Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dassen over het bericht ‘Tata, Dow en Shell riskeren rechtszaken met giflozingen’
Vragen van het lid Dassen (Volt) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Tata, Dow en Shell riskeren rechtszaken met giflozingen» (ingezonden 11 oktober 2023).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 20 november
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 326.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «TATA, DOW EN SHELL RISKEREN RECHTSZAKEN MET GIFLOZINGEN»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het beeld dat lozingsnormen op Europees niveau in de afgelopen jaren zijn
aangescherpt, maar de nalevingscontrole en hertoetsing van bestaande vergunningen
door toezichthouders – hetzij Rijkswaterstaat, hetzij de regionale omgevingsdiensten
– achterlopen, waardoor bedrijven feitelijk gebruik kunnen blijven maken van achterhaalde
vergunningen?
Antwoord 2
Als er strengere Europese waterkwaliteitsnormen gaan gelden moeten deze, na implementatie
in het Nederlandse beleid voor zeer zorgwekkende stoffen, worden betrokken bij de
beoordeling van nieuwe aanvragen en bij actualisatie van bestaande lozingsvergunningen
als deze worden bezien. Dat gebeurt via de immissietoets. De lozingseisen in bestaande
vergunningen worden dan indien nodig aangepast. Ook nieuwe Beste Beschikbare Technieken
(BBT) moeten worden betrokken bij het bezien van bestaande vergunningen.
Een voorstel voor herziening van de waterkwaliteitsnormen doorloopt op dit moment
het Europese wetgevingstraject. De Kamer is over dit voorstel via het BNC-fiche geïnformeerd
door de Minister van Buitenlandse Zaken.2
Het is bekend dat er een inhaalslag nodig is op het bezien en, indien nodig, herzien
van lozingsvergunningen. Dit geldt zowel voor Rijkswaterstaat als voor de waterschappen
en omgevingsdiensten. In het kader van de Delta-aanpak waterkwaliteit zijn afspraken
gemaakt om deze inhaalslag te realiseren.
Rijkswaterstaat is sinds 2020 bezig met het bezien van de circa 200 meest prioritaire
lozingsvergunningen – waaronder de vergunningen van IPPC- en BRZO bedrijven – en indien
nodig worden deze herzien. Het bezien van deze 200 vergunningen wordt naar verwachting
nog dit jaar afgerond. Ook de andere 600 vergunningen worden bezien en indien nodig
herzien (in totaal dus circa 800). Voor het eventueel herzien is sprake van vertraging.
Op basis van de in 2019 afgeronde pilot is de verwachting dat er van deze 200 vergunningen
ongeveer 50 urgent moeten worden herzien. Daarvan zijn er eind 2023 ongeveer 40 gereed.
Het herzien van de overige prioritaire vergunningen, alsook het bezien en zo nodig
herzien van de overige circa 600 vergunningen, wordt zo spoedig mogelijk opgenomen
in de programmering.
De belangrijkste reden van de vertraging is het gebrek aan capaciteit. Het bezien/herzien
van lozingsvergunningen is een arbeidsintensief en langlopend traject. Vergunningen,
aanvragen en achterliggende stukken bevatten vaak vele pagina’s en zeer complexe technische
informatie. Het bezien en herzien vergt hierdoor zeer veel tijd, en de benodigde specialistische
kennis en kunde is schaars. Gelet op de huidige arbeidsmarkt is deze kennis lastig
te verkrijgen bij de overheid en de markt. Door de onderbezetting kunnen de vergunningverleners
niet volledig worden ingezet op het bezien en indien nodig herzien van bestaande vergunningen.
Zij houden zich namelijk ook bezig met het behandelen van nieuwe vergunningaanvragen.
Om het proces van het bezien/herzien van de lozingsvergunningen binnen Rijkswaterstaat
te versnellen wordt nu aan meerdere acties gewerkt. Enerzijds wordt extra ingezet
op het werven, behouden en inhuren van extra capaciteit en het opzetten van een eigen
opleidingsprogramma. Anderzijds zal ook de interne werkwijze met betrekking tot vergunningen
worden herbeoordeeld, waarbij gekeken wordt wat – gezien de schaarse middelen – de
beste prioritering is, onder andere met het oog op de KRW-doelen.
In het Bestuurlijk Overleg KRW worden, in het kader van het KRW impulsprogramma, de
andere bevoegde gezagen opgeroepen om er voor te zorgen dat ook hun vergunningen tijdig
worden geactualiseerd.
