Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Akerboom over begrenzing natuurvergunning Schiphol
Vragen van leden Van Raan en Akerboom (beiden PvdD) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en voor Natuur en Stikstof over Begrenzing Natuurvergunning Schiphol (ingezonden 16 oktober 2023).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) en van Minister Harbers
            (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 16 november 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
            vergaderjaar 2023–2024, nr. 366.
         
Vraag 1
            
Herinnert u zich onze schriftelijke vragen van 1 augustus jongstleden «De (mogelijke)
               begrenzing Natuurvergunning Schiphol op 44 miljoen passagiers»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Klopt het dat u in antwoord 6 het volgende stelt: «Nee, deze zin verwijst naar een
               bepaling uit de Aanwijzing ex artikel 27 jo. Artikel 24 Luchtvaartwet van het luchtvaartterrein
               Schiphol (Aanwijzingsbesluit uit 1996). In dit besluit is als bepaling opgenomen (Artikel 2,
               lid 2): «Op het luchtvaartterrein wordt slechts zo veel verkeer toegelaten dat per
               gebruiksplanjaar niet meer dan 44 miljoen luchtpassagiers van het luchtvaartterrein
               gebruikmaken»»?2
Antwoord 2
            
Ja.
Vraag 3
            
Klopt het dat u verder in datzelfde antwoord het volgende stelt: «Alle publiekrechtelijke
               beperkingen in het Aanwijzingsbesluit uit 1996 en/of Aanwijzingsbesluit uit 2000 bepalen
               de omvang van de exploitatie van de luchthaven Schiphol die is toegestaan in de referentiesituatie
               (voor gebieden met een Europese referentiedatum van vóór 2003)»?
            
Antwoord 3
            
Ja.
Vraag 4
            
Waarom is in bovenstaande plots sprake van «en/of het Aanwijzingsbesluit 2000», terwijl
               daar eerder niet sprake van was en wat is de juridische grondslag om dit Aanwijzingsbesluit
               2000 erbij te halen?
            
Antwoord 4
            
Eerder is de Kamer mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof geïnformeerd3 dat Schiphol verzocht is de aanvraag voor een natuurvergunning en de bijhorende passende
               beoordeling aan te vullen, en in kennis is gesteld4 over de uitgangspunten die bij de besluitvorming ten aanzien van de referentiesituatie
               zullen worden gehanteerd.
            
De referentiesituatie ter bepaling van het «bestaand recht» wordt ontleend aan hetgeen
               was toegestaan op de Europese referentiedatum c.q. datum waarop het Natura 2000-gebied
               is aangewezen. Als die toestemming na de Europese referentiedatum is ingeperkt, bepaalt
               die ingeperkte toestemming de omvang van het «bestaand recht». Beperkingen in de toestemming
               op de Europese referentiedatum kunnen alleen voortvloeien uit die toestemming of eventuele
               latere inperkingen op die toestemming en niet uit wat feitelijk aanwezig was ten tijde
               van de toestemming.
            
In het Aanwijzingsbesluit 1996 is bepaald dat per jaar niet meer dan 44 miljoen passagiers
               van de luchthaven gebruik mogen maken en niet meer dan 3,3 ton vracht mocht worden
               afgehandeld. In het Aanwijzingsbesluit 1996 waren geen aantallen vliegbewegingen vastgelegd.
               In het Aanwijzingsbesluit 2000 zijn aanvullend op de eerdere bepalingen middels een
               staffel aantallen vliegbewegingen vastgelegd, oplopend tot een maximum van 460.000
               vliegtuigbewegingen in 2002. Voor de referentiesituatie voor Natura 2000-gebieden
               aangewezen vóór 2003 is aldus uitgegaan van maximaal 460.000 vliegtuigbewegingen,
               maximaal 44 miljoen passagiers en niet meer dan 3,3 miljoen ton vracht.
            
Vraag 5
            
Aangezien de wetgever in het Aanwijzingsbesluit 1996 doelbewust en weloverwogen heeft
               opgenomen dat er een maximum van 44 miljoen passagiers van kracht is op luchthaven
               Schiphol, kunt u toelichten wat de doelen waren die hiermee beoogd werden?
            
