Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Herziening verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP)(Kamerstuk 22112-3626)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3809
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 oktober 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 17 februari 2023 over het Fiche: Herziening verordening indeling, etikettering
en verpakking van stoffen en mengsels (CLP)(Kamerstuk 22 112, nr. 3626).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 maart 2023 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 19 oktober 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De griffier van de commissie, Esmeijer
Inhoud
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
4
II.
Reactie van de Minister
5
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief omtrent het BNC-fiche
herziening verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels
(CLP). Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het net als het kabinet belangrijk dat er duidelijk
gecommuniceerd wordt over de gevaren van stoffen, mengsels en voorwerpen en juiste
gebruik hiervan. Deze leden vragen het kabinet daarom hoe de website waarzitwatin.nl
onder de aandacht wordt gebracht, als er gesproken wordt over duidelijke communicatie.
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet investeert in projecten
en onderzoeken naar de ontwikkeling van methoden voor de identificatie en risicobeoordeling
van gevaarlijke stoffen. Zij zouden graag een overzicht zien van de projecten en onderzoeken.
Deze leden vragen wat de reden is dat er voor deze projecten en onderzoeken is gekozen.
Voorts lezen genoemde leden dat de uitbreiding van de bevoegdheid van de Europese
Commissie om het recht van initiatief te krijgen voor geharmoniseerde indeling ervoor
zorgt dat meer gevaarlijke stoffen kunnen worden geïdentificeerd, doordat naast lidstaten
en industrie, ook de Commissie CLH-dossiers (harmonised classification and labelling)
kan indienen. Kan het kabinet schetsen hoe een dergelijk proces eruitziet? Onder welke
criteria mag de Commissie CLH-dossiers indienen en gelden die ook voor lidstaten en
industrie?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet de mogelijkheid tot digitale etikettering
een goede aanvulling vindt op het fysieke etiket en sluiten zich hierbij aan. Deze
leden vragen het kabinet hoe mensen gestimuleerd worden dit digitale etiket te raadplegen,
zeker als het gaat om belangrijke informatie.
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat er vanuit de lidstaten steun lijkt te zijn
voor de modernisering van de verordening, maar dat de voorstellen van digitalisering
van de etiketten en online verkoop zouden kunnen leiden tot discussies. Waar zijn
deze verwachtingen op gebaseerd? Welke mogelijke discussies verwacht het kabinet?
Het is aan de lidstaten om toezicht en handhaving van het voorgestelde optreden met
betrekking tot online verkoop verder in te richten, zo lezen de leden van de VVD-fractie
in het BNC-fiche. Kan het kabinet aangeven hoe het Nederlandse toezicht en handhaving
hierop vorm zal krijgen?
Deze leden lezen dat het kabinet kritisch is over de stijging van het aantal werknemers
ten gevolge van één van de voorgestelde maatregelen. Om welke maatregel gaat het hier
en hoe ziet de Commissie dit voor zich gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt?
Genoemde leden lezen dat het kabinet nadere onderbouwing zal opvragen over de financiële
consequenties van het voorstel voor burgers en bedrijven. Zullen er tot die opheldering
er is geen onomkeerbare stappen worden genomen?
De Commissie stelt in het impact assessment dat als onderdeel van de strategie voor duurzame chemische stoffen er vóór 2024 een
raamwerk wordt ontwikkeld, bestaande uit indicatoren die oorzaken en gevolgen van
chemische vervuiling monitoren en de effectiviteit van de wetgeving inzake chemicaliën
meten. Het kabinet is kritisch over de invulling van dit raamwerk, zo lezen de leden
van de VVD-fractie. Kan dit nader toegelicht worden? En welke lidstaten vindt het
kabinet in deze kritiek aan haar zijde?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het BNC-fiche.
Deze leden vinden het belangrijk dat er als onderdeel van de Green Deal op Europees
niveau gekeken wordt hoe de regulering van chemische stoffen en mengsels kan worden
verbeterd. Deze leden maken zich namelijk grote zorgen over de effecten op mens en
milieu als deze stoffen in afval- of grondwater terecht komen.
