Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Eppink en Van der Plas over kabinetsreactie op brief over fraude met Nederlands belastinggeld
Vragen van de leden Eppink en Van der Plas (beiden BBB) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over kabinetsreactie op brief over fraude met Nederlands belastinggeld (ingezonden 7 september 2023).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)
(ontvangen 17 oktober 2023).
Vraag 1
Herinnert u zich het verzoek van de Vaste Kamercommissie BHOS om een reactie op de
brief van C.W. en uw reactie aan de Commissie d.d. 1 februari 2023 (kenmerk 2022Z22396/2022D51449)?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) per e-mail (d.d.
9 juli 2021) en daaraan gerelateerde telefoongesprekken door de dhr. Wadman op de
hoogte is gesteld dat de Nederlandse investering is geconfisqueerd door een Angolees
bedrijf genaamd Frutos da Lagoa, dat eigendom is van vooraanstaande politici van de
Angolese regeringspartij MPLA, tijdens de periode van RVO-financiering (d.w.z. vóór
19-2-2021), zoals blijkt uit diverse artikelen gepubliceerd door MPLA-politici en
op de website van de VN1?
Antwoord 2
Het klopt dat er telefonisch overleg heeft plaatsgevonden tussen RVO, de Zuid-Afrikaanse
uitvoerder Aquaculture Innovations CC van het project «Introducing commercial catfish
aquaculture to Angola» aan wie de subsidie is verleend en dhr. C.W. Naar aanleiding
van het gesprek heeft RVO gevraagd naar bewijzen van het mogelijke confisqueren van
de Zuid-Afrikaanse investering van dhr. C.W. in het kader van het subsidieproject.
Zoals eerder aan de Kamer aangegeven waren er geen concrete bewijzen, waardoor een
juridische basis voor een fraudeonderzoek in het kader van de verstrekte subsidie
ontbrak.2
Ik kan niet bevestigen dat dhr. M.M. op het moment van de genoemde artikelen lid was
van de MPLA Central Committee. Uit recente openbare artikelen blijkt dat dhr. M.M.
in april jl. is benoemd tot President van de MPLA Financial Holding Company.
Vraag 3
In uw reactie aan de Kamer d.d. 1 februari 2023 stelt u dat «het zakelijke conflict
gaat over het eigendom van de grond waarop de viskwekerij is gevestigd» en dat C.W.
dhr. Mendes beschuldigt van frauduleuze eigendomsoverdracht. Deelt u de mening dat
deze kwestie niet gaat over eigendomsoverdracht van grond, maar over het nalaten van
RVO om de belangen van de Nederlandse belastingbetaler te beschermen?
Antwoord 3
Bij elk subsidieproject, ongeacht de nationaliteit van personen, geldt het RVO fraudeprotocol.3 Daarnaast bestaat voor het PSI-programma een beheer protocol4 waarin te zetten stappen bij vermeende fraude zijn opgenomen. Er moet concreet bewijs
zijn om een fraudeonderzoek te starten. Zoals in de Kamerbrief d.d. 1 februari jl.
aangegeven, heeft RVO uiteindelijk geconcludeerd dat vanwege gebrek aan concreet bewijs
en het ontbreken van een juridische grondslag er geen aanleiding bestaat om in het
kader van de verstrekte subsidie een fraudeonderzoek te laten uitvoeren naar de eigendomsstatus
van de grond en de daarop aanwezige activa.
Bovendien is de Nederlandse Staat geen partij in het conflict tussen dhr. C.W en zijn
Angolese zakenpartner dhr. M.M. Zoals eerder benadrukt is dhr. C.W. niet de subsidieontvanger
(dat was de Zuid-Afrikaanse uitvoerder Aquaculture Innovations CC) en is hij niet
in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. Er bestaat dan ook geen juridische
basis voor de Nederlandse Staat om in deze zaak consulaire bijstand te verlenen.