Antwoord 5
            
Het Aanwijzingsbesluit 1996 moest op grond van de Luchtvaartwet in overeenstemming
               zijn met een van kracht zijnde planologische kernbeslissing (i.c. PKB Schiphol en
               Omgeving). In de PKB Schiphol en Omgeving zijn de uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling
               van (de mainportfunctie van) Schiphol beschreven. Het uitgangspunt was onder meer
               de ontwikkeling naar (maar niet meer dan) 44 miljoen luchtpassagiers per jaar. Gelet
               op de PKB Schiphol en Omgeving diende die ontwikkeling gestalte te krijgen binnen
               de in de PKB Schiphol en Omgeving opgenomen ruimtelijke reserveringen. In het Aanwijzingsbesluit
               is dit vervolgens uitgewerkt in de bepaling in artikel 2, tweede lid, met betrekking
               tot het aantal passagiers, en in de geluidszones.
            
Vraag 6
            
Klopt het dat voor geluidshinder in het Aanwijzingsbesluit 1996 al een bescherming
               was ingebouwd middels onder andere de Ke- en LAeq-zones en -normering? Zo nee, hoe
               zit het dan?
            
Antwoord 6
            
Ja.
Vraag 7 en 8
            
Is het denkbaar dat er geen enkele milieubeschermende werking van die 44 miljoen passagiers
               uitgaat?
            
Meer specifiek, is het denkbaar dat er geen enkele milieubeschermende werking van
               die 44 miljoen passagiers uitgaat anders dan voor geluidshinder? Zo ja, waarom heeft
               de wetgever het dan toch expliciet opgenomen als er voor geluid ook al andere maatregelen
               voorzien waren?
            
Antwoord 7 en 8
            
Omdat het Aanwijzingsbesluit 1996 en het Aanwijzingsbesluit 2000 een beperking kennen
               op aantallen passagiers en tonnage vracht dient de totale emissieruimte in de referentiesituatie
               ook daaraan te voldoen. Uit de passende beoordeling is echter gebleken dat niet die
               beperkingen, maar juist het maximumaantal vliegtuigbewegingen van 460.000 vliegtuigbewegingen
               dat was toegestaan in het Aanwijzingsbesluit 2000, de meest relevante beperking is
               voor de omvang van de activiteit die mogelijk was in de referentiesituatie. Ter toelichting
               dient het volgende.
            
Zoals blijkt uit de natuurvergunning is bij het inzichtelijk maken van de referentiesituatie
                  zoals bepaald door het Aanwijzingsbesluit 2000 uitgegaan van de periode 2000–2003
                  als representatieve jaren. Het gemiddelde aantal passagiers per vliegbeweging bedraagt
                  in die periode tussen de 94 en de 101.5
Voor de referentiesituatie is gerekend met 460.000 vliegbewegingen. Uitgaande van
                  44 miljoen passagiers betekent dat 96 passagiers per vliegbeweging.
               
Kortom, in de referentiesituatie wordt bij een gemiddelde bezetting van 96 passagiers
                  voldaan aan het maximum van 44 miljoen passagiers. Het aantal van 96 passagiers is
                  gelet op de gemiddelde bezetting in 2000–2003 representatief te achten. De daadwerkelijke,
                  precieze bezetting is daarbij minder relevant omdat een hoge bezetting onverlet laat
                  dat ook nog steeds 460.000 vliegbewegingen met een lage bezetting mogelijk zijn. De
                  beperking tot 44 miljoen is met name relevant om te voorkomen dat bij het bepalen
                  van de stikstofdepositie in de referentiesituatie gerekend wordt met een onrealistische
                  vlootmix, dat wil zeggen een vlootmix bestaande uit te grote vliegtuigen met een te
                  hoge stikstofuitstoot. Daarvan is geen sprake. Met andere woorden, het aantal passagiers
                  is niet maatgevend voor de stikstofemissies of andere milieugevolgen. Die emissies
                  worden voornamelijk bepaald door het aantal en het type vliegtuigen.
               
Vraag 9
            
Klopt het dat in een gespreksnotitie van het Ministerie van LNV, het Ministerie van
               IenW en Schiphol het volgende staat: «Ten tijde van de PKB werden de veiligheids-
               en milieugrenzen vastgesteld mede aan de hand van een door de overheid opgesteld groeiscenario.
               Om deze grenzen de nodige «hardheid» mee te geven, werd ook het groeiscenario, in
               de vorm van volumeplafonds, vastgelegd»?6  Zo ja, betekent dit dat in de planologische kernbeslissing (PKB) werd gewerkt met
               volumeplafonds om te sturen op veiligheids- en milieuaspecten? Zo nee, hoe zit het
               dan?
            