Deze leden begrijpen onder andere van waterzuiveringsbedrijven dat zij weinig zicht
hebben op de stoffen die in medicijnen zitten, waardoor zij ook niet goed in staat
zijn deze uit het water te filteren. Kan het kabinet onderschrijven dat met de regulering
die de Europese Commissie voorstelt er wel beter zicht komt op de stoffen in medicijnen,
zodat waterzuiveringsbedrijven hier ook rekening mee kunnen houden? Deze leden brengen
ook graag de motie van de leden Hagen en Tjeerd de Groot1) onder de aandacht, waarin de regering wordt verzocht om in samenwerking met de medicijnproducenten
een Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV) voor medicijnen in te stellen.
Welke mogelijkheden ziet het kabinet om te sturen op de hele keten van chemische stoffen
en mengsels, dus van producent, verkoper en gebruikers? Want regulering van het product
is belangrijk, maar hoe wordt ervoor gezorgd dat gebruikers en verkopers zorgvuldig
omgaan met deze stoffen en wordt voorkomen dat het in het grond- en afvalwater terecht
komt, zo vragen de leden van de D66-fractie het kabinet.
Genoemde leden lezen dat het kabinet nog vragen heeft bij de financiële effecten van
de regulering. Kan het kabinet aangeven bij wie de kosten neerslaan voor regulering
en hoe voorkomen wordt dat dit overwegend de burgers zijn? Deze leden vragen het kabinet
tevens of er ook een goede kosten-, maar vooral (maatschappelijke) batenanalyse kan
worden gemaakt van de effecten van betere reguleren van de chemische stoffen en mengsels
in medicijnen.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet hoe het voorstel van de Commissie zich
verhoudt tot Nederlands beleid op dit onderwerp.
De leden van de D66-fractie hebben op 1 november 2022 de petitie van ReumaNederland
in ontvangst genomen. Hierin wordt gevraagd om gebruikersvriendelijke verpakkingen
van medicijnen voor mensen met aandoeningen zoals Reuma die hierdoor moeite hebben
om reguliere verpakkingen te openen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
gaf eerder aan zich hiervoor op Europees niveau in te zetten. Kan het kabinet aangeven
of gebruikersvriendelijke verpakkingen ook wordt meegenomen bij de kabinetsappreciatie
van dit voorstel?2
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het BNC-fiche: Herziening verordening
indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsel en de appreciatie van
het kabinet daarop. Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de doelstelling van deze
herziening om ervoor te zorgen dat consumenten, bedrijven en autoriteiten ten volle
bescherming kunnen genieten tegen de gevaren van gevaarlijke chemische stoffen. Zij
vindt het van belang dat er binnen de gehele Europese Unie dezelfde regels gelden
en dat er eenduidigheid is in classificering en etikettering.
Wat het lid van de BBB-fractie betreft moet voorop staan dat consumenten altijd over
de juiste informatie moeten kunnen beschikken om goed doordachte keuzes te maken.
Uit het fiche blijkt dat dit nu niet het geval is. Zij vindt dat een slechte zaak
en steunt dan ook het voorstel om dit zo snel mogelijk aan te passen.
Het lid van de BBB-fractie vraagt het kabinet hoe de Europese Unie invulling denkt
te geven aan het tweede doel dat genoemd wordt: «de doeltreffendheid van de voorlichting
over gevaren te verbeteren door de etiketten toegankelijker en begrijpelijker te maken
voor gebruikers van chemische stoffen, en bedrijven meer flexibiliteit te bieden,
waardoor de administratieve lasten worden verminderd zonder dat de veiligheidsniveaus
dalen». Uit de kabinetsreactie maakt het lid van de BBB-fractie op dat dit voor het
kabinet ook niet duidelijk is. Zij ondersteunt dan ook het voornemen om hierover opheldering
te vragen.
Net als het kabinet vindt ook het lid van de BBB-fractie dat de online verkoop beter
gereguleerd moet worden. Zij vraagt het kabinet hoe de naleving inzake etikettering
en voorlichting bij online verkoop verhoogd kan worden. Aangezien deze naleving en
de controle daarop nu al slecht is, verwacht het lid daar niet zomaar verbetering
als de richtlijnen worden aangescherpt. Hoe kijkt het kabinet daar tegenaan? Hoe zou
deze naleving verbeterd kunnen worden? Wordt dit ook in Europees verband opgepakt?