De verwijzing in de Kamerbrief d.d. 1 februari jl. naar de vermeende eigendomsoverdracht
van grond volgt op het WOB-verzoek d.d. 12 mei van de advocat van dhr. C.W.5 In het WOB-verzoek wordt gerefereerd naar de vermeende verkoop van «het land waarop
de kwekerij lag». Er wordt tevens beschreven hoe dhr. C.W. de ambassade vroeg of dhr.
M.M. «bewijs had geleverd dat het land was verkocht». In de Kamerbrief d.d. 1 februari
verwijs ik zowel naar «het eigendomsrecht van de grond» als «de daarop aanwezige activa».
Vraag 4
Deelt u voorts de mening dat de kern van het probleem de ongeoorloofde confiscatie
van het hele project van het door RVO gefinancierde bedrijf (Quinta WW-Bagre) naar
een ander Angolees bedrijf (Frutos da Lagoa) tijdens de periode van RVO-financiering
betreft, volgens de genoemde artikelen, en niet de overdracht van land?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 3 en de Kamerbrief d.d. 1 februari 2023. Ik herhaal hierbij
dat het zakelijke conflict gaat over de vermeende frauduleuze overdracht van het eigendomsrecht
van de grond én de daarop aanwezige activa. De verwijzing naar de overdracht van het
eigendomsrecht van de grond is gebaseerd op de informatie die de advocaat van dhr.
C.W. heeft aangeleverd in het WOB-verzoek d.d. 12 mei. Er zijn geen concrete bewijzen
gevonden die wijzen op ongeoorloofde confiscatie in het kader van de verstrekte subsidie.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat Alberto en Mario Mendes de aandeelhouders zijn van Frutos da
Lagoa zoals gepubliceerd in de Diário Da República De Angola van 18 december 2019?
Antwoord 5
U verwijst naar gepubliceerde openbare informatie. Er zijn mij geen andere bronnen
bekend die deze informatie tegenspreken.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat Alberto Mendes lid was van de Angolese regeringspartij MPLA
Central Committee op het moment dat de genoemde artikelen (a t/m m)[i] werden gepubliceerd
waarin stond dat het door RVO gefinancierde project was overgenomen door zijn bedrijf,
Frutos da Lagoa, en dat hij nu President is van de MPLA Financial Holding Company?
Antwoord 6
Ik kan niet bevestigen dat dhr. M.M. op het moment van de genoemde artikelen lid was
van de MPLA Central Committee. Uit recente openbare artikelen blijkt dat dhr. M.M.
in april jl. is benoemd tot President van de MPLA Financial Holding Company.
Vraag 7
Uit de artikelen (a t/m), gepubliceerd voorafgaand aan 19 februari 2021, blijkt dat
de viskwekerij is overgedragen van RVO naar Fruto de Lagoa, eigendom van Alberto en
Mario Mendes. Op 19 februari 2021 stelt RVO dat het viskwekerijproject afgerond is
en wordt de laatste betaling door RVO uitgevoerd. Hoe verhoudt uw stelling dat de
door C.W. aangevoerde fraude van Nederlands belastinggeld niet gestaafd is door bewijzen,
tot de artikelen waarin ondubbelzinnig vermeldt wordt dat de viskwekerij door RVO
is overgedragen aan Fruto da Lagoa?
Antwoord 7
Er wordt gesteld dat de viskwekerij is overgedragen van RVO naar Fruto de Lagoa. Echter,
RVO is de subsidieverstrekker geweest voor het project en daarmee nooit eigenaar van
de viskwekerij. RVO heeft namens het Ministerie van Buitenlandse Zaken subsidie verleend
aan een Zuid-Afrikaans bedrijf (Aquaculture Innovations) voor de ontwikkeling van
een visserij project (Meervalkwekerij) in Angola. Dhr. C.W. was als mede-investeerder
betrokken in de voor het visserijproject opgezette joint venture met genoemd bedrijf.
