Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 25 oktober 2023, over Artikel 100 inzake de bredere veiligheidsinzet in Irak
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 958 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 14 november 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de vaste commissie voor Defensie hebben
op 25 oktober 2023 overleg gevoerd met mevrouw Bruins Slot, Minister van Buitenlandse
Zaken, en mevrouw Ollongren, Minister van Defensie, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 7 juli 2023 inzake artikel 100-brief
inzake de bredere veiligheidsinzet in Irak (Kamerstuk 27 925, nr. 943);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 29 september 2023 inzake aanvullende
artikel 100-brief inzake het leveren van de Force Commander, ondersteunende staf en
een eenheid transporthelikopters voor de NAVO-missie Irak vanaf mei 2024 (Kamerstukken
27 925 en 29 521, nr. 946);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 oktober 2023 inzake beantwoording
vragen commissie over artikel 100-brief inzake de bredere veiligheidsinzet in Irak
(Kamerstuk 27 925, nr. 943) (Kamerstuk 27 925, nr. 956).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Rudmer Heerema
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, De Roon
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Westerhoff
Voorzitter: Rudmer Heerema
Griffier: Dekker
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Brekelmans, Ceder, Jasper van Dijk,
Rudmer Heerema, Piri, De Roon, Sjoerdsma en Van der Staaij,
en mevrouw Bruins Slot, Minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Ollongren, Minister
van Defensie.
Aanvang 10.17 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, welkom bij dit debat van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
over artikel 100 inzake de bredere veiligheidsinzet in Irak. Welkom aan de Minister
van Buitenlandse Zaken en ook aan de Minister van Defensie, inclusief de hier aanwezige
ondersteuning. We voeren hier een commissiedebat met een plenaire afronding morgen.
Die is al aangevraagd en staat al op de agenda, dus daar hoeft u niet meer om te verzoeken.
We hebben hiervoor drie uur de tijd, van 10.15 uur tot 13.15 uur. Met op dit moment
zes sprekers aanwezig zou ik een spreektijd van ongeveer vier minuten willen voorstellen.
Mocht u iets uitlopen, dan zal ik daar niet moeilijk over doen. Dan weet u dat. Na
de eerste termijn van de Kamer schorsen we in ieder geval kort, om tot zo goed mogelijke
antwoorden vanuit het kabinet te komen.
Ik wil graag voorstellen dat de heer Jasper van Dijk van de SP als eerste het woord
neemt voor zijn bijdrage in eerste termijn. De heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u wel. Goedemorgen. Vandaag spreken wij wederom over een verlenging van een Nederlandse
missie in Irak, ditmaal tot 31 juli 2025. Het gaat daarbij onder andere om adviseurs,
commando, een bijdrage aan Operation Inherent Resolve en aanvullend 145 militairen
voor Force Protection, met totale kosten van 95 miljoen euro. Ik heb in eerdere debatten
over dit onderwerp al gevraagd wat precies de doelstelling is. Wanneer is deze missie
geslaagd?
Het Westen is namelijk al twintig jaar actief in Irak en we zien nog altijd geen structurele
verbetering. Moeten we dan vandaag weer tekenen bij het kruisje, zonder een concreet
tijdspad en zonder een exitstrategie? Zonder duidelijk plan zitten we hier over tien
jaar mogelijk weer, om opnieuw te tekenen voor een jaar verlenging. Hoe geloofwaardig
is dat nog? Ik wijs de regering ook op kritische IOB-evaluaties van missies in het
Midden-Oosten, in Irak en in Afghanistan. Die zeggen, kort samengevat door mij: zorg
nou voor meetbare doelen in de toekomst. Nou, we zitten nu in de toekomst, afgemeten
aan die rapporten. Graag een reflectie daarop.
Voorzitter. Nu is de context ook nog eens flink in beweging, want door de oorlog in
Gaza staat de hele regio onder druk. Erkent de regering dat de informatie over de
politieke context die wij in juli van haar kregen, nu ernstig gedateerd is? De oorlog
in Gaza heeft ook effecten in Irak. Donderdag 19 oktober waren er droneaanvallen op
een Amerikaanse basis. De Amerikaanse legerleiding schreef die aanvallen zonder omwegen
toe aan de oorlog in Gaza. Een woordvoerder van de Iraakse Kata'ib Hezbollah, die
de verantwoordelijkheid opeiste, liet er geen twijfel over bestaan dat de Amerikanen
het land uit moeten. Daarvoor zullen meer militaire acties worden ondernomen. Hoe
duidt de regering deze woorden en wat voor capaciteiten hebben deze strijdkrachten?
Graag een toelichting.
Voorzitter. De gebeurtenissen van de laatste weken zijn enorm gevaarlijk en kunnen
de regio in brand zetten. De vraag die daaruit voortvloeit is wat dat voor de missie
in Irak betekent. Het zou vreemd zijn om gewoon maar te verlengen zonder een pas op
de plaats te maken. Daarom lijkt het ons verstandig om het besluit tot verlenging
aan te houden en op basis van een nieuwe analyse met een aangepast voorstel te komen.
Graag een reactie.
Voorzitter. De aanwezigheid van Nederlandse militairen in Irak heeft natuurlijk een
geschiedenis. Dit jaar is het precies twintig jaar geleden dat dictator Saddam Hoessein
door de Amerikanen werd verwijderd, met de zogeheten Operation Iraqi Freedom. Deze
verwijdering van Hoessein was hoogst omstreden en bleek een diepte-investering in
een oneindige oorlog en oneindig veel leed. Veel spelers in het Westen willen daar
graag overheen stappen, maar het is nog altijd onrustig in Irak en daar heeft het
Westen een grote rol in gespeeld. Is de Minister het ermee eens dat de aanval van
de Verenigde Staten op Irak in 2003 op leugens was gebaseerd en dat het land daarna
in een veel grotere crisis terecht is gekomen?
Voorzitter. Tot slot, met uw toestemming, Hawija. Dat was ook in Irak. Een zeer pijnlijk
punt: 85 doden als gevolg van een Nederlands bombardement op een munitiefabriek. De
SP heeft daar al heel vaak vragen over gesteld. Nabestaanden hebben wat ons betreft
recht op een individuele schadevergoeding, maar dat wil de regering helaas niet doen.
Voorzitter. Gisteren stond in de NRC een toch wel heel onthullend stuk. Eén citaat
en dan besluit ik. «Toenmalig Minister [...] en de huidige Commandant der Strijdkrachten
[...] meldden in 2019 en 2020 herhaaldelijk dat toezicht en uitvoering van de bombardementen
door twee verschillende militaire officieren op verschillende plekken gebeurde. In
werkelijkheid combineerde de commandant van het detachement in Jordanië, dat IS-doelen
bombardeerde, zijn werk met het toezichthouden.» Als red card holder. «Hij controleerde
dus zichzelf, daarin bijgestaan door adviseurs». De Kamer is destijds iets anders
verteld en dat is natuurlijk een doodzonde, zoals u weet. Dus heel graag een reflectie
op dit aspect.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Sjoerdsma van D66 voor zijn bijdrage in eerste termijn.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank, voorzitter. De voorgenomen verlenging die wij vandaag bespreken heeft een behoorlijke
forse omvang. Er is sprake van force protection, van transporthelikoptercapaciteit
en van Force Commander. Wat ik in ieder geval eens ben met collega Van Dijk, is dat
de context sinds de brieven van niet alleen juli, maar ook september, danig is gewijzigd.
Die is gewijzigd in de zin dat er in Gaza verschrikkelijke dingen hebben plaatsgevonden,
waarschijnlijk met steun van Iran. Maar we zien ook breder dat Iran bezig is om de
aanwezigheid van westerse militairen in het Midden-Oosten uit te dagen, om het eufemistisch
te zeggen. Als we alleen even kijken naar de afgelopen week, zijn er geloof ik 24
Amerikaanse militairen gewond geraakt in Irak en Syrië. Dat zijn echt wel forse aantallen.
Er waren droneaanvallen op Al-Assad, waar ook de Amerikaanse militaire basis is. Alwiyat
al-Waad al-Haq, een door Iran gesponsorde Iraakse militie, heeft gezegd: we gaan ook
de Amerikanen aanvallen in de VAE en in Koeweit. Mijn belangrijkste vraag hierover
is: wat doet dit nou met het dreigingsbeeld zoals dat eerder voor ons is geschetst,
als je kijkt naar de capaciteit en de intenties van de door Iran gesponsorde milities
in Irak? Wat doet dat ook met de mogelijke escalatie en wat kunnen we daartegen doen?
Laten we hopen dat het niet gebeurt en dat het kalmeert, maar stel dat het niet kalmeert
en deze oplaaiing doorzet, wat hebben wij dan eigenlijk achter de hand om ervoor te
zorgen dat onze mensen veilig blijven? Dat is toch de beschouwende vraag die ik altijd
stel. Die heb ik ook bij de technische briefing gesteld, maar ik stel die ook hier
aan de Ministers: is de medische afvoerketen op orde? Dat over de veranderde context
en de risico's.
Duidelijk is dat deze missie begon om een verschrikkelijke terreurbeweging uit te
schakelen en dat de internationale gemeenschap daar ook zeer ver mee is gekomen en
dat het karakter van de strijd echt is veranderd. Dat roept bij mij ook een beetje
de vraag op wanneer deze missie wat het kabinet betreft geslaagd is. De strijd tegen
IS wordt op dit moment eigenlijk niet meer gevoerd. Ik heb gezien dat de Amerikanen
hebben gezegd dat de militairen even binnen de poort moeten blijven en niet meer naar
buiten mogen. Er wordt ook niet meer echt gevochten, maar er zijn nog steeds wel aanslagen
van IS. We zien ook dat IS sterker wordt in Syrië. Op welk moment en onder welke voorwaarden
kan dit kabinet nu tevreden terugblikken op deze missie? Ik vraag dat ook, en dat
is verder niet bedoeld als kritiek, omdat ik mij kan voorstellen dat er dichter bij
huis inmiddels ook serieuze NAVO-uitdagingen zijn. Ik noem maar eens even wat er recent
is gebeurd in Kosovo aan de grens met Servië. Wij hebben schaarse middelen, dus ik
heb toch nog een vraag over de afweging hoe is gewogen dat we dit gaan doen en dat
we niet aan de meer Europese kant iets doen. Uiteraard is duidelijk verwoord wat de
meerwaarde is van de aanwezigheid van de militairen in Irak; daarover geen enkele
twijfel.
Als het mag, voorzitter, heb ik tot slot nog wel een vraag over de uitnodiging. Wat
mij betreft is de basis voor onze aanwezigheid daar duidelijk, afdoende en geruststellend
uitgelegd in een technische briefing, maar ik wil wel de vraag stellen of het kabinet
naar aanleiding van de recente Iraanse uitspraken en de spanningen vermoedt dat er
nog iets kan veranderen aan die uitnodiging. Kan een Iraakse regering onder druk komen
te staan om daar iets aan te wijzigen? We weten allemaal wel hoe groot de Iraanse
invloed in Irak is.
Voorzitter. Dat zijn voor de eerste termijn mijn vragen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van der Staaij van de SGP voor zijn bijdrage.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin even met een huishoudelijke mededeling dat ik het
debat helaas eerder moet verlaten, maar mijn fractie zal meeluisteren. Dit heeft een
heel goede reden. Ik mag juist nog wat militairen vertellen over artikel 100-missies
en hoe dat in de politieke keuken eraan toegaat.
Voorzitter. Ik vind het belangrijk om toch hier ook namens mijn fractie alvast wat
vragen te stellen en wat opmerkingen te maken. Dat doen wij ook een beetje vanuit
onze traditie – dat zal ik de militairen ook vertellen – en parlementaire gewoontevorming
dat je bij een artikel 100-debat wel heel goed moet opletten. Het kan niet zo zijn
dat je bepaalde dingen even laat lopen en andere dingen wel doet. We hebben altijd
met elkaar een verantwoordelijkheid voor de uitgezonden militairen. Van daaruit is
het ook belangrijk om je allemaal serieus te buigen over elke uitzending, hoe klein
of weinig omstreden die ook kan zijn. Dat vind ik in ieder geval een belangrijke waarde
om vast te houden.