Vraag 3 en 4
Kunt u de Kamer een overzicht geven van lozingsvergunningen die niet meer voldoen
aan de vigerende Europese normen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u de Kamer een overzicht geven van het aantal lozingsvergunningen dat hertoetst
is aan de jongste lozingsnormen, en het aantal waarbij dat nog moet gebeuren? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 3 en 4
Bevoegde gezagen hebben de verantwoordelijkheid om zelf hun vergunningenbestand bij
te houden in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving. Er bestaat geen
verplichting daarvoor een overzicht of register bij te houden. De bevoegde gezagen
voor de lozingsvergunningen maken de geactualiseerde vergunningen wel openbaar. De
vergunningen zijn te vinden op https://www.officielebekendmakingen.nl/.
Eerder is de Kamer bericht over de mogelijkheid om een vergunningenbestand te maken.
Op dit moment zou het creëren van een nationaal overzicht van emissies, waarbij verschillende
systemen met elkaar worden verbonden, buitensporige inspanningen vergen en weinig
toegevoegde waarde bieden. Een uitgebreidere toelichting staat in de Kamerbrief die
de Kamer op 7 maart heeft ontvangen.3
De inhaalslag van het bezien en herzien voor lozingsvergunningen door Rijkswaterstaat
is nog in volle gang, waardoor er nog geen volledig beeld is van de vergunningen waarvoor
herziening noodzakelijk is. Pas bij het bezien van een vergunning wordt duidelijk
of een lozingsvergunning ook herzien moet worden. Dat is niet altijd het geval. Van
de 200 prioritaire vergunningen die als eerste bezien worden, zijn er eind 2023 40
herzien. Naar verwachting is het eind 2023 duidelijk hoeveel prioritaire vergunningen
er, naast de 40 vergunningen, nog moeten worden herzien. Lozingsvergunningen worden
ook buiten de inhaalslag om herzien, bijvoorbeeld wanneer een bedrijf uit eigen beweging
een nieuwe vergunningaanvraag doet. Dat is een continuproces. De genoemde aantallen
geven dus geen volledig beeld van de vergunningen die Rijkswaterstaat herziet.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat niet iedere herziening ook de KRW-doelen dichterbij
brengt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een aanscherping wordt gedaan voor stoffen die
niet onder de KRW zijn genormeerd. Een ander voorbeeld is dat een vergunning wordt
herzien vanwege administratieve redenen, zonder dat dit invloed heeft op de toegestane
lozing, indien de BBT hetzelfde blijven.
Vraag 5
Onderschrijft u dat lozingsvergunningen van de genoemde twaalf bedrijven, waaronder
Tata Steel, Dow en Shell, niet meer voldoen aan de recent aangescherpte Europese lozingsnormen?
Antwoord 5
Bij het afgeven van de lozingsvergunningen voor de 12 door Investico genoemde bedrijven
is de wet- en regelgeving gevolgd. Dit neemt niet weg dat een aantal van de genoemde
bedrijven een vergunning heeft die al wat ouder is en moet worden bezien en indien
nodig geactualiseerd, op basis van de huidige wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor
Tata Steel, Dow en Shell. Het feit dat sprake is van een oudere vergunning betekent
overigens niet dat daardoor noodzakelijkerwijs ook negatieve effecten zullen optreden.
Uit het bezien kan volgen dat een oudere vergunning niet hoeft te worden aangepast.
Bij het bezien en herzien door Rijkswaterstaat is tot heden bij geen enkele vergunning
aanleiding gevonden voor direct ingrijpen in verband met het bewaken van de kwaliteit
van oppervlaktewater of de productie van drinkwater.
Vraag 6 en 7
Hoe verklaart u dat de controle op de lozingsvergunningen klaarblijkelijk achterhaald
is, vergeleken met de aangescherpte normen?
Waarom is het klaarblijkelijk geen beleid van overheidsdienst Rijkswaterstaat om oude
vergunningen proactief te hertoetsen aan aangescherpte emissienormen, zoals Rijkswaterstaat
in een reactie aan Het Financieele Dagblad zegt?4
Antwoord 6 en 7
Het actueel houden van lozingsvergunningen is een complex en tijdrovend proces, dat
specialistische kennis vereist. Het heeft in het verleden niet de aandacht gehad die
wenselijk was. Met de ingezette inhaalslag is daar een impuls aan gegeven. De wetgeving
staat bovendien niet stil, normen kunnen worden aangescherpt en er worden nieuwe schadelijke
stoffen ontdekt waarvoor normen worden toegevoegd. Het is niet mogelijk en ook niet
verplicht om bij iedere wijziging direct alle lozingsvergunningen te bezien. Alleen
Rijkswaterstaat heeft al circa 800 lozingsvergunningen in zijn areaal. Vergunningen
moeten daarom regelmatig worden bezien, op een natuurlijk moment, bijvoorbeeld wanneer
het bedrijf een wijzigingsvergunning aanvraagt, of als periodiek bezien vereist is.
