Advies Afdeling advisering Raad van State en Reactie van de initiatiefnemer(s) : Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk en Reactie van de initiatiefnemers
34 632 (R2080) Voorstel van Rijkswet van de leden Sjoerdsma en Kuiken tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap teneinde het nationaliteitsrecht te moderniseren, alsmede tot de in verband daarmee houdende goedkeuring van het voornemen tot opzegging van hoofdstuk I van het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en van het daarbij behorende Tweede Protocol (Trb. 1994, 265)
Nr. 5
ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN REACTIE
VAN DE INITIATIEFNEMERS
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 23 februari 2017, no. W03.16.0428/II/K en de reactie van de
initiatiefnemers d.d. 24 oktober 2023, aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 december
2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van de leden Sjoerdsma en Marcouch tot
wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap teneinde het nationaliteitsrecht
te moderniseren, alsmede tot de in verband daarmee houdende goedkeuring van het voornemen
tot opzegging van hoofdstuk I van het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen
Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende
militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en van het daarbij behorende Tweede Protocol (Trb. 1994, 265), met memorie van toelichting.
Voorgesteld wordt om de in de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) opgenomen
afstandsverplichtingen te schrappen. Het gaat enerzijds om de verplichting voor buitenlanders
die in een van de landen van het Koninkrijk wonen en die een verzoek doen om Nederlander
te worden om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit; anderzijds om de
verplichting voor Nederlanders die buiten het Koninkrijk wonen en vrijwillig een andere
nationaliteit willen aannemen, om afstand te doen van de Nederlandse nationaliteit.
Daarnaast bevat het voorstel een voornemen tot opzegging van Hoofdstuk I van het Verdrag
van Straatsburg en tot opzegging van het Tweede Protocol bij het Verdrag van Straatsburg.1
De Afdeling maakt opmerkingen over de mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel. Deze
betreffen het vraagstuk van conflicterende loyaliteiten en andere mogelijke complicaties
van meervoudige nationaliteit. Op deze mogelijke gevolgen wordt in de toelichting
nauwelijks ingegaan. De Afdeling adviseert dit alsnog te doen.
De initiatiefnemers danken de Afdeling advisering van de Raad van State voor het advies.
Zij hebben hier met belangstelling kennis van genomen. Naar aanleiding van het advies
hebben de initiatiefnemers de memorie van toelichting aangepast. De initiatiefnemers
gaan hierna nader in op het advies.
1. Inleiding
Uitgangspunt van de RWN is het beperken van een dubbele of meervoudige nationaliteit.
Dit komt in de RWN tot uitdrukking in de zogenoemde afstandsverplichtingen.2 In de toelichting wordt «de ontwikkeling van de Rijkswet op het Nederlanderschap»
geschetst. Gesteld wordt dat sprake is van een trend van het beperken van meervoudige
nationaliteit naar een minder restrictieve omgang met meervoudige nationaliteit. Voor
de duiding van deze trend in de toelichting is niet alleen de parlementaire geschiedenis
van de RWN bezien, maar is ook onder andere geput uit onderzoek ter zake met betrekking
tot Europa en wereldwijd en uit feiten betreffende de deels of gehele opzegging van
het Verdrag van Straatsburg door een groot deel van de lidstaten bij dat Verdrag.3
De initiatiefnemers staan een modernisering van het nationaliteitsrecht voor.4 Zij constateren dat een grote meerderheid van de staten tegenwoordig positief staat
tegenover de mogelijkheid van burgers om meer nationaliteiten te hebben. Verder vermeldt
de toelichting dat veel Nederlanders in het buitenland en veel niet-Nederlanders in
Nederland tegen praktische problemen aanlopen bij de gedwongen keuze voor één nationaliteit:
«Zij willen bijvoorbeeld hun oorspronkelijke nationaliteit behouden omwille van erfrechtelijke
redenen, het gemakkelijker kunnen reizen naar het land van herkomst, of een eventuele
repatriëring niet belemmeren. In een globaliserende wereld zijn mensen steeds vaker
vanwege afkomst, relaties of werk niet slechts aan een land gebonden, maar hebben
zij met meerdere landen een effectieve band. De belangen van deze mensen mogen niet
worden veronachtzaamd. Het is juist daarom dat de initiatiefnemers met dit wetsvoorstel
de afstandsverplichtingen uit de RWN schrappen.»
