Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over nucleaire veiligheid (Kamerstuk 25422-293)
25 422 Opwerking van radioactief materiaal
Nr. 295
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 november 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
over nucleaire veiligheid (o.a. Kamerstuk 25 422, nr. 293).
De vragen en opmerkingen zijn op 27 september 2023 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 7 november 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, T. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Meedendorp
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Inleiding
Verschillende fracties binnen de vaste commissie van Infrastructuur en Waterstaat
hebben op 26 september bij het Schriftelijk Overleg Nucleaire Veiligheid vragen gesteld
over verschillende onderwerpen op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.
Hierbij treft u de beantwoording van de vragen aan.
Voor een meer overzichtelijke behandeling zijn de vragen genummerd.
Daarnaast maak ik van deze gelegenheid gebruik om u, mede namens de Minister voor
Klimaat en Energie, op de hoogte te stellen van de eerder aangekondigde evaluatie
die N.V. Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) heeft uitgevoerd
naar de indirecte relatie met Rusland met betrekking tot opgewerkt uranium.
Vragen VVD-fractie
1. De leden van de VVD-fractie lezen in de brief over de opwerking van radioactief
materiaal (Kamerstuk 25 422, nr. 289) dat de Centrale Organisatie Voor radioactief Afval (COVRA) haar verkenning in de
loop van 2023 afrondt. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze inmiddels is afgerond
en wanneer de uitkomsten daarvan met de Kamer gedeeld worden?
Antwoord
De genoemde verkenning naar het tegen een gereduceerd tarief aanbieden van vervalopslag
voor radioactief (ziekenhuis)afval bij COVRA, is momenteel nog gaande. COVRA verwacht
deze verkenning voor het einde van dit jaar af te ronden en zal het ministerie op
de hoogte brengen van de bevindingen. Ik zal uw Kamer daarna in een verzamelbrief
hierover informeren.
2. De leden van de VVD-fractie lezen in de brief over het deelnemingenbeleid van de
rijksoverheid (Kamerstuk 28 165, nr. 392) dat de Staat ten aanzien van GKN een financieel, fiscaal, juridisch en technisch
due-diligence onderzoek laat uitvoeren, dat naar verwachting voor de zomer van 2023
zal zijn afgerond. Deze leden vragen of dat onderzoek daadwerkelijk is afgerond en
of de uitkomsten nog van invloed zijn geweest op de minnelijke regeling.
Antwoord
Afgelopen zomer is een deel van de concept-rapportages opgeleverd en hebben er gesprekken
met de desbetreffende adviseurs plaatsgevonden. Op dit moment bevindt het due diligence-proces zich in de afrondende fase en naar verwachting wordt het onderzoek voor december
afgerond. De Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en van Financiën zijn momenteel
in overleg met de verschillende adviseurs over de voorlopige uitkomsten. Zodra het
due diligence-onderzoek is afgerond, zal duidelijk worden of de uitkomsten van invloed zijn op
de regeling.
3. De leden van de VVD-fractie lezen in de brief over de opwerking van radioactief
materiaal (Kamerstuk 25 422, nr. 292) geruststellende berichten over de door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
(ANVS) opgestelde rapportage ongewone gebeurtenissen. Deze leden stelt dat gerust.
Deze leden zien echter in vele sectoren dat capaciteit en kennis schaars zijn en dat
toezichthouders en vergunningverleners op termijn mogelijk niet kunnen voorzien in
voldoende specifieke kennis. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier zij
voor de ANVS borgt dat ook op termijn voldoende adequaat kan worden voorzien in voldoende
toezicht en opvolging, indien zich ongewone gebeurtenissen voordoen?
Antwoord
De afgelopen jaren is de capaciteit van de ANVS uitgebreid met interne financiering
van IenW. Daarnaast heeft IenW vanuit het EZK-Klimaatfonds een financiële bijdrage
ontvangen voor de ANVS zodat de ANVS zich kan voorbereiden op de uitwerking van de
nucleaire plannen van het kabinet Rutte-IV. In het kader hiervan heeft de ANVS de
eerste medewerkers reeds aangenomen, en de komende jaren zullen in totaal nog eens
twintig extra medewerkers volgen. Mocht de ANVS van mening zijn dat zij voor haar
wettelijke taken meer mensen en middelen nodig heeft, dan kan zij dit aangeven in
de voorbereiding van de verschillende begrotingswetten en hiervoor een claim indienen.
