Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van het lid Agema over het bericht dat Gert-Jan Jonker ‘s nachts in zijn rolstoel slaapt
Vragen van het lid Agema (PVV) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het bericht dat Gert-Jan Jonker ’s nachts in zijn rolstoel slaapt (ingezonden 23 augustus 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 26 oktober 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3629.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat Gert-Jan Jonker ’s nachts in zijn rolstoel slaapt,
omdat er geen thuiszorg is om hem in bed te helpen?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2 en 3
Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Heeft Gert-Jan Jonker het recht om elke avond uit zijn
rolstoel in zijn bed geholpen te worden? Zo nee, waarom niet?
Wat heeft u ondernomen om ervoor te zorgen dat Gert-Jan Jonker wel gewoon elke avond
uit zijn rolstoel en in zijn bed geholpen wordt en de volgende ochtend weer in zijn
rolstoel?
Antwoord 2 en 3
Ik vind het heel vervelend om te moeten lezen/horen dat de heer Jonker niet over de
juiste zorg en ondersteuning beschikt. Na afloop van het plenaire debat over de toekomst
van de ouderenzorg op donderdag 28 september jongstleden heb ik de heer Jonker ook
gesproken over zijn situatie. Hij heeft mij verteld dat het een aantal keren is voorgekomen
dat hij in zijn rolstoel heeft moeten slapen. Dit mag niet gebeuren, daarom heb ik
het praktijkteam van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gevraagd
samen met hem te kijken naar een oplossing, zodat hij toch elke dag naar bed wordt
geholpen.
Ieder mens moet goede zorg ontvangen. Het zorgsysteem in Nederland, zoals vastgelegd
in de Zorgverzekeringswet, is er immers op gericht dat mensen de zorg krijgen die
zij nodig hebben. Daarbij is de wijkverpleegkundige verantwoordelijk voor het stellen
van de indicatie en de zorgtoewijzing. De zorgverzekeraar heeft zorgplicht. Dit houdt
in dat een verzekeraar ervoor moet zorgen dat een verzekeringsnemer de zorg of een
vergoeding van zorg krijgt, als hij of zij daar recht – in dit geval een indicatie
– op heeft. Indien de verzekeringsnemer niet bij de zorgaanbieder terecht kan, dan
kan hij/zij bij zijn/haar zorgverzekeraar vragen om zorgbemiddeling. De zorgverzekeraar
zorgt er dan voor dat de verzekeringsnemer zo snel mogelijk bij een zorgverlener of
zorginstelling terecht komt en er voor passende zorg en ondersteuning wordt gezorgd.
Vraag 4
Mist u de verzorgingshuizen ook zo? Waarom denkt u dat Nederland wel toe kan met de
helft minder verpleeghuisbedden in 2040 dan door TNO becijferd?
Antwoord 4
De TNO-berekeningen liggen ook aan de basis van het programma «Wonen en zorg voor
ouderen» dat ik in november aan uw Kamer heb aangeboden (Kametuk 29 389, nr. 112). Daarin is de opgave door het RIVM tot en met 2030 nader gespecificeerd op 40.000
verpleegzorgplekken. Uitgaande van scheiden van wonen en zorg, in lijn met de woonzorgbehoefte
van de oudere cliënten, zullen dit veelal geclusterde woonvormen zijn en geen verpleeghuisplaatsen.
In het programma «Wonen en zorg voor ouderen» is beschreven op welke wijze de extra
40.000 verpleegzorgplaatsen tot en met 2030 zullen worden gerealiseerd. Samen met
de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de partijen in het veld
voeren we dit plan uit. Ook na 2023 zullen de bouwactiviteiten verder worden doorgezet
gezien de verder toenemende vraag tot 2040.
Vraag 5
Hoe kan het dat de zorg in een rijk en welvarend land als Nederland zo door z'n voegen
zakt dat iemand die rolstoelafhankelijk is en niet zichzelf kan verplaatsen van zijn
rolstoel in zijn bed dan maar de helft van de week in zijn rolstoel moet slapen?
Antwoord 5
Het is onwenselijk dat deze situatie voorkomt. De vraag naar zorg stijgt en er zijn
beperkt zorgmedewerkers beschikbaar. In het Integraal Zorg Akkoord en het programma
Toekomstbestendige Zorg en welzijn heb ik afspraken gemaakt om de vraagstukken die
hiermee gepaard gaan het hoofd te bieden.