De Afdeling begrijpt de toelichting aldus, dat het doel van het wetsvoorstel is de
erkenning van de belangen van burgers die effectieve banden met verschillende landen
hebben.
De Afdeling stelt voorop dat de voorgestelde andere omgang met meervoudige nationaliteit
als uitgangspunt bij de advisering over het wetsvoorstel wordt gehanteerd. Wel heeft
de Afdeling opmerkingen bij de mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel.
De initiatiefnemers merken op dat met het wetsvoorstel inderdaad wordt beoogd de belangen
van burgers die effectieve banden met verschillende landen hebben, te erkennen. Daarnaast
beogen zij een goede regeling te bieden om Nederlanders in het buitenland te helpen
en om de integratie in Nederland te verbeteren. Ook wordt er een optierecht gecreëerd
waarmee elk persoon die na 1 april 2003 het Nederlanderschap of de staat van Nederlands
onderdaan-niet-Nederlander is verloren, dit weer kan herkrijgen.
2. Mogelijke gevolgen
Het wetsvoorstel ziet zowel op Nederlanders die ingezetene zijn in het buitenland
en die overwegen om een andere nationaliteit aan te nemen als op ingezetenen in een
van de landen van het Koninkrijk met een andere dan de Nederlandse nationaliteit die
een aanvraag doen tot naturalisatie tot Nederlander.
Zoals vermeld onder punt 1 van dit advies, zijn in de inleiding van de toelichting
een aantal praktische voordelen voor de betrokken burgers genoemd van meervoudige
nationaliteit. De Afdeling merkt op dat mogelijke andere gevolgen in de toelichting
niet of onvoldoende worden besproken en wijst in dit verband op het volgende.
a. Tegenstrijdige loyaliteiten
In de toelichting wordt ingegaan op een vaak aangevoerd bezwaar tegen meervoudige
nationaliteit, namelijk het ontstaan van een conflict van loyaliteiten.5 Vermeld wordt dat de idee dat een dubbele nationaliteit leidt tot tegenstrijdige
loyaliteiten is gebaseerd op een gedateerd beeld.6 Daarbij wordt gesteld dat militaire verplichtingen als gevolg van dubbele nationaliteit
verdragsrechtelijk zijn geregeld en dat problemen van tegenstrijdige loyaliteiten
met betrekking tot de dienstplicht zich niet of nauwelijks hebben voorgedaan.7
De enkele verwijzing in de toelichting dat zich met betrekking tot militaire verplichtingen
nauwelijks problemen hebben voorgedaan, is onvoldoende grond voor de stelling dat
de idee dat meervoudige nationaliteit leidt tot tegenstrijdige loyaliteit op een gedateerd
beeld van de werkelijkheid berust. De Afdeling merkt op dat het zich voordoen van
conflicterende loyaliteiten al geruime tijd in Nederland in discussie is. Die discussie
beperkt zich niet tot militaire verplichtingen, maar is veel breder. Het gaat daarbij
om twijfel aan de loyaliteit van een burger aan de samenleving waar hij deel van uitmaakt
en/of de overheid van het land wiens nationaliteit hij heeft, ook zonder dat sprake
is van militaire verplichtingen. Die breedte van de discussie wordt niet in de toelichting
onderkend.
De Afdeling adviseert hierop in de memorie van toelichting in te gaan.