De claims worden gehonoreerd indien ze noodzakelijk worden bevonden en er voldoende
financiële ruimte is.
4. De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorgehangen ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, het Besluit
vervoer splijtstoffen en ertsen, het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming
en het Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen.
Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe deze voorgenomen wijzigingen de bouw van
nieuwe Nederlandse kerncentrales kunnen vergemakkelijken.
Antwoord
Het ontwerpbesluit bevat technische aanvullingen, actualisaties en verbeteringen van
de regelgeving onder de Kernenergiewet en leidt verder tot een juridische herschikking
van de regelgeving voor beveiliging en nucleaire drukapparatuur, waarbij de hoofdverplichtingen
op het niveau van een algemene maatregel van bestuur komen te liggen. Dit alles leidt
tot verbetering van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en beperking van juridische
risico’s. Het grootste deel van de wijzigingen is niet inhoudelijk en leidt niet tot
nieuwe of gewijzigde verplichtingen voor burgers, bedrijven of overheid. Een inhoudelijke
aanpassing voor de procedures voor nieuwe kerncentrales is dat de kring van betrokken
bestuursorganen bij besluiten met betrekking tot een kerncentrale wordt vergroot.
Hiermee wordt invulling gegeven aan één van de aanbevelingen uit het rapport van de
Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) «Samenwerken aan nucleaire veiligheid» uit 2018
om gemeenten in een straal van 20 km rondom een kerncentrale actief te betrekken.
Voor de bepaling van de 20 km-zone sluit de OVV aan bij de afstand waarbinnen omwonenden
van een kerncentrale volgens Nederlandse jurisprudentie als belanghebbenden worden
gezien. Die werkwijze is eerder benoemd in de reactie op dat OVV-rapport, die als
bijlage in een brief aan uw Kamer is verstuurd (Kamerstuk 25 422, nr. 222).
5. De leden van de VVD-fractie lezen in de nota van toelichting bij het voorgehangen
ontwerpwijzigingsbesluit algemene maatregelen van bestuur Kernenergiewet 2024 dat
bij de internetconsultatie vragen gesteld zijn over het uitschakelen van kernenergiecentrales
in Duitsland. Kan de Staatssecretaris aangeven welke dialoog Nederland voert met Duitsland
over de inzet van kernenergie, de gevolgen van de uitstoot van fossiele energiecentrales
voor de Nederlandse luchtkwaliteit en de wijze waarop Duitsland samen met andere landen
in Europa zorgdraagt voor het terugdringen van de CO2-emissies? Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre het bespreekbaar is dat Duitsland
zijn kerncentrales alsnog wederom inschakelt?
Antwoord
Het verdrag inzake de werking van de Europese Unie legt vast dat elke lidstaat zelfstandig
besluit over de eigen energiemix en de inzet van kernenergie als onderdeel hiervan.
Het kabinet hecht veel waarde aan het beginsel van energiesoevereiniteit. Er vindt
regelmatig in verschillende fora overleg plaats tussen Nederland en Duitsland over
vraagstukken rondom de verduurzaming van de elektriciteitssector en leveringszekerheid.
Daarnaast heeft Duitsland zich net als Nederland gecommitteerd aan klimaatdoelstellingen
op nationaal en EU-niveau, met ambitieuzere doelen dan de EU en Nederland (met 65%
reductie in 2030, 88% in 2040 en klimaatneutraliteit in 2045).
Ik ga er omwille van de voortgang van uit dat met de beantwoording van de vragen 4
en 5 over het voorgehangen ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kerninstallaties,
splijtstoffen en ertsen, het Besluit vervoer splijtstoffen en ertsen, het Besluit
basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en het Besluit in-, uit- en doorvoer van
radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen, de vragen van de leden van
de VVD-fractie over het voorgehangen ontwerpbesluit naar tevredenheid zijn beantwoord,
en de voorhangprocedure hiermee als afgerond kan worden beschouwd.