Wij steunen de globale doelen van deze inzet in Irak. Collega's hebben daar al het
een en ander over gezegd. Wij steunen zowel die diplomatieke kant, de opbouw en versterking
van de veiligheidssector, als de militaire bijdrage aan de anti-ISIS-operatie. Hopelijk
draagt dit bij aan een duurzame vrede, die niet bereikt zou worden door alleen opbouw
en diplomatie, óf door alleen vechten en vertrekken. Het is natuurlijk wel steeds
van belang om ook echt rekening te houden met de culturele context. Mijn fractie wil
heel graag ook juist aandacht vragen voor de moeilijke positie van bijvoorbeeld christenen,
jezidi's en andere minderheden. Zij moeten de steun in de rug van juist ook internationale
betrokkenheid ervaren. Daar wil ik dus graag ook een streep onder zetten.
De OIR-missie is in stadia opgebouwd. We bevinden ons nu in de fase richting normalisatie.
Die beweging naar zelfstandigheid en eindigheid is goed, maar het is natuurlijk ook
altijd van belang wat het perspectief is voor de toekomst. Uiteindelijk raakt het
aan zowel de efficiëntie als aan de effectiviteit van de inzet als geheel. Ik vraag
dus het kabinet om ook nader in te gaan op die brede samenhang in de tijd.
Voorzitter. Collega's hebben terecht ook al gewezen op die veranderde context. Dat
is voor mij ook een prominent punt. Dit is nu natuurlijk wel echt een hamvraag. Er
is wel wat gebeurd sinds de briefing en de brieven: activiteiten van sjiitische milities,
de link met Iran, de strijd tussen Israël en Hamas, ook gezien de Iraanse manifestaties
daarbij. Ook namens mijn fractie stel ik de vraag: hoe weegt het kabinet dit? Ik hoorde
collega Van Dijk zeggen: we moeten de boel eigenlijk maar opschorten en het weer helemaal
heroverwegen. Zo ver gaat mijn fractie niet. Ik denk dat dat besluit al is genomen
door het kabinet. Wat onze fractie betreft, is er geen reden om nu gelijk te zeggen:
stop hiermee. Wij hebben hier ook een verantwoordelijkheid op ons genomen en dat zou
mijn fractie ook willen voortzetten. Maar dit vraagt wel om bewustheid van wat er
gebeurt. En hoe spelen we daarop in?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb hier toch een vraag over, want de heer Van der Staaij gaat straks nog in gesprek
over de artikel 100-procedure. Hij zei net dat hij het niet met mij eens is dat we
de missie nu stop moeten zetten. «Het besluit is al genomen», zei hij toen. Erkent
hij dat de Kamer nu juist wel de gelegenheid heeft, mét dit debat dankzij de artikel 100-procedure,
om wijzigingen aan te brengen? Anders zitten we hier immers toch een beetje voor niets.
Deelt de heer Van der Staaij die mening?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja hoor, dat is zeker waar. Het is natuurlijk ook het goed recht. Met «het besluit
is genomen» bedoel ik natuurlijk niet fatalistisch zoiets als: we draaien het niet
meer terug. Als je inderdaad zou kunnen zeggen dat de situatie zodanig veranderd is
dat nu de risico's, de doelen en eigenlijk alles totaal anders zijn geworden, dan
zou ik het met de heer Van Dijk eens zijn geweest. Dan zou je inderdaad moeten zeggen:
heroverweeg, schort op, doe het zo niet. Alleen, het is mijn inschatting dat dat op
dit moment niet nodig is en te ver gaat. Dat is uiteindelijk de politieke weging.
Dat is volgens mij tegelijkertijd ook het debat. Ik ben ook weleens naar een debat
gegaan waarbij ik zeg: dat was mijn inschatting, maar wat ik toen hoorde, bracht mij
op andere gedachten. Dus zo luister ik ook wel degelijk weer serieus naar wat ook
andere fracties en wat het kabinet hierover te zeggen hebben. Ik ben hier dus niet
gekomen met de instelling: schort het maar op. Maar weeg het wel goed mee.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dat was dus wat ik wilde zeggen over de andere context.
Ik wil het toch ook nog even hebben over de doorwerking van Afghanistan, ook met de
evaluatie vers in het geheugen. Dat is natuurlijk een ander land, maar tegelijkertijd
blijf je daarmee bij nieuwe missies, ook in andere landen, wel weer even rekening
houden. Wat kunnen we nou leren van Afghanistan? Ik wil nog even dat punt van het
lokale eigenaarschap eruit lichten. Is onze inzet daadwerkelijk gewenst, en is daar
ook een serieuze en blijvende steun voor? Dus het mandaat is in formele zin op orde.
Het viel mij wel op dat ook het OIR-mandaat van al best wel lang geleden is. Het is
van 2014. Hoe staat het kabinet daarin? Zou het op een gegeven moment juist niet goed
zijn om je er ook weer van te vergewissen of het daadwerkelijk gewenst is? Zou het
niet goed zijn je te vergewissen van steun vanuit het land zelf? Zou het niet goed
zijn dat dat na een aantal jaren wel daadwerkelijk vernieuwd wordt?
Voorzitter. Tot slot wil ik nog wat zeggen over de Chinook-helikopters, die deels
voor OIR en deels voor NMI vliegen. Echter wekt die combinatie ook wel een paar vragen
op. Wordt binnen OIR voor de heli's wel troepentransport, maar geen gevechtsdeelname
beoogd? Begrijpt de SGP dat goed? Loopt dit in de praktijk niet door elkaar? En is
dat in de praktijk eigenlijk ook niet wenselijk met het oog op effectiviteit en efficiëntie?
Kortom: ik krijg graag op dat dilemma nog wat meer zicht.
Dat waren mijn vragen in de eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer De Roon van de PVV. Ik heb begrepen dat u iets eerder weg moet.
De heer De Roon (PVV):
Ja, voorzitter. Ik zal na de eerste termijn deze bijeenkomst moeten verlaten, omdat
ik naar een uitvaartplechtigheid in het oosten van het land moet, maar mijn medewerker
volgt dit allemaal natuurlijk heel goed en zal mij erover informeren. Zo nodig zal
ik het ook terugkijken op Debat Gemist, zodat ik in de derde termijn goed geïnformeerd
over wat er hier gebeurd is, kan deelnemen.
Als u het goedvindt, begin ik dan nu met mijn inbreng. Ik moet zeggen dat de heer
Van Dijk op een tweetal punten opmerkingen heeft gemaakt waarin ik mij helemaal kan
vinden. Ik zal het kort houden, maar het ontbreken van meetbare doelen voor dit soort
missies vinden wij in het algemeen ook een gebrek. Dus zelfs al zouden wij instemmen
met een missie, dan blijft dat een belangrijk punt. Er moeten wat ons betreft meetbare
doelen zijn. Het andere goede punt dat de heer Van Dijk scoorde, betreft natuurlijk
de kwestie van onverenigbaarheid van de functie van militair commandant met de functie
van red card holder. Ik zou graag willen weten hoe dat kon gebeuren. Wie heeft besloten
dat dat mocht? Is dat ook op bewindspersonenniveau voorgelegd en besloten? Dat is
één vraag. De tweede vraag is natuurlijk: hoe kon het gebeuren dat de Kamer hierover
verkeerd, onjuist of onvolledig is geïnformeerd? Dat wat dat betreft.
Voorzitter. Dan kom ik bij de missie als zodanig. Wat mij betreft is het zo dat Irak
stilletjes uit elkaar valt. Dat verzin ik niet zelf. Dat was ook de titel van een
groot artikel in Foreign Policy van afgelopen zomer, met als strekking dat Irak aan
de oppervlakte vrij stabiel oogt, met de nieuwe regering, maar dat er onderhuids van
alles borrelt. Dat zien we steeds duidelijker. Zo grijpen door Iran gesteunde milities
steeds meer de macht. Ze versterken als een soort slangen hun wurggreep op de wetgevende,
rechterlijke en uitvoerende macht. Ze opereren sinds kort ook gezamenlijk onder één
naam, namelijk: Islamic Resistance of Iraq. En dat die vreselijke Iraakse milities,
opgejut door Iran, steeds meer macht krijgen, is al een ramp op zich, maar dat ze
de ergste slachting van Joden sinds de Tweede Wereldoorlog aangrijpen om nog verder
uit hun schulp te kruipen, is natuurlijk walgelijk. Maar het is wel een feit.
Er zijn de afgelopen weken in Irak meerdere raket- en droneaanvallen geweest. Volgens
de informatie die ik las, gebeurde dat tienmaal in één week tijd. Die waren op Amerikaanse
en coalitietroepen in Irak. Daarbij zijn ook gewonden gevallen. Bijna dagelijks was
er een aanval. Als eerste wil ik dus weten hoe de Nederlandse militairen deze aanvallen
zijn doorgekomen, of ze op tijd gewaarschuwd werden en of ook hun locaties onder vuur
lagen. Graag een reactie.
Er zijn wat mij betreft meerdere goede argumenten om tegen deze missie te pleiten,
maar het belangrijkste argument waar ik nu mee zit, is wat mij betreft de veiligheid
van onze militairen. Werd het veiligheidsrisico voor hen in de artikel 100-brief nog
betrekkelijk laag ingeschat, inmiddels zijn de kaarten volgens mij wel totaal anders
geschud. Een regionale oorlog is nu namelijk een reëel scenario, met het risico dat
onze militairen dan als ratten in de val komen te zitten. De PVV wil weten of er voor
onze mannen en vrouwen in Irak überhaupt een evacuatieplan bestaat voor precies zo'n
scenario. Kan de Minister van Defensie daarop reageren?
Vorige week konden we vernemen dat het kabinet transportvliegtuigen en 200 militairen
naar Cyprus heeft gestuurd vanwege de onrust in het Midden-Oosten. Ik wil nu graag
concreet weten of dat contingent militairen ook als taak heeft om een eventuele evacuatie
van Nederlandse militairen uit Irak op touw te zetten. Graag een reactie.
Zoals de Kamer al een aantal jaren bekend is, is de PVV tegen de Nederlandse deelname
in Irak. Die deelname is wat ons betreft te veel versplinterd, met te weinig kans
van slagen. Islamitische Staat, waar het allemaal mee begon, zit zonder een kalifaat
en is nog maar nauwelijks gevaarlijk in Irak. Het opbouwen van een stabiel Irak is
door tal van factoren een utopie. Het wordt van alle kanten ondermijnd, vooral door
Iran, dat een cruciale rol speelt, namelijk met het opjutten van sjiitische milities.
Volgens Amerikaanse inlichtingenbronnen kunnen die milities ook razendsnel hun aanvallen
opvoeren. Volgens berichten vanuit het Witte Huis zou er ook een link zijn met de
Iraanse Revolutionaire Garde en zou Iran aanvallen in Irak faciliteren. Op die berichten
die in de media zijn gekomen, wil ik een reactie van het kabinet. Ook wil ik weten
op welke wijze Nederland Iran onder druk gaat zetten, als dat überhaupt al kan. Daarnaast
wil ik precies weten welke door Iran gesteunde milities, dus Iraakse milities die
door Iran gesteund worden, de recente aanvallen hebben uitgevoerd. Worden deze wellicht
geheel of ten dele betaald door de Iraakse overheid, linksom of rechtsom?
Voorzitter, ik rond af. Het is wat mij betreft van de zotte dat Nederland een land
wil stabiliseren waar voornamelijk sjiitische partijen en milities de dienst uitmaken,
milities die die vreselijke aanslagen van Hamas in Israël zelfs toejuichen. Als de
missie toch verlengd en uitgebreid wordt, is de luchtverdediging voor onze militairen
dan op orde? Dat wil ik graag nog weten. Kunnen ze onder een stevige paraplu schuilen
bij intensieve aanvallen? Ik wil graag een uitleg horen van hoe die paraplu eruitziet
en hoe die werkt.
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Roon, en sterkte straks bij de uitvaart. Mevrouw Piri, namens
GroenLinks-Partij van de Arbeid. Uw bijdrage alstublieft.
Mevrouw Piri (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het wordt een beetje een herhaling van zetten. Volgens mij
leven er breed in de Kamer dezelfde vragen, maar om nou alleen maar te zeggen dat
ik me aansluit bij alle vragen die hiervoor gesteld zijn, is voor mijn eigen fractie,
voor de mensen die het debat volgen, misschien ook niet het beste. Het wordt een dubbeling
van vragen dus.