Het lid van de BBB-fractie vraagt het kabinet hoe het kan dat er met sterk verouderde
databases wordt gewerkt waarin ook informatie mist. Logischerwijs zou dit jaarlijks,
of in geval van wijzigingen bijgewerkt moeten worden.
Hoe gaat de Europese Commissie er zorg voor dragen dat we over tien jaar niet weer
in dezelfde situatie zitten? Kan het kabinet dit toelichten of vragen aan de Commissie?
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat in de kabinetsreactie wordt gesteld dat de
kosten van de herziening bij de industrie komen te liggen en de baten bij de burger.
Het lid wil daar toch wel graag aan toe voegen dat kosten uiteindelijk bij de burger
terechtkomen, omdat producten simpelweg duurder zullen worden.
Ten slotte vraagt het lid van de BBB-fractie het kabinet om inzicht in de kosten voor
de lidstaten voor dit voorstel. Het is het lid van de BBB-fractie niet duidelijk wat
deze kosten moeten inhouden daar de kosten toch vooral bij de industrie lijken te
liggen. Zij ontvangt daar graag een toelichting van het kabinet op.
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vinden het net als het kabinet belangrijk dat er duidelijk
gecommuniceerd wordt over de gevaren van stoffen, mengsels en voorwerpen en het juiste
gebruik hiervan. Deze leden vragen het kabinet daarom hoe de website waarzitwatin.nl
onder de aandacht wordt gebracht, als er gesproken wordt over duidelijke communicatie.
Waarzitwatin.nl is een initiatief van VWS, RIVM en VeiligheidNL. Op dit online platform
wordt onafhankelijke, wetenschappelijk onderbouwde en actuele informatie gegeven over
chemische stoffen in alledaagse producten voor consumenten, de mogelijke risico’s
ervan en tips om er veilig mee om te gaan. Er worden verschillende activiteiten ondernomen
om het platform bij het publiek bekend te maken. Deze activiteiten zijn te verdelen
in paid
media (betaalde media), owned media (via eigen kanalen) en earned media («verdiende aandacht» via derden).
Doorlopend zijn er in de paid media campagnes in de zoekmachinemarketing om hoog in de zoekresultaten van Google te verschijnen.
Daarnaast zijn er drie promotiecampagnes per jaar, gericht op verschillende doelgroepen
(dit jaar ouders van jonge kinderen, mensen met affiniteit met klussers/tuinieren/woninginrichting
en jonge vrouwen met affiniteit met persoonlijke verzorging). Deze campagnes worden
onder andere ingezet via display banners, branded content via relevante platforms,
video’s via YouTube en advertenties via social media.
Met betrekking tot owned media wordt er ingezet op zoekmachine optimalisatie van de teksten op de website om hoog
in de zoekresultaten van Google te verschijnen en wordt er content via social mediakanalen
van Waarzitwatin (Facebook & Instagram) gedeeld.
Daarnaast vinden er in earned media pr-activiteiten plaats zoals het versturen van persberichten, een persmailing, het
pitchen van experts van Waarzitwatin om bij het grote publiek bekend te worden en
zodat de media Waarzitwatin weet te vinden als betrouwbare bron met informatie over
chemische stoffen. Ook wordt het platform via stakeholders, zoals branche- en belangenorganisaties
gepromoot.
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet investeert in projecten
en onderzoeken naar de ontwikkeling van methoden voor de identificatie en risicobeoordeling
van gevaarlijke stoffen. Zij zouden graag een overzicht zien van de projecten en onderzoeken.
Deze leden vragen wat de reden is dat er voor deze projecten en onderzoeken is gekozen.
Het kabinet financiert in haar reguliere projecten onderzoek dat wordt uitgevoerd
door het RIVM naar de ontwikkeling van (proefdiervrije) methoden voor de identificatie
en risicobeoordeling van gevaarlijke stoffen waaronder carcinogene, mutagene, reproductie
toxische, sensibiliserende en hormoonverstorende stoffen (CMRS+HVS). Binnen deze projecten
worden methoden ontwikkeld in het laboratorium van het RIVM en wordt de toepassing
van de methoden onderzocht en bediscussieerd in verschillende internationale gremia.