In enkele gevallen geldt er een specifieke termijn voor het bezien. Overige lozingsvergunningen
moet zodanig vaak worden bezien, dat de vergunning niet in strijd komt met de doelen
van het waterbeheer.
Vraag 8
Hoe verklaart u dat het kan dat bedrijven niet voldoen aan de aangescherpte vergunningsnormen,
en zij toch een fiat hebben om door te kunnen gaan met lozen?
Antwoord 8
Bedrijven zijn verplicht om de lozingseisen in de voor hen geldende lozingsvergunning
na te leven. Er is geen sprake van een fiat om méér te lozen dan is toegestaan. Het
bevoegd gezag voor de vergunning kan handhavend optreden bij overtreding.
Vraag 9
Onderschrijft u het beeld dat toezichthouders als de omgevingsdiensten beschikken
over te weinig capaciteit om vergunningen te controleren en handhaven? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 9
Het rapport van de commissie Van Aartsen5 geeft aan dat het VTH-stelsel voor het milieudomein niet goed functioneert en wordt
gekenmerkt door fragmentatie en vrijblijvendheid. Ook wordt geconcludeerd dat omgevingsdiensten
onvoldoende robuust zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren. Deze conclusies zijn
eerder onderschreven.
Vraag 10
Indien er wel een capaciteitsprobleem is bij de controlefuncties van diensten als
Rijkswaterstaat en de regionale omgevingsdiensten, wat gaat u doen om die capaciteit
te versterken?
Antwoord 10
De commissie Van Aartsen heeft tien aanbevelingen geformuleerd om de omgevingsdiensten
– als fundament onder het VTH-stelsel – te versterken. Negen van deze tien aanbevelingen6 worden opgevolgd in het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH).
Dit programma loopt sinds medio 2022 en loopt medio volgend jaar af. Eén van de zes
pijlers van het IBP VTH richt zich op kennisinfrastructuur en arbeidsmarkt. Het doel
van deze pijler is om de kennis en capaciteit van omgevingsdiensten te versterken.
Daarnaast zijn in andere pijlers van het IBP VTH robuustheidscriteria voor omgevingsdiensten
opgesteld. Deze robuustheidscriteria zijn voor de zomer bestuurlijk vastgesteld. Hierover
en over de voortgang van het IBP VTH bent u op 4 juli jl. geïnformeerd7. In december ontvangt de Kamer naar verwachting verdere informatie over de verdere
voortgang van het IBP VTH en de toetsing van de omgevingsdiensten of zij voldoen aan
de robuustheidscriteria.
Vraag 11
Hoe bent u van plan te voorkomen dat de toenemende vervuiling van de Nederlandse wateren
ondanks de toezichthoudende en controlerende functie van de relevante overheidsdiensten
nog verder het vertrouwen in de overheid ondermijnt?
Antwoord 11
Door de one-out-all-out KRW systematiek, de alomtegenwoordigheid van sommige prioritaire
stoffen en verbeterde meetmethoden lijkt de waterkwaliteit te verslechteren, maar
deze is juist op veel plekken verbeterd. Inmiddels is meer dan driekwart van alle
KRW-doelen in Nederland bereikt. Ondanks die verbetering is het nog een forse uitdaging
om alle doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen, en de verbetering stagneert.
Met het KRW-impulsprogramma willen Rijk en regio samen, met een stevige, aanvullende
inzet op het uitvoeren van verbeteracties voldoen aan de eisen van de KRW.
Het impulsprogramma omvat een breed palet aan acties. Het terugdringen van industriële
lozingen is één van de acties die (een relatief beperkte) bijdrage heeft aan het behalen
van de KRW-doelen. Er wordt daarnaast gewerkt aan het terugdringen van schadelijke
stoffen vanuit RWZI’s en vanuit land- en (glas)tuinbouw. Er is niet alleen extra inzet
op VTH vereist, maar in de hele waterkwaliteitsketen: van aanpak aan de bron, o.a.
door aanscherping van de toelatingseisen van stoffen, tot aan verbeterde zuivering
en inrichting van een robuuster en natuurlijker ecologisch systeem.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.