De initiatiefnemers willen problemen oplossen waar Nederlanders in het buitenland
tegenaan lopen, en integratie bevorderen binnen Nederland. De loyaliteits- en nationaliteitenkwestie
staan los van elkaar. Diverse onderzoeken ondersteunen de conclusie dat meervoudige
nationaliteit niet vanzelfsprekend leidt tot tegenstrijdige loyaliteit, waaronder
onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, advies van de Adviescommissie
voor Vreemdelingenzaken, onderzoek van het Sociaal Plan Bureau, onderzoek naar Turkse
Nederlanders en hun binding met Nederland in opdracht van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en het Nationaliteitsonderzoek van Stichting GOED.8
De initiatiefnemers zijn inderdaad van mening dat het idee dat nationaliteit en loyaliteit
exclusief en ondeelbaar zijn, gebaseerd is op het gedateerde 19de-eeuwse beeld van nationalisme. Dit nationalisme is gestoeld op een exclusieve loyaliteit
van de burger naar de staat. Echter, in moderne democratieën kent de burger meerdere
loyaliteiten. Eenvoudige voorbeelden zijn de loyaliteit van de burger aan zowel de
staat als de werkgever, de regio of een etnische/religieuze gemeenschap. In dit verband
wijzen de initiatiefnemers nadrukkelijk ook op het EU-burgerschap, waardoor iedere
EU-onderdaan tegelijk Europees burger én staatsburger is. Wat de initiatiefnemers
betreft is meervoudige nationaliteit onder dezelfde noemer te scharen en hoeft meervoudige
nationaliteit niet te leiden tot problematische of conflicterende loyaliteiten.9 De initiatiefnemers hebben in paragraaf 3 meerdere voorbeelden gegeven van wetstechnische
ontwikkelingen en opmerkingen die in dat kader door vooraanstaande personen en zelfs
eerdere regeringen zijn gedaan.
Daarbij zouden de initiatiefnemers willen opmerken dat de discussie zoals die nu gevoerd
wordt, uitgaat van het perspectief van de staat. Meervoudige nationaliteiten worden
als problematisch bestempeld omdat zij zouden verhinderen dat de staat op de loyaliteit
van haar burgers kan rekenen. Wij leven echter niet meer in een 19de-eeuwse samenleving waar de staat een exclusieve nationalistische identiteit op haar
bevolking kan stempelen. Burgers bepalen zelf welke sociale identiteit zij aannemen.
Dit wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om deze discussie over nationaliteiten te bekijken
vanuit een individueel perspectief. Het gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid
van burgers door hen zelf te laten kiezen welke nationaliteiten zij willen aannemen.
Kortom, de initiatiefnemers ontkennen niet dat er in de politiek en in de samenleving
wordt gediscussieerd over waar loyaliteiten van Nederlandse staatsburgers (behoren
te) liggen. Deze brede en soms verhitte discussie wordt volgens de initiatiefnemers
echter niet beslecht door het categorisch afwijzen van een meervoudige nationaliteit.
De initiatiefnemers hebben overigens ook niet de illusie, noch het streven, om met
dit wetsvoorstel discussies over waar loyaliteiten van Nederlandse staatsburgers (behoren
te) liggen uit de wereld te helpen. Volgens de initiatiefnemers zegt de omstandigheid
dat een Nederlands staatsburger ook een andere nationaliteit heeft, niets over de
loyaliteit van de burger aan Nederland.
Verder merkt de Afdeling op dat ook zonder dat sprake is van militaire verplichtingen
er sprake kan zijn van conflicterende loyaliteiten. De initiatiefnemers ontkennen
niet dat ook op andere terreinen mogelijk spanningen kunnen ontstaan tussen verschillende
verplichtingen in verband met het hebben van meerdere nationaliteiten. Zij menen echter
dat het aannemen of behouden van een meervoudige nationaliteit ter vrije bepaling
van de betrokken persoon moet staan en dat dit wetsvoorstel dat bevordert. Daar vloeit
uit voort dat eventuele problemen gerelateerd aan meervoudige nationaliteit, voor
zover ze zich al voordoen, voortvloeien uit een eigen en bewuste keuze voor meervoudige
nationaliteit.