Vanuit de reguliere projecten is RIVM ook betrokken bij het versnellingsprogramma
Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI), waarin een actielijn van het RIVM een belangrijk
onderdeel is. Deze heeft de titel: «Op naar een betrouwbare, humaan relevante veiligheidsbeoordeling
gebaseerd op proefdiervrije innovaties».
Het kabinet heeft een extra financiële bijdrage gedaan aan de OESO ten behoeve van
het opstellen van nieuwe of aanpassen van bestaande testrichtsnoeren voor gevaarlijke
stoffen (zoals CMRS+HVS) en voor het tot stand brengen van een mondiaal meer geharmoniseerde
aanpak van biociden. Nederland is actief in diverse OESO-werkgroepen die onder andere
werken aan methoden die gericht zijn op het opsporen van diverse mechanismen van hormoonverstoring
en methoden die gericht zijn op het opsporen van nadelige effecten van verstoring
van het hormoonsysteem. Het ontwikkelen van internationaal vastgestelde methoden is
belangrijk voor een goede en evenwichtige implementatie in wet- en regelgeving.
Met het subsidiëren van PEPPER helpt Nederland om een belangrijk knelpunt aan te pakken
in het beoordelen van de veiligheid van hormoonverstorende stoffen. Het Public-Private Platform for the Pre-Validation of Endocrine Disruptors Characterization
Methods (PEPPER) houdt zich bezig met het opsporen van testmethodes om hormoonverstorende
stoffen te identificeren; organiseren van het beproeven van de betrouwbaarheid van
geïdentificeerde testmethoden; het voordragen van gebleken betrouwbare methodes op
het gebied van hormoonverstoring voor validatie bij OESO.
Vanuit de Europese Commissie worden projecten gefinancierd waarvoor het kabinet cofinanciering
beschikbaar heeft gesteld:
− Het Europese «Partnership for the Assessment of Risk from Chemicals» (PARC3) heeft als doel om innovatie van de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen
te realiseren, en zo een substantiële bijdrage te leveren aan de Europese Strategie
voor duurzame stoffen en de «zero pollution» ambitie van de Europese Green Deal. Het
RIVM heeft, samen met de Ministeries van VWS, IenW en LNV, een belangrijke rol gehad
in de voorbereidende fase en treedt nu op onder andere als trekker van het werkpakket
«Innovation in Regulatory Risk Assessment», gericht op onderzoek naar vernieuwing
van de risicobeoordeling.
− Het Europese Horizon 2020 project «RISK assessment of chemicals integrating Human
centric Next generation Testing strategies promoting the 3Rs» (RISK-HUNT3R4) heeft als doel een efficiënte proefdiervrije strategie voor de veiligheidsbeoordeling
van chemische stoffen op te stellen. Het RIVM heeft een leidende rol in het project
in het opstellen van de strategie voor de nieuwe veiligheidsbeoordeling ten behoeve
van regulatoire toepassing. Ook is het RIVM betrokken bij onderzoek gericht op het
ontwikkelen van een test strategie voor verstoring van de hersenontwikkeling en non-genotoxische
carcinogenen en levert een bijdrage aan de onderdelen gericht op toxicokinetiek en
blootstelling. Het project sluit goed aan bij de Green Deal doelstellingen van de
Europese Commissie. Tevens is het project onderdeel van het grotere ASPIS-cluster5, een samenwerkingsverband tussen Europese projecten gericht op innovatieve methoden
voor risicobeoordeling en acceptatie daarvan door autoriteiten. De projecten uit dit
cluster ontwikkelen onder andere een gezamenlijk algoritme voor risicobeoordeling
van stoffen.
− Binnen Safe-, sUstainable- and Recyclable-by design Polymeric systems (SURPASS6) wordt binnen het RIVM een hazard strategie opgezet voor het identificeren van hormoonverstorende
stoffen. Dit gaat om testen die worden gedaan voordat een stof op de markt komt (Safe
and Sustainable by Design).