Vragen D66-fractie
1. De leden van de D66-fractie merken op dat binnen het milieudomein het principe
«de vervuiler betaalt» voor hen leidend is. Dat betekent dat bedrijven die als gevolg van hun bedrijfsvoering
schade aanbrengen aan de omgeving, deze schade zelf moeten vergoeden. Dit geldt ook
voor het insluiten en het ontmantelen van nucleaire instellingen, zoals kerncentrales.
In de stukken geeft de Staatssecretaris aan dat, als gevolg van te weinig financiële
middelen bij de beheerder, ondanks eerdere afdrachten aan aandeelhouders, de Staat
nu de kosten voor de ontmanteling van de kerncentrale in Dodewaard overneemt. Over
deze keuze hebben deze leden een aantal vragen. Klopt het dat bv Nederlands Elektriciteit
Administratiekantoor (NEA) de enige aandeelhouder is van GKN en dat NEA eigendom is
van Vattenfall, Electriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ), Uniper
en Engie? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dat uit onderzoek van Het Financieele
Dagblad blijkt dat de aandeelhouders van NEA in totaal 1,5 miljard euro aan dividend
hebben onttrokken uit de kerncentrale, terwijl er nu onvoldoende geld over is voor
de ontmanteling en de overheid dus bij moet springen met belastinggeld? Kan de Staatssecretaris
reeds een inschatting geven van de kosten die komen kijken bij de insluiting en ontmanteling
van de kerncentrale Dodewaard? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat
de aandeelhouders van NEA zo veel als mogelijk verantwoordelijk moeten worden gehouden
voor de ontmanteling van de kerncentrale in Dodewaard? Zo ja, op welke manier heeft
de Staatssecretaris hieraan tot op heden gevolg gegeven? Zo nee, waarom niet? Op welke
manier is voor de toekomst geborgd dat de Staat niet wederom financieel verantwoordelijk
wordt gehouden voor insluiting en/of ontmanteling van nucleaire instellingen?
Antwoord
De aandelen van de BV. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN) zijn
voor 100% in handen van BV. Nederlands Electriciteit Administratiekantoor (NEA). De
aandelen NEA worden inderdaad gehouden door Vattenfall, Electriciteits-Produktiemaatschappij
Zuid-Nederland (EPZ), Uniper en Engie. Het Financiële Dagblad heeft in het artikel
waarnaar wordt verwezen, aangegeven dat NEA in de periode voor 2011 gedurende enkele
jaren dividend heeft uitgekeerd aan haar aandeelhouders. Dit dividend betrof middelen
die NEA had verdiend met de verkoop van enkele bedrijfsonderdelen van NEA. Een voorbeeld
hiervan is het elektriciteitsnet dat vanwege de Wet onafhankelijk netbeheer moest
worden afgestoten.
Op verzoek van de Staat heeft NIS Siempelkamp een raming opgesteld voor de kosten
van de ontmanteling van de Kerncentrale Dodewaard. Deze zijn berekend op € 269 mln.
Uiteraard moeten alle juridische middelen worden aangewend om zo goed mogelijk recht
te doen aan het principe «de vervuiler betaalt». Juist daarom zijn de Ministeries
van Financiën en van Infrastructuur en Waterstaat een juridisch traject gestart om
NEA en de aandeelhouders van NEA aan te spreken op de kosten van de ontmanteling van
de Kerncentrale Dodewaard. Dit heeft er toe geleid dat de Staat in onderhandeling
is getreden met GKN, NEA en haar aandeelhouders. Hierover is uw Kamer per brief van
16 mei geïnformeerd.
Om te zorgen dat de casus GKN een eenmalige situatie blijft voor vergunninghouders
van een kernreactor, is in 2011 de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid
ingevoerd. De overige kernreactoren in Nederland beschikken alle over deze verplichte
goedgekeurde financiële zekerheid. Recent is ook Urenco verplicht om financiële zekerheid
te gaan stellen.
