Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kathmann en Thijssen over kwijtschelding van de waterschapsbelasting
Vragen van de leden Kathmann en Thijssen (beiden PvdA) aan de Ministers voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en van Infrastructuur en Waterstaat over kwijtschelding van de waterschapsbelasting (ingezonden 21 juni 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
23 oktober 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3072.
Vraag 1
Klopt het dat de waterschappen kwijtschelding kunnen verlenen aan mensen met een inkomen
van maximaal 100% van de bijstandsnorm?
Antwoord 1
Ja. Dit is geregeld in de Regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden (Stcrt. 2022, 23803).1
Vraag 2
Ziet u ook dat er veel mensen zijn met een hoger inkomen dan de bijstandsnorm die
grote moeite hebben om rond te komen, zeker met de gestegen prijzen voor energie en
boodschappen?
Antwoord 2
Ja. Het kabinet zag sinds de start van de oorlog in Oekraïne en de daaropvolgende
hogere inflatie dat steeds meer mensen moeite hebben met rondkomen. Het kabinet heeft
in 2022 en 2023 met meerdere pakketten maatregelen getroffen om de gevolgen van deze
hogere inflatie te dempen.
Vraag 3
Vindt u ook dat het mogelijk moet zijn voor waterschappen om kwijtschelding ruimer
toe te passen indien algemeen besturen dat noodzakelijk achten?
Antwoord 3
Op dit moment hebben de algemene besturen van de waterschappen reeds de mogelijkheid
om op een aantal onderdelen een ruimer kwijtscheldingsbeleid te hanteren. In beginsel
dienen waterschappen ten aanzien van de kwijtschelding aan te sluiten bij de regels
die gelden voor de rijksbelastingen (de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990).
Op grond van de Regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden hebben de waterschappen
echter de mogelijkheid op bepaalde punten van de landelijke kwijtscheldingsregels
af te wijken ten gunste van de belastingschuldige. Door de verruiming toe te passen
mag een belastingschuldige meer inkomen of vermogen hebben zonder zijn recht op kwijtschelding
te verliezen. Naast volledige kwijtschelding biedt de algemene kwijtscheldingsregeling
de mogelijkheid tot een gedeeltelijke kwijtschelding. Zie voor een nadere toelichting
ook het antwoord op vraag 7.
Op deze wijze beschikken waterschappen over een afgewogen instrumentarium dat recht
doet aan het principe dat een ieder in beginsel gehouden is belastingen te betalen,
terwijl anderzijds wel afwegingen kunnen worden gemaakt met betrekking tot draagkracht.
Tot slot wordt opgemerkt dat waterschappen hun taken vrijwel geheel bekostigen met
de eigen belastingen. Wanneer de inkomens- en vermogensgrenzen worden verhoogd dan
wordt aan een grotere groep kwijtschelding verleend. Dit vertaalt zich bij een gegeven
begroting door in een hogere belastingdruk voor de belastingbetalers die niet voor
kwijtschelding in aanmerking kunnen komen.
Vraag 4
Bent u bereid om de wet aan te passen zodat het mogelijk wordt om kwijtschelding te
verlenen aan mensen met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm of meer? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een progressieve waterschapsbelasting,
zodat ingezetenen naar draagkracht bijdragen?
Antwoord 5
Er is sprake van een zogenaamd gesloten heffingenstelsel, waarin de nationale wetgever
de heffingsruimte van de decentrale belastingheffer strikt heeft afgebakend – dit
met het oog op het belang van rechtsgelijkheid en rechtseenheid. In de Waterschapswet
is er een directe koppeling tussen de taken die waterschappen hebben en de heffingen
die de waterschappen mogen opleggen. Het is de heersende leer dat het verbod van heffing
naar inkomen, winst en vermogen dat voor andere decentrale overheden geldt, ook voor
waterschappen geldt. De Waterschapswet bevat echter geen expliciet verbod hierop.2
De kosten die de waterschappen maken worden van oudsher verdeeld op basis van het
principe dat de belanghebbende betaalt. Daarnaast wordt ten behoeve van de waterkwaliteit
het principe «de vervuiler betaalt» gehanteerd. De OESO heeft bevestigd dat het hanteren
van deze principes van belang is om het draagvlak voor het waterbeheer te borgen.
De OESO heeft zelfs aanbevolen deze principes nog meer toe te passen.3 Om die reden zullen wij geen onderzoek doen naar de mogelijkheid om de waterschappen
te laten heffen naar draagkracht.