− In Advancing Tools for Human Early Lifecourse Exposome Research and Translation (ATHLETE7) – wordt in kaart gebracht welke omgevingsfactoren, zoals voedingspatroon, blootstelling
aan chemische stoffen, roken en luchtvervuiling, bijdragen aan de ontwikkeling van
luchtwegaandoeningen, hersenaandoeningen en hart en vaatziekten bij onze kinderen.
Het RIVM onderzoekt in ATHLETE de effecten van chemische stoffen op de hersenontwikkeling
in de beschikbare in vitro testen.
Aanvullend financiert het kabinet een deel van projecten die zijn gehonoreerd vanuit
de Nationale Wetenschapsagenda:
− VHP4Safety: in het Virtual Human Platform for Safety Assessement (VHP4safety8) project, wordt een Virtueel Menselijk Platform voor de veiligheidsbeoordeling van
chemische stoffen en geneesmiddelen ontwikkeld. VHP4Safety is een initiatief van de
Universiteit Utrecht, de Hogeschool Utrecht en het RIVM. Aan het project nemen universiteiten,
kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijven deel, zowel nationaal
als internationaal. Zij bouwen samen vanuit verschillende disciplines aan een dataplatform
met gegevens gebaseerd op de fysiologie en biologie van de mens. Hiermee willen zij
de veiligheid van chemische stoffen en geneesmiddelen bepalen zonder gebruik van dierproeven.
− Het thematische programma «Proefdiervrije modellen: acceptatie en implementatie»9 is gericht op de acceptatie en implementatie van bestaande proefdiervrije modellen
bij de beoordeling van de veiligheid van stoffen voor de mens. Binnen dit programma
zijn drie projecten gehonoreerd; het RIVM is betrokken bij het AFARA-project. Het
project «Animal free assays for endocrine disruption – from science to regulatory
acceptance (AFARA)»10 wordt gecoördineerd door de Universiteit Utrecht en RIVM. Het doel van het project
is om de regulatoire acceptatie van proefdiervrije testen voor hormoonverstoring te
bevorderen door de drijfveren en barrières in kaart te brengen. Het onderzoek zal
worden uitgevoerd met een interdisciplinair team van experts op het gebied van toxicologie,
sociale wetenschappen en recht. RIVM is een belangrijke partner gezien haar centrale
positie in de risicobeoordeling en het onderzoek naar humaan relevante methoden om
hormoonverstorende stoffen te identificeren.
Voorts lezen genoemde leden dat de uitbreiding van de bevoegdheid van de Europese
Commissie om het recht van initiatief te krijgen voor geharmoniseerde indeling ervoor
zorgt dat meer gevaarlijke stoffen kunnen worden geïdentificeerd, doordat naast lidstaten
en industrie, ook de Commissie CLH-dossiers (harmonised classification and labelling)
kan indienen. Kan het kabinet schetsen hoe een dergelijk proces eruitziet? Onder welke
criteria mag de Commissie CLH-dossiers indienen en gelden die ook voor lidstaten en
industrie?
Het proces voor het indienen van een CLH-dossier ziet er als volgt uit.
Allereerst informeert de indiener – de bevoegde instantie van een lidstaat, fabrikant,
importeur of downstreamgebruiker van een stof – ECHA (het Europees Chemicaliënagentschap)
over zijn voornemen om een CLH in te dienen. De lidstaat mag dat ook voor een stof
doen waarvoor reeds een CLH bestaat. ECHA publiceert de gegevens over de stof(fen),
de status van het voorstel en de naam van de indiener.
Het voorstel voor CLH voldoet aan de in deel 1 en 2 van bijlage VI van CLP opgenomen
eisen, en vindt vorm in het CLH-dossier. Het CLH-dossier dient volgens deel 2 het
volgende te bevatten: het voorstel, dat bestaat uit de identiteit van de desbetreffende
stof(fen) en de voorgestelde geharmoniseerde indeling en etikettering, en de motivering
hiervan. De motivering moet worden onderbouwd aan de hand van de criteria zoals vastgesteld
in Bijlage 1 van de CLP-verordening.
