Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht 'Rente op studieschuld vanaf volgend jaar meer dan vijf keer zo hoog'
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Rente op studieschuld vanaf volgend jaar meer dan vijf keer zo hoog» (ingezonden 11 oktober 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 3 november
2023).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Rente op studieschuld vanaf volgend jaar meer dan
vijf keer zo hoog»?1
Antwoord 1
De rente voor 2024 is vastgesteld op 2,56% voor studenten die in 35 jaar terug betalen
(nieuwe stelsel) en op 2,95% voor studenten die in 15 jaar terug betalen (oude stelsel).
In 2023 lagen deze percentages op respectievelijk 0,46% en 1,78%.
De rente wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de berekeningswijze die daarvoor
in de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) is vastgelegd. Deze rente is
gekoppeld aan de rente die de Staat betaalt op leningen die zij zelf aangaat. Dat
is niet nieuw, maar gold ook al in het stelsel vóór het leenstelsel. Deze rente is
het afgelopen jaar gestegen en daarmee stijgt ook de rente op de studielening. De
bepaling van de rente is dus ook niet een keuze die het kabinet ieder jaar maakt.
Ik kan mij voorstellen dat studenten en oud-studenten daar zorgen over hebben. Ik
wil daarbij benadrukken dat een student de rente niet nu betaalt, maar dat deze samen
met de lening terugbetaald wordt. Op dat moment wordt rekening gehouden met de draagkracht.
Als de oud-student geen of een beperkt inkomen heeft, hoeft hij of zij niet of minder
terug te betalen. Ook voor de rente geldt dus dat de oud-student nooit meer betaalt
dan hij of zij kan dragen.
Vraag 2
Hoe rijmt u uw eigen uitspraak «Daarom willen we als kabinet de studenten financiële
rust bieden» met deze verhoging van de rente op studieschuld?
Antwoord 2
De herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs zorgt voor meer financiële
rust bij studenten. De berekening van de rente is niet aangepast met de herinvoering
van de basisbeurs. De situatie waarin de rente een aantal jaren op 0% heeft gestaan,
was uitzonderlijk. Dat deze nu weer hoger is, is gelet op de economische situatie
niet gek. Ik kan mij wel voorstellen dat studenten en oud-studenten zich daar zorgen
over maken.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de uitspraak «Studenten hadden verwacht dat de rente altijd nul
zou blijven. Bij de 0,46 procent vorig jaar waren heel veel mensen al in een soort
shock. Je treft hier juist de studenten mee die van de lening afhankelijk zijn geweest
om hun studie en huur te bekostigen»?
Antwoord 3
Er is nooit beloofd dat de rente op 0% of laag zou blijven. Wel is gezegd dat het
een gunstige lening betreft. Daar sta ik ook nog steeds achter. De rente is nog steeds
vele malen lager dan de rente op de markt, door de koppeling met de rente die de Staat
betaalt. Door de goede kredietwaardigheid van de Nederlandse staat is deze rente altijd
gunstiger dan de marktrente.
Desalniettemin kan ik mij voorstellen dat studenten en oud-studenten zich zorgen maken.
De rente hoeft pas te worden betaald op het moment dat ook de studielening wordt terugbetaald
en daarvoor gelden sociale terugbetaalvoorwaarden. Zo wordt gekeken naar de draagkracht
van de oud-student, kan iedere oud-student aflosvrije maanden inzetten en wordt de
restschuld aan het einde van de looptijd kwijtgescholden.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de uitspraak «Het is heel pijnlijk voor de toegankelijkheid van
het onderwijs.»?
Antwoord 4
Het doel van studiefinanciering is om de financiële toegankelijkheid van het vervolgonderwijs
te borgen. Die financiële toegankelijkheid is altijd een gedeelde verantwoordelijkheid
tussen de overheid, de ouders en de student zelf.
In het verleden – vóór het leenstelsel – heeft de rente vaker dit niveau gehad en
is deze ook hoger geweest. Er zijn toen geen signalen geweest dat studenten niet gingen
studeren vanwege het renteniveau. Bovendien is het van belang dat de rente niet direct
hoeft te worden betaald en dat deze uiteindelijk via sociale terugbetaalvoorwaarden
wordt terugbetaald.