In het eindrapport van 2020 dat bij RVO is ingediend door Aquaculture Innovations
zijn er geen problemen genoemd. Wel is aangegeven dat (bijna) alle eindresultaten
behaald zijn: er was een goed lopende meervalkwekerij gerealiseerd waarmee lokale
werkgelegenheid en economische activiteiten zijn gegenereerd. Deze constateringen
waren in lijn met de waarnemingen vanuit de ambassade en RVO tijdens eerdere projectbezoeken.
In bovenstaande vraag verwijst u naar de artikelen a t/m m. Dit zijn (internet) artikelen
die niet gebaseerd zijn op controleerbare bronnen, zoals de lokale Kamer van Koophandel
en Kadaster, banktransacties, et cetera.
Vraag 8
RVO heeft eerder aangegeven dat er geen juridische documenten zijn om de frauduleuze
overdracht van het RVO-project aan Frutos da Lagoa aan te tonen. Hoe aannemelijk acht
u het dat er geautoriseerde juridische documenten zouden zijn voor een frauduleuze
overdracht, als het de bedoeling van de genoemde daders is om de viskwekerij tijdens
de RVO-financieringsperiode te confisqueren?
Antwoord 8
U spreekt van daders, maar zover mij bekend is niemand schuldig verklaard. RVO heeft
concreet bewijs en een juridische grondslag nodig om een fraudeonderzoek te laten
uitvoeren in het kader van de verstrekte subsidie.
Vraag 9
Bent u ervan op de hoogte dat het oliebedrijf van Alberto Mendes in Angola (Grupo
Simples LDA) een in Nederland geregistreerde houdstermaatschappij heeft genaamd Grupo
Simples Oil NV (KvK 74550551, Kingsfordweg 151, 1043 GR, Amsterdam) en dat het doel
van deze onderneming toegang tot het financiële betaalverkeer en het verkrijgen van
investeringen betreft?
Antwoord 9
Nee, deze informatie is mij niet bekend zonder raadpleging van het Handelsregister.
Vraag 10
Zo ja, vindt u het acceptabel dat van buitenlandse politici die door Nederland gefinancierde
ontwikkelingsprojecten in beslag hebben genomen tijdens de periode van RVO-financiering,
zakelijk in Nederland gevestigd zijn en toegang hebben tot het Nederlandse financiële
systeem?
Antwoord 10
Zie vraag 9. Er zijn nooit concrete bewijzen gevonden van de zogezegde beslaglegging
van het project.
Vraag 11
Bent u bekend dat de coöperatieve bank van Alberto Mendes (Coopera FAJE), evenals
Frutos da Lagoa, het volledige eigendom van de viskwekerij van Frutos da Lagoa (en
niet Quinta WW-Bagre LDA zoals gefinancierd door RVO) hebben gebruikt als een middel
om financiële subsidies van de Angolese overheid te verwerven in het kader van de
PRODESI-regeling?
Antwoord 11
Nee, deze informatie is mij niet bekend. In algemene zin staat het bedrijven vrij
om vervolgfinanciering aan te vragen.
Vraag 12
Wordt dit beschouwd als fraude, zelfs als dit in Angola heeft plaatsgevonden? Baart
het u ook zorgen dat door Nederland gefinancierde ontwikkelingsprojecten worden gebruikt
voor het verkrijgen van subsidies in het buitenland?
Antwoord 12
Zoals bij vraag 11 opgemerkt, staat het een bedrijf vrij om vervolgfinanciering te
realiseren. Daarnaast herhaal ik dat in het kader van de verstrekte subsidie nooit
concreet bewijs is gevonden van mogelijke frauduleuze overdracht van het eigendomsrecht
van de viskwekerij.
Vraag 13
In uw brief geeft u aan dat de Zuid-Afrikaanse ondernemer C.W. mede-investeerder is
in het door RVO gesubsidieerde project in een samenwerkingsverband en daarmee belanghebbende
is (handelend in samenwerking met de Projectaanvrager). In dezelfde brief geeft u
aan dat het verzoek van de betreffende ondernemer, tevens belanghebbende, aan de ambassade
om te bemiddelen in het conflict niet mogelijk was omdat de betreffende ondernemer
niet de subsidieontvanger was. Hoe beoordeelt u deze discrepantie?