Antwoord 9
            
Nee, in de PKB Schiphol en Omgeving is destijds gekozen voor een versterking van de
               mainportfunctie van Schiphol én de verbetering van de kwaliteit van het leefmilieu.
               Zie het antwoord op vraag 5 voor de ontwikkeling van de mainportfunctie en in dat
               verband het maximumaantal luchtpassagiers. Voor de verbetering van de kwaliteit van
               het leefmilieu zijn in de PKB Schiphol en Omgeving de milieurandvoorwaarden opgenomen.
               Op basis daarvan zijn in het Aanwijzingsbesluit 1996 onder meer geluidszones opgenomen.
               Bij de handhaving van de geluidszones speelde de bepaling met betrekking tot het maximumaantal
               passagiers geen rol. In het kader van het jaarlijks vast te stellen gebruiksplan werd
               preventief getoetst of aan de voorwaarde betreffende dat maximumaantal werd voldaan.
            
Vraag 10 en 11
            
Is het correct dat het Aanwijzingsbesluit 1996 al uitgaat van de dan nog aan te leggen
               baan 18/36 (nu ook bekend als Polderbaan) en de situatie zonder die baan enkel nog
               als tijdelijk te overbruggen periode werd beschreven? Zo nee, hoe zit het dan?
            
Klopt het dat artikel 4 duidelijk maakt dat het niet de vraag is of baan 18/36 er
               komt, maar enkel het tijdstip waarop ze in gebruik genomen wordt nog open is en dat
               vervolgens op pagina 18 duidelijk het volgende staat: «Zo is de keuze voor een vijfbanenstelsel
               met een parallelle vijfde baan in het kader van de PKB gemaakt, hetgeen een vaststaand
               gegeven vormt waarvan in deze aanwijzing zonder meer uit wordt gegaan»7? Zo nee, hoe zit het dan? Zo ja, waarom zou de vijfde baan geen onderdeel zijn van
               de referentiesituatie, zoals die vanaf het moment van vaststelling van dat aanwijzingsbesluit
               (31 oktober 1996) van kracht is?
            
Antwoord 10 en 11
            
Ja, aanvankelijk ging het Aanwijzingsbesluit 1996 uit van het gebruik van het luchtvaartterrein,
               zowel in de situatie met het vierbanenstelsel als in de situatie van het toekomstig
               beoogde vijfbanenstelsel. In het Aanwijzingsbesluit 1996 zijn hiertoe de geluidzones
               voor het vierbanenstelsel juridisch geborgd. In het Aanwijzingsbesluit was daarnaast
               bepaald dat de geluidzones behorend bij het vierbanenstelsel zouden vervallen op het
               moment dat het vijfbanenstelsel volledig in gebruik zou worden genomen. De geluidszones
               bij het vierbanenstelsel zijn echter niet vervallen, omdat na bezwaar en beroep tegen
               het Aanwijzingsbesluit 1996 (uiteindelijk) in een nieuwe beslissing op bezwaar van
               22 mei 20018, een besluit is genomen over het vierbanenstelsel. Over het vijfbanenstelsel kon
               geen nieuw besluit genomen worden dat in overeenstemming zou zijn met de in de PKB
               Schiphol en Omgeving opgenomen milieudoelstellingen en tevens voldoet aan de mainportdoelstelling.
               Het gebruik van het luchtvaartterrein Schiphol met het vijfbanenstelsel is vervolgens
               bij een bijzondere wet geregeld, middels een wijziging van de Wet luchtvaart en het
               eerste Luchthavenbesluit in 2003.
            
Vraag 12
            
Op welke gronden meent u de referentiesituatie te mogen herformuleren, wanneer u in
               uw besluit over de toekenning van een natuurvergunning aan Schiphol van 26 september
               2023 het volgende stelt: «De toestemming voor gebieden met een Europese referentiedatum
               van vóór 1996, is publiekrechtelijk ingeperkt in het Aanwijzingsbesluit uit 1996 door
               de geluidscontouren en/of door het Aanwijzingsbesluit uit 2000 tot 460.000 vliegtuigbewegingen
               in 2002», waarbij ten onrechte de legitieme werking van het Aanwijzingsbesluit 1996
               wordt ingeperkt tot enkel de geluidsruimte c.q. de geluidscontouren?
            
Antwoord 12
            
De formulering zoals opgenomen in de natuurvergunning wijkt niet af van de uitgangspunten
               die aan Schiphol zijn kenbaar gemaakt en waarover eerder u eerder bent geïnformeerd9. Zie verder ook het antwoord op vragen 7 en 8.
            