Indien het stoffen betreft met andere effecten dan kankerverwekkendheid, mutageniteit,
giftigheid voor de voortplanting of sensibilisatie van de luchtwegen, dan is een extra
motivering voor de behandeling van het voorstel vereist om aan te tonen dat er behoefte
is aan actie op EU-niveau.
Dezelfde criteria voor het indienen van een CLH-dossier zijn ook van toepassing op
de Commissie, die overigens net als een lidstaat, ook een CLH-voorstel mag indienen
ter aanpassing van een reeds bestaand CLH. Het startproces verschilt iets omdat de
Commissie het voorstel niet zelf opstelt. In plaats daarvan zal de Commissie wanneer
zij een voorstel wil indienen, ECHA of de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
(EFSA) verzoeken tot het opstellen van een voorstel voor een CLH. ECHA zal dit dan
kenbaar maken net zoals wanneer het een intentie heeft ontvangen van een andere bevoegde
instantie waarna het proces zich ook op dezelfde manier vervolgd.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet de mogelijkheid tot digitale etikettering
een goede aanvulling vindt op het fysieke etiket en sluiten zich hierbij aan. Deze
leden vragen het kabinet hoe mensen gestimuleerd worden dit digitale etiket te raadplegen,
zeker als het gaat om belangrijke informatie.
De inzet van het kabinet hierbij is om de gebruiker van het product te informeren
over het digitale label door het op het fysieke etiket te laten markeren als zijnde
belangrijke aanvullende informatie over het product.
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat er vanuit de lidstaten steun lijkt te zijn
voor de modernisering van de verordening, maar dat de voorstellen van digitalisering
van de etiketten en online verkoop zouden kunnen leiden tot discussies. Waar zijn
deze verwachtingen op gebaseerd? Welke mogelijke discussies verwacht het kabinet?
De verwachtingen zijn gebaseerd op eerdere besprekingen in de expertcomités waarin
de CLP-herziening is besproken. Er zijn lidstaten die ervoor pleiten om stringentere
regels op te nemen voor online verkoop, bijvoorbeeld door ook online marktplaatsen
die fungeren als intermediair, verantwoordelijk te stellen voor hetgeen te koop is
op hun platform. Voor wat betreft digitale etiketten gaat de discussie over welke
informatie het etiket dient te bevatten.
Het is aan de lidstaten om toezicht en handhaving van het voorgestelde optreden met
betrekking tot online verkoop verder in te richten, zo lezen de leden van de VVD-fractie
in het BNC-fiche. Kan het kabinet aangeven hoe het Nederlandse toezicht en handhaving
hierop vorm zal krijgen?
De NVWA houdt kennis gedreven en risicogericht toezicht op de eisen uit de CLP-verordening
bij Nederlandse online aanbieders aan consumenten, zowel op platforms als websites.
Voor het toezicht en handhaven van eisen voortvloeiend uit CLP van online aanbieders
van buiten de EU biedt de Markttoezichtverordening (EU 2019/1020, geïmplementeerd
in de Warenwet) de mogelijkheid om digitale tussendienstverleners (platformen, providers,
registrars) te gelasten een website af te sluiten. Het specifieke optreden hiertegen zal worden
vormgegeven bij de implementatie van de nieuwe eisen in CLP in de Nederlandse wetgeving.
Deze leden lezen dat het kabinet kritisch is over de stijging van het aantal werknemers
ten gevolge van één van de voorgestelde maatregelen. Om welke maatregel gaat het hier
en hoe ziet de Commissie dit voor zich gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt?
De maatregel waarover gesproken wordt, is de bevoegdheid van de Commissie om (naast
lidstaten en industrie) CLH-voorstellen in te dienen. Hiervoor wordt verwacht dat
er aanvullend 5 FTE benodigd is bij ECHA. Het kabinet is voorstander van deze nieuwe
bevoegdheid van de Commissie. Wel is het kabinet van mening dat eventueel benodigde
middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders
van de EU-begroting 2021–2027.
Genoemde leden lezen dat het kabinet nadere onderbouwing zal opvragen over de financiële
consequenties van het voorstel voor burgers en bedrijven. Zullen er tot die opheldering
er is geen onomkeerbare stappen worden genomen?