Vraag 5
Bent u bereid om toe te zeggen dat de rente op studieschuld in de toekomst niet nog
verder zal stijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, die toezegging kan ik niet doen. In de huidige rentesystematiek is de rente gekoppeld
aan de rente die de Staat betaalt en dat betekent dat de rente weer kan stijgen of
kan dalen. Daarmee is het een systeem dat in alle soorten economische situaties werkt.
Een eventuele wijziging van dit systeem is aan een volgend kabinet. Hieraan zijn ook
budgettaire consequenties verbonden.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de meerderheid van de studenten die hebben gestudeerd onder
het schuldenstelsel, de nu toch al karige compensatie voor dit schuldenstelsel, kwijt
is aan de verhoging van de rente?
Antwoord 6
De nieuwe vastgestelde rente geldt niet voor alle studenten en oud-studenten. Tijdens
de studie wordt de rente jaarlijks vastgesteld. Na afstuderen wordt de rente iedere
vijf jaar vastgesteld. Deze rente gaat dus gelden voor huidige studenten en oud-studenten
die in 2024 in de aanloopfase2 komen of waarvan de rente voor het laatst werd vastgesteld in 2019, 2014, etc. Oud-studenten
waarvoor eerder de rente is vastgesteld betalen 0% of 0,46% rente gedurende de vijfjaarsperiode
die voor hen geldt.
Vraag 7
Herinnert u zich de uitspraak van uw ambtsvoorganger Bussemaker «Ik vind dat we moeten
oppassen mensen leenangst aan te praten.»?3
Antwoord 7
Ik heb het interview gelezen.
Vraag 8
Hoe rijmt u de uitspraken van uw ambtsvoorganger Bussemaker met de aangekondigde verhoging
van de rente op studieschuld?
Antwoord 8
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 is nooit beloofd dat de rente op 0%
zou blijven. De terugbetaalvoorwaarden zijn sociaal en daar sta ik nog steeds achter.
Vraag 9
Kunt u aangeven wat de hoogte is van het bedrag dat (oud)studenten extra gaan betalen
bij een studieschuld van 10.000 euro? En bij een studieschuld van 30.000 euro? En
bij een studieschuld van 50.000 euro?
Antwoord 9
Voor het antwoord op deze vraag moeten verschillende aannames worden gedaan. Bij de
berekening gaan we ervanuit dat de student is afgestudeerd, een hoog inkomen heeft
en daardoor geen aanspraak maakt op een verminderde aflossing op basis van draagkracht.4 Verder is de aanname dat de student nog 35 jaar moet terugbetalen en hiervoor dus
0,46% rente betaalde. Voor de berekening van de totale extra kosten, wordt alleen
naar de komende vijf jaar gekeken. Voor die periode wordt de rente vastgezet en na
vijf jaar wordt de rente voor oud-studenten opnieuw vast gesteld. Het is daarom niet
zinvol om de totale rente over 35 jaar te berekenen, aangezien het verloop van de
rente onvoorspelbaar is. De rente varieert over de jaren en kan zowel hoger als lager
worden. Daarnaast geldt dat momenteel de inflatie hoger is dan de rente. Zo lang dat
het geval is, is de reële rente negatief.
Met deze aannames gaat het om de volgende stijgingen op het termijnbedrag, waarbij
het oude termijnbedrag ook is genoemd, en over de totale aflossing ten opzichte van
de situatie met 0,46%:
Hoogte schuld
Maandbedrag onder 0,46%
Extra kosten maandbedrag bij 2,56%
Verschil totale aflossing komende vijf jaar
€ 10.000,00
€ 25,78
€ 10,13
€ 608
€ 30.000,00
€ 77,33
€ 30,41
€ 1.824
€ 50.000,00
€ 128,89
€ 50,67
€ 3.040
Vraag 10
Bent u bereid om deze vragen nog voor het Tweeminutendebat Mbo (basisvaardigheden/positie
en medezeggenschap van studenten) te beantwoorden?
Antwoord 10
Het is helaas niet mogelijk gebleken om de Kamervragen voor dit debat te verzenden.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Pouw-Verweij
(BBB), ingezonden 9 oktober 2023 (vraagnummer 2023Z16933).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.