Voorzitter. Stabiliteit in Irak is in eerste instantie natuurlijk van belang voor
het land zelf, maar ook voor Europa en Nederland. Hoewel IS sterk is teruggedrongen
in 2019, vormt deze terreurorganisatie nog steeds een dreiging voor het land. Wat
de GroenLinks-PvdA-fractie betreft is het versterken en adviseren van de Iraakse veiligheidssector
daarom van groot belang.
Ook ik wil kort ingaan op de politieke situatie. Die werd beschreven als stabiel,
maar die blijft kwetsbaar. De NAVO-missie in Irak is daar op uitnodiging van de Iraakse
regering, maar een deel van deze regering bestaat uit politieke vertegenwoordigers
van aan Iran gelieerde sjiitische milities die liever zien dat de westerse coalitie
zo snel mogelijk uit Irak vertrekt, en dat is nog diplomatiek uitgedrukt.
Voorzitter. De actuele veiligheidssituatie in Irak, waar collega's ook al aan refereerden,
is aanzienlijk veranderd sinds 7 oktober. Wat is de reactie van de aan Iran gelieerde
sjiitische milities in Irak? Hoe wordt de politieke stabiliteit nu ingeschat, als
de politieke vertegenwoordiging van de sjiitische milities in de regering zich sterker
gaat verzetten tegen westerse betrokkenheid bij en aanwezigheid in het land? Zullen
Nederlandse militairen het werken in een adviserende rol kunnen voortzetten? Hoe is
hun veiligheidssituatie nu gewijzigd?
Voorzitter. Waar aanslagen in Irak zich lange tijd niet op de westerse aanwezigheid
leken te richten, lijken militairen van de Verenigde Staten en de anti-IS-coalitie
nu wel degelijk een doelwit te zijn. Zo zijn er tussen 18 en 23 oktober al negen aanvallen
met gewapende drones of indirect vuur geweest op locaties van de coalitie. Deze bleken
deels bij houthi's uit Jemen vandaan te komen. De Amerikaanse Minister van Buitenlandse
Zaken, Antony Blinken, zei op zondag dat hij verwacht dat er meer aanvallen op Amerikaanse
troepen in het Midden-Oosten zullen komen. Hoe wordt er door de NMI omgegaan met deze
escalatie? De Verenigde Staten hebben als reactie niet-essentieel ambassade- en consulaatpersoneel
geëvacueerd. Ook zijn er THAAD-systemen en een Patriotluchtafweersysteem onderweg,
maar het zal waarschijnlijk nog een week duren voordat deze aankomen. Is er op dit
moment voldoende luchtafweer aanwezig, mochten er meer en grootschaliger aanvallen
plaatsvinden?
Nu is het logisch dat als we met een artikel 100-procedure militairen ergens naartoe
sturen, dit meestal niet in een compleet veilige context is, maar het is wel van belang
om goed voorbereid te zijn op de verschillende scenario's die zich kunnen voordoen,
met de geleerde lessen van de evacuatie uit Afghanistan in het achterhoofd. Vandaar
de vraag van mijn fractie: heeft Nederland een uitgedacht evacuatieplan voor Irak,
mocht dat nodig zijn, en zijn er voldoende middelen om deze evacuatie uit te voeren?
Zijn er ook richtlijnen afgesproken binnen de coalitie of nationaal voor hoe om te
gaan met lokaal personeel, in het geval dat nodig is?
Tot slot een vraag over een uitspraak die president Macron gisteren deed over het
betrekken van de internationale anti-IS-coalitie bij Israëls oorlog met Hamas. Gelukkig
gaat hij daar niet alleen over, zeg ik dan maar, maar ik wil wel graag horen hoe dit
kabinet aankijkt tegen dit, naar mijn mening, onzalige voorstel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Brekelmans, VVD.
De heer Brekelmans (VVD):
Dank, voorzitter. De doelstellingen van de Nederlandse inzet in Irak zijn duidelijk:
het tegengaan van terrorisme en het bijdragen aan veiligheid en stabiliteit, waardoor
ook migratiestromen richting Europa kunnen verminderen. Onze inzet is daarmee in het
belang van Irak, van de regio en ook van Nederland. Mijn fractie keek daarom ook met
een positieve grondhouding naar de door het kabinet voorgestelde inzet voor 2024 en
2025, maar we moeten erkennen dat sinds 7 oktober, de dag van de gruwelijke terreuraanval
van Hamas op Israël, de wereld er anders uitziet. Er is in Irak onrust, er zijn grootschalige
demonstraties, en pro-Iraanse milities grijpen dit aan om aanvallen te plegen op Amerikaanse
doelen. In een paar dagen tijd – er werd al aan gerefereerd – zijn er negen aanvallen
met gewapende drones en raketten geweest. Het dreigingsniveau is verhoogd van matig
naar significant en de VS sturen extra luchtafweer naar Irak.
De belangrijkste vraag van dit debat is daarom voor mijn fractie of de voorgestelde
inzet ook onder de huidige omstandigheden nog veilig genoeg is. Welke maatregelen
neemt het kabinet om de veiligheidsrisico's te verminderen? Hoe wordt omgegaan met
het toegenomen dreigingsniveau? Ik hoop eigenlijk dat we hierover een open gesprek
met elkaar kunnen hebben tussen kabinet en Kamer, want uiteindelijk staan we, denk
ik, voor de vraag of het überhaupt veilig genoeg is, maar ook of wij het definitieve
besluit hierover op dit moment kunnen nemen. Want wat als Israël in de komende weken
het grondoffensief start en dat tot meer onrust leidt en ook tot meer aanvallen op
Amerikaanse doelen? Wat zijn de scenario's waarop het kabinet anticipeert en op welk
moment zou het kabinet overwegen om onze inzet niet meer uit te voeren?
In algemene zin geldt bij een verhoogde dreiging dat de NMI-missie wordt afgeschaald
en dat de OIR-activiteiten worden aangepast. Mijn vraag is of hier al concreet over
wordt gesproken.
De voorzitter:
Voordat u doorgaat is er een interruptie van de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Begrijp ik uit deze woorden van de heer Brekelmans dat hij het met mij eens is dat
de veiligheidssituatie ernstig is gewijzigd en dat dat eigenlijk onze regering en
ons als parlement ertoe dwingt, opnieuw een gedegen analyse te maken van de situatie
in Irak, om vervolgens op basis daarvan een besluit te nemen?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik wacht de beantwoording van het kabinet af. Als de antwoorden wat dat betreft overtuigend
zijn, dan kan dat voor mij op dit moment voldoende zijn. Een expliciete zorg wil ik
wel uitspreken. We spreken vandaag over deze inzet en de grondinvasie in Gaza is nog
niet gestart. We weten niet of en wanneer die gaat starten, maar het zou zomaar kunnen
dat dat ergens in de komende tijd gaat gebeuren. Dat kan ertoe leiden dat het veiligheidsbeeld
in een land als Irak volledig verandert. Dan zijn wij met verkiezingsreces en kunnen
we het debat niet opnieuw voeren. Het is dus een open vraag van mij aan het kabinet
hoe we daarmee omgaan.
Voorzitter, ik ga door. Hoe wordt de Kamer meegenomen indien de voorgenomen inzet
wordt heroverwogen? Dan heb ik nog specifieke vragen rondom veiligheid, en wel over
de geweldsinstructies. Het kan zijn dat straks met onze Chinooks militairen uit verschillende
landen worden vervoerd, bijvoorbeeld Amerikanen en Nederlanders. De vraag is in hoeverre
de geweldsinstructies van diverse landen verschillen. Wat zijn hiervan de gevolgen
indien optreden met geweld nodig zou zijn of dat daar in een bepaalde situatie twijfel
over is?
Defensie geeft aan de inzet in Irak aan te kunnen. Toch geeft het kabinet ook aan
dat er beperkte munitie beschikbaar is. Mijn vraag is hoe het kabinet dat wil ondervangen,
zeker in het geval van onvoorziene omstandigheden. Heeft dit ook impact op wat wij
voor Oekraïne kunnen betekenen?
Dan de effectiviteit van onze inzet. De invloed van Nederland wordt in grote mate
bepaald door de senior posities die Nederland kan innemen als onderdeel van onze inzet.
Dat geldt nu voor de Force Commander binnen NMI. Vaak gebruikt Nederland hiervoor
rotaties die duren van een halfjaar tot een jaar. In Irak kost het een paar maanden
om betrokkenen te leren kennen en de context te begrijpen. Het kost minimaal een halfjaar
om het vertrouwen van mensen te winnen. Tegen de tijd dat iemand effectief wordt,
is de rotatie weer voorbij en staat de volgende persoon klaar. Ik heb hier ook in
een vorig debat aandacht voor gevraagd en het kabinet heeft toen toegezegd te zullen
onderzoeken of de rotatieperiodes in de toekomst kunnen worden verlengd. Waarom gebeurt
dat niet en wat zijn hierbij de overwegingen van het kabinet?
Ik zou verder graag nog een wat scherper beeld willen krijgen van de relatieve inzet
van Nederland. Ik hoef geen specifieke cijfers van andere landen. Ik begrijp dat het
kabinet die niet verstrekt. Maar gewoon om een beeld te krijgen: hoe groot is het
totale aantal militairen dat betrokken is bij OIR en NMI? Dan kan ik mij een beeld
maken van wat de relatieve inzet van Nederland is.
Tot slot, voorzitter. Het is mijn fractie een doorn in het oog dat Nederland al jarenlang
veel doet om Irak te helpen, maar dat Irak blijft weigeren om uitgeprocedeerde onderdanen
terug te nemen. In het debat dat wij hier iets meer dan een jaar geleden over hadden,
heeft de Minister mij toegezegd dat hijzelf, en ook de diplomaten en de hoge officials
die aan de missie werken, zich hier nog actiever voor zouden inzetten. Ik wil graag
van het kabinet weten wat hier het afgelopen jaar aan gedaan is. Wat heeft dat opgeleverd?
Wat gaat het kabinet in de toekomst nog meer doen om dit wel voor elkaar te krijgen?
Wordt hierin samen opgetrokken met andere Europese landen die ook in Irak actief zijn
en in dezelfde situatie zitten? Want wat de VVD betreft kan de huidige migratiesamenwerking
zo niet doorgaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Iets later aangeschoven is de heer Ceder van de ChristenUnie. Hij is de
laatste in de eerste termijn. Gaat uw gang.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn al een hoop vragen gesteld. De inzet van het kabinet
is helder, maar de vraag is natuurlijk wel hoe die zich verhoudt tot de actuele situatie
in het Midden-Oosten. Gezien die veranderende actualiteit vraag ik of de Minister
kan schetsen welke maatregelen er zijn genomen. Welke aanpassingen ziet zij ten aanzien
van eerdere strategielijnen? Kan de Minister aangeven in hoeverre er scenario's liggen,
mocht de situatie in Israël escaleren? Er zijn meerdere scenario's, bijvoorbeeld dat
het in Gaza escaleert. Maar we weten ook dat er een dreiging is vanuit Hezbollah,
en mogelijk ook vanuit andere landen. Ik vraag me af hoe daarnaar gekeken wordt. De
ChristenUnie heeft de inzet van het kabinet positief geapprecieerd, maar wij hebben
wel vragen die voor ons opgehelderd moeten worden, zodat we onze positie hieromtrent
kunnen vaststellen.
In de beantwoording geeft de Minister aan dat er sjiitische politici zijn die kritisch
zijn. Ik vraag me af of de Minister kan schetsen hoe groot de invloed van Iran is
in Irak. Want het kan zomaar zo zijn dat de dreiging toeneemt. Er zijn demonstraties.
Ik heb begrepen dat er al negen aanvallen zijn geweest, of in ieder geval zijn verijdeld.
Ik vraag me af of zij het speelveld kan schetsen, met name over de invloed van Iran.
Neemt deze toe of juist af?
Ik heb begrepen en ook gelezen dat er een exitstrategie is. Ik vraag me wel af wat
dit betekent als de Amerikaanse verkiezingen een bepaalde richting op gaan. In de
feitelijke antwoorden heb ik gelezen dat daar niet op vooruitgelopen wordt. Tegelijkertijd
kan het ook heel snel gaan. Ik vraag me af of het niet verstandig is om dat in te
bouwen, omdat het een wezenlijk effect kan hebben op de aard en mogelijk de wenselijkheid
van de missie.