Vragen GroenLinks- en PvdA-fractie
1. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie maken zich zorgen over het tijdpad
dat is uitgezet voor de ontmanteling van de voormalige kerncentrale Dodewaard. In
de huidige plannen, welke op financiële gronden zijn gebaseerd bij de buitenbedrijfstelling
in 1997, is ontmanteling pas voorzien vanaf het jaar 2045. In vijftig jaar tijd zou
het kapitaal in het ontmantelingsfonds aangroeien tot een som waarmee de ontmanteling
zou kunnen worden bekostigd. Deze aanname is nu algemeen beschouwd achterhaald. Deze
leden zijn van mening dat er milieu-hygiënische, wettelijke en morele (dat wil zeggen
lasten voor toekomstige generaties) argumenten zijn om de gesloten kerncentrales zo
snel mogelijk te ontmantelen. Overwegende dat de Staat voornemens is om eigenaar te
worden van GKN, roepen deze leden op tot een spoedige ontmanteling. Op welke gronden,
naast financiële, is het huidige tijdpad gebaseerd? Kan de Staatssecretaris in kaart
brengen op welke wijze de voormalige kerncentrale Dodewaard zo spoedig mogelijk kan
worden ontmanteld?
Antwoord
De keuze om de Kerncentrale Dodewaard te ontmantelen na een periode van 40 jaar veilige
insluiting lag, toen de vergunning in 2002 werd verleend, bij de vergunninghouder.
Er ontbrak toentertijd een juridisch kader dat directe ontmanteling voorschrijft.
Uit het Milieueffectrapport bij de aanvraag bleek dat er vanuit veiligheid- en milieuoogpunt
geen relevante verschillen waren tussen directe en uitgestelde ontmanteling.
Sinds 2011 is in de regelgeving opgenomen dat nadat de normale bedrijfsvoering is
beëindigd, de vergunninghouder voor een nucleaire inrichting onmiddellijk aanvangt
met de buitengebruikstelling en de ontmanteling van die inrichting. Dit betekent dat
sindsdien een tijdelijke «veilige insluiting» van de nucleaire inrichting na de buitengebruikstelling,
zoals momenteel het geval is bij de voormalige kernenergiecentrale in Dodewaard, niet
meer tot de mogelijkheden behoort.
Indien op dit moment zou worden besloten om eerder te ontmantelen, zal de eigenaar
van Dodewaard hiertoe een vergunning moeten aanvragen bij de ANVS, inclusief een MER-procedure.
De voorbereiding hiervan duurt naar verwachting enkele jaren. De huidige vergunning
van Dodewaard gaat ervan uit dat vier jaar voor het einde van de veilige insluiting
ten aanzien van ontmanteling vooroverleg, vergunningverlening en verdere voorbereidingen
plaatsvinden. Voor de daadwerkelijke ontmanteling daarna is negen tot tien jaar gepland.
2. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn van mening dat er onvoldoende
duidelijkheid is over de onvoorziene meerkosten bij ontmanteling. In het antwoord
van de Staatssecretaris op de Kamervragen van de leden Boucke en Hagen (beiden D66)
(Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 3217) wordt aangegeven dat er in 2011 een voorziening opgenomen is in artikel 15f van
de Kernenergiewet, waardoor de vergunninghouder van een kernreactor dient te beschikken
over een goedgekeurde financiële zekerheidsstelling voor de ontmantelingskosten. In
Nederland is er zeer beperkte actuele ervaring met de ontmanteling van kernreactoren
en de bijbehorende kostenraming. Tegelijkertijd is op dit moment de ontmanteling van
kerncentrale Borssele pas voorgenomen direct na buitengebruikstelling in 2033, of
meerdere decennia na 2033 indien het plan van het demissionaire kabinet voor levensduurverlenging
van de kerncentrale doorgang vindt. Ook de eventueel te bouwen nieuwe kernreactor
in Petten en de door het kabinet geambieerde nieuwe kerncentrales bij Borssele hebben,
naar het zich laat aanzien, alle een voorgenomen ontwerplevensduur van meer dan vijftig
jaar. Dit betekent dat er tussen de verplichte financiële zekerheidsstellingen en
de feitelijke ontmanteling een zeer lange periode zit. Hierdoor is er een aanzienlijk
en langdurig risico op onvoorziene kostenstijgingen, die redelijkerwijs niet volledig
voorzien kunnen worden tijdens de ex-ante goedkeuring van de financiële zekerheidsstelling
behorende bij een wettelijk goedgekeurd ontmantelingsplan. Deze leden maken zich zorgen
over onvoorziene meerkosten van ontmanteling die niet worden betaald door de veroorzaker.