Vraag 13 en 14
            
Klopt het dat een begrenzing van maximaal 44 miljoen passagiers ook op andere manieren
               een beschermende werking voor andere milieuaspecten dan geluid kan en zal hebben?
            
Klopt het dat die begrenzing wellicht beperkender is dan die van de geluidsruimte?
Antwoord 13 en 14
            
Nee, zoals in antwoord op vragen 7 en 8 aangegeven is de beperking tot 460.000 vliegbewegingen
               de meest relevante beperking uit het Aanwijzingsbesluit 2000 en dus de meest beperkende
               factor voor het bepalen van de omvang van de activiteit die mogelijk was in de referentiesituatie.
               Schiphol heeft aan de hand van het onderzoek Geluidsruimte Aanwijzing Luchtvaartterrein
               Schiphol 199610 van 2 december 2021 inzichtelijk gemaakt dat er binnen de geluidruimte van het Aanwijzingsbesluit
               1996 ook 460.000 vliegtuigbewegingen mogelijk waren.
            
Vraag 15
            
Kunt u uitsluiten dat dit destijds ook als zodanig werd beoogd door de wetgever?
Antwoord 15
            
Zie antwoord onder vragen 5 en 9.
Vraag 16
            
Op welke manier is objectief en navolgbaar vastgesteld dat andere milieuaspecten dan
               geluid geen (meer beperkende) rol spelen in de afgegeven natuurvergunning?
            
Antwoord 16
            
Zoals in het antwoord op vragen 7 en 8 aangegeven is de beperking tot 460.000 vliegbewegingen
               de meest beperkende factor voor het bepalen van de referentiesituatie voor Natura
               2000-gebieden aangewezen vóór 2003.
            
Vraag 17
            
Wilt u een uitputtend overzicht geven met daarin documenten en passages waarin u en
               de vergunningaanvrager dit hebben onderbouwd?
            
Antwoord 17
            
De vergunning en de daarbij behorende bijlagen en onderliggende stukken zijn gelijktijdig
               met de vergunning openbaar gemaakt.
            
Vraag 18
            
Kunt u uitleggen waarom u zich kon vinden in de volgende bewering in de passende beoordeling
               van juni 2023 die door Schiphol is opgesteld: «Wel is bepaald dat per gebruiksplanjaar
               niet meer dan 44 miljoen luchtpassagiers van het luchtvaartterrein gebruikmaken en
               dat per gebruiksplanjaar niet meer dan 3,3 miljoen ton vracht op het luchtvaartterrein
               wordt afgehandeld. Deze voorschriften bevatten als zodanig geen beperking van de toegestane
               milieugebruiksruimte.»?
            
Antwoord 18
            
Zie antwoord onder vragen 7 en 8.
Vraag 19
            
Aangezien u als bevoegd gezag de vergunning heeft toegekend, kunt u 100% sluitend
               onderbouwen waarom een beperking van maximaal 44 miljoen passagiers op het luchthaventerreinniet
               (dus geen enkele) een beperking in de toegestane milieugebruiksruimte zou geven?
            
Antwoord 19
            
Zie antwoord onder vragen 7 en 8.
Vraag 20
            
Klopt het dat de vergunningaanvrager enkel naar geluidsruimte kijkt, gelet op de volgende
               in de bij het besluit gepubliceerde nota van antwoord passage: «Voor de referentiesituatie
               voor het vierbanenstelsel is aldus uitgegaan van max 460.000 vliegtuigbewegingen en
               max 44 miljoen passagiers (en niet meer dan 3,3 miljoen ton vracht). Schiphol heeft
               aan de hand van het onderzoek Geluidsruimte Aanwijzing Luchtvaartterrein Schiphol
               1996 van 2 december 2021 inzichtelijk gemaakt dat er binnen de geluidruimte van het
               Aanwijzingsbesluit 1996 ook 460.000 vliegtuigbewegingen mogelijk waren».? Zo nee,
               hoe zit het dan?
            
Antwoord 20
            
Nee, er is ook rekening gehouden met het maximumaantal passagiers en vracht. Zie antwoord
               op vraag 7 en 8.
            
Vraag 21
            
Kunt u uitleggen hoe een onderzoek naar geluidsruimte een antwoord kan geven op de
               vraag over een referentiesituatie waarin een harde grens bestaat in aantallen passagiers?
            