Voorzitter. Wij hebben hier een aantal maanden geleden met een aantal Kamerleden een
gesprek gehad met minderheidsgroepen uit Irak. Zij maken zich ook zorgen over de situatie
daar. Ja, er is een regering. Ja, er lijkt stabiliteit, maar minderheden, waaronder
christenen, geven aan dat de situatie ernstig is. Zij vragen zich af in hoeverre de
gemeenschappen veilig zijn en veilig kunnen blijven. Wat is in de operatie de inzet
van de Minister om de veiligheid en de vrijheid van die gemeenschappen te waarborgen?
Voorzitter. Alle andere vragen heb ik net voorbij horen komen, dus ik laat het hierbij.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar mijn rechterzijde voor hoe lang de schorsingsperiode
moet zijn. Dan schors ik tot 11.15 uur.
De vergadering wordt van 10.51 uur tot 11.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, welkom bij het vervolg van het commissiedebat over artikel 100 inzake
de bredere veiligheidsinzet in Irak. Een aantal Kamerleden heeft andere verplichtingen
elders in het gebouw of extern. De overgebleven Kamerleden zullen de beantwoording
beluisteren. Uiteraard luisteren de fracties en hun medewerkers mee. Ik geef allereerst
het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken en daarna aan de Minister van Defensie.
Ik geef de Minister van Buitenlandse Zaken het woord.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter, dank u wel. Ik heb een korte algemene inleiding. Daarna ga ik in op de
vragen over de veranderende context en vervolgens op de geleerde lessen. Dan volgen
een aantal politieke zaken en als laatste de overige onderwerpen. Daarna komt het
stevige blok van de Minister van Defensie over de militaire aspecten.
Voorzitter. Ik realiseer me zonet dat dit het laatste debat is dat ik met de heer
Van der Staaij heb gehad. Voor mij is dat een heel waardevol moment. De heer Van der
Staaij heeft op een zeer kenmerkende, gedegen wijze de afgelopen tientallen jaren
zijn bijdrage geleverd. Vanuit verschillende hoedanigheden heb ik het altijd zeer
gewaardeerd dat hij, ondanks dat de SGP sterk maar niet heel groot is qua aantal leden,
altijd naar debatten kwam als het ging om het uitzenden van militairen. Hij verpersoonlijkte
eigenlijk datgene wat de Kamer ook nog steeds breed heeft: als we militairen willen
uitzenden, bespreken we dat in een gedegen debat. Ondanks het feit dat sommige fracties
het niet altijd eens zijn met de missie, is er altijd de zorg en de ondersteuning
voor de militair die op uitzending wordt gezonden. Dat vind ik zelf heel waardevol.
Daar wil ik graag mee beginnen.
Voorzitter. Een stabiel Irak is van direct belang voor Nederland, voor Europa en voor
de regio. ISIS is nog altijd actief in Irak en Syrië. Het is nu zaak om de behaalde
resultaten te bestendigen en ISIS uiteindelijk gewoon duurzaam te verslaan. Hoewel
er aanzienlijke mijlpalen zijn behaald, is het nog steeds nodig om ervoor te zorgen
dat er weerstand wordt geboden. Daarbij is het essentieel dat de Iraakse strijdkrachten
professionaliseren. Daar heeft Irak op dit moment de internationale gemeenschap nog
bij nodig. Ik ga straks dieper in op de doelstellingen, maar vanuit deze gedachte
zenden wij militairen uit op deze diverse missies om ervoor te zorgen dat die stabiliteit
en die veiligheid er zijn.
Eigenlijk gaven alle fracties aan dat zij zorgen hebben over de veranderende veiligheidssituatie.
Ik herken natuurlijk dat die veiligheidssituatie echt een verandering doormaakt sinds
het moment dat de eerste brief verstuurd is. Met het conflict in Israël hebben we
natuurlijk een hele andere situatie in het Midden-Oosten. De drone- en raketaanvallen
heb ik eergisteren met de Minister van Buitenlandse Zaken van Irak besproken. Ik heb
de heer Hoessein aan de telefoon gehad. Daarbij gaf de Iraakse regering aan dat ze
deze aanvallen als onacceptabel kwalificeert. Minister-President Al-Sudani heeft in
het openbaar al twee keer aangegeven, ook gisteren weer, dat hij de daders voor het
gerecht wil hebben en dat hij om tafel gaat met de politieke leiders van het Shia
Coordination Framework. Dat betekent dat de Iraakse regering zich ook heel nadrukkelijk
uitspreekt over deze raket- en droneaanvallen.
De Iraakse regering spreekt nog steeds waardering uit voor de internationale aanwezigheid.
Zij heeft expliciet de wens uitgesproken dat de NAVO haar adviesrol blijft vervullen.
In de komende periode zullen wij zien wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen in
Gaza en in Libanon voor de veiligheid in Irak. De Minister van Defensie zal straks
nadrukkelijker ingaan op de verschillende militaire scenario's die er liggen. Hierop
geldt dat we ook de komende tijd de situatie nauwlettend in de gaten blijven houden
en ook voeling houden met de partners van verschillende landen over welke inzichten
zij hebben.
We hebben gezien welke maatregelen de Verenigde Staten hebben genomen. Ze hebben de
eerste stappen gezet in het vertrek van niet-essentieel personeel. Vervolgstappen
zijn natuurlijk niet uit te sluiten, maar we staan nauw in contact, ook met de partners
daar. De ambassade van de Verenigde Staten in Bagdad is overigens niet geëvacueerd.
De presentie van de non-essential staff is afgeschaald. Dat komt doordat de ambassade
van de Verenigde Staten in Bagdad, in tegenstelling tot die van andere landen, wel
een family post is. Dat houdt in dat er nog steeds gezinnen en kinderen van VS-diplomaten,
maar ook bijvoorbeeld servicepersoneel waren. Voor Nederland is Bagdad een non-family
post. Wat betreft een eventuele evacuatie, consulair, van onze medewerkers – dat is
waar mevrouw Piri naar vroeg – houden we rekening met verschillende scenario's, net
zoals we dat op dit moment ook ten aanzien van andere landen doen. Dit is wat ik in
ieder geval wil aangeven op het gebied van veiligheid.
Dan het mandaat. De heer Van der Staaij vroeg of we de afgelopen periode zelf nog
een keer hebben gecheckt bij Irak zelf of we nog welkom zijn. En marge van de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties heeft Primeminister Al-Sudani zowel aan secretaris-generaal
van de NAVO Stoltenberg als ook aan onze Minister-President nogmaals steun uitgesproken
voor de aanwezigheid van de internationale troepen in Irak. Afgelopen dinsdag sprak
hij ook met Secretary of State Blinken en Secretary of Defense Austin, waarbij nog
een keer het commitment voor de internationale presentie in Irak is uitgesproken door
de Iraakse regering. Eergisteren sprak ook de Assistant Secretary General van de NAVO
nog met de national security advisor van Irak. Dus ondanks dat het formeel niet op
papier steeds bevestigd is, is dat de afgelopen weken wel heel actief gedaan.
Dan kom ik bij de doelen van de missie. Het gaat om een bijdrage aan het strategisch
doel van een stabiel en veilig Irak, waarin burgers beschermd moeten worden door een
capabele veiligheidssector. Daarvoor moet ISIS duurzaam worden verslagen en ook de
veiligheidssector worden versterkt. Daarbij zijn wel – er werd gevraagd naar de lessons
learned van de rapporten die van het OIB zijn gekomen – realisme en bescheidenheid
geboden, want het is, zoals de leden ook aangeven, een ingewikkelde situatie. Veel
factoren beïnvloeden de stabiliteit en de veiligheid van Irak, waarvan er een aantal
ook gewoon buiten de Nederlandse invloedssfeer liggen. Het uitgangspunt is dat er
uiteindelijk een eigenstandig en effectief optreden van de Iraakse strijdkrachten
mogelijk is, maar dat is wel echt een kwestie van een lange adem. Wat betreft die
stabilisatieactiviteiten zal echt niet komend jaar uiteindelijk de slotsom zijn dat
de Iraakse veiligheidstroepen dat geheel zelfstandig kunnen. We zullen dat verder
in nauwe samenspraak met Irak en de andere coalitiepartners blijven bespreken. Daarbij
is het van belang om ook militair de vinger aan de pols te houden, maar daar gaat
de Minister van Defensie verder op in.
Wat betreft toepassing van geleerde lessen, ben ik het ook met de heer Van der Staaij
eens dat het lokaal eigenaarschap essentieel is en dat het dus ook van belang is om
een realistische monitoring en evaluatie te doen. We zullen ook de aanbevelingen van
de IOB-evaluatie van de Resolute Support Mission presenteren in het NAVO-kader, dus
ook daar zullen we het gesprek nog met hen aangaan.
Er is nog een vraag gesteld over de positie van Kosovo: gaat dit niet ten koste van
Kosovo? Ik denk dat de heer Sjoerdsma daar een terechte zorg adresseert. We hebben
het er in andere debatten al over gehad dat we ook heel scherp moeten zijn op datgene
wat in de Europese context gedaan wordt. We hebben in ieder geval op dit moment van
KFOR nog geen formeel verzoek gehad, maar we blijven wel degelijk oog hiervoor houden.
Ik heb begrepen dat we ruimte hebben om hier aan de slag te gaan, maar dat we, mochten
er eventueel verzoeken komen vanuit KFOR, ook ruimte hebben om daar overwegingen in
te maken. Dat hangt natuurlijk wel af van de militaire capaciteiten. De Minister van
Defensie is degene die daar echt verstand van heeft in dit kader.
Dan is er de vraag van de heer Ceder naar de invloed van de sjiitische politici. Het
klopt dat er van oudsher veel invloed is van Iran in Irak. Het is moeilijk om te zeggen
of dat toeneemt of afneemt, maar het is niet onze perceptie – dat horen wij niet –
dat Iran directe instructies geeft aan politici in Irak. Belangrijk daarbij is ook
dat we, zoals de heer Ceder aangeeft, aandacht blijven houden voor de meest kwetsbaren.
Dat is ook belangrijk voor de Nederlandse inzet in Irak. We vragen steevast aandacht
voor minderheden, zoals ook christenen en jezidi's. Dit doet Nederland ook in Europees
verband, het meest recent tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in juni. Op Nederlands
initiatief heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie daarna een steunverklaring
aan de jezidigemeenschap gepubliceerd. Daarmee hebben we dus concreet een actie van
de Europese Unie gekregen op onze inzet. We blijven natuurlijk zowel direct als indirect
projecten financieren voor verbeteringen voor minderheidsgroepen, zoals jezidi's en
christenen.
Dan de vraag van mevrouw Piri over de uitspraak van de heer Macron over de ISIS-coalitie.
We hebben begrepen dat hij dat vooral als een vorm van inspiratie heeft gedaan. Laten
gewoon kortweg zeggen: bij alles wat we kunnen als Nederland om terrorisme te bestrijden,
is het natuurlijk van belang om daar hard in op te treden. Er is geen enkele rechtvaardiging
voor terrorisme, waar ook ter wereld. Het is wel de vraag wat nu precies de details
zijn van datgene wat de heer Macron voorstelde. Het beeld dat wij nu hebben, is dat
hij zei: je zou moeten leren van de lessen die we hebben geleerd met de ISIS-coalitie
en kijken hoe we die verder gaan toepassen. Wij zullen verder aan Frankrijk vragen
wat precies hun insteek is.
Migratie blijft zeer belangrijk, zeg ik tegen de heer Brekelmans. Er is een bredere
dialoog met Irak, onder andere over de terugname van uitgeprocedeerde asielzoekers.
Het afgelopen jaar hebben diverse politieke en hoog ambtelijke contactmomenten plaatsgevonden,
waarbij verbetering van de bilaterale migratiesamenwerking, inclusief terugkeer, is
besproken. De Iraakse overheid heeft een positieve grondhouding ten opzichte van terugkeersamenwerking,
maar dat moet nog wel uiteindelijk uitmonden in het verbeteren van de concrete voortgang.
