Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kathmann over digiC
Vragen van het lid Kathmann (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over digiC (ingezonden 28 september 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 5 december
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 226.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Nieuwe methode voor cao-onderhandelingen tornt aan
de onafhankelijkheid van vakbonden» op ftm.nl1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het digiC model? Deelt u de opvatting dat indien een vakbond bedient
van het model digiC, deze vakbond daarmee zijn onafhankelijkheid op het spel zet?
Deelt u de uitspraken van de hoogleraar arbeidsverhoudingen Paul de Beer en hoogleraar
arbeidsrecht Evert Verhulp dat vakbonden onafhankelijk moeten zijn en dat vakbonden
zich op deze manier in de schoot van de werkgever werpen?
Antwoord 2
Ik onderschrijf de uitspraken van Paul de Beer en Evert Verhulp dat vakbonden onafhankelijk
moeten zijn. Bij collectieve onderhandelingen geldt dat vakbonden een onafhankelijke
positie moeten innemen.
In Nederland zijn collectieve onderhandelingen een zaak van werkgevers en werknemers.
De invulling van de onderhandelingen is daarmee aan hen. Sociale partners kiezen zelf
welke middelen zij gebruiken om de achterban te betrekken bij cao-onderhandelingen.
In de praktijk zien we dat vakbonden via verschillende kanalen signalen ophalen over
wat er speelt in een sector of onderneming. Hierbij worden niet alleen leden betrokken.
Via input van kaderleden, ondernemingsraden en online enquêtes worden ook de wensen
van niet-leden opgehaald en meegenomen in de cao-onderhandelingen. Dat vind ik belangrijk.
Zo kunnen ook werknemers die niet aangesloten zijn bij een vakbond meepraten over
hun arbeidsvoorwaarden.
De Sociaal Economische Raad (SER) benoemde eerder in een advies dat het meer en anders
betrekken van (alle) werknemers bij het cao-overleg een manier is om te komen tot
verbreding van het draagvlak van cao-afspraken.2 Ik hecht er, als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dan ook waarde aan
dat vakbonden een zo groot mogelijke groep belanghebbenden betrekken bij de cao-vorming
om dat brede draagvlak voor cao-afspraken te creëren. Ik vind het positief dat vakbonden
middelen ontwikkelen en inzetten om zowel leden als niet-leden te betrekken bij cao-onderhandelingen.
Natuurlijk geldt daarbij wel dat vakbonden onafhankelijk moeten blijven. Het gebruik
van online middelen voor raadpleging van werknemers bij cao-onderhandelingen maakt
in algemene zin geen inbreuk op de onafhankelijkheid van vakbonden.
Vraag 3
Hoe kwalijk vindt u het dat een werkgever de vakbond die zijn voorkeur heeft meer
ondersteuning biedt dan de andere vakbonden?
Antwoord 3
In Nederland geldt het principe van contractsvrijheid. Sociale partners bepalen zelf
met wie ze om tafel gaan zitten en afspraken maken. Het is kwalijk wanneer het gaat
om acties van werkgevers die zijn gericht op het verlenen van steun om vakbonden onder
hun controle te plaatsen. Dit criteria komt uit ILO-Verdrag 98. Dat verdrag ziet op
het recht om zich te organiseren en collectief te onderhandelen. Acties van werkgevers
om vakbonden onder hun controle te plaatsen zijn een inbreuk op ILO-Verdrag 98. Of
hier sprake van is vereist een juridische beoordeling. Het is mij niet bekend dat
in Nederland in specifieke gevallen is geoordeeld dat hier sprake van is.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat er een ongelijke machtsverhouding is tussen werknemers en
werkgevers en dat een werknemersvertegenwoordiging die onafhankelijk is van de werkgever
dit meer in balans kan brengen? Deelt u de opvatting dat de belangen van werknemers
niet goed kunnen worden behartigd door vakbonden die afhankelijk zijn van werkgevers?
Antwoord 4
In het algemeen wordt in het (collectieve) arbeidsrecht aangenomen dat er een ongelijke
machtsverhouding is tussen werkgever en werknemer, waarin de werkgever meer macht
heeft dan de werknemer. Om deze machtsbalans meer in evenwicht te brengen kunnen vakbonden
namens werknemers optreden, bijvoorbeeld door middel van collectieve onderhandelingen.
Het is een uitgangspunt in ons stelsel dat vakbonden onafhankelijk moeten zijn. Deze
onafhankelijkheid van de vakbond, die ook geldt ten aanzien van de werving van leden,
acht ik van belang vanuit het oogpunt van evenwichtige arbeidsverhoudingen.