Dit druist in tegen het kostenveroorzakersbeginsel. Hoe waarborgt de Staatssecretaris
dat de ontmantelingskosten bij de rekening van de veroorzaker komen? Deelt de Staatssecretaris
de mening dat financiële verplichtingen tot het aanhouden van een verzekering, een
bankgarantie, of andere financiële instrumenten ter dekking van (onvoorziene) meerkosten
van ontmanteling essentieel zijn?
Antwoord
Een vergunninghouder van een kernreactor moet bij het in bedrijf nemen ervan op grond
van de Kernenergiewet art. 15f financiële zekerheid stellen voor de kosten van de
buitengebruikstelling en ontmanteling van de reactor aan het einde van de bedrijfsduur.
Dit kan op verschillende manieren, waaronder een fonds (afgescheiden van de vergunninghouder)
waarin middelen worden belegd om de ontmanteling te financieren.
Deze zekerheid moet worden goedgekeurd door de Minister van Financiën en de Staatssecretaris
van IenW, en tenminste iedere vijf jaar worden geactualiseerd op basis van een nieuw
ontmantelingsplan en raming van de kosten. Indien de Minister van Financiën of de
Staatssecretaris van IenW daartoe aanleiding zien, kan eerder om een actualisatie
worden gevraagd. Met deze terugkerende cyclus wordt geborgd dat eventuele kostenstijgingen
van de ontmanteling gedurende de bedrijfsduur van de reactor ten laste komen van de
vergunninghouder.
3. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties wensen meer openheid over de opwerkingsdocumenten
van Dodewaard in verband met de overname van de GKN-aandelen en de beëindiging van
de geheimhouding. Tien jaar geleden berichtte GKN dat de overdracht van het plutonium
aan de Britse Nuclear Decommissioning Authority was voltooid1. Deze overdracht vond plaats, aldus GKN, op grond van een contract uit 1976 met British
Nuclear Fuels Ltd. (BNFL), dat voorzag in de opwerking van de verbruikte splijtstof,
het conditioneren van het afgescheiden uranium, plutonium en hoogradioactieve afval.
Daarnaast had GKN met BNFL en zijn rechtsopvolgers nog diverse andere contracten voor
transport en andere services afgesloten. Al deze contracten waren tien jaar geleden
afgelopen en daarom was GKN met de toenmalig rechtsopvolger van BNFL één nieuw contract
overeengekomen dat er wederzijds geen verplichtingen meer bestonden. Op dit laatste
contract bleven de geheimhoudingsclausules gedurende een termijn van tien jaar van
kracht. Deze leden zijn van mening dat deze documenten een vollediger beeld schetsen
van de situatie in het kader van het due-diligence onderzoek voor de overname van
de GKN-aandelen. Kan de Staatssecretaris openheid geven over deze documenten en de
uitkomst van het due-diligence onderzoek?
Antwoord
Het due diligence-onderzoek t.a.v. GKN betreft de huidige verplichtingen van de BV GKN. De Ministeries
van IenW en Financiën zijn momenteel in gesprek met de diverse adviseurs over de voorlopige
uitkomsten en bevindingen om tot afronding van het due diligence-onderzoek te komen. Dit onderzoek wordt naar verwachting voor december afgerond.
GKN heeft mij aangegeven dat het oude contract de behandeling betrof van het radioactief
afval uit de Kerncentrale Dodewaard in het Verenigd Koninkrijk. Alle verbruikte splijtstof
ging naar Sellafield, waar de verschillende bestanddelen werden gescheiden. Het verglaasde
hoogradioactieve afval kwam naar Nederland en werd opgeslagen bij COVRA. De overige
resterende bestanddelen zijn verkocht.