Zoals toegelicht in de antwoorden op vragen 3, 4, en 7 hebben waterschappen reeds
de mogelijkheid om waterschapsbelasting geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden,
en wordt deze ook toegepast. Hiermee worden mensen met een laag inkomen ontzien.
Vraag 6
Bent u het eens dat waterschappen zich als overheidsorgaan sociaal moeten opstellen
bij het innen van schulden, bijvoorbeeld bij de vormgeving van minnelijke schuldregelingen?
Antwoord 6
Wij verwachten van alle overheidsorganisaties dat zij een sociaal innings- en incassobeleid
hanteren, waarbij het bieden van maatwerk mogelijk moet zijn. Dat geldt dus ook voor
waterschappen. Door maatschappelijk verantwoord te innen en te incasseren kan een
waterschap beter rekening houden met iemands persoonlijke situatie, ook in geval van
minnelijke schuldregelingen. Waterschappen doen dit ook; zie het antwoord op vraag
7.
Vraag 7
Kunt een beeld geven van het (sociale) inningsbeleid van waterschappen en welke acties
er ondernomen worden om mensen te helpen in plaats van tegen te werken?
Antwoord 7
Wanneer mensen niet in staat zijn om hun belastingaanslag tijdig te voldoen kan onder
voorwaarden uitstel van betaling worden verleend. Hierbij wordt de mogelijkheid geboden
om de belastingaanslag met een betalingsregeling te voldoen. Indien mensen hun belastingaanslag
helemaal niet kunnen voldoen kunnen zij mogelijk in aanmerking komen voor kwijtschelding.
Kwijtschelding wordt verleend indien er geen betalingscapaciteit en geen vermogen
aanwezig is.
Onder «betalingscapaciteit» wordt verstaan het positieve verschil tussen het netto-besteedbare
inkomen van een belastingschuldige en de te verwachten kosten van bestaan. De normen
voor de kosten van bestaan worden uitgedrukt in een percentage van de bijstandsnorm
als bedoeld in de Participatiewet. Op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet
1990 bedragen de kosten van bestaan 90% van de bijstandsnorm.4 Op grond van de Regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden kunnen de waterschappen
ten gunste van belastingschuldigen van deze norm afwijken. Dit houdt in dat zij voor
iedere norm tussen de 90% en 100% kunnen kiezen. Door een hoger percentage te hanteren,
vallen de kosten van bestaan hoger uit, waardoor belastingschuldigen eerder in aanmerking
voor kwijtschelding komen. In de praktijk maken alle waterschappen van deze mogelijkheid
gebruik: 20 van de 21 waterschappen hanteren voor de kosten van bestaan de norm van
100%; één waterschap zit op 95%.
Ook ten aanzien van het vermogenhebben de waterschappen op grond van de Regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden
de ruimte de geldende regels te verruimen.
Op grond van de landelijke kwijtscheldingsregels (Uitvoeringsregeling Invorderingswet
1990) wordt reeds een bepaald bedrag aan financiële middelen niet als vermogen aangemerkt.5 Waterschappen kunnen op grond van de Regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden
ervoor kiezen dit bedrag aan financiële middelen te verhogen. Voor echtgenoten kan
het bedrag met maximaal € 2.000 worden verhoogd; de extra verhoging voor andere huishoudtypen
zijn van dit bedrag afgeleid.
Gezien het feit dat de mogelijkheid om de vermogensnorm te verruimen pas recent is
ingevoerd, heeft de Unie van Waterschappen (UvW) nog geen goed beeld hoeveel waterschappen
deze mogelijkheid toepassen en op welke wijze. Voor nu hebben zij alleen het beeld
dat bij zeven organisaties (waterschappen en/of gemeenschappelijke belastingkantoren)
het besluit was genomen om met ingang van dit jaar van de verruiming gebruik te gaan
maken.
Veder blijkt uit navraag bij de UvW dat waterschappen naast het bovenstaande diverse
acties ondernemen om het inningsbeleid sociaal te laten zijn. Voorbeelden hiervan
zijn:
– Belastingplichtigen worden actief benaderd om hen te wijzen op de mogelijkheden voor
(automatische) kwijtschelding;
– Belastingplichtigen worden geattendeerd op de aanvullende bijstand als bij een verzoek
om kwijtschelding blijkt dat hier geen gebruik van wordt gemaakt;
– Als een kwijtscheldingsverzoek is afgewezen, dan is een soepele betaalregeling mogelijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.