Vraag 6
Hoe kan het dat u de werkwijze van Buurtzorg Nederland (zelfsturende teams) waarbij
per patiënt slechts 104 in plaats van de gebruikelijke 164 uren worden ingezet niet
landelijk uitrolt?
Antwoord 6
Ik vind dat zorgprofessionals en dus ook wijkverpleegkundigen hun werk zo doelmatig
mogelijk moeten verrichten en daarmee hun bijdrage leveren om de zorg goed, toegankelijk
en betaalbaar te houden. Zorgaanbieders moeten hen daartoe in staat stellen. Als Minister
bepaal ik niet welke werkwijze binnen zorgaanbieders wordt geïmplementeerd, dit is
aan de organisaties zelf.
Daarnaast is het belangrijk om de goede aspecten van werkwijzen van verschillende
zorgaanbieders mee te nemen in het toekomstbestendig maken van de wijkverpleging.
Een specifiek punt waar Buurtzorg positief in naar voren komt is de professionele
autonomie van de wijkverpleegkundigen. Deze bevindingen passen goed in het versterken
van de eerste lijn, waar de verpleegkundigen een belangrijke rol kunnen spelen. Ondertussen
investeer ik onder andere met de subsidie Ondersteuning Wijkverpleging in het toekomstbestendig
maken van de wijkverpleging.
Vraag 7
Het klopt toch dat als u dat wel zou doen u zoveel zorguren extra beschikbaar hebt
met hetzelfde aantal wijkverzorgenden en wijkverpleegkundigen dat u nog jaren geen
tekort heeft? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Deze uitspraak kan ik niet doen. Er is geen volledige kwantitatieve data beschikbaar
om dit te onderbouwen en hier spelen ook lokale verschillen in mee. Ik ben wel van
mening dat met het beter inzetten van de beperkte capaciteit in de wijkverpleging
we ruimte kunnen maken om meer mensen zorg te bieden. Ik ben in afwachting van een
rapport van Zorginstituut Nederland over het verdelen van de schaarse capaciteit in
de wijkverpleging. Ik verwacht dat hierin meerdere aanbevelingen worden gedaan die
ervoor kunnen zorgen dat de capaciteit optimaal ingezet wordt.
Vraag 8
Waarom denkt u dat Buurtzorg Nederland vijf keer werkgever van het jaar werd?
Antwoord 8
Buurtzorg staat bekend om een werkwijze waar autonomie en professionaliteit hoog in
het vaandel staan. Het is ook belangrijk om daar op in te zetten. Daarover heb ik
in het IZA afspraken gemaakt. Met het Investeringsakkoord opleiden wijkverpleging
investeer ik in dat kader drie keer 50 miljoen euro om een impuls te geven aan scholing
en behoud van zorgprofessionals in de wijkverpleging. Ook wordt gedurende het IZA
48 miljoen euro geïnvesteerd in de professionalisering van de verpleegkundige beroepsgroep
zodat landelijk het aantrekkelijker wordt om in de wijkverpleging te werken.
Vraag 9
Waarom denkt u dat patiënten zo tevreden zijn over Buurtzorg Nederland?
Antwoord 9
Zowel in het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging als in het daaropvolgende Integraal
Zorgakkoord zijn daarom afspraken gemaakt met partijen om te komen tot een herkenbaar
en aanspreekbaar team wijkverpleging. Ook werken we een visie op de eerstelijnszorg
uit waar juist het hebben van vaste aanspreekpunten in de wijk en een wijkgerichte
benadering van de zorg belangrijke aandachtspunten zijn.
Vraag 10
Wanneer heeft u Jos de Blok, oprichter van Buurtzorg Nederland, voor het laatst uitgenodigd
op het ministerie en met hem gesproken over de door hem uitgevonden succesvolle werkwijze
van zelfsturende teams?
Antwoord 10
Kort voor de zomer heb ik Jos de Blok nog gesproken. Ook op medewerkersniveau is er
contact met Buurtzorg om te spreken over de werkwijze van Buurtzorg. Momenteel wordt
ook, samen met de NZa, bekeken hoe Buurtzorg betrokken wordt bij de doorontwikkeling
van de bekostiging wijkverpleging.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.