Antwoord 21
            
Zoals in het antwoord op vragen 7 en 8 aangegeven is de beperking tot 460.000 vliegbewegingen
               de meest beperkende factor voor het bepalen van de referentiesituatie voor Natura
               2000-gebieden aangewezen vóór 2003.
            
Vraag 22
            
Heeft u de Commissie voor de milieueffectrapportage gevraagd om de actuele aanvraag,
               zoals deze er uiteindelijk na vele rondes met aanvullende vragen en aangepaste berekeningen
               uitziet, te toetsen? Zo nee, waarom niet en bent u gezien de enorme beladenheid van
               dit besluit bereid dat alsnog te doen? Zo ja, wilt u deze stukken met de Kamer delen?
            
Antwoord 22
            
Nee. De Commissie voor de m.e.r. adviseert, als onafhankelijke organisatie, over de
               inhoud van milieueffectrapporten, niet over vergunningaanvragen. Omdat het toetsingsadvies11 van de Commissie over het milieueffectrapport «Nieuwe Normen- en Handhavingstelsel
               Schiphol» (ter voorbereiding op de wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol)
               ook betrekking had op documenten die onderliggend zijn aan de vergunningaanvraag voor
               de exploitatie van de luchthaven Schiphol, is in de vergunningprocedure ook rekening
               gehouden met de op stikstofdepositie betrekking hebbende onderdelen van het toetsingsadvies.
            
Vraag 23
            
Kunt u de juridische toets die u heeft uitgevoerd delen met de Tweede Kamer, alvorens
               de natuurvergunning af te geven?
            
Antwoord 23
            
De natuurvergunning is reeds op 26 september jl. verleend. In het kader van de besluitvorming
               heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden met de juridische afdeling binnen het Ministerie
               van LNV. Voor zover discussie bestond over aangeleverde stukken en de daarin opgenomen
               uitgangspunten, heeft dat geleid tot het vragen van een aanvulling op de aanvraag.
               Deze aanvullingsverzoeken zijn gelijktijdig met de vergunning openbaar gemaakt. Alle
               juridische adviezen hebben zich uiteindelijk vertaald in een aangepaste aanvraag en
               zijn aldus verwerkt in de recent afgegeven natuurvergunning.
            
Vraag 24
            
Kunt u ook alle juridische toetsen en reviews delen, in welke vorm dan ook, die gemaakt
               zijn door de landsadvocaat behorend bij de afgegeven natuurvergunning (of conceptversies
               daarvan)?
            
Antwoord 24
            
Alle documenten die ten grondslag liggen aan het besluit op de aanvraag op grond van
               de Wet natuurbescherming zijn openbaar. Adviezen van de Landsadvocaat worden uitsluitend
               openbaar gemaakt als het gaat om (algemene) beleidsadviezen. Daar is in het onderhavige
               geval geen sprake van. Ook gelet op mogelijk toekomstige juridische procedures kunnen
               deze adviezen niet worden vrijgeven.
            
Vraag 25
            
Kent u het document «Tabel opties natuurvergunning/LVB Schiphol», ook wel bekend als
               «Matrix Stikstof», zoals die in het DG-overleg Schiphol is gebruikt?12
Antwoord 25
            
Ja.
Vraag 26
            
Betekent de volgende passage uit dat document bij een van de scenario’s, dat de overheid
               – in ieder geval op dat moment – het op DG-niveau als een reële optie zag om een vergunning
               af te geven waarbij ze weet dat er een substantieel juridisch risico is, maar zij
               erop rekent dat het geruime tijd duurt voor de rechter dat vaststelt: «In deze optie
               wordt meer juridisch risico gelopen maar wel uitvoering gegeven aan natuurbeschermingsdoelen
               van A. Moet dan hard worden vastgelegd met Schiphol. Mogelijk negatieve uitspraak
               in rechterlijke procedure komt over een paar jaar, dan is deel van de maatregelen
               al ingevoerd waardoor juridische kwetsbaarheid kleiner is.»? En betekent dat zij zo
               tijd koopt waarin zijzelf of Schiphol alsnog maatregelen kan nemen om deze «juridische
               kwetsbaarheid» te verkleinen? Zo ja, vindt u dit voldoen aan de eisen van behoorlijk
               bestuur? Zo nee, hoe zit het dan? En op welke afspraken die met Schiphol zouden moeten
               worden vastgelegd, werd gedoeld?
            
