Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tjeerd de Groot vragen gesteld over de wateroverlast in Zuid-Limburg
Vragen van het lid Tjeerd de Groot (D66) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de wateroverlast in Zuid-Limburg (ingezonden 13 september 2023).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 17 oktober
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 106.
Vraag 1
Wat is de (verwachte) omvang van de schade van de wateroverlast in Zuid-Limburg?
Antwoord 1
Er zijn in Maastricht inmiddels ruim 1.200 meldingen binnengekomen van uiteenlopende
aard. Deze worden momenteel door de gemeente geanalyseerd om de omvang van de schade
in beeld te brengen. Van andere gemeenten zijn nog geen cijfers bekend.
Vraag 2
Klopt het dat op meerdere plaatsen, waaronder Maastricht en Valkenburg, de riolering
het gevallen water niet kon verwerken waardoor straten blank kwamen te staan?
Antwoord 2
Ja, dat klopt, er was sprake van een extreme neerslagsituatie. Plaatselijk is ruim
70 mm neerslag gevallen in een uur tijd, daar is het rioolstelsel niet op berekend.
Het rioolstelsel is genormeerd op buien die met enige regelmaat voorkomen. Voor het
verwerken van extreme neerslag werkt het rioolstelsel samen met berging op het oppervlak,
bijvoorbeeld een straat, plein of park. Dit gebeurde ook in Maastricht en Valkenburg.
Vraag 3
Wat gebeurt er met het water dat door straten en kelders is gestroomd? Eindigt dit
in het oppervlaktewater, bijvoorbeeld de Maas, waaruit ook weer drinkwater zal worden
gewonnen?
Antwoord 3
Een deel van het water infiltreert in de bodem, een ander deel wordt afgevoerd naar
de rioolwaterzuivering en een deel is via de gemeentelijke riooloverstorten geloosd
in het regionaal watersysteem of de Maas. In midden Limburg wordt water uit de Maas
onttrokken, gezuiverd en wordt er drinkwater van gemaakt.
Vraag 4
Wat is de norm voor afvoercapaciteit van rioolputten? Van welk klimaatscenario is
uitgegaan bij het opstellen van een afvoernorm voor rioolputten? Verschilt deze norm
per gebied, bijvoorbeeld op basis van lager- of hogergelegen gebied of bodemtype?
Antwoord 4
De rioleringen zijn in het verleden ontworpen conform de daarvoor geldende richtlijnen.
Daarbij is in de situatie van Maastricht uitgegaan van de zogeheten Bui 8 van de Leidraad
Rioleringen1, waarbij er 19.8 mm in een uur tijd kan worden verwerkt. Hierbij wordt er water op
straat geaccepteerd, waarbij het water tussen de stoepen mag staan. Hierdoor ontstaat
er een overlastsituatie, maar wordt schade door instroom in gebouwen zoveel mogelijk
voorkomen.
Vanwege het hellende gebied zijn binnen Maastricht in het rioolstelsel zogenaamde
stuwputten aangebracht, waardoor water minder snel tot afstroming komt. Hierdoor wordt
het aantal overstorten op het oppervlaktewater verminderd. Vanwege het hellende gebied
en de bodemgesteldheid komt er meer hemelwater tot afstroming dan in vlakke gebieden.
Bij extreme neerslag wordt water minder goed opgenomen door de bodem en leidt dit
vaker tot wateroverlast.
Vraag 5
Welke maatregelen zijn de afgelopen jaren getroffen in Zuid-Limburg om hevige regenval
goed op te vangen en wateroverlast te voorkomen?
Antwoord 5
Wateroverlast is niet altijd te voorkomen, in de toekomst zal er ook vaker overlast
optreden, ook met de extra maatregelen die nu getroffen worden. Binnen zowel het gemeentelijk
als het waterschapsdomein zijn en worden vele projecten uitgevoerd om de (gevolgen
van) wateroverlast te beperken. Daarin worden verschillende maatregelen uitgevoerd.