Dat betekent dat wij gewoon druk moeten blijven zetten in goede en constructieve gesprekken
met onze Iraakse counterparts.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik denk dat er een aantal vragen is. Eerst de heer Brekelmans en daarna de heer Van
Dijk. Eerst de heer Van Dijk? Oké, eerst de heer Van Dijk. Gaat uw gang.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vroeg me even af of hiermee het blok over de vernieuwde veiligheidssituatie gedaan
is of dat de Minister van Defensie daar nog op terugkomt.
Minister Bruins Slot:
Ik heb het politieke gedeelte gedaan. Ik heb daarbij aangegeven dat ik contacten met
de Minister van Buitenlandse Zaken heb gehad en de uitspraken van de Minister-President
heb genoemd waarin hij het veroordeeld heeft. De Minister van Defensie gaat inderdaad
in op de militaire aspecten daarvan. Daar zit dus een knip in.
De voorzitter:
Dat wordt even afwachten, meneer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik aarzel nu inderdaad. We hebben vragen gesteld – volgens mij hebben meerdere collega's
dat gedaan – over wat de veranderde situatie nu voor consequenties heeft voor deze
missie. De Minister wijst naar haar collega. Dan wacht ik dat af.
De voorzitter:
Zeker. En als dat niet naar tevredenheid is, dan hebben gewoon een tweede ronde en
zelfs nog een derde, een afrondende afsluiting. De heer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik heb een vraag over de migratiesamenwerking. In de tweeënhalf jaar dat ik Kamerlid
ben, hebben we denk ik drie keer een artikel 100-debat gehad over Irak en iedere keer
is dit het antwoord: we zijn er nog over in gesprek, we gaan de druk opvoeren, we
gaan nog wat gesprekken voeren. In alle eerlijkheid heb ik er niet zo heel veel vertrouwen
in dat dat op deze manier gaat lukken. Voor mijn partij en ook in mijn achterban geldt
in ieder geval dat als wij dit soort dingen doen als partners en we onze mannen en
vrouwen daarheen sturen, naar een heel gevaarlijke omgeving, dit type samenwerking
dat daarbij hoort ook wel een voorwaarde daarvoor is. Mijn vraag is nu, even terugkijkend:
tweeënhalf jaar lukt dit gewoon feitelijk niet, wat gaat het kabinet nu anders doen?
Welke drukmiddelen gaan we op tafel leggen? Gaan we hier misschien ook samen met andere
partners in optrekken, die met hetzelfde probleem te maken hebben? Of laten we dit
gewoon een punt op de agenda zijn, zitten we hier over een jaar weer en is dan weer
het antwoord hetzelfde?
Minister Bruins Slot:
Ik weet niet of dit demissionaire kabinet hier over een jaar nog zit. Ik zou hopen
van niet. Ik gun de Kamer in ieder geval een snelle coalitievorming na de verkiezingen.
Maar ik begrijp het punt van de heer Brekelmans. We zijn natuurlijk ook binnen de
Europese Unie aan het handelen. Daar zijn ook gesprekken bezig over de visummaatregelen.
We gebruiken ook de verschillende gremia in de EU om de terugkeersamenwerking tussen
de Europese Unie en Irak te verbeteren. Dat doen we samen met Duitsland. We gebruiken
nu ook de Visumcode als effectief drukmiddel, als stok achter de deur. Dat heeft er
in ieder geval voor gezorgd dat de inhoudelijke gesprekken op gang zijn gebracht.
Dat zijn echt wel stappen ten opzichte van tweeënhalf jaar geleden. Daar waren we
tweeënhalf jaar geleden nog niet aan toe, maar die hebben we inmiddels wel gezet om
meer beweging voor elkaar te krijgen.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik zou het kabinet toch echt willen vragen om daar nog strenger in te zijn. Laat ik
namens mijn partij spreken. Ons geduld raakt hier echt een beetje op. We gaan nu niet
zeggen «we gaan deze missie niet doen, vanwege deze reden», maar we gaan niet drie,
vier keer dit soort missies verlengen als dit dan iedere keer het antwoord is. Ik
vind dat we bij alle dingen die we doen, of het OS is of andere vormen van samenwerking,
moeten zeggen als Nederland: daar stoppen we mee als Irak gewoon structureel niet
bereid is tot ook dit type samenwerking. Mijn vraag aan het kabinet is echt ... We
spreken nu over deze missie, maar ik voorzie dat we, of dat met een volgend kabinet
is of niet, over een jaar hier weer zitten te praten over verlenging. In de tussentijd
moet er dan echt wat gebeurd zijn. Ik wil dan in ieder geval dat het kabinet alles
op tafel heeft gelegd en er alles aan gedaan heeft en dat niet weer het antwoord is:
we zijn erover in gesprek.
Minister Bruins Slot:
Dit soort maatregelen zorgt ervoor dat Irakezen minder makkelijk visa krijgen, dus
dat is echt wel een behoorlijke beperking. Ik twijfel wel – ik wil niet over mijn
demissionaire periode heen regeren, laat ik daar maar zo praktisch over zijn – of
je de stabilisatie van een bepaald gebied, waarbij er gewoon echt risico is op terroristische
aanslagen en een overspilleffect naar Nederland op het moment dat je ISIS-zijn gang
laat gaan, uiteindelijk een-op-een moet afwegen tegen het tegengaan van migratie.
Op het moment dat je zegt «omdat we op migratie te weinig voortgang hebben, ga ik
niet meer inzetten op terrorismebestrijding», vraag ik me af of dat vanuit nationale
veiligheid een goede weging is. Ik begrijp wel de druk die de heer Brekelmans zet.
Laten we daar niet van mening verschillen. Ik denk dat het goed is om meer te doen
op migratiesamenwerking, maar ik vraag me af of je de juiste belangen aan het wegen
bent als je het een-op-een koppelt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de Minister van Defensie.
Minister Ollongren:
Veel dank, voorzitter. Ook veel dank aan de Kamer voor het mogelijk maken van het
voeren van dit commissiedebat en ook de afronding van dit artikel 100-traject door
morgen een plenaire afronding te agenderen. Dat wordt zeer gewaardeerd door het kabinet.
Dit is dan inderdaad, zoals collega Bruins Slot al zei, daarmee het laatste artikel 100-debat
met de Kamer in deze samenstelling. Ook daarom een woord van dank aan degenen die
straks in de nieuwe samenstelling niet terug zullen komen.
In de andere artikel 100-debatten die ik heb mogen voeren, wordt steeds benadrukt
van de kant van de Kamer hoe gewichtig dit is en hoe zwaar de Kamer artikel 100-besluiten
weegt. Daar is veel waardering voor, ook natuurlijk bij de militairen. Het is een
zorgvuldig proces en het is ook een langdurig proces, als je kijkt naar het moment
van het verzenden van de stukken en het moment van bespreken nu. Dat betekent dus
dat de context in die tijd kan veranderen. Dat is hier natuurlijk heel expliciet het
geval. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dat zonet geduid en benoemd. De ontwikkelingen
in het Midden-Oosten volgen elkaar natuurlijk op dit moment heel snel op. In de eerste
plaats in Israël, Gaza en de bezette Palestijnse gebieden, maar dat heeft natuurlijk
gevolgen voor de hele bredere regio in het Midden-Oosten, inclusief Irak.
En inderdaad, die pro-Iraanse milities – ik ga daar niet lang op in, want dat heeft
de Minister van Buitenlandse Zaken eigenlijk al geschetst – hebben kritiek op het
optreden van Israël en dat heeft niet alleen maar tot protest geleid, maar ook tot
aanvallen: aanvallen met gewapende drones, raketten, op locaties in Irak van de coalities.
Mede naar aanleiding daarvan is ook het dreigingsniveau voor drones en indirect vuur
op locaties met aanwezigheid van de internationale coalities verhoogt van matig naar
significant, één stap omhoog. Wij hebben uw Kamer daarover geïnformeerd middels de
beantwoording van de schriftelijke vragen van gisteren. Wij vonden het belangrijk
om u daar zo snel mogelijk in mee te nemen. Voor mij als Minister van Defensie, maar
ook voor het kabinet en voor de Kamer, is de hoogste prioriteit natuurlijk de veiligheid
van onze militairen, degenen die daar nu al zijn, maar ook degenen die we in 2024
op verschillenden momenten die kant op willen sturen.
Dat betekent dat we de situatie steeds nauwlettend in de gaten houden, monitoren en
analyseren. Dat doen wijzelf, ook met hulp van de diensten, dat doen we met bondgenoten
en dat gebeurt ook door de NAVO. Ik ga zo in op de vragen die daarover zijn gesteld,
maar ik wil dit vooraf even markeren. Ik wil ook vooraf alvast aan de Kamer toezeggen
dat als er een verandering is in de gevolgen die de veiligheidssituatie zou kunnen
hebben voor onze inzet, ik de Kamer daar natuurlijk over informeer. Ik stel voor dat
ik dat ook doe voordat de Nederlandse Force Protection-compagnie daadwerkelijk vertrekt
naar Irak, zodat de Kamer zeker weet dat ze op dat moment beschikt over de laatste
stand van zaken. Dat gaat dan om onze eigen analyse daarvan en ook om de eventuele
wijziging van de inzet van bondgenoten, aangezien de Verenigde Staten natuurlijk een
belangrijke rol spelen, ook in het faciliteren van onze aanwezigheid daar.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Van Dijk. Gaat uw gang.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Heel kort, hoor. De Minister zegt toe de Kamer opnieuw te informeren op het moment
van de uitzending. Wanneer is dat dan precies?
Minister Ollongren:
De force proctection – dus dat is de eerste nieuwe toevoeging van onze militairen –
is per 1 januari. Misschien is het 2 januari, maar het is begin januari. Het gebeurt
dus daarvoor.
De voorzitter:
Akkoord. Gaat u verder.
Minister Ollongren:
Tot slot ...
De voorzitter:
Sorry, sorry.
Minister Ollongren:
O, excuus.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Brekelmans mij later weer laat weten dat hij ook een interruptie
wil plaatsen.
De heer Brekelmans (VVD):
Dank voor de toezegging. Dat is heel fijn. Ik zou aanvullend willen vragen of het
kabinet in het geval dat er in de komende weken een grondinvasie plaatsvindt en het
beeld misschien een of twee weken later wat duidelijker is, ook een brief zou willen
sturen. Dat kan ook zijn: het dreigingsbeeld is niet veranderd. De vraag is om aan
de hand van die specifieke aanleiding ook een update te sturen.
Minister Ollongren:
Bij zo'n vorm van escalatie denk ik dat het sowieso voor de hand ligt dat het kabinet
de Kamer informeert. Dan zullen we dit aspect daar inderdaad ook bij betrekken. Die
toezegging kan ik dus namens collega Bruins Slot ook doen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Ollongren:
Tot slot zeg ik bij wijze van inleiding dat de collega van Buitenlandse Zaken aan
het begin van de week haar Iraakse collega heeft gesproken. Ik spreek vanmiddag de
Iraakse Minister van Defensie. Ik zal de zorgen die we hebben uiteraard overbrengen.
Ik zal ook benadrukken hoe belangrijk de rol en de steun van Iraakse zijde zijn voor
onze inzet en missies daar.
Voorzitter. Dat was bij wijze van inleiding. Dan heb ik een aantal vragen die allemaal
zien op de militaire aanwezigheid c.q. plannen voor aanwezigheid. Die behandel ik
gewoon aan één stuk door in een soort logische volgorde. Er waren een paar vragen
gesteld over Hawija. Die wil ik aan het einde doen, als u dat goedvindt.
Even voortbordurend op de huidige situatie en de gevolgen voor de missie, om precies
te zijn: ons beeld is dat er tussen ik geloof 18 oktober en vandaag tien aanvallen
zijn geweest met gewapende drones en/of raketten, dat de meeste daarvan konden worden
verijdeld door het Amerikaanse luchtverdedigingssysteem, dat die geleid hebben tot
een verhoogd dreigingsniveau naar significant, en dat die ook hebben geleid tot een
aantal voorzorgsmaatregelen voor de mensen ter plekke. Dat betekent het verplicht
dragen van scherfvesten of helmen op bepaalde locaties. Dat betekent eigenlijk gewoon
dat de mensen ter plekke goed moeten beoordelen wat er nodig is om de veiligheid van
de mensen te borgen. Dat gebeurt continu.
