Schriftelijke vragen : De miljarden aan onderwijsgeld die niet aan onderwijs worden besteed
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de miljarden aan onderwijsgeld die niet aan onderwijs worden besteed (ingezonden 23 oktober 2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «8 Miljard aan onderwijsgeld belandt niet in
de klas, maar bij schoolbesturen op de bank», van Follow the Money?1
Vraag 2
Waarom is er, ondanks dat er al jaren kritiek en zorgen worden geuit en vragen worden
gesteld door de Tweede Kamer, de Onderwijsinspectie en de Algemene Rekenkamer over
de financieringsstructuren in het onderwijs, nog altijd geen verandering gekomen in
de manier waarop het onderwijs in Nederland gefinancierd wordt?
Vraag 3
Waarom is er nog altijd geen goede financiële verantwoordingsplicht voor schoolbesturen
en is er dus geen zicht op waar het onderwijsgeld precies aan besteed wordt?
Vraag 4
Waarom specificeert u, voorafgaand aan het toebedelen van onderwijsgelden aan schoolbesturen,
niet waaraan deze gelden moeten worden besteed en wordt geen reële inschatting gemaakt
van de kosten voor het behalen van die doelen, om ervoor te zorgen dat scholen het
geld gericht kunnen uitgeven en ook kunnen verantwoorden?
Vraag 5
Waarom zijn de subsidies voor het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), om de corona-achterstanden
weg te werken niet gericht toegewezen aan duidelijke(r) programma’s/methodes/doelen/tools/materialen/personen
die daarvoor konden worden ingezet, anders dan de «menukaart» waaruit scholen een
keuze konden maken?
Vraag 6
Hoe is het mogelijk dat de opties die bovengenoemde «menukaart» bevatte qua kosten
niet overeenkwamen met het geld dat vanuit het NPO werd toegekend aan scholen en waarom
is vooraf niet berekend hoeveel het wegwerken van de achterstanden zou gaan kosten
en/of was de «menukaart» (kostentechnisch) ontoereikend om dit te bewerkstelligen
en te verantwoorden?
Vraag 7
Op welke manier is getoetst of scholen de gelden vanuit het NPO ook daadwerkelijk
hebben aangewend voor de opties van de «menukaart», of dat op een toereikende manier
is gebeurd en/of de NPO-gelden niet (ook) zijn gebruikt voor andere doeleinden? Indien
dat niet is getoetst, kunt u dan uitleggen wat de overwegingen waren om hierop geen
controle uit te voeren?
Vraag 8
Vindt u het geoorloofd dat schoolbesturen de door de overheid toegewezen financiering
(ook) aanwenden voor bijvoorbeeld beleggingen? Zo ja, waarom vindt u dat dat moet
worden toegestaan, zeker met het oog op het feit dat de kwaliteit van het Nederlands
onderwijs sterk achteruit gaat en manieren om die kwaliteit te verbeteren dus investeringsprioriteit
zouden moeten hebben?
Vraag 9
Bent u nog steeds van mening dat het niet wenselijk is om de vrijheid van schoolbesturen
in te perken? Zo ja, wat zijn hiervoor de overwegingen? Waarom moeten deze besturen
zoveel (financiële) vrijheid hebben, terwijl het hier om het besteden van gemeenschapsgeld
gaat en de burger zich er dus van zou moeten kunnen vergewissen dat belastinggeld
dat toegewezen wordt aan onderwijs ook daadwerkelijk ten goede komt aan de educatie
en ontwikkeling van onze kinderen?
Vraag 10
Hoe reflecteert u op het feit dat de meeste scholen ouders vragen om een eigen bijdrage
en de (sociale) druk die dat legt op gezinnen met een laag inkomen, terwijl scholen
dus heel veel geld in kas hebben dat niet wordt gebruikt? Waarom wordt de ouderbijdrage
niet afgeschaft en wordt het niet-gebruikte onderwijsgeld niet ingezet om gezinnen
met lage inkomens te steunen, bijvoorbeeld door schoolmaaltijden, herinvoering van
het schoolzwemmen, bekostigen van schoolreisjes en schoolmaterialen, bijlessen voor
kinderen met onderwijsachterstanden etc.?
Vraag 11
Waarom stelt u geen onafhankelijke financiele toezichthouders aan voor schoolbesturen,
die controleren hoe de toegekende onderwijsgelden besteed worden?
Vraag 12
Waarom wordt de hoogte van de lumpsum voor scholen dusdanig laat bekend gemaakt dat
schoolbesturen de begroting daarop niet meer kunnen aanpassen?
Vraag 13
Hoe kan het dat de lumpsum ontoereikend is voor het organiseren van goed onderwijs,
maar is er daarna toch weer incidenteel geld om de gaten mee te dichten? Erkent u
dat structurele problemen niet met incidentele uitgaven kunnen worden opgelost en
zo ja, waarom berekent u dat gegeven dan niet door in de lumpsum voor scholen, zodat
er jaarlijks eenmalig een daadwerkelijk toereikend bedrag kan worden toegekend dat
gespecificeerd en controleerbaar besteed kan worden aan kwalitatief goed onderwijs,
vaste personeelscontracten, lange termijnplannen en investeringen in het operationeel
houden van scholen en alles wat daarbij komt kijken?
Vraag 14
Bent u bereid om toch opnieuw te overwegen om schoolbesturen financiële bestedingsregels
op te leggen, zoals een vastgesteld bedrag dat uitgegeven moet worden aan onderwijzend
personeel, het wegwerken van onderwijsachterstanden, lichamelijke opvoeding, etc.,
zodat de financieringsstructuren beter in kaart worden gebracht en er per school duidelijk
wordt welke financiële middelen er nodig en toereikend zijn?
Vraag 15
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de onderwijsmiljarden die op dit moment op
de plank blijven liggen toch worden besteed aan het daadwerkelijke onderwijs voor
kinderen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.R. van Haga, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.