Naar aanleiding van het advies op dit punt van de Afdeling hebben de initiatiefnemers
de memorie van toelichting in paragraaf 5 aangescherpt. De initiatiefnemers zullen
in hun reactie op vraag 2b van de Afdeling over «andere mogelijke gevolgen» specifiek
ingaan op de door de Afdeling genoemde (andere) complicaties bij het hanteren van
meervoudige nationaliteit als uitgangspunt.
b. Mogelijke andere gevolgen
De Afdeling merkt op dat de toelichting niet ingaat op mogelijke andere gevolgen van
het toestaan van meervoudige nationaliteit. Dit is temeer opmerkelijk, nu de mogelijke
gevolgen van meervoudige nationaliteit herhaaldelijk10 door de regering zijn geschetst. In dit verband verwijst de Afdeling naar de reactie
van het kabinet op vragen van de Eerste Kamer over dubbele nationaliteit bij het wetsvoorstel
tot wijziging van de RWN ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap
en enige andere wijzigingen.11 Het kabinet stelt:
«Het belang dat een staat erbij heeft dat zijn burgers niet een andere nationaliteit
bezitten, bestaat in de regel hierin dat de betrekkingen over en weer vrij blijven
van inmenging van andere staten. Het is onwenselijk dat een burger die in Nederland
woont zich aan zijn verplichtingen jegens de Nederlandse overheid en samenleving kan
onttrekken met een beroep op verplichtingen die hij jegens een andere staat heeft
(...). Onderwerpen waarop meervoudige nationaliteit tot complicaties aanleiding kan
geven, betreffen kwesties als bescherming en bijstand vanwege diplomatieke onderscheidenlijk
consulaire vertegenwoordigers, dienstplicht, fiscale verplichtingen, gebruik van financiële
voorzieningen en uitlevering. Het komt daarbij voor dat de rechten en plichten van
het ene land in juridische zin conflicteren met de rechten en plichten van het andere
land. Problemen op dit vlak kunnen door harmonisatie van wetgeving worden opgelost».
De Afdeling merkt op dat de toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel wel kort
ingaat op de dienstplicht, maar dat de andere door het kabinet bij herhaling genoemde
mogelijke gevolgen van meervoudige nationaliteit onbesproken blijven.
De Afdeling adviseert in de memorie van toelichting in te gaan op de vermelde complicaties
bij het hanteren van meervoudige nationaliteit als uitgangspunt.
Allereerst merken de initiatiefnemers op dat de mogelijke complicaties die op kunnen
treden als gevolg van de meervoudige nationaliteit, niet opwegen tegen vrijheden en
de mogelijkheden die de meervoudige nationaliteit aan Nederlandse burgers en vreemdelingen
biedt. De initiatiefnemers ontkennen de potentiële complicaties die de regering heeft
benoemd niet. Echter, de hoeveelheid personen met een dubbele nationaliteit is sinds
1998 gestaag gegroeid. Bij de laatste meting van het CBS in 2014 waren er al 1,3 miljoen
Nederlanders met een dubbele nationaliteit.12 Hoeveel personen het op dit moment zijn is niet bekend, omdat deze informatie niet
meer wordt bijgehouden. Voor deze op zijn minst 1,3 miljoen Nederlanders is het dus
al mogelijk om een dubbele nationaliteit te hebben, zonder dat zich onoverkoombare
complicaties voordoen.