Het is wel belangrijk om te markeren dat de NMI een non-combatmissie is. Dat betekent
dus dat de NMI bij escalatie de activiteiten afbouwt of stopt. Als je niet meer buiten
de poort kan gaan vanwege een dreiging, dan is dat een voor de hand liggende maatregel.
Bij escalatie wordt ook teruggevallen op de capaciteit van de OIR en van de Iraakse
veiligheidsdiensten. Ik wil dat even markeren, zodat we allemaal helder hebben wat
voor type missie het is en wat voor afspraken er zijn gemaakt over de veiligheid en
de bescherming. De precieze uitvoering van dat opschalen en de snelheid waarmee dat
gebeurt et cetera, kan ik hier niet in het openbaar bespreken, want dat is operationeel
gevoelige informatie.
De heer De Roon vroeg nog of de Nederlandse militairen ter plekke in de problemen
zijn gekomen door de droneaanvallen. Op een van de kampen waar Nederlandse militairen
gelegerd waren, is inderdaad een aanval gepleegd. Daar waren vijf Nederlanders op
dat moment. Er zijn inderdaad ook raketten binnen het kamp geland. Iedereen daar heeft
dat gemerkt en is daarvan geschrokken. Iedereen is gelukkig wel ongedeerd gebleven.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Sjoerdsma een interruptie.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank aan de Minister voor het toezeggen van die brieven, maar ik weet niet of dit
zich in een brief laat vangen. Ik denk dat de Kamer het volgende zoekt. Als het kabinet
dit wil doorzetten, dan moet het ons ervan verzekeren of vergewissen dat onze mensen
erop zijn voorbereid als er escalatie is, ofwel dat er wordt afgeschaald ofwel dat
er andere dingen kunnen worden toegevoegd, zoals de Minister zegt. Ik denk dat dat
van belang is voor vandaag. Ja, de NMI is een non-combat mission. Ik denk dat dat
bekend is. Maar mijn vraag is de volgende. Kijk naar de intentie en de capaciteiten
van de door Iran gesponsorde proxymilities in Irak. Maken zij onderscheid tussen de
ene missie en de andere missie? Ik denk zelf van niet. Dat maakt het natuurlijk ook
weer iets kwetsbaarder, want een combatmissie is over het algemeen, ook gelet op mijn
eigen ervaringen in Afghanistan, behoorlijk goed uitgerust om om te gaan met combat.
Non-combat is ook goed uitgerust, maar wel een slagje minder. Aangezien wij nu transportheli's
leveren en dus ook wat breder opereren – dan ben je niet alleen maar in de basis bezig –
wat betekent dat dan wat betreft afschalen en bijzetten? Wat kunnen we verwachten
als dit inderdaad escaleert?
Minister Ollongren:
Ik kom zo nog op de precieze escalatieladder, voor zover ik die in het openbaar kan
bespreken. Dan het tweede punt. Er zijn natuurlijk schakels die aan elkaar zitten,
zal ik maar zeggen. De NMI is inderdaad non-combat. Dat is de afspraak. Dat is de
missie die we hebben afgesproken in NAVO-verband. Daar leveren we ook de troepen voor.
Daar zijn afspraken gemaakt over welke maatregelen er moeten worden genomen bij welke
dreiging, inclusief over de veiligheid van de mensen, niet alleen van de Nederlanders
maar ook van alle andere coalitiegenoten die daar actief zijn.
In dat verband vroeg mevrouw Piri of de luchtverdediging nu wel voldoende op orde
is aangezien de Amerikanen hebben aangekondigd dat ze extra luchtverdediging die kant
op sturen. Voor alle locaties, ook waar de Nederlanders zijn, is luchtverdediging
aanwezig. We hebben ook gezien dat die luchtafweer in staat is om de aanvallen met
raketten, drones et cetera uit de lucht te halen. De intensivering die de Amerikanen
nu hebben aangekondigd, waarvan wij inderdaad nog in afwachting zijn, betekent eigenlijk
dat de Amerikanen voorsorteren op de mogelijkheid, niet de zekerheid, van verdere
escalatie en de mogelijkheid dat er ook op andere locaties luchtafweer nodig is.
Hoe zorgen we dat de mensen veilig blijven? Dat is eigenlijk de kern van de vragen
van de heer Sjoerdsma en anderen. Dat doen we door de afspraken die er ook al voor
deze situatie waren; het is niet zo dat we nu nieuwe afspraken daarover maken. Voor
de beveiliging van locaties en voor de escalatiedominantie valt NMI, non-combat, terug
op de capaciteiten van OIR en de Iraakse strijdkrachten. NMI beschikt wel over eigen
force protection, ook over gepantserd transport en dat soort zaken. De locaties waar
de Nederlandse militairen verblijven en werken, zijn voorzien van bunkers en beschermings-
en afweermiddelen zoals de C-RAM. De militairen worden ook voorzien van persoonlijke
beschermingsmiddelen zoals een ballistisch vest, een helm en een wapen. Dat is dus
vooraf zo bepaald. Ter plekke wordt bepaald wat nodig is gegeven de ontwikkeling van
de dreiging.
De heer Sjoerdsma vraagt volgens mij altijd naar de medische afvoerketen. Dat is ook
altijd heel belangrijk. De medische afvoerketen is op orde. Er zijn op de basis waar
Nederlandse eenheden aanwezig zijn voldoende medische capaciteiten. Dat betekent dat
er medische basiszorg is, chirurgische capaciteit et cetera. Er is ook een evacuatiemogelijkheid
door middel van een helikopter als ze de poort uit gaan. Ze voldoen daarmee aan de
standaard die wij eisen en aan de NAVO-standaard. Nederland brengt dus ook eigen militaire
capaciteit in.
Dan de vraag of wij hebben voorzien in een evacuatieplan in het geval van verdere
escalatie. Het antwoord daarop is ja. Dat was al bepaald. Dat is niet pas gestart
op het moment van de ontwikkelingen in Israël en Gaza. De ontwikkelingen in de regio
worden nauwlettend gevolgd door de NAVO, de commandant van NMI, JFC Naples en SACEUR.
Er zijn dus verschillende rollen voor de verschillende verantwoordelijken, maar allemaal
monitoren ze dat. Zowel NMI als OIR heeft plannen gereed voor evacuatie. Beide operaties
staan daarover in nauw contact met elkaar. Ik kan geen inhoudelijke mededelingen doen
over hoe die plannen eruitzien – dat is geen openbare informatie – maar ik kan wel
melden dat er plannen zijn.
De heer Sjoerdsma (D66):
Nog een vraag over de medische evacuatie en de afvoerketen. Misschien heb ik het verkeerd
onthouden, maar ik kan het even niet meer vinden in mijn aantekeningen. De non-combatmissie
NMI kan dus gebruikmaken van de medische-evacuatiehelikopters van OIR. Ik vraag dit
even voor het geval daar conflicterende belangen zijn. Nu is het gelukkig hypothetisch,
maar als er op meerdere plekken tegelijk aanvallen zijn, waar gaat de prioriteit dan
naar uit? En hoe schaars is de capaciteit daar ter plekke?
Minister Ollongren:
In zo'n geval zou er inderdaad een triage moeten worden gedaan. Dat moet dan ter plekke
worden besloten door de verantwoordelijken in het veld en op de grond. De afspraak
is dat die medische-evacuatiehelikopter beschikbaar is op het moment dat de eenheden
de poort uit gaan. Maar inderdaad, in een hypothetisch geval, zoals de heer Sjoerdsma
stelt, zou je je kunnen voorstellen dat er toch moet worden besloten om voorrang te
verlenen aan het een of het ander.
De heer Sjoerdsma (D66):
Het laatste wat de Minister zegt, is denk ik wel belangrijk, namelijk dat die in principe
beschikbaar is zodra die eenheden de poort uit gaan. Ik heb er alle begrip voor dat
er dan nog weer iets heel anders kan gebeuren, maar het lijkt me heel belangrijk dat
die standaard ingepland is. Ik denk dat mijn vraag daarmee afdoende beantwoord is.
De voorzitter:
De Minister mag vervolgen.
Minister Ollongren:
Fijn. Dan een vraag van de heer De Roon, die er niet meer is, maar ik beantwoord de
vraag toch graag. Hij bracht de militaire aanwezigheid op Cyprus in verband met Irak.
De militairen op Cyprus zijn ontplooid voor een eventuele evacuatie direct uit het
conflictgebied nu. Dat gaat dus om Israël, de Palestijnse gebieden en Libanon. Die
hebben we nu in het vizier. De reden van de aanwezigheid van Nederlandse militairen
op Cyprus is niet een evacuatie van Nederlandse militairen uit Irak. Dat geldt ook
voor de militairen van andere bondgenoten. Dat gaat over het hier en het nu en de
overzienbare tijd vanaf nu. Stel dat je in de toekomst wel tot zoiets over zou moeten
gaan. Dan kun je natuurlijk altijd bekijken of diezelfde luchttransportcapaciteit,
mocht die op dat moment nog op Cyprus zijn, daarin een rol kan spelen. Het is dus
niet uitgesloten, maar het is niet de reden van de aanwezigheid op Cyprus.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik had nog een vraag over het veiligheidsbeeld. We hebben het net gehad over de raket-
en droneaanvallen die op bepaalde bases hebben plaatsgevonden. Voor de NMI-operatie
geldt, en met name in Bagdad, dat er mensen begeleid zullen moeten worden. Mijn vraag
is of de Minister iets meer kan zeggen over de berichten die we zien. Richten die
zich inderdaad op bases wat meer buiten Bagdad en is het dreigingsbeeld in Bagdad
zelf, en specifiek in de groene zone, waar veel militairen actief zijn, ook verslechterd?
Of valt dat nog relatief mee?
Minister Ollongren:
Ik doe die beantwoording nu even kort. Als daar meer over te melden is, dan krijg
ik dat wel mee voor de tweede termijn. De verhoging van het dreigingsniveau is algemeen.
De groene zone is, voor zover ik goed geïnformeerd ben, nog niet bedreigd geweest.
Dat is het korte antwoord, maar ik kan er misschien wat preciezer op ingaan in tweede
termijn.
Dan de vraag van de heer Van Dijk en de heer Sjoerdsma, namelijk of we iets meer kunnen
zeggen over die Iraanse milities. We weten, en dat weet de Kamer ook, dat er voor
de zomer van 2022 regelmatig aanvallen waren van aan Iran gelieerde sjiitische milities
op verschillende coalitiedoelen. Dat is daarna eigenlijk niet meer gebeurd. Dat was
anderhalf jaar heel erg afgenomen, maar dat is nu weer geïntensiveerd, vandaar de
verhoging van het dreigingsniveau. De retoriek is natuurlijk niet gestopt. De Iraanse
milities hebben steeds dit soort dreigingen geuit. We weten dat de meest bekende militie,
de Kata'ib Hezbollah, beschikt over de meeste capaciteiten, ook ten opzichte van de
andere aan Iran gelieerde milities. We weten ook dat ze beschikken over significante
militaire capaciteiten zoals drones, gewapende drones, artillerie, luchtdoelraketten
en mogelijk – dat weten we niet helemaal precies – ook ballistische raketten. Dit
komt natuurlijk uit Iran. Ik kan u dus niet heel precies antwoord geven welke militie
welke aanval heeft uitgevoerd, maar ons algemene beeld, ook vanuit de veiligheidsdiensten,
is wat ik u net schetste.
Dan nog wat specifieker over de helikopters. Het zijn transporthelikopters, dus die
gaan daar niet naartoe voor gevechtshandelingen. Ze worden ingezet voor transport
van personeel en materieel en daarmee voor logistieke ondersteuning, inderdaad van
beide missies. In eerste instantie is het gevraagd door NMI, maar er is in overleg
gekozen voor inzet voor beide missies. Het is een transporthelikopter, een Chinook,
die niet geschikt is voor gevechtsinzet. Ze zijn bewapend, maar de bewapening is voor
zelfverdediging.
De heer Brekelmans vroeg naar de geweldsinstructies en de verschillen tussen landen.
De Nederlandse gevechtsinstructie voor NMI is afgeleid van de rules of engagement
voor NMI. De deelnemende landen aan OIR opereren op basis van hun eigen nationale
geweldsinstructie. Ik hoop dat we dat in de beantwoording voldoende helder uiteen
hebben gezet. Ik meen dat er ook bij de technische briefing aandacht voor is geweest.