4. Deze leden betreuren het dat de kosten voor de voormalige kerncentrale Dodewaard
niet konden worden verhaald op de achterliggende aandeelhouders van GKN (Vattenfall,
EPZ, Uniper en Engie). De Staatssecretaris geeft aan in haar brief van 16 mei 2023
dat zij het juridisch definitief niet mogelijk acht de energiebedrijven voor de ontmantelingskosten
aan te spreken. Deze leden constateren dat tegelijkertijd de betrokken energiebedrijven
financiering krijgen van de overheid. In het nucleaire domein krijgt bijvoorbeeld
EPZ van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) de komende jaren 10
miljoen euro subsidie voor onderzoeken specifiek naar de veroudering, aandeelhouderstructuur
en bedrijfseconomische haalbaarheid van de levensduurverlenging van kerncentrale Borssele2. Deze leden zijn van mening dat het zich onttrekken aan het bekostigen van de ontmanteling
van de voormalige kerncentrale zou moeten kunnen meewegen bij het beoordelen van toekomstige
subsidieaanvragen. Kan de Staatssecretaris openheid geven over de reeds verstrekte
subsidies aan GKN-aandeelhouders? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het niet
meebekostigen moet worden meegenomen in toekomstige subsidies?
Antwoord
De voorgenomen subsidie voor EPZ in het kader van de bedrijfsduurverlenging van de
Kerncentrale Borssele (KCB) wordt verstrekt in het kader van de afspraken uit het
Coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), en is noodzakelijk om de genoemde onderzoeken tijdig uit te kunnen voeren. De huidige
aandeelhouders van EPZ zijn niet bereid om de kosten voor hun rekening te nemen, omdat
hun strategie gericht was op het sluiten van de kerncentrale na 2033. EZK voert hier
gesprekken over met de aandeelhouders. Aangezien de onderzoeken een lange doorlooptijd
kennen, is het noodzakelijk dat die zo snel mogelijk worden gestart. Zonder subsidie
van EZK worden de onderzoeken niet tijdig uitgevoerd en is bedrijfsduurverlenging
niet op tijd haalbaar. Een voortgezette bedrijfsvoering van de KCB kan na 2033 een
aanzienlijke CO2-reductie opleveren t.o.v. elektriciteitsopwekking uit gas. De bedrijfsduurverlenging
van de KCB kan daarnaast een belangrijke overbrugging zijn in ieder geval tot de bouw
van nieuwe kerncentrales in Nederland is gerealiseerd en mogelijk langer.
Daarnaast is nu in de wet opgenomen dat een vergunninghouder van een kernreactor,
zoals de KCB, de verplichting heeft te beschikken over een goedgekeurde financiële
zekerheidstelling voor de kosten van buitengebruikstelling en ontmanteling van de
reactor. Er is geen relatie tussen de beoogde subsidie van EZK en de te stellen financiële
zekerheid voor de ontmantelingskosten.
Zoals in het antwoord op de tweede vraag van de GroenLinks- en PvdA-fracties is aangegeven,
dient een door de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van IenW goedgekeurde
financiële zekerheid tenminste iedere vijf jaar te worden geactualiseerd op basis
van een nieuw ontmantelingsplan en raming van de kosten. Met deze terugkerende cyclus
wordt geborgd dat eventuele kostenstijgingen van de ontmanteling gedurende de bedrijfsduur
van de reactor ten laste komen van de vergunninghouder. Deze cyclus is een wettelijk
voorgeschreven procedure en staat geheel los van eventuele subsidieverstrekkingen.
5. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn van mening dat er onvoldoende
toezicht is gewaarborgd op de kostenraming van de eindberging. De Raad van Advies
constateert dat de ANVS geen strikt wettelijke taak, noch expertise, heeft om zich
uit te spreken over de kosten voor de eindberging. Verder ontbreekt er een regelgevend
kader voor de financiering van de eindberging, zoals financiële zekerheidstelling
bestaat voor ontmanteling van kernreactoren. Eind augustus 2023 is de ANVS in een
gerelateerd traject een internetconsultatie gestart over de precieze invulling van
de wettelijke begrippen transparant, objectief en niet-discriminerend in relatie tot
de tarieven die COVRA bij afvalproducenten in rekening brengt voor radioactief afval.