Antwoord 13
Er zijn in de brief aan de Tweede Kamer van 1 februari 2023 twee redenen aangegeven
waarom er geen juridische basis bestaat om consulaire bijstand te verlenen:
1) dhr. C.W. is niet de subsidieontvanger (dit was namelijk het Zuid-Afrikaanse bedrijf
Aquaculture Innovations).
2) dhr. C.W. bezit niet de Nederlandse nationaliteit, noch treedt hij op namens een Nederlands
bedrijf.
Het ministerie heeft de advocaat van dhr. C.W. geadviseerd zijn verzoek te richten
aan de Zuid-Afrikaanse ambassade.
Vraag 14
Kunt u bevestigen dat wanneer ondernemers met een door RVO mede-gesubsidieerd project
in het buitenland in de problemen komen op het gebied van mogelijk crimineel gedrag
en politieke inmenging en intimidatie, zij niet kunnen rekenen op steun van Nederland,
RVO of onze ambassades, omdat de ondernemer niet over de Nederlandse nationaliteit
beschikt, ook al handelen deze ondernemers in het belang van de Nederlandse belastingplichtige
die de gelden uiteindelijk aan RVO heeft verstrekt?
Antwoord 14
Ondernemers – ongeacht hun nationaliteit – investeren in het buitenland voor eigen
rekening en risico en behartigen daarbij in beginsel hun eigen belangen. Als er problemen
ontstaan dan staat de mogelijkheid tot het verlenen van consulaire bijstand door de
Staat slechts open voor Nederlandse bedrijven of personen met de Nederlandse nationaliteit.
Vraag 15
In het geval dat de niet-Nederlandse ondernemer niet op consulaire bijstand kan rekenen,
is het ministerie en RVO van mening dat de nationaliteit van de ondernemer niet relevant
is bij het optreden tegen fraudeleus handelen van partners binnen het door RVO-gefinancierde
consortium?
Antwoord 15
Zoals eerder benadrukt was dhr. C.W. niet de subsidieontvanger. Bij elk subsidieproject,
ongeacht de nationaliteit van personen, geldt het RVO fraudeprotocol.6 Daarnaast bestaat voor het PSI-programma een beheer protocol waarin te zetten stappen
bij vermeende fraude zijn opgenomen.7 Er moet concreet bewijs zijn om een fraudeonderzoek te starten. Zoals bij vraag 3
aangegeven heeft RVO uiteindelijk geconcludeerd dat vanwege gebrek aan concreet bewijs
en het ontbreken van een juridische grondslag er geen aanleiding bestond om in het
kader van de verstrekte subsidie een fraudeonderzoek te laten uitvoeren naar de eigendomsstatus
van de grond en de daarop aanwezige activa.
Vraag 16
Bent u het ermee eens dat er geen verschil mag zijn in de mate van steun vanuit Nederland
aan investeerders (zelfs als het geen Nederlandse staatsburgers zijn) die helpen om
Nederlandse projecten mogelijk te maken voor, tijdens en na goedkeuring van het project?
Antwoord 16
Die mening deel ik niet. Consulaire bijstand kan slechts aan Nederlandse bedrijven
of personen met de Nederlandse nationaliteit worden verstrekt (zie vraag 14).
Vraag 17
Hoe beoordeelt u het signaal dat de Nederlandse overheid afgeeft wanneer zij buitenlandse
ondernemers uitnodigt om te investeren in Nederlandse ontwikkelingsprojecten en hen,
als het buiten hun schuld misgaat, in de kou laat staan met het argument dat ze geen
belanghebbende zijn en/of niet de over Nederlandse nationaliteit beschikken?