Denk aan het plaatsen van schotten waarmee eigenaren hun eigendom kunnen beschermen,
afspraken met agrariërs en terreinbeherende organisaties om water op hun terreinen
vast te houden, de aanleg van «boerenbuffers»: het omzetten van akkerland naar grasland
of graften (groenstroken). Als laatste is met de zogeheten beekherstelprojecten meer
ruimte gegeven aan water en wordt overlast beperkt door het aanleggen van buffers
(in Limburg momenteel 463).
Al voor de extreme regenval van 2021 is er door waterschappen en gemeenten in heel
Nederland veel geïnvesteerd in het voorkomen van wateroverlast. Na de overstromingen
van juli 2021 is eerst zo snel mogelijk de schade in het watersysteem hersteld. Voor
de plekken waar herstel complex is en meer tijd vergt zijn noodmaatregelen getroffen.
Daarnaast zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd om de werking van het bekensysteem
in Limburg beter in beeld te brengen2. Deze onderzoeken vormen de basis voor het programma Waterveiligheid en Ruimte Limburg
(WRL). Dit programma van de gezamenlijke overheden in Limburg, provincie, waterschap
en de 31 Limburgse gemeenten en het Rijk, is er voor de lange termijn. In de watersysteemanalyse
van Deltares zijn een aantal concretere maatregelen benoemd die, op basis van de verkenning
op systeemniveau, effectief zouden kunnen zijn. Op dit moment worden deze nader onderzocht
op onder andere haalbaarheid, efficiëntie, mate van afwenteling.
Voor de lange termijn zal per stroomgebied een maatregelenpakket worden vastgesteld,
waarmee het betreffende stroomgebied in zijn totaliteit waterrobuust wordt gemaakt
en de Limburgse samenleving beter is voorbereid op en beschermd is tegen de extreme
gevolgen van de klimaatverandering. Ook wordt er gewerkt aan het vergroten van het
waterbewustzijn en de internationale samenwerking met buurlanden.
Vraag 6
In hoeverre is er sprake van een tekort aan middelen, bijvoorbeeld via het Deltafonds
en het Hoogwaterbeschermingsprogramma, voor het robuuster maken van rioleringssystemen?
Antwoord 6
Binnen het gemeentelijk waterprogramma worden jaarlijks de middelen geprogrammeerd
om aan de slag te gaan met de klimaatopgave. Dit wordt bekostigd vanuit de rioolbelasting.
Gemeenten geven aan te zoeken bij het vaststellen van de hoogte van de rioolbelasting
naar de balans tussen het realiseren van een klimaatadaptieve stad en betaalbaarheid
voor de burger.
Daarnaast heeft het Rijk € 200 miljoen ter beschikking gesteld in de tijdelijke impulsregeling
klimaatadaptatie om medeoverheden te ondersteunen met het nemen van klimaatadaptieve
maatregelen. Afgesproken is dat medeoverheden daar € 400 miljoen cofinanciering bij
leggen. Deze regeling staat tot 2023 open. Gezien de toenemende frequentie van extreem
weer, is er een noodzaak voor meer middelen op lokaal, regionaal en landelijk niveau,
om de ambitie Nederland klimaatbestendig in 2050 te halen.
Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is niet bedoeld voor het bestrijden van
wateroverlast door extreme neerslag. Het HWBP heeft als doel Nederland te beschermen
tegen een overstroming uit het hoofdwatersysteem (in 2050 moeten alle primaire keringen
zijn versterkt, zodat deze voldoen aan de wettelijke normen zoals die zijn vastgelegd
in de Waterwet).
Vraag 7
Kunt u reflecteren op de gang van zaken rondom het klimaatbestendiger maken van bewoond
gebied in Nederland? Zijn er voldoende arbeidskrachten en materialen beschikbaar?
Hoe verloopt de samenwerking tussen verschillende overheden?
Antwoord 7
Het klimaatbestendiger maken van Nederland is de verantwoordelijkheid van veel verschillende
partijen, zowel overheden als partijen in de private sector. Gezien het feit dat er
zoveel actoren actief zijn binnen klimaatadaptatie, en dat de arbeidsmarkt krap is,
de druk bij marktpartijen hoog is en materiaalprijzen stijgen, heeft dit ook een invloed
op de klimaatadaptatieopgave van Nederland. Via het Deltaprogramma ruimtelijke adaptatie
(DPRA) is de samenwerking tussen de overheden georganiseerd voor klimaatadaptatie,
dit verloopt goed.