Ter illustratie, op dit moment is het al zo geregeld dat wanneer iemand met een meervoudige
nationaliteit bijvoorbeeld consulaire bijstand nodig heeft, deze persoon zelf kan
kiezen bij welk land deze consulaire bijstand wordt aangevraagd. Voor het verlenen
van consulaire bijstand maakt Nederland geen onderscheid in personen met een enkelvoudige-
of meervoudige nationaliteit. Het komt in de praktijk voor dat landen, zoals Iran
of Marokko, hun eigen onderdanen consulaire bijstand van een andere nationaliteit
weigeren. In het geval van deze landen verandert de situatie niet met dit wetsvoorstel.
Op het gebied van fiscale verplichtingen kan nationaliteit van belang zijn voor de
toepassing van bepaalde wetten en verdragen. Het bezit van een of meer andere, dan
slechts de Nederlandse, nationaliteit(en) kan het ingewikkelder maken om de rechtsmacht
van de Nederlandse overheid uit te oefenen. Daarnaast zijn er landen, zoals de Verenigde
Staten, die de belastingplicht baseren op het bezit van staatsburgerschap, ongeacht
woonplaats of bezit van andere nationaliteiten. Hierover wordt echter geen bestuurlijke
informatie bijgehouden.13 Op het gebied van uitlevering zal het bezit van een meervoudige nationaliteit niet
leiden tot complicaties noch tot extra kosten. Wel is het mogelijk dat andere landen
kunnen weigeren om hun onderdanen, die ook de Nederlandse nationaliteit hebben, uit
te leveren. Het is in bepaalde gevallen enkel mogelijk om iemand met de Nederlandse
nationaliteit uit te leveren als de persoon na berechting kan terugkeren naar Nederland
voor executie van de straf. Zonder de dubbele terugkeergarantie is uitlevering veelal
niet mogelijk. De dubbele terugkeergarantie geldt voor alle personen met de Nederlandse
nationaliteit, ongeacht het bezit van andere nationaliteiten.14
Met betrekking tot de eerder geschetste problemen, lijken deze in de huidige Nederlandse
situatie, en in andere EU-lidstaten, niet tot onoverkomelijke problemen te leiden
en moeten deze opgelost kunnen worden door verdere harmonisering van wetgeving en
het uitvoeren van al bestaand beleid. Daarbij merken de initiatiefnemers op dat goede
informatievoorziening omtrent deze eventuele complicaties van groot belang is. Deze
wetswijziging beoogt burgers keuzevrijheid te geven over welke nationaliteiten zij
willen aannemen. Voordat zij een keuze kunnen maken over het al dan niet aannemen
van een tweede of derde nationaliteit is het van belang dat burgers goed geïnformeerd
worden over de potentiële gevolgen van deze keuze.
3. Mogelijkheden om het Nederlanderschap terug te krijgen
De toelichting vermeldt dat Nederlanders in het buitenland geregeld voor onaangename
verrassingen komen te staan door het automatische verval van het paspoort bij de vrijwillige
aanname van een andere nationaliteit.15 Vaak lijken burgers zich niet bewust dat zij hun Nederlandse nationaliteit verliezen,
aldus ook de Nationale ombudsman na een onderzoek naar het ongewild verliezen van
het Nederlanderschap.16
De Afdeling merkt op dat de problemen voor Nederlanders in het buitenland in de toelichting
in het kader worden gesteld van de knellende werking van de huidige wetgeving. De
toelichting gaat echter niet in op de mogelijkheden om het Nederlanderschap te herkrijgen.17 In de eerste plaats kan men in bezwaar of beroep gaan tegen de weigering om een paspoort
te vernieuwen.18
Wanneer het Nederlanderschap definitief is verloren, bestaan er vervolgens mogelijkheden
om opnieuw Nederlander te worden door optie of naturalisatie. De mogelijkheid van
optie geldt voor oud-Nederlanders die tenminste een jaar legaal in het Koninkrijk
wonen met een geldige verblijfsvergunning voor een niet tijdelijk doel, zoals gezinshereniging.19 Ook voor een verzoek tot naturalisatie is onder meer vereist dat betrokkene in het
Koninkrijk woont en beschikt over een verblijfsvergunning met een niet tijdelijk doel.20 Bovendien is in het wetsvoorstel tot het verlengen van de naturalisatietermijn van
vijf naar zeven jaar een spijtoptantenregeling opgenomen voor een ieder die het Nederlanderschap
recent verloren heeft.21
In de toelichting wordt niet ingegaan op de vraag of en waarom de bestaande en toekomstige
mogelijkheden voor oud-Nederlanders om hun Nederlandse nationaliteit na een onvrijwillig
verlies terug te krijgen, wel of niet voldoen.