Vraag 5
Klopt het dat er Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) conventies zijn die bepalen
dat vakbonden onafhankelijk dienen te opereren van de werkgeversorganisatie(s) waarmee
ze in onderhandeling zijn? Welke zijn dit?
Antwoord 5
Dat klopt. In artikel 2 ILO-Verdrag nr. 98 is opgenomen dat vakbonden onafhankelijk
moeten zijn van werkgevers(organisaties). Dat betekent dat vakbonden vrij moeten zijn
van inmenging van werkgevers(verenigingen) bij de oprichting, de uitoefening van werkzaamheden
en het beheer van hun organisaties. ILO-Verdrag nr. 98 is in 1993 door Nederland bekrachtigd.
Vraag 6
Op welke manier wordt er gehandhaafd op de ILO conventies genoemd bij vraag 4? Bent
u bereid hierop te handhaven?
Antwoord 6
De ILO houdt toezicht op de naleving en implementatie van dit verdrag. De onafhankelijkheid
van vakbonden is een uitgangspunt in ons cao-stelsel. Vakbonden en werknemers kunnen
naar de rechter stappen indien de onafhankelijkheid in het geding is. ILO-Verdrag 98,
waarin is bepaald dat vakbonden en werkgevers(organisaties) onafhankelijk van elkaar
moeten zijn, speelt bij die toetsing door de rechter een rol.
Vraag 7
Deelt u de opvatting dat het resultaat van collectieve onderhandelingen waarbij geen
daadwerkelijk onafhankelijke belangenbehartiging van werknemers is geweest niet de
status van collectieve arbeidsovereenkomst (cao) moeten krijgen?
Antwoord 7
Het recht op collectieve onderhandelingen is in ons stelsel wettelijk gewaarborgd
met de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (Wet Cao). Om rechtsgeldig een cao
aan te kunnen gaan, stelt de wet aan werkgevers- en werknemersverenigingen de eis
van het in de statuten opgenomen doel om cao’s te sluiten en volledige rechtsbevoegdheid.
Daarnaast moet een cao schriftelijk zijn overeengekomen en moet de cao worden aangemeld
bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, conform de Wet op de Loonvorming.
Als aan deze voorwaarden is voldaan, krijgt het resultaat van collectieve onderhandelingen
de status van cao.
Daarbij geldt inderdaad dat dat verenigingen van werkgevers en werknemers die een
cao afsluiten onafhankelijk van elkaar moeten zijn, zoals genoemd in ILO-Verdrag 98.
Deze onafhankelijkheid is een uitgangspunt in het Nederlandse stelsel van collectieve
arbeidsvoorwaardenvorming.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de onafhankelijkheid van de cao’s die zijn afgesloten met digiC?
Welke zijn dit? Klopt het dat de cao’s van Vodafone Ziggo en Picnic/E-commerce Nederland uitsluitend zijn getekend door vakbond de Unie?
Antwoord 8
Collectieve onderhandelingen zijn een zaak van sociale partners. Zij kiezen zelf de
middelen waarmee zij werkgevers en werknemers binnen een sector of onderneming betrekken
bij het cao-proces. Dat is niet aan mij om te beoordelen. DigiC wordt ingezet als
middel voor cao-onderhandelingen. DigiC is een proces waarbij werknemers worden betrokken
bij het cao-proces. Via (online) raadpleging van werknemers, onder meer via panelgesprekken
en enquêtes, worden de behoeftes van werknemers gepeild. Het gebruik van online middelen
voor raadpleging van werknemers bij cao-onderhandelingen maakt in algemene zin geen
inbreuk op de onafhankelijkheid van vakbonden.
Bij mijn ministerie is bekend wie de betrokken cao-partijen zijn bij alle reguliere
cao’s die zijn aangemeld.3 Uit die gegevens voor de periode 1 januari 2021 tot en met 1 oktober 2023 volgt dat
vakbond de Unie de enige betrokken vakbond is bij de cao PicNic/E-Commerce Nederland
en cao Vodafone Ziggo. Mijn ministerie heeft echter geen gegevens over welke cao’s
zijn gesloten met behulp van DigiC. Cao-partijen hoeven deze informatie niet aan te
leveren bij mijn ministerie. Uit het artikel en openbare bronnen maak ik op dat DigiC
is gebruikt voor cao’s in verschillende sectoren en ondernemingen. Ik constateer dat
het voorkomt dat deze cao’s door één of meer vakbonden zijn ondertekend. Bijvoorbeeld
bij de Cao Kunststof, Rubber en Lijmindustrie 2021–2022. In het cao-proces is gebruik
gemaakt van DigiC.4 De cao is ondertekend door meerdere vakbonden. In de cao is afgesproken dat cao-partijen
in het kader van vernieuwing van de cao gezamenlijk een onderzoek starten volgens
het principe van DigiC.5 Tegelijkertijd maak ik uit het artikel ook op dat er vakbonden zijn die bedenkingen
hebben bij het gebruik van DigiC. Volgens hen krijgt de werkgever te veel betrokkenheid
in het cao-proces van de vakbond.