Vraag 8
Erkent u dat de regio een bovengemiddeld grote opgave heeft bij het klimaatbestendiger
maken, gegeven het feit dat specifiek Zuid-Limburg een reliëfrijk gebied is waarbij
het bewoonde gebied lager is gelegen en daardoor het risico op wateroverlast groter
is dan gemiddeld? En herkent u het beeld dat de maximale spankracht van de regio hierin
is bereikt? Hoe ondersteunt u lagergelegen gebieden in Nederland specifiek?
Antwoord 8
De Beleidstafel wateroverlast en hoogwater concludeerde, mede op basis van onderzoek
van Deltares3, dat extreme wateroverlast ook in de rest van Nederland tot grote impact kan leiden.
Het reliëf in Zuid-Limburg zorgt echter wel voor een ander beeld van wateroverlast
dan elders in Nederland. Door het reliëf kunnen bijvoorbeeld hogere stroomsnelheden
ontstaan, wat een verhoogd veiligheidsrisico met zich meebrengt.
Daarom heeft het kabinet € 300 miljoen ter beschikking gesteld voor maatregelen in
beekdalen van zijrivieren van de Maas. In het programma Waterveiligheid en Ruimte
Limburg (WRL) zijn de krachten gebundeld om gezamenlijk tot deze maatregelen te komen
om het regionaal watersysteem waterrobuust te maken.
Door daarnaast op Rijksniveau duidelijke kaders te geven rondom het beleid «Water
en Bodem sturend in de Ruimtelijke Ontwikkeling» ondersteunen we de decentrale overheden
bij het maken van de juiste toekomstbestendige keuzes.
Vraag 9
Deelt u de mening dat er geen tijd te verliezen valt bij het klimaatbestendiger maken
van ons land en specifiek bewoond gebied? Bent u bereid om snel werk te maken van
een klimaatadaptatie-offensief, waarbij u ervoor zorgt dat in de meest risicovolle
gebieden zo snel als mogelijk een integrale aanpak komt om de afvoercapaciteit te
verhogen?
Antwoord 9
Er is inderdaad geen tijd te verliezen in het klimaatbestendig maken van Nederland,
hiervoor moeten we onder andere hard werken aan het standaard maken van klimaatadaptief
bouwen en ontwikkelen. Verder wordt er gewerkt aan regionale stresstesten, om kwetsbare
gebieden in kaart te brengen. Het gaat hierbij om een landelijk beeld, niet alleen
bewoond gebied. Dit is de uitwerking van één van de adviezen van de beleidstafel.
Het gaat hierbij niet alleen om het verhogen van de afvoercapaciteit, maar vooral
om het (tijdelijk) bergen van extreme hoeveelheden regenwater. De recente publicatie
van de nieuwe KNMI scenario’s laten zien dat de opgave urgent is. We sturen op dat
de noodzakelijke maatregelen genomen worden, het strenger maken van de watertoets
is hiervoor ook een belangrijke stap.
Vraag 10
Kunt u toezeggen om samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
te werken aan meer waterbuffercapaciteit in bewoond gebied om zo de effecten bij hevige
regenval te kunnen beperken?
Antwoord 10
In de water en bodem sturend brief4 is als structurerende keuze geformuleerd dat in polders 5 tot 10% extra waterberging
nodig is, dit ook om bewoond gebied te beschermen. Verder is met de Minister voor
VRO de landelijke maatlat voor groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving ontwikkeld,
deze is dit jaar naar de Kamer verstuurd5. Daarin staat aan welke eisen voldaan moet worden bij nieuwe ontwikkelingen om klimaatadaptief
te zijn, het gaat hierbij ook om het bergen van water. Momenteel lopen er vervolgonderzoeken
op financieel en juridisch gebied. Met de resultaten van deze onderzoeken kan er naar
verwachting volgend jaar een besluit genomen worden over hoe de maatlat verder geborgd
kan worden. Daarnaast zal er volgend jaar ook gewerkt worden aan het vertalen van
de maatlat naar bestaand bebouwd gebied.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.