De cijfers in de impact assessment blijken niet altijd gebaseerd op hetzelfde uitgangspunt;
de ene keer gaat het over jaarlijkse, terugkerende kosten en besparingen en de andere
keer over eenmalige kosten of besparingen; dan weer over administratieve kosten of
besparingen en dan weer andersoortige kosten. Hierdoor zijn de cijfers niet altijd
duidelijk en zijn ze inconsistent. De financiële consequenties zijn echter over het
algemeen in kaart gebracht en het uitgangspunt dat het kabinet het voorstel in beginsel
kan steunen, blijft ongewijzigd.
De Commissie stelt in het impact assessment dat als onderdeel van de strategie voor
duurzame chemische stoffen er vóór 2024 een raamwerk wordt ontwikkeld, bestaande uit
indicatoren die oorzaken en gevolgen van chemische vervuiling monitoren en de effectiviteit
van de wetgeving inzake chemicaliën meten. Het kabinet is kritisch over de invulling
van dit raamwerk, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan dit nader toegelicht worden?
En welke lidstaten vindt het kabinet in deze kritiek aan haar zijde?
Het kabinet steunt de ontwikkeling van het raamwerk, echter vindt het kabinet het
belangrijk dat het raamwerk wordt gecreëerd met de juiste indicatoren die resulteren
in een bruikbaar instrument voor het monitoren en evalueren van de doeltreffendheid
van de herziening van CLP, naast de andere onderdelen binnen de Strategie voor duurzame
chemische stoffen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Deze leden begrijpen onder andere van waterzuiveringsbedrijven dat zij weinig zicht
hebben op de stoffen die in medicijnen zitten, waardoor zij ook niet goed in staat
zijn deze uit het water te filteren. Kan het kabinet onderschrijven dat met de regulering
die de Europese Commissie voorstelt er wel beter zicht komt op de stoffen in medicijnen,
zodat waterzuiveringsbedrijven hier ook rekening mee kunnen houden? Deze leden brengen
ook graag de motie van de leden Hagen en Tjeerd de Groot11
onder
de aandacht, waarin de regering wordt verzocht om in samenwerking met de medicijnproducenten
een Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV) voor medicijnen in te stellen.
Medicijnen hebben hun eigen regulatoire kader en zijn uitgesloten van CLP. Het voorstel
van de Europese Commissie stelt dus ook geen nieuwe of additionele eisen aan medicijnen.
Welke mogelijkheden ziet het kabinet om te sturen op de hele keten van chemische stoffen
en mengsels, dus van producent, verkoper en gebruikers? Want regulering van het product
is belangrijk, maar hoe wordt ervoor gezorgd dat gebruikers en verkopers zorgvuldig
omgaan met deze stoffen en wordt voorkomen dat het in het grond- en afvalwater terecht
komt, zo vragen de leden van de D66-fractie het kabinet.
CLP ziet toe op de gehele keten tot aan de gebruiker en stelt eisen aan de importeur,
fabrikant, distributeur en de downstreamgebruikers (o.a. formuleerders, eindgebruikers,
producenten van voorwerpen) en hun samenwerking om te voldoen aan de indeling, etikettering
en verpakkingsverplichtingen. Het etiket bevat, indien van toepassing, informatie
over de wijze van deponeren en weggooien.
Genoemde leden lezen dat het kabinet nog vragen heeft bij de financiële effecten van
de regulering. Kan het kabinet aangeven bij wie de kosten neerslaan voor regulering
en hoe voorkomen wordt dat dit overwegend de burgers zijn? Deze leden vragen het kabinet
tevens of er ook een goede kosten-, maar vooral (maatschappelijke) batenanalyse kan
worden gemaakt van de effecten van betere reguleren van de chemische stoffen en mengsels
in medicijnen.
De kosten voor regulering zullen worden ingepast op de begroting van het kabinet.
Medicijnen zijn uitgesloten van CLP en een kosten- en batenanalyse met betrekking
tot medicijnen maakt aldus geen onderdeel uit van het voorstel en de herziening van
CLP.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet hoe het voorstel van de Commissie zich
verhoudt tot Nederlands beleid op dit onderwerp.