Het betekent dat onze inzet in OIR op basis van de Nederlandse geweldsinstructie plaatsvindt.
De deelnemende landen worden geïnformeerd over de Nederlandse geweldsinstructie. Dat
gebeurt natuurlijk over en weer; dat is belangrijk in verband met interoperabiliteit.
Ik kan in het openbaar geen verdere inhoudelijke mededelingen doen over de geweldsinstructies
zelf.
De heer Brekelmans (VVD):
De specifieke vraag die niet was beantwoord in de technische briefing en ook niet
helemaal bij de feitelijke vragen is even hypothetisch. Stel dat er transport plaatsvindt
van Amerikaanse en Nederlandse militairen, dat de Amerikaanse geweldsinstructie onder
OIR zou afwijken van de Nederlandse en dat er wat gebeurt. Is er dan niet het risico
dat een Amerikaan vervolgens een ander mandaat heeft of anders kan handelen dan een
Nederlander? Ik hoef uiteraard niet te weten wat de specifieke geweldsinstructie is
– dat begrijp ik – maar wil alleen de bevestiging dat de verschillen dusdanig klein
zijn dat dat risico in concrete situaties niet kan ontstaan.
Minister Ollongren:
Dat is een heldere vraag. Ik heb ook meegekregen dat dat uw zorg was. De helikopter
is een Nederlandse verantwoordelijkheid en de bemanning is dus ook Nederlands. Het
bedienen, ook van het wapen, hoort bij de helikopter en zal ook door een Nederlander
gebeuren. Dat valt helemaal onder de Nederlandse geweldsinstructie. Dan moet je aan
een soort hypothetische situatie gaan denken waarin militairen aan boord van een andere
nationaliteit hun eigen wapens zouden kunnen inzetten. Dat is toch een situatie waarvan
ik nu lastig kan zeggen hoe dat zou moeten gebeuren, gegeven het feit dat het gaat
over transporthelikopters. Ik kan u nog verder geruststellen, want de CDS zegt dat
de geweldsinstructies heel dicht bij elkaar liggen.
Dan de munitie. De munitievoorraad voor de Force Protection-eenheid is wel beperkt,
maar tegelijkertijd voldoende voor het op peil houden van de operationele gereedheid
van de eenheid. Ik vind het belangrijk om dat hier te markeren. Dit betekent dat de
Force Protection-eenheid de beschikking heeft over de hoeveelheid munitie die voor
de inzet benodigd is. In algemene zin is munitie natuurlijk een schaars goed. Daar
moeten we zorgvuldig mee omgaan. Maar nu is er voor deze inzet geen zorg over de hoeveelheid
munitie. De heer Brekelmans vroeg of dit impact heeft op wat we aan Oekraïne kunnen
leveren. Dat is niet het geval.
Mevrouw Piri vroeg naar het lokaal personeel. Er worden tijdens de missie, ook nu
al, op verschillende manieren lokale diensten afgenomen. U moet denken aan tolken,
onderhoudspersoneel, facilitair personeel, de infrastructuur ter plaatse en dat soort
zaken. Dat lokale personeel is in dienst van de NAVO en niet van Nederland. In ander
verband heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de kaders voor lokaal personeel
en hoe we daarmee omgaan, dus dat geldt hier ook.
De vraag over het aantal militairen in OIR en NMI is beantwoord in de schriftelijke
beantwoording. Wij kunnen geen uitspraken doen over de deelname van de specifieke
landen en de hoeveelheid militairen die zij leveren, maar het betreft in totaal 4.000
militairen voor NMI en OIR.
De heer Brekelmans heeft de rotatieperiode al eerder aan de orde gesteld. Het is inderdaad
belangrijk om de continuïteit zo goed mogelijk te borgen. Verlenging van de uitzendduur
kan aan de ene kant helpen, ook in de samenwerking met anderen. Soms is het toch wel
heel lastig te realiseren, ook voor onze eigen planning. We proberen een goede balans
te vinden tussen goede personeelszorg en het behoud en de langdurige inzetbaarheid
van personeel. We kijken ook wat meer dan in het verleden naar maatwerk in uitzendingen.
Voor NMI hebben we het als volgt ingevuld. De Force Commander en zijn staf, dat is
voor de duur van één jaar. Dat is overigens gebruikelijk, maar het is ook heel belangrijk
dat het niet korter is dan een jaar. De adviseurs zijn er voor een periode van zes
maanden. En de force protections en de heli roteren met een periode van vier maanden.
Zo zit het in elkaar, maar ik herken het punt van de heer Brekelmans. We proberen
daar bij iedere uitzending heel precies naar te kijken.
Voorzitter. Dan kom ik bij de vragen over Hawija. In ieder geval de heer Van Dijk
en de heer De Roon hebben daar vragen over gesteld. Ik denk dat het belangrijk is
om hierin heel precies te zijn. Ik heb de Kamer deze week een korte brief gestuurd
over de locatie van de red card holder, omdat ik wilde voorkomen dat de Kamer zou
denken dat daar verwarring over is. In de brief kunt u lezen dat in de eerste periode
van de Nederlandse inzet, 2014–2016, de red card holder de detachementscommandant
was in Jordanië. Die deed zijn werk in samenspraak met CAOC in Qatar, dus met het
combined air command centre. Er waren daar ook Nederlandse militairen, namelijk twee.
Dat was ook nodig, want het moest 24/7. Die werkten nauw samen met de detachementscommandant,
die dus de red card holder was. Nadien, in de tweede periode, is dat veranderd en
is de red card holder in Qatar geplaatst. In de loop der tijd, als je kijkt naar de
brieven die naar de Kamer zijn gegaan en de debatten die zijn gevoerd, is dat onderscheid
een beetje op de achtergrond geraakt, waardoor er mogelijk een misverstand over kon
zijn. Ook naar aanleiding van de vragen die de pers daarover stelde, heb ik mij gerealiseerd
dat dat beeld bij de Kamer misschien niet volledig was. Daarom heb ik de Kamer daarover
geïnformeerd.
De tweede vraag van de heer Van Dijk – hij combineerde het, maar het is eigenlijk
een ander punt – gaat over de rol van de red card holder en het woord «toezicht» dat
de heer Van Dijk gebruikt. Strikt genomen voert de red card holder geen toezicht op
de uitvoering van de operatie. Hij zit namelijk in de uitvoerings- en de bevelslijn.
Dat is de rol van de red card holder, dus aan de voorkant. Het toezicht is weer anders
georganiseerd. Dat wordt onafhankelijk gewaarborgd door de systematiek van de after
action reports, die uiteindelijk ook aan de Koninklijke Marechaussee worden gestuurd.
Die staat weer onder het gezag van het OM, dus dat kan je achteraf toetsen als toezichthouder,
dus los van de lijn van de uitvoering en het bevel.
Voorzitter. Ik hoop dat ik daarmee de vragen van de heer Van Dijk en de heer De Roon
heb beantwoord.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Kan de Minister zeggen of de strekking van het artikel gisteren in NRC klopt of niet,
namelijk dat de commandant in Jordanië een dubbele pet had? Dat is de strekking: hij
controleerde zichzelf. Deelt u die conclusie niet of wel?
Minister Ollongren:
Nee, die conclusie deel ik niet. Om twee redenen ben ik nu wat terughoudend. Een:
omdat het artikel in NRC onder andere ook ging over de rechtszaak. Wat onder de rechter
is, is onder de rechter. Daar heeft de landsadvocaat namens de Staat natuurlijk ook
geacteerd. Ik wil dus een beetje oppassen om me niet in de rechtszaak te mengen via
dit Kamerdebat. Maar ik denk dat het ook heel belangrijk is om te constateren wat
de rol eigenlijk is van de red card holder. Dat is, vind ik, een andere rol dan de
indruk die gewekt wordt in het artikel. De heer Van Dijk verwoordde datgene wat door
de journalisten is opgeschreven. Het is heel gebruikelijk dat een red card holder
de detco is, de detachementscommandant. Dat is uiteindelijk degene die moet bepalen
of inderdaad aan de voorkant alles is gebeurd om te kunnen beoordelen of de opdracht
kan worden uitgevoerd. Er waren goede redenen waarom dat toen de detachementscommandant
was en er waren ook goede redenen om dat in de tweede fase te verplaatsen naar Qatar,
waar het hele proces immers plaatshad. Dat doet niks af aan de rol. Het is dus niet
ongebruikelijk dat een detachementscommandant de rol van red card holder op zich heeft
genomen, uiteraard rapporterend aan de CDS.
De voorzitter:
Voordat u uw vervolgvraag stelt ... Sorry dat ik u steeds onderbreek als u gaat antwoorden,
maar ik probeer u het woord te geven. De heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De tweede vraag gaat over de informatievoorziening aan de Kamer. In het stuk staat
ook dat de toenmalige Minister van Defensie deze combinatie van functies nooit gemeld
heeft in de reeks Kamerbrieven en -debatten die toen zijn gevoerd. Deelt u die conclusie?
Minister Ollongren:
Even heel feitelijk. In de eerste periode, 2014–2016, staat dat heel precies in de
brieven aan de Kamer. Dat is toen gewoon gemeld. Nadien, dus in de tweede periode,
vooral in de debatten en ook in de nasleep daarvan, is dat onderscheid niet altijd
gemaakt. Toen ik dat zelf constateerde naar aanleiding van de vragen die door journalisten
zijn gesteld, vond ik het daarom belangrijk om de Kamer daarvan te verwittigen. Volgens
mij is de Kamer correct geïnformeerd in de periode waarin dit ook zo was en is nadien
niet steeds heel specifiek gezegd: wacht even, er was een onderscheid tussen fase
2 en fase 1. Ik hoop dat dat misverstand met dit briefje uit de weg is gehaald.
De heer Jasper van Dijk (SP):
We zullen ons erop beraden, voorzitter.
De voorzitter:
Uitstekend. Dit was ook de afronding van uw beantwoording, hè? Dank u wel. Dan gaan
we naar de tweede termijn van de Kamer. Ik begin bij de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank, voorzitter, en dank voor de beantwoording. Wat mij altijd bij dit soort debatten
opvalt, is het verschil tussen micro- en macroniveau van dit soort missies. Ik ben
zelf op bezoek geweest bij deze missie, in 2015. Ik ben altijd weer zwaar onder de
indruk van de inzet van de militairen, geen enkel misverstand daarover, maar dat is
het zogenaamde microniveau. Ik krijg nu ook een hele reeks punten van de Minister
van Defensie te horen waarop de beveiliging wordt verbeterd en versterkt en waarop
er wordt geanticipeerd op een mogelijke escalatie. Dat is goed, maar het grote plaatje
– misschien moet ik daarvoor meer bij de Minister van Buitenlandse Zaken zijn – is
natuurlijk het macropunt dat ik ook in mijn eerste termijn maakte: wat is nu precies
het einddoel van deze missie? Ze loopt al zo lang en we hebben eigenlijk nooit een
helder antwoord van de regering gekregen wanneer deze missie is volbracht. Dat is
lastig en dat erken ik ook direct, maar het is ook een punt dat de IOB heeft gemaakt.
Dat moet echt veel meetbaarder en veel helderder zijn. Op macroniveau ben ik nog niet
overtuigd van nut en noodzaak van deze missie, dus dat is een belangrijk punt voor
mij voor de derde termijn, die we morgen plenair zullen voeren.
Dank u.
De voorzitter:
U bent daar bij dezen de eerste spreker voor. De heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter, dank. Ik dank ook de beide bewindspersonen voor de gegeven antwoorden.
Laat ik beginnen met het bredere afwegingskader. Het is goed om te horen dat deze
inzet niet noodzakelijkerwijs betekent dat wij niks meer zouden kunnen doen op het
Europese continent, bijvoorbeeld in Kosovo. Ik snap ook heel goed dat wat we dan kunnen
doen natuurlijk afhankelijk is van wat er wordt gevraagd en wat wij nog achter de
hand hebben. Alle begrip daarvoor, maar ik denk dat het zeer verstandig is dat we
die mogelijkheid nog hebben, gelet op wat daar gebeurt en gelet op wat er recent is
gebeurd.