De Afdeling adviseert hierop in de memorie van toelichting in te gaan.
Allereerst merken de initiatiefnemers op dat het wetsvoorstel, waarin ook de spijtoptantregeling
tot het verlengen van de naturalisatietermijn van vijf naar zeven jaar voor een ieder
die het Nederlanderschap recent verloren heeft was opgenomen, inmiddels door de Eerste
Kamer is verworpen.22 Dientengevolge kunnen op dit moment oud-Nederlanders hun Nederlandse nationaliteit
na een onvrijwillig verlies alleen terugkrijgen via naturalisatie of via de zogenaamde
optieprocedure. In de optieprocedure maakt artikel 6, eerste lid, aanhef en onder
f, het mogelijk voor mensen die eerder in het bezit waren van het Nederlanderschap
om bij hervestiging in Nederland de Nederlandse nationaliteit te herkrijgen, nadat
zij gedurende één jaar toelating en hoofdverblijf in het Koninkrijk hebben gehad.
De Afdeling vraagt de initiatiefnemers of en waarom de bestaande (en toekomstige)
mogelijkheden voor oud-Nederlanders om hun Nederlandse nationaliteit na een onvrijwillig
verlies terug te krijgen, wel of niet voldoen. De initiatiefnemers willen vooropstellen
dat zij principieel van mening zijn dat Nederlanders, net als vele andere Europeanen,
de mogelijkheid zouden moeten hebben om over een meervoudige nationaliteit te beschikken.
Om met de huidige regeling als oud-Nederlander het Nederlanderschap terug te krijgen,
moet er vaak voldaan worden aan problematische voorwaarden zoals het hebben van toelating
en hoofdverblijf in het Koninkrijk gedurende een bepaalde periode bij zowel optie
als naturalisatie. Voor een verzoek tot naturalisatie geldt géén termijn van toelating
en hoofdverblijf indien de verzoeker te eniger tijd Nederlander of Nederlands onderdaan-niet-Nederlander
is geweest. Desalniettemin wordt het verzoek om naturalisatie afgewezen, indien de
verzoeker hoofdverblijf heeft in het land waarvan hij onderdaan is, wat een belemmering
vormt voor oud-Nederlanders in het buitenland om het Nederlanderschap middels naturalisatie
te herkrijgen.23 In het geval van naturalisatie geldt bovendien een verplichting afstand te doen van
de andere nationaliteit(en). De initiatiefnemers vinden dit te beperkt.
De initiatiefnemers zien een verplichting om eerst (gedurende een bepaalde periode)
in Nederland te verblijven als problematisch. Pas na die periode kan de Nederlandse
nationaliteit worden herkregen. Het is voor veel oud-Nederlanders die hun Nederlandse
nationaliteit onvrijwillig verliezen niet zomaar mogelijk om hun leven in het buitenland,
waar ook hun werk of gezin zich bevindt, een jaar te onderbreken. Voornoemde voorwaarden
miskennen volgens de initiatiefnemers de belangen van burgers die effectieve banden
met zowel Nederland hebben, als ook met andere landen. Zoals de initiatiefnemers in
hun reactie onder punt 1 van deze reactie hebben aangegeven, is het erkennen van deze
belangen een belangrijk doel dat de initiatiefnemers juist willen bereiken met dit
wetsvoorstel. Daarom hebben de initiatiefnemers ervoor gekozen om een nieuw optierecht
te introduceren, waarbij geen toegangs- of verblijfseis geldt. Hiermee wordt het voor
een persoon die na 1 april 2003 het Nederlanderschap of de staat van Nederlands onderdaan-niet-Nederlander
is verloren, eenvoudiger om het Nederlanderschap te herkrijgen dan reeds mogelijk
is via de optieprocedure van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, RWN of via
naturalisatie.