In het gepubliceerde conceptkader meldt de ANVS dan ook dat binnen toezichtstaak van
de ANVS expliciet niet het onderzoek naar en de berekening van de kosten van het beheer
van radioactieve afvalstoffen en de eindberging valt, en dat deze voor het toezicht
door de ANVS op de tarieven als vaststaand worden aangenomen. In 2017 is binnen het
onderzoeksproject OPERA van COVRA voor het laatst een kostenraming van de eindberging
gedaan. Die betrof toen 2 miljard euro en volgens KPMG in 2020 2,8 miljard euro (prijspeil
2020). Over deze raming is verder weinig publiek bekend. Kan de Staatssecretaris aangeven
of en, zo ja, welke ontwikkelingen er zijn om alsnog tot een voldragen kader voor
toezicht op de kostenraming voor eindberging te komen?
Antwoord
In mijn brief aan de Tweede Kamer van 20 december 2022 (Kamerstuk 25 422, nr. 286) heb ik aangekondigd te werken aan een routekaart naar een eindberging. Dit in het
kader van het actualiseren van het Nationaal Programma radioactief Afval in 2025.
De routekaart zie ik als een essentieel instrument in een gedegen voorbereiding van
een dergelijke eindberging. Het gaat om het inventariseren van de noodzakelijke besluiten
en de te ontwikkelen kaders. De routekaart zal opgebouwd worden langs een aantal sporen,
waaronder een financieel spoor en een bestuurlijk spoor. Het kader voor het toezicht
op de kostenraming voor de eindberging is daar onderdeel van.
6. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties maken zich ernstige zorgen over de
mate van sanctionering tegen de Russische nucleaire industrie. Recent heeft de ANVS
vergunningen verleend voor de doorvoer van verrijkt uranium tussen de ANF splijtstoffabriek
in het Duitse Lingen en de MSZ Machinery Manufacturing Plant JSC in Elektrostal (Rusland)3. Volgens de Oekraïense overheid is dit laatste bedrijf een militair-industrieel complex
dat militaire producten maakt en levert, welke door Rusland worden gebruikt tijdens
de invasie van Oekraïne. Om deze reden heeft de Oekraïense president Zelensky op 2 mei
2023 de MSZ Machinery Manufacturing Plant JSC opgenomen in het Oekraïense sanctieregime4. Het Duitse ministerie voor nucleaire veiligheid heeft onderzocht of de Europese
sancties tegen Rusland konden worden aangescherpt zodat de nucleaire sector er onder
viel, maar kon daar vorig jaar nog geen uitspraken over doen5. Ondertussen is de Canadese regering, samen met de Verenigde Staten en het Verenigd
Koninkrijk, wel begonnen met het sanctioneren van de Russische nucleaire sector6. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoeveel inspanning er door Nederland reeds
is verricht om de Russische nucleaire sector ook onder het Europese sanctieregime
te laten vallen?
Antwoord
Nederland draagt actief bij aan het vormgeven van aanvullende maatregelen om de druk
op Rusland verder op te voeren. Voor het kabinet liggen daarbij alle opties op tafel.
Het kabinet doet echter geen uitlatingen over specifieke nieuwe sancties, en de eventuele
Nederlandse bijdrage daaraan. Dit ondermijnt immers mogelijk de effectiviteit van
dergelijke maatregelen, gelet op onder andere het verrassingseffect. EU-eenheid en
leveringszekerheid zijn belangrijk bij de besluitvorming over nieuwe sancties.
7. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties zijn van mening dat er onvoldoende
duidelijkheid is over de vraag wanneer geldstromen in Russische staatsdeelnemingen
belanden. De ANF splijtstoffabriek in het Duitse Lingen is de leverancier van kernbrandstof
voor de kerncentrale in Borssele7. De stroom uit de kerncentrale wordt verhandeld door PZEM B.V.8. Onlangs berichtten de Nederlandse Spoorwegen (NS) en PZEM dat PZEM vanaf 2025 stroom
aan NS gaat leveren9. In Duitse media wordt benadrukt dat de afnemers van stroom die met behulp van brandstofelementen
uit Lingen wordt geproduceerd in feite oorlogshandelingen van Rusland in Oekraïne
financieren. Kan de Staatssecretaris aangeven of zij het waarschijnlijk acht dat gelden
die afnemers, waaronder NS vanaf 2025, aan PZEM betalen uiteindelijk bij Russische
staatsdeelnemingen belanden?