Antwoord 17
PSI was een subsidieprogramma waarbij zowel Nederlandse, als buitenlandse ondernemers
onder bepaalde voorwaarden subsidie konden aanvragen voor hun investeringsprojecten
in ontwikkelingslanden. De uitvoering van projecten is voor eigen rekening en risico,
hetgeen gebruikelijk is bij subsidieprojecten. Indien niet-Nederlandse ondernemers
of personen problemen ervaren bij hun investeringen, kunnen zij consulaire bijstand
verzoeken bij de overheid van het land waarvan zij de nationaliteit bezitten.
Vraag 18
In hoeverre denkt u dat een dergelijke houding van de Nederlandse overheid als betrouwbare
partner, investeerders in de toekomst ervan zal weerhouden zaken te doen met de Nederlandse
overheid? Wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 18
Er bestaat duidelijke regelgeving op het gebied van Nederlandse subsidieverstrekking,
alsook voorwaarden voor consulaire bijstand vanuit Nederland. Dit is publieke informatie
die investeerders kunnen inzien, ook voorafgaand aan een investering. Zolang Nederland
zich aan deze regelgeving houdt en daar transparant over is – zoals in deze kwestie
het geval is – verwacht ik geen weerslag op de relatie met toekomstige investeerders.
Vraag 19
Wat is het beleid van RVO ten aanzien van schriftelijke bedreigingen met geweld en
daarmee samenhangende afpersing in relatie tot een door RVO gefinancierd project?
Antwoord 19
In het geval van bedreigingen en geweld wordt door RVO verwezen naar de politie of
andere instanties die van hulp kunnen zijn. Wanneer bedreigingen of geweld tot gevolg
hebben dat RVO fraude met projectmiddelen vermoedt, valt dit onder het fraudeprotocol.
In alle gevallen wordt bezien in hoeverre de bedreigingen en geweld de haalbaarheid
van uitvoering van het project beïnvloeden. Het onderzoeken en oplossen van een onderling
geschil is de eigen verantwoordelijkheid van projectpartners. Het eventueel doen van
aangifte is ook aan henzelf.
Vraag 20
Wat is het beleid van het ministerie en RVO ten aanzien van de duur, de mate en vorm
van consulaire bijstand of steun in andere vorm aan ondernemers in het geval van bedreigingen
en fraude?
Antwoord 20
Dit beleid is terug te vinden in het RVO fraudeprotocol.8
Vraag 21
Is er een schriftelijke of ongeschreven financiële ondergrens waaronder RVO ervoor
kiest geen onderzoek te doen naar meldingen van fraude, integriteitsschendingen en
schriftelijke bedreigingen met geweld met betrekking tot een door RVO gefinancierd
project? Zo ja, wat is deze financiële drempel? Als er sprake van een bepaalde drempel
is, betekent dit dat de RVO bereid is het verlies te aanvaarden van alle bedragen
onder de drempel, die in totaal aanzienlijk en belastend moeten zijn voor de Nederlandse
belastingplichtige?
Antwoord 21
Er is geen financiële ondergrens voor het starten van een fraudeonderzoek in het kader
van de verstrekte subsidie. Wel moet er voldoende aanleiding zijn om een onderzoek
te starten. Meer informatie is te lezen in het RVO fraudeprotocol.
Vraag 22
Bent u bereid een extern onderzoek naar deze kwestie te laten uitvoeren, met het oog
op het terugvorderen van de investering van de Nederlandse belastingbetaler (via RVO)
en de investering van de projectaanvrager en de ondernemer, op genoemde Angolese politici?
Zo nee, wat zijn de redenen om zonder enig onderzoek naar deze zaak niet uit te laten
voeren?
Antwoord 22
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Het subsidietraject is met een door RVO beoordeelde
en over het algemeen positieve eindrapportage afgesloten. Daarnaast heb ik geen aanleiding
om een dergelijk onderzoek in het kader van de verstrekte subsidie in te stellen.
Vraag 23
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en één voor één beantwoorden?
Antwoord 23
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.