Antwoord 26
            
In het kader van de besluitvorming zijn regelmatig diverse scenario’s met de daarbij
               behorende juridische risico’s in beeld gebracht. Bij het verlenen van de vergunning
               is niet gekozen voor een scenario waarbij een (substantieel) juridisch risico bestaat.
               Immers, zorgvuldigheid stond voorop. De afspraken die met Schiphol zouden moeten worden
               vastgelegd en waaraan in de matrix wordt gerefereerd, zien op het treffen van mitigerende
               maatregelen door Schiphol.
            
Vraag 27
            
Wilt u voor de huidig afgegeven vergunning aangeven met welk scenario deze het meest
               overeenkomt (Het gaat daarbij om meest, dus geen van de drie is nadrukkelijk geen
               antwoord. Ook gezien de serieusheid van deze scenario’s die immers op DG-niveau uitgewerkt
               zijn is dat een legitieme vraag. Het staat u uiteraard vrij om in woorden toe te voegen
               waar wel eventuele verschillen zouden zitten.)?
            
Antwoord 27
            
De uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de natuurvergunning zijn beschreven
               in de natuurvergunning en de daarbij behorende bijlagen en onderliggende stukken.
               Het is aan de rechter om te toetsen of deze uitgangspunten juist zijn. Het is niet
               zinvol, zo al mogelijk, om voor wat betreft de verleende natuurvergunning vergelijkingen
               te trekken met opties die in 2021 de revue zijn gepasseerd. Het betreft een complexe
               aanvraag die destijds nog niet volledig was. Besluitvorming daarover is een iteratief
               proces met voortschrijdende inzichten. Daarbij is naar aanleiding van ingediende zienswijzen
               en het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage over het milieueffectrapport
               bij het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel 2020, de Royal Schiphol Group in februari
               2022 gevraagd de aanvraag aan te vullen en daarbij uit te gaan van een andere bepaling
               van de referentiesituatie dan in de oorspronkelijke aanvraag was gedaan. Naar aanleiding
               van dit verzoek is de aanvraag in 2022 aanzienlijk gewijzigd en aangevuld, onder andere
               met externe maatregelen (extern salderen). Ook nadien is de aanvraag nog enkele malen
               aangevuld.
            
Vraag 28
            
Hoe zou deze matrix/tabel eruitzien, wanneer de afgegeven vergunning daarin opgenomen
               zou worden als een zogenaamd «scenario D» (graag ook daadwerkelijk de diverse beoordelingsaspecten
               in de kolommen in te vullen)?
            
Antwoord 28
            
Zie antwoord op vraag 27.
Vraag 29
            
Over welke aspecten van de referentiesituatie zou dediscussie waarnaar met de volgende woorden wordt verwezen in de tabel zich naar verwachting
               afspelen: «-/- Discussie over vergunning bestaand recht in relatie tot de Europese
               referentiesituatie»? Wat zegt het feit dat deze -/- scoort over de zekerheid dat deze
               optie – mocht het juridisch getoetst zou worden – overeind blijft? Wilt u dat gemotiveerd
               onderbouwen?
            
Antwoord 29
            
Zie antwoord op vraag 27.
Vraag 30
            
Hoe kan de volgende in de tabel genoemde optie een reële optie zijn, als op-een-na
               – en die nog slechts gedeeltelijk- alle kritiekpunten van de Commissie m.e.r genegeerd
               worden: «Er wordt aan één van de kritiekpunten van de Commissie voor de m.e.r invulling
               gegeven, maar minder/deels aan de beslissing op bezwaar daardoor meer risico dan A
               en C.»?
            
Antwoord 30
            
Zie antwoord op vraag 26.
Vraag 31
            
Heeft u het afgeven van de natuurvergunning getoetst aan de op 28 juli 2022 aangenomen
               VN-resolutie waarin wordt verklaard dat toegang tot een schoon, gezond en duurzaam
               milieu een universeel mensenrecht is, conform artikel 94 van de Grondwet? Zo nee,
               waarom niet en bent u bereid dit alsnog te doen?13
Antwoord 31
            
Nee, dat is niet gebeurd. Uit de passende beoordeling voor de luchthaven blijkt dat
               het project de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden niet zal
               aantasten. Er bestaat dan ook geen reden om de vergunning te toetsen aan de VN-resolutie.
            
Vraag 32
            
Bent u, gezien deze vragen, bereid tot een second opinion op deze natuurvergunning?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 32
            
Nee, belanghebbenden kunnen tegen het besluit in beroep gaan. Het is dan aan de rechter
               om te oordelen of de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de vergunning juridisch
               houdbaar zijn.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