Vraag 9
Kunt u een overzicht geven van alle aangemelde cao’s en cao’s die algemeen verbindend
(avv) zijn verklaard waarbij de Unie de enige ondertekenaar is, één van de ondertekenaars
is of waarbij gebruik is gemaakt van digiC? Bent u bereid toekomstige aanmelding van
cao’s waarbij de Unie getekend heeft of is gewerkt met digiC te registreren? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
Bij mijn ministerie is bekend wie de betrokken cao-partijen zijn bij alle reguliere
cao’s die zijn aangemeld. Uit deze gegevens voor de periode 1 januari 2021 tot en
met 1 oktober 2023 zijn Bijlage I en II opgemaakt. In Bijlage I treft u de cao’s waarbij
vakbond De Unie de enige ondertekenaar is. Bijlage II geeft de cao’s weer waar vakbond
de Unie één van de ondertekenaars is. In de bijlagen is aangegeven welke cao’s avv’d
zijn of doorgaans avv’d worden.
Zoals uitgelegd bij vraag 8 heeft mijn ministerie geen registratie van de cao’s die
zijn afgesloten met behulp van DigiC. Dit zal ik ook niet gaan doen. Informatie over
de middelen die vakbonden inzetten bij cao-onderhandelingen is niet vereist voor het
aanmelden van de cao of bij een avv-verzoek.
Vraag 10
Wilt u actie ondernemen bij cao’s waarbij er geen sprake was van onafhankelijkheid
van de werknemersvertegenwoordiging? Vindt u dat er dan moet worden ingegrepen, bijvoorbeeld
door de cao-status te ontnemen bij reeds aangemelde cao’s, bij toekomstige aanmelding
geen kennisgeving van ontvangst te verzenden of het intrekken van de avv bij cao’s
die reeds algemeen verbindend verklaard zijn?
Antwoord 10
Collectieve onderhandelingen zijn het domein van sociale partners. Sociale partners
bepalen zelf met wie zij een cao afsluiten en wat de inhoud daarvan is. Binnen het
huidige cao- en avv-stelsel is het niet aan mij om daarover te oordelen bij het aanmelden
van de cao of algemeen verbindend verklaren van de cao. Wel acht ik het vanuit het
oogpunt van evenwichtige arbeidsverhoudingen van belang dat vakbonden onafhankelijk
zijn. Vakbonden en werknemers kunnen naar de rechter stappen als zij vinden dat de
onafhankelijkheid in het geding is.
Vraag 11
Deelt u de zorg van vakbonden over de toenemende ontwikkeling van verschillende vormen
van vakbondsonderdrukking? Deelt u dat dit het Nederlandse stelsel van arbeidsverhoudingen
onder druk zet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 11
In algemene zin kan ik zeggen dat ik vakbondsonderdrukking onacceptabel vind. Ik hecht
namelijk veel waarde hecht een vrije uitoefening van het recht van vakvereniging en
collectieve onderhandelingen. Acties van vakbondsonderdrukking belemmeren de uitoefening
van die rechten en zetten daarmee het stelsel van arbeidsverhoudingen onder druk.
Als dit aan de orde is spoor ik sociale partners aan om hierover met elkaar in gesprek
te gaan.
Vraag 12
Bent u bereid de onafhankelijkheid van vakbonden wettelijk te borgen? Bent u bereid
hierop te handhaven?
Antwoord 12
Nederland is gebaat bij goede arbeidsverhoudingen en een sterk stelsel van collectieve
arbeidsvoorwaardenvorming. Collectieve afspraken bevorderen evenwichtige arbeidsverhoudingen
en rust. Ons cao-stelsel is dan ook van grote betekenis voor de sociaaleconomische
positie van ons land. Ik constateer dat het feitelijk draagvlak voor het stelsel nog
altijd groot is.6 Cao’s, cao-afspraken en de rol van vakbonden worden nog altijd positief beoordeeld.
Dat neemt niet weg dat ik een goede vertegenwoordiging van werknemers van belang acht.
Onafhankelijkheid van vakbonden speelt daarbij een rol. Dit onderwerp verdient een
nadere analyse. Daarom ga ik met sociale partners in gesprek over de onafhankelijkheid
van bonden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.