Schriftelijke vragen : De oproep tot ambtenarenprotest tegen de verkiezingsuitslag
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de oproep tot ambtenarenprotest tegen de verkiezingsuitslag (ingezonden 4 december 2023).
Vraag 1
Was u op de hoogte van de oproep tot een ambtenarenprotest tegen de verkiezingsuitslag1, die op LinkedIn werd geplaatst? Zo ja, wanneer bent u hiervan op de hoogte gebracht?
Vraag 2
Wat vindt u van deze oproep tot een politiek protest, specifiek gericht tot ambtenaren,
waarbij hen in die hoedanigheid wordt verzocht om politiek kleur te bekennen?
Vraag 3
Bent u van mening dat ambtenaren in die hoedanigheid deel mogen nemen aan een protest
tegen de uitkomst van een democratische politieke gebeurtenis? Zo ja, kunt u hiervoor
een uitgebreide onderbouwing geven?
Vraag 4
Wat heeft u gedaan nadat u kennis had genomen van de oproep tot dit protest? Heeft
u bepaalde actie ondernomen, of is er niets gebeurd?
Vraag 5
Bent u niet van mening dat de Nederlandse overheid zich had moeten uitspreken tegen
dit protest, aangezien de verkiezingsuitslag het resultaat is van een democratisch
proces in Nederland, de Nederlandse Staat de plicht heeft om deze processen te faciliteren
en te waarborgen en haar werknemers daarvoor dus ook verantwoordelijk te houden?
Vraag 6
Kunt u reflecteren op de noodzakelijke neutraliteit van het ambtenarenapparaat in
Nederland, in het licht van de reactie van dit apparaat op de verkiezingsuitslag?
Moet niet geconstateerd worden dat het ambtenarenapparaat een dusdanige politieke
kleur heeft (gekregen) dat dit onvermijdelijk invloed heeft op de uitvoeringsorganisatie
van de Nederlandse Staat en alles wat daarmee samenhangt? Vindt u dit niet onwenselijk?
Vraag 7
Vindt u niet dat de ambtenaren die in die hoedanigheid gehoor hebben gegeven aan de
protestoproep zich schuldig hebben gemaakt aan werkweigering, aangezien de verkiezingen
en de daaropvolgende uitslag onlosmakelijk en onvermijdelijk verbonden zijn met hun
werk en niet geclassificeerd kunnen worden als een maatschappelijke misstand, waarvoor
zij zich zouden kunnen beroepen op het demonstratierecht?
Vraag 8
Waarom heeft de Nederlandse overheid als werkgever ambtenaren niet actief opgeroepen,
of zelfs verboden, om niet deel te nemen aan dit protest, aangezien dit in strijd
is met hun werkzaamheden en verantwoordelijkheden voor de Nederlandse democratische
rechtsstaat, waarvan de verkiezingsuitslag een resultaat is?
Vraag 9
Zijn er binnen de brede Nederlandse overheid departementen/afdelingen/bewindspersonen
geweest die ambtenaren actief hebben opgeroepen en/of aangemoedigd om deel te nemen
aan dit protest? Zo ja, waar is dit gebeurd en waarom?
Vraag 10
Wat vindt u ervan dat een dergelijk protest eigenlijk bekostigd wordt door de burger,
aangezien de salarissen van ambtenaren worden betaald met belastinggeld? Is het wat
u betreft niet onwenselijk dat de kiezer/belastingbetaler als financier van het ambtenarenapparaat
opdraait voor de gevolgen en kosten van een niet-legitieme werkweigering van ambtenaren
die door deelname aan dit protest bepaalde diensten niet hebben geleverd, terwijl
de burger hiervoor wel betaalt en nu dus extra kosten moet maken voor het opvangen
van de gevolgen hiervan?
Vraag 11
Gaat u in kaart brengen hoeveel en welke werkzaamheden er geen doorgang hebben kunnen
vinden door deelname van ambtenaren aan dit protest en hoeveel en op welke manier
burgers hierdoor zijn benadeeld? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Hoe reflecteert u op de stelling van de organisatoren van dit protest, dat het «belangrijk
is dat ambtenaren een signaal afgeven» tegen de verkiezingsuitslag? Deelt u de mening
dat het niet aan ambtenaren in die hoedanigheid is om op een dusdanige manier stelling
te nemen tegen een democratische gebeurtenis en de organisatoren hiermee dus aan stemmingmakerij
doen die zorgt voor maatschappelijke onrust en polarisatie?
Vraag 13
Hoe reflecteert u op de stelling van de organisatoren van dit protest en de daaraan
deelnemende ambtenaren dat «ambtenaren bereid moeten zijn het werk neer te leggen
wanneer zij niet iedereen gelijk mogen behandelen»? Kunt u uitleggen waar deze stelling
op is gebaseerd, aangezien er helemaal geen sprake van is dat ambtenaren mensen niet
langer gelijk mogen behandelen?
Vraag 14
Vindt u niet dat bovengenoemde stelling classificeert als het verspreiden van desinformatie,
aangezien het aantoonbaar niet waar is en dus gezien zou moeten worden als misleiding?
Zo ja, hoe gaat u acteren op deze verspreiding van gevaarlijk nepnieuws en onderkent
u dat dergelijke stemmingmakerij een gevaar oplevert voor de sociale cohesie en de
veiligheid in de samenleving?
Vraag 15
Gaat u personen die de komende tijd vergelijkbare oproepen en uitspraken doen op social
media aangaande de verkiezingsuitslag en de gevolgen daarvan actief (laten) monitoren
en waar nodig censureren, bijvoorbeeld door de Denktank Desinformatie, aangezien het
bestrijden van desinformatie volgens de rijksoverheid de afgelopen jaren een belangrijke
en noodzakelijk taak was? Zo nee, waarom niet?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.R. van Haga, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.