Ten tweede. Ik heb ook goed gehoord wat beide Ministers hebben gezegd over de risico's
en over hoe al van tevoren is nagedacht over en wordt geanticipeerd op welke escalatiemogelijkheden
de militairen ter plekke tot hun beschikking hebben en hoe de medische afvoerketen
eruitziet. Ik heb ook goed gehoord wat de Minister van Defensie heeft gezegd over
het informeren van de Kamer, voorafgaand aan de uitzending. Ik neem wel aan dat diegenen
die dan verantwoordelijk zijn voor het opbouwen van het deel van het kamp dat er nog
niet is, gewoon zullen vertrekken en dat dat doorgang zal vinden. Ook begrip daarvoor.
Ik denk wel dat het echt verstandig is om ons mee te nemen als er veranderingen zijn
in de situatie daar – de heer Brekelmans zei dat ook – maar ook als er veranderingen
optreden in bijvoorbeeld de situatie tussen Israël en Gaza. Beide Ministers hebben
gezegd dat dat bredere repercussies kan hebben dan alleen ter plekke in die regio.
Dat gezegd hebbende zal mijn fractie in de derde termijn positieve steun uitspreken
voor deze missie, maar die woorden zal ik bewaren tot in de plenaire zaal.
De voorzitter:
Bij dezen. De heer Brekelmans, uw tweede termijn.
De heer Brekelmans (VVD):
Ook namens mij dank aan de bewindspersonen voor de heldere beantwoording. Ook dank
voor de toezegging om, als er iets in het beeld verandert, de Kamer daarover te informeren.
Een aanleiding daarvoor kan zijn dat er in de regio grondinvasies plaatsvinden. Ik
heb nu een aantal van die artikel 100-cycli meegemaakt en zou het kabinet het volgende
willen vragen. Hoe beter de Kamer wordt geïnformeerd en meegenomen, des te beter de
discussie en des te beter de besluitvorming. Het kan natuurlijk best zijn dat de situatie
in Irak verandert, als het gaat om droneaanvallen of raketaanvallen. Het kan ook zijn
dat militairen in Bagdad of op andere plekken gerichter doelwit worden. Ook dan zou
mijn vraag zijn om de Kamer daar in openheid in mee te nemen. Volgens mij kunnen we
daar dan een goed gesprek over voeren. Het is in ieder geval niet mijn intentie of
die van mijn partij om deze missie dan direct stop te zetten. Maar we kunnen dan de
veiligheidsrisico's afwegen.
Nogmaals, mijn vraag aan de Minister ging over de rotatieperiode. Het is duidelijk
dat daar goed naar gekeken wordt. Mijn vraag zou zijn: probeer die steeds zo maximaal
mogelijk te houden, voor zover dat kan. Als er dus een verlenging van de Force Commander
is, zou dat natuurlijk mooi zijn. Ik bedoel dat die persoon en zijn adviseurs daar
zouden kunnen blijven zitten. Dat geldt eigenlijk ook voor andere posities. Ik snap
de individuele omstandigheden wel, maar hoe langer mensen daar actief zijn, des te
effectiever worden ze in de tijd.
Het laatste punt gaat over migratie. Ik ben het met de Minister eens als ze zegt dat
je die doelstellingen niet met elkaar moet vermengen. Daarom heeft mijn partij ook
altijd deze missies gesteund en zullen we dat nu zeer waarschijnlijk weer doen. Nogmaals,
ik vind dat op het moment dat wij zo veel in Irak investeren, of het nou OS is of
militair, we er niet heel veel voor terugvragen. Het terugnemen van je eigen onderdanen
zou toch onderdeel moeten zijn van die bredere samenwerking. Nogmaals, ik hoop ook
echt dat het kabinet daar nog meer aan wil doen. Als het Nederland niet alleen lukt,
dan graag samen met andere landen.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Ceder, heeft u behoefte aan een tweede termijn? Ja, gaat uw gang.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik houd het kort. Dank aan de Ministers voor hun beantwoording van de
vragen en het opheldering geven over een aantal zaken. Ook wij blijven ons zorgen
maken. We gaan het met onze fractie wegen. Maar wel dank voor de beantwoording en
het opheldering geven over een aantal zaken en zorgen die we hadden. Dus dank daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel. Kunnen we direct door? Ja. De Minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter. Dank voor de betrokkenheid van de leden bij deze artikel 100-brief en
voor de goede vragen. Niet iedereen die dit debat volgt, ziet dat er in de technische
briefing ook al een heel indringend gesprek gevoerd is over de verschillende voorwaarden
en de vragen die de Kamerleden hadden. Dat is ontzettend belangrijk bij het uitzenden
van militairen.
De doelstelling van NATO-missie is natuurlijk ervoor te zorgen dat Irak door de versterking
van zijn veiligheidssector ISIS goed kan bestrijden, en dat dat ook zo blijft. Het
doel is ook dat ze hun veiligheidssector beter kunnen aansturen en toekomstbestendig
kunnen inrichten. Het is niet de bedoeling dat de missie op een gegeven moment weggaat
en dat wat opgebouwd is, weer verdwijnt. We zien nu in ieder geval dat er de afgelopen
jaren een verbetering is gekomen in de planning van de militaire operaties, de strategiebepaling,
de plannen en ook het beleid.
Ook is er afgelopen mei – volgens mij was het eind mei – door het Ministerie van Defensie
tot een hernieuwing en uitbreiding van de gezamenlijke doelstelling gekomen, over
hoe je een goede militaire sector opbouwt. De forces zijn sinds kort ook in staat
om onderwijs en training te geven op het gebied van human security en women, peace
and security. Dit zijn allemaal stappen ten opzichte van wat er was toen we begonnen.
Daarin zie je dat micro en macro elkaar op een aantal onderdelen beginnen te raken.
Daarbij is het dus ook altijd fijn als Kamerleden zelf in de gebieden gaan kijken
waar de militairen op uitzending zijn.
Volgens mij is over Kosovo de toezegging aan de heer Sjoerdsma gedaan dat er ook ruimte
is om eventuele verzoeken goed te wegen op basis van de beschikbare capaciteiten.
De Minister van Defensie heeft een toezegging gedaan om veranderingen mee te nemen.
Dat hebben we de afgelopen periode al gedaan en dat zullen we blijven doen, zeker
ook als de Kamer op verkiezingsreces is.
Voorzitter. Daarbij ben ik het ook met de heer Brekelmans eens dat die samenwerking
op migratie ontzettend belangrijk is. En als je bilateraal geen verdere stappen zet,
dan moet je in Europees verband samenwerken. Dat doen we nu ook met Duitsland rondom
de Visumcode. Dat blijven we ook doen. We zijn het op dat vlak ook eens met elkaar
dat we het niet aan elkaar moeten koppelen, maar ik begrijp de heer Brekelmans ook
heel goed als hij zegt dat je in een goede bilaterale relatie ook over en weer met
elkaar moet samenwerken op bepaalde onderwerpen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Toch nog even over dat punt van die doelen. Er zijn namelijk grote verschillen met
Afghanistan, maar er zijn ook overeenkomsten. Volgens mij zijn de Minister en ik er
zelfs samen geweest bij de Kunduzmissie. We hebben de enorme inzet in Afghanistan
gezien. We weten ook allemaal hoe het is afgelopen. Daar word je niet blij van. Irak
is anders, maar er zijn ook overeenkomsten. Dat blijkt ook uit studies, zoals IOB-studies.
Zorg dus voor meetbare doelen, zorg dat je dit veel beter inbedt en veel beter voorbereidt
et cetera. Morgen gaan we nog over de commissie-Ruys debatteren. Neemt de Minister
nu dus ook die studies mee in de besluitvorming rond dit soort missies? Dat is eigenlijk
mijn wens en mijn vraag.
Minister Bruins Slot:
Dat is ook zo. Dat zie je ook terug in de realistische omschrijvingen, ook in deze
brief, van wat we kunnen bereiken. De heer Van Dijk heeft natuurlijk ook weleens artikel 100-brieven
van dertien jaar geleden gezien, waarbij we de hele wereld zouden gaan veranderen.
Nou, we doen op dit moment in Irak het goede om juist die stabiliteit en die veiligheid
te organiseren, zonder dat we direct zeggen dat we de hele wereld kunnen veranderen.
We tonen daarin dus ook realisme en een bepaalde mate van bescheidenheid. Maar het
is wel nodig. Die veiligheid in Irak heeft namelijk uiteindelijk ook gevolgen voor
de veiligheid elders, op verschillende plekken. Die lessen pakken we dus ook op.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan de Minister van Defensie. Gaat uw gang.
Minister Ollongren:
Voorzitter, dank. Dank ook voor de aanvullende opmerkingen die gemaakt zijn.
Ik heb de toezegging gedaan dat het kabinet steeds in de gaten houdt of er een wijziging
is, bijvoorbeeld van de dreigingssituatie, en de Kamer daarover zal informeren. Dat
geldt specifiek voor Irak en de missies waarin wij actief zijn, maar ook wat breder
voor het Midden-Oosten, als gevolg van de situatie nu in Gaza/Israël.
Over Kosovo. De heer Sjoerdsma weet natuurlijk dat we ook actief zijn in Bosnië en
Herzegovina met EUFOR Althea. Voor Kosovo geldt inderdaad dat er gewoon goede afspraken
gemaakt zijn over de reservecapaciteit: welke landen leveren dat en wanneer? In mijn
vorige NAVO-vergadering heb ik daar een reeks van landen voor bedankt, want er zijn
inmiddels veel landen die inderdaad hun reservecapaciteit hebben ingezet, gewoon conform
de afspraken. We weten dat er ook afspraken zijn gemaakt in de NAVO voor de VJTF.
Daar heeft Nederland ook rekening mee gehouden in de planvorming, dus het kan daarvoor
worden ingezet. Dat betekent dus ook dat Nederland daarvoor in beeld kan komen. Het
is overigens aan de SACEUR om dat uiteindelijk te bepalen, maar wij hebben daar in
onze planvorming rekening mee gehouden.
Dan een vraag of eigenlijk opmerking van de heer Brekelmans. Die vat ik eigenlijk
onder het kopje «we wegen de veiligheidsrisico's inderdaad steeds». Misschien is het
wel goed om in aanvulling op mijn antwoord in de eerste termijn te zeggen dat de dreigingsappreciatie,
die van matig naar significant is gegaan, gewoon geldt voor het geheel en niet specifiek
voor plekken. Het geldt dus voor Irak in den brede. We weten waar de aanvallen tot
nu toe zijn uitgevoerd. We hebben ook gezien dat de Iraakse veiligheidstroepen inderdaad
de beveiliging van de locatie, ook van NMI, hebben verdubbeld en ook bij de checkpoints
die in Bagdad relevant zijn en dus ook voor de Green Zone. De informatie die we daarover
hebben, is dus heel specifiek en volgens mij ook afdoende.
Voorzitter. Dan nog de uitzendduur. Dat heb ik goed gehoord. Het voorbeeld dat de
heer Brekelmans gaf, is nu natuurlijk nog helemaal niet aan de orde, maar stel dat ...
Ik vind het inderdaad een valide voorbeeld.
Voorzitter. Ik denk dat het morgen tot een waardige afronding van het debat kan komen.
Wij zien daar natuurlijk naar uit. De zorgen die hier leven, leven ook bij ons. Dat
is ook precies de reden dat we dit met de grootst mogelijke zorgvuldigheid ter hand
nemen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is dat het einde van de tweede termijn van de zijde van het kabinet.
Er zijn twee toezeggingen gedaan.
– De Minister van Defensie zal voor januari 2024 de Kamer een brief doen toekomen over
de veiligheidssituatie en de gevolgen van de inzet van de force protection. Er zal
in deze brief een eigen analyse staan, inclusief de eventuele wijzigingen door bondgenoten.
– Dan de tweede toezegging. De Ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken zullen,
mocht de grondinvasie in Gaza starten, een brief aan de Kamer sturen over de eventuele
impact op de beoogde missie.
Morgen zal er een plenaire afronding plaatsvinden. Die is reeds aangevraagd. De heer
Van Dijk heeft zich daarvoor als eerste gemeld en de rest kan zich daarvoor inschrijven.
Dan sluit ik bij deze de vergadering, onder dankzegging voor de ondersteuning. Op
naar morgen. Dank u.
Sluiting 12.21 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier -
Mede ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.