoeverre heeft dit incident iets te maken met het abayaverbod in Frankrijk?
Antwoord 13
Op basis van de beschikbare informatie kan ik dit niet goed beoordelen. Zoals aangegeven
bij het antwoord op vraag 12 heeft NS laten weten dat religieuze uitingen – uitgezonderd
in functies met BOA-bevoegdheid – zijn toegestaan mits ze passen binnen de veiligheidskaders
van de kledingvoorschriften. Mijn inschatting is daarom nu dat de gebeurtenis geen
verband houdt met de situatie in Frankrijk.
Vraag 14
Vindt u het rechtvaardig dat een werknemer wordt ontslagen nadat één collega het niet
eens is met de kledingkeuze van deze medewerker? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 14
Ik kan op basis van de mij bekende informatie niet oordelen of hiervan sprake is geweest.
Het is aan de rechterlijke macht om een oordeel te vellen over de rechtmatigheid van
handelen. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 12 is het in algemene zin van
belang dat werkgevers en werknemers met elkaar het gesprek voeren over dit soort situaties.
Vraag 15
Klopt het dat medewerkers van de NS geen religieuze uitingen mogen dragen? Zo ja,
waar is dit dan op gebaseerd?
Antwoord 15
NS heeft laten weten dat religieuze uitingen – uitgezonderd in functies met BOA-bevoegdheid –
zijn toegestaan mits ze passen binnen de veiligheidskaders van de kledingvoorschriften.
Vraag 16
Bent u op de hoogte van het onderzoek dat de NS uiteindelijk heeft gedaan? Zo ja,
kunt u dit onderzoek met de Kamer delen? En waar is dit onderzoek op gebaseerd?
Antwoord 16
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en ik zijn niet bekend met de
uitkomsten van een eventueel onderzoek. Ook zouden wij, als wij hierover zouden beschikken,
deze wegens privacy redenen niet kunnen delen. Bovendien is het niet aan het kabinet
te oordelen over een individueel geval.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.