Het voorstel van de Commissie sluit aan bij het Nederlands beleid om een zo hoog mogelijk
beschermingsniveau na te streven voor mens en milieu. Met het voorstel wordt een verbetering
van de (gevaren)communicatie naar de consument en werker gerealiseerd en wordt rekening
gehouden met de digitalisering waarbij aankopen steeds meer online plaatsvinden. Het
kabinet is voorstander van een horizontale aanpak van gevaarlijke stoffen en harmonisatie
van criteria en is positief over het voorstel van de Commissie hierin.
De leden van de D66-fractie hebben op 1 november 2022 de petitie van ReumaNederland
in ontvangst genomen. Hierin wordt gevraagd om gebruikersvriendelijke verpakkingen
van medicijnen voor mensen met aandoeningen zoals Reuma die hierdoor moeite hebben
om reguliere verpakkingen te openen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
gaf eerder aan zich hiervoor op Europees niveau in te zetten. Kan het kabinet aangeven
of gebruikersvriendelijke verpakkingen ook wordt meegenomen bij de kabinetsappreciatie
van dit voorstel?12
Zoals ik u hierboven heb toegelicht zijn medicijnen uitgesloten van CLP en maakt dit
dus ook geen deel uit van de kabinetsappreciatie van onderhavig voorstel.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Net als het kabinet vindt ook het lid van de BBB-fractie dat de online verkoop beter
gereguleerd moet worden. Zij vraagt het kabinet hoe de naleving inzake etikettering
en voorlichting bij online verkoop verhoogd kan worden. Aangezien deze naleving en
de controle daarop nu al slecht is, verwacht het lid daar niet zomaar verbetering
als de richtlijnen worden aangescherpt. Hoe kijkt het kabinet daar tegenaan? Hoe zou
deze naleving verbeterd kunnen worden? Wordt dit ook in Europees verband opgepakt?
In de huidige CLP wordt online verkoop minimaal gereguleerd. Met de nieuwe bepalingen,
waaronder de verplichte aanwijzing van een leverancier binnen de EU die verantwoordelijk
is voor het voldoen van het product aan de CLP eisen, als ook de verplichting om bij
de online aanbieding aan de consument relevante gevareninformatie op te nemen en de
nieuwe Markttoezichtverordening, zal de toezichthouder beter kunnen optreden tegen
non-conforme producten die online worden verkocht en producten waarbij de voorlichting
aan de consument – het informeren over de gevaren van het product – onvoldoende is.
Het lid van de BBB-fractie vraagt het kabinet hoe het kan dat er met sterk verouderde
databases wordt gewerkt waarin ook informatie mist. Logischerwijs zou dit jaarlijks,
of in geval van wijzigingen bijgewerkt moeten worden. Hoe gaat de Europese Commissie
er zorg voor dragen dat we over tien jaar niet weer in dezelfde situatie zitten? Kan
het kabinet dit toelichten of vragen aan de Commissie?
In het voorstel worden bepalingen opgenomen om informatie die in de toekomst wordt
ingevoerd in de databases up-to-date te houden en wijzigingen aldus te verwerken.
Daarnaast heeft de Europese Commissie een opdracht uitbesteed aan ECHA, om de database
op te schonen. Onderdeel daarvan is om verouderde informatie te verwijderen van de
database.
Ten slotte vraagt het lid van de BBB-fractie het kabinet om inzicht in de kosten voor
de lidstaten voor dit voorstel. Het is het lid van de BBB-fractie niet duidelijk wat
deze kosten moeten inhouden daar de kosten toch vooral bij de industrie lijken te
liggen. Zij ontvangt daar graag een toelichting van het kabinet op.
De kosten voor de lidstaten zullen voornamelijk voortvloeien uit het voorstel dat
ziet op de prioritering van de identificatie van de hormoonontregelende stoffen voor
de gezondheid van de mens en voor het milieu, PBT, zPzB, PMT en zPzM13 en het in de werkwijze aanpassen aan de criteria voor deze nieuwe gevarenklassen.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier