Voorstel van wet (initiatiefvoorstel) : Voorstel van Rijkswet zoals gewijzigd naar aanleiding van het Advies van de Afdeling advisering Raad van State van het Koninkrijk
34 632 (R2080) Voorstel van Rijkswet van de leden Sjoerdsma en Kuiken tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap teneinde het nationaliteitsrecht te moderniseren, alsmede tot de in verband daarmee houdende goedkeuring van het voornemen tot opzegging van hoofdstuk I van het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en daarmee van het daarbij behorende Tweede Protocol (Trb. 1994, 265)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
Nr. 6 VOORSTEL VAN RIJKSWET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING
ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het nationaliteitsrecht
te moderniseren om zodoende uitdrukking te geven aan een modern nationaliteitsbeleid,
waarin meervoudige nationaliteit geïmplementeerd en erkend wordt in overeenstemming
met de huidige internationale statenpraktijk, alsmede dat de in verband daarmee voorgenomen
opzegging van hoofdstuk I van het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag
betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire
verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en van het op 2 februari 1993 te Straatsburg tot stand gekomen Tweede Protocol tot
wijziging van het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende
beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen
in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1994, 265) de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut
voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, aanhef, wordt «Behoudens voor de toepassing van artikel 15A,
onder a, van deze rijkswet» vervangen door «Voor de toepassing van deze rijkswet».
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
r. de vreemdeling die het Nederlanderschap of de staat van Nederlands onderdaan-niet-Nederlander
is verloren op enig moment op of na 1 april 2003, tenzij het Nederlanderschap is ingetrokken
op grond van artikel 14, eerste, tweede, derde of vierde lid.
2. In het achtste lid wordt «het eerste lid, onder c, d of p,» vervangen door «het eerste
lid, onder c, d, p of r,».
3. In het negende lid wordt «onder f en p,» vervangen door «onder f, p en r,».
C
Artikel 6a vervalt.
D
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel b, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde
en vierde lid.
E
In artikel 10 wordt «artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c,» vervangen door «artikel 9,
eerste lid, aanhef en onder b,».
F
Artikel 15 komt te luiden:
Artikel 15
Het Nederlanderschap gaat voor een meerderjarige verloren door het afleggen van een
verklaring van afstand.
G
Artikel 15A komt te luiden:
Artikel 15A
Voorts gaat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren indien hij ingevolge
de op 25 november 1975 te Paramaribo gesloten Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (Trb. 1975, nr. 132) de Surinaamse nationaliteit verkrijgt.
H
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De onderdelen c, d en e vervallen, onder vervanging van de puntkomma aan het slot
van onderdeel b door een punt.
b. De zin «Voor de toepassing van de onderdelen c, d en e wordt onder vader of moeder
mede verstaan de adoptiefouder aan wie de minderjarige het Nederlanderschap ontleent,
en de persoon die mede het gezamenlijk gezag over de minderjarige uitoefent en aan
wie hij het Nederlanderschap ontleent.» vervalt.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel e wordt na de puntkomma ingevoegd « of».
b. Onderdeel g vervalt, onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel f door
een punt.
c. In de tweede volzin wordt «onderdelen a, b, c en g» vervangen door «onderdelen a,
b en c».
I
Artikel 16A vervalt.
J
In artikel 22, eerste lid, onderdeel d, vervalt «, en artikel 15, eerste lid, onder d».
K
In artikel 26, eerste lid, wordt «, dan wel dit heeft verloren op grond van artikel 15,
aanhef en onder a,» vervangen door «, dan wel dit heeft verloren door het vrijwillig
verkrijgen van een andere nationaliteit,».
ARTIKEL II
In artikel 6, eerste lid, van de Wet betreffende de positie van Molukkers vervalt
«15A,» en «16A,».
ARTIKEL III
De Rijkswet inperking gevolgen Brexit wordt ingetrokken.
ARTIKEL IV
Indien artikel VIb, onderdeel 1, van de Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging
van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten
van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd (Stb. 2017, 53) later in werking treedt dan deze wet, dan vervalt artikel VIb, onderdeel 1, van
die rijkswet.
ARTIKEL V
Het voornemen tot opzegging van hoofdstuk I van het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot
stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit
en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
ARTIKEL VI
1. Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel V in werking met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze rijkswet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in
het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden
geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.