Voorts willen de initiatiefnemers – in aanvulling op het Rapport Verlies Nederlanderschap
van de Nationale ombudsman, dat in paragraaf twee van de memorie van toelichting reeds
is aangehaald en de nadelige effecten van de huidige regeling schetst – wijzen op
het in oktober 2019 verschenen wereldwijde nationaliteitsonderzoek van de Stichting
Grenzeloos onder één dak (Stichting GOED).24 Uit dit onderzoek blijkt dat een grote meerderheid van de Nederlandse respondenten
die in het buitenland wonen (bijna 80%) het hebben van een dubbele nationaliteit wil
toestaan. Daarnaast volgt uit het onderzoek dat 7.7% van de respondenten hun Nederlandse
nationaliteit onvrijwillig heeft moeten opgeven en 5% deze onbewust heeft verloren.
Aangezien er naar schatting ten minste 1 miljoen Nederlanders buiten de landsgrenzen
wonen, zou dit kunnen betekenen dat naar schatting 50.000 Nederlanders onbewust hun
nationaliteit hebben verloren. Verder ervaren respondenten de hulp van de Nederlandse
overheid aan mensen die hun Nederlanderschap willen terugkrijgen als zeer slecht.
De gevolgen bij het verlies van Nederlanderschap zijn daarbij groot. Naast het feit
dat de terugkeer naar Nederland wordt bemoeilijkt, ervaren zij emotionele schade en
negatieve effecten op het gezinsleven/de familie, werk en financieel vlak. Volgens
de initiatiefnemers ondersteunt ook dit rapport hun stelling dat de bestaande en toekomstige
mogelijkheden voor oud-Nederlanders om hun Nederlandse nationaliteit terug te krijgen
na (on)vrijwillig verlies niet voldoen.
Naar aanleiding van het advies op dit punt van de Afdeling hebben de initiatiefnemers
de memorie van toelichting in paragraaf 2 aangescherpt. Aanvullend daarop is ervoor
gekozen om met dit wetsvoorstel een nieuw optierecht te introduceren waarmee elke
oud-Nederlander, die na 1 april 2003 het Nederlanderschap of de staat van Nederlands
onderdaan-niet-Nederlander is verloren, het Nederlanderschap kan herkrijgen. Het gebruikelijke
vereiste, dat de voormalig Nederlander gedurende één jaar toelating en hoofdverblijf
heeft, is niet van toepassing. Ook wordt niet gevergd dat afstand wordt gedaan van
andere (een) nationaliteit(en).
4. Raadplegen adviesorganen
De Afdeling acht het van belang dat advies met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen
wordt gevraagd aan organisaties die over dergelijke wetsvoorstellen gewoonlijk worden
gehoord of die er in de praktijk mee moeten werken, zoals de Adviescommissie voor
Vreemdelingenzaken, de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse vereniging voor rechtspraak
en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.25
De Afdeling adviseert daartoe.
De initiatiefnemers nemen het hiervoor gegeven advies van de Afdeling ter harte en
hebben contact gehad met de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, de Raad voor
de rechtspraak, de Nederlandse vereniging voor rechtspraak en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten. Daar waar relevant advies is ontvangen is dit verwerkt in de memorie van
toelichting. De ACVZ heeft bevestigd dat het aangehaalde advies uit 2008 het huidige
beleidsmatige standpunt is.
De waarnemend vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,
(get.) Wortmann
Sjoerdsma Kuiken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
S.W. Sjoerdsma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.