Antwoord
Er is geen elektriciteitsleveringscontract tussen EPZ en PZEM. De elektriciteit uit
de Kerncentrale Borssele wordt door EPZ aan ERH en ZEH verkocht. Deze partijen verkopen
de stroom op de elektriciteitsmarkt. Aan wie zij de stroom op de elektriciteitsmarkt
verkopen, is bedrijfsvertrouwelijk en alleen bij deze private ondernemingen bekend.
In het algemeen doet het kabinet geen uitspraken ten aanzien van bedrijfsvertrouwelijke
informatie.
Evaluatie door EPZ
In antwoord op eerdere vragen van uw Kamer is aangegeven dat de vergunninghouder van
de kerncentrale in Borssele (EPZ) geen directe zaken meer met Rusland doet, en dat
zij de indirecte relatie zou evalueren. EPZ heeft deze evaluatie afgerond en heeft
het Ministerie van IenW en het Ministerie van EZK via een brief hierover geïnformeerd.
Deze brief is bijgevoegd.
In het kader van het minimaliseren van het volume radioactief afval wordt de gebruikte
nucleaire brandstof van EPZ zoveel mogelijk hergebruikt. Dit betekent dat de nucleaire
brandstof van EPZ wordt opgewerkt en gerecycled. EPZ heeft in 2019 een langdurig contract
met een Europese leverancier afgesloten voor de levering van brandstofelementen van
hergebruikt uranium in 2021 (reeds geleverd), 2025 en 2028/2029. Voor het geschikt
maken van het gebruikte uranium voor hergebruik maakt de leverancier gebruik van een
Russische subcontractor. De evaluatie van EPZ geeft aan dat er voor de geleverde diensten
van deze subcontractor wereldwijd geen alternatief is.
Daarnaast maakt de evaluatie van EPZ duidelijk dat de huidige infrastructuur ingericht
is op het opwerken en recyclen van nucleaire brandstof. Door middel van opwerking
wordt het merendeel van de splijtstof teruggewonnen, voor het grootste deel uranium
en voor een klein deel plutonium. Het resterende materiaal wordt als nucleair afval
bij COVRA opgeslagen. Het stoppen met het contract zou resulteren in een veel groter
volume aan nucleair afval en daarnaast ook andersoortig afval. Er zal dan een ander
type opslaggebouw ontworpen en gebouwd moeten worden. Bovendien zijn er in Nederland
op dit moment geen faciliteiten die de gebruikte brandstofelementen geschikt kunnen
maken voor langdurige (interim)opslag. Het geschikt maken van de infrastructuur voor
het niet opwerken is daarmee op korte termijn (minder dan tien jaar) niet realiseerbaar.
Verder gelden er op dit moment geen Europese sancties voor bewerking en transport
van nucleaire brandstof vanuit Rusland. Hiermee heeft EPZ ook geen juridische gronden
om het contract te beëindigen. Juridisch gezien is de enige optie voor EPZ om af te
zien van levering, waarmee de financiële verplichting van EPZ naar de Europese leverancier
blijft bestaan. Afzien van de levering zal daarom de geldstroom naar Rusland naar
verwachting niet verminderen.
Gezien de bovenstaande constateringen heeft EPZ besloten het contract niet eenzijdig
te beëindigen en de levering van de volgende partij brandstofelementen voor 2025 bij
de leverancier te notificeren. Ik onderschrijf de conclusies van EPZ.
Tegelijk constateer ik met het oog op de voorgenomen bedrijfsduurverlenging van de
kerncentrale Borssele en de mogelijke bouw van twee nieuwe kerncentrales dat het wenselijk
is te onderzoeken of en hoe we de afhankelijkheid van Rusland kunnen doorbreken en
welke afwegingen daarbij zijn te maken. Hierbij zal ik, samen met de Minister voor
Klimaat en Energie, onder meer kijken naar het ontwikkelen van alternatieven om zoveel
mogelijk gebruikt uranium te hergebruiken, en ook de consequenties van eventueel niet-opwerken
nader in beeld te brengen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Meedendorp, adjunct-griffier