Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Plas en Bisschop over het vaccin voor blauwtong
Vragen van de leden Van der Plas (BBB) en Bisschop (SGP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het vaccin voor blauwtong (ingezonden 4 oktober 2023).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 12 oktober
2023).
Vraag 1
Hoever is de ontwikkeling onderweg van een vaccin voor blauwtong? Kunt u daarvan een
tijdspad geven?
Antwoord 1
De blauwtong situatie gaat mij aan het hart, het is vreselijk om te zien hoeveel dieren
ziek worden en sterven en hoe snel het virus zich door Nederland verspreidt. We hebben
te maken met een nieuwe variant van het blauwtongvirus voor Nederland (serotype 3),
waarvoor momenteel geen vaccin in Nederland of de EU toegelaten is. Het is belangrijk
dat er wel zo snel mogelijk een veilig en goed werkend vaccin tegen serotype 3 komt.
Ik voer gesprekken met farmaceutische bedrijven die al ervaring hebben met het maken
van vaccins tegen blauwtongvirussen. Overigens kost de reguliere ontwikkeling en productie
van een vaccin tijd. Wanneer een farmaceut besluit een vaccin te ontwikkelen zal dit
waarschijnlijk niet meer beschikbaar zijn voordat de knutten-activiteit dit jaar afneemt
door de dalende temperatuur richting de winter. De uiteindelijke beslissing ligt bij
de farmaceutische bedrijven zelf of ze zich zullen inzetten voor de productie van
een blauwtongvaccin type 3. Mijn inzet in de gesprekken is dat er voor de volgende
knuttenperiode volgend jaar een werkzaam vaccin voorhanden zal zijn. Hier dring ik
bij de farmaceuten op aan.
Vraag 2
Bent u op de hoogte dat Zuid-Afrika een nieuw vaccin voor blauwtong heeft ontwikkeld?
Zo ja, wordt dit vaccin al voldoende effectief en kwalitatief geacht om de Nederlandse
veedieren te beschermen tegen de nieuwe varianten van blauwtong of zijn er experimenten
gaande om een poging te doen dit vaccin in te zetten voor Nederland?1
Antwoord 2
Ik ben op de hoogte van deze situatie. Het betreffende vaccin heeft momenteel slechts
een voorlopige registratie in Zuid-Afrika voor gebruik bij schapen. De producent heeft
informatie over het vaccin met ons gedeeld. Ik heb het nationale medicijnbeoordelingsagentschap;
het agentschap van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG)/Bureau diergeneesmiddelen
(BD) verzocht deze documentatie met spoed te beoordelen. In Nederland moeten gebruikte
vaccins volgens de diergeneesmiddelenverordening 2019/6, voldoen aan strikte eisen
op het gebied van werkzaamheid, kwaliteit en met name veiligheid. In een uitzonderlijke
situatie, zoals die waar we ons nu in bevinden, kan volgens deze verordening een uitzondering
worden gemaakt op de normale toelatingsprocedure en kan toestemming worden verleend
voor gebruik van een vaccin uit een land van buiten de EU. Een toestemming zal alleen
gegeven worden als de veiligheid en de werkzaamheid van dit vaccin voldoende zijn.
Het aCBG/BD adviseert geen vrijstelling te verlenen voor het gebruik van het Zuid-Afrikaanse
Blauwtong vaccin Blu-Vax. Er zijn veiligheidsrisico’s vanwege ontbrekende informatie;
er is een klein risico op de aanwezigheid van vreemde virussen en daarnaast is er
een klein risico op de aanwezigheid van niet-geïnactiveerd blauwtongvirus. Verder
ontbreekt de accreditatie voor een goede manier van produceren (Good Manufacturing
Practice). Tenslotte is er gerede twijfel over de werkzaamheid van Blu-Vax tegen BTV
serotype-3 in Nederland. De Commissie toelating diergeneesmiddelen (Ctd) steunt dit
advies.
Het aCBG/BD heeft om aanvullende informatie gevraagd aan de producent. Als deze daar
aanleiding voor geeft zal het aCBG/BD de beoordeling herzien.
Het is belangrijk dat er zo snel mogelijk een veilig en goed werkend vaccin tegen
serotype 3 beschikbaar komt. Daarom was mijn hoop in eerste instantie gevestigd op
het vaccin uit Zuid-Afrika, maar gezien het negatieve advies van aCBG/BD en de risico’s
die kleven aan dit vaccin en de conclusie van de deskundigengroep dierziekten, dat
vaccinatie op dit moment weinig meer kan toevoegen aan een daling van het aantal infecties,
besluit ik om op dit moment geen vrijstelling te verlenen dit vaccin in Nederland
toe te staan.
Vraag 3
Is er een wetenschappelijke link te leggen aan dat de toename van stilstaand water
en hoogwater in Nederland en de daarmee mogelijk gelinkte toename van knutten (kleine
muggen), hebben bijgedragen aan de blauwtong-epidemie? Zo ja, bent u dan van mening
dat er mogelijk wijzigingen nodig zijn in het huidige natuur- en waterbeleid?
Antwoord 3
Ik begrijp uw vraag over de relatie water en knutten, want knutten hebben water nodig
om zich te vermenigvuldigen. Deze vraag wordt mij dan ook vanuit diverse kanten gesteld.
We hebben helaas in Nederland nu te maken met de introductie van het BTV in de knuttenpopulatie.
In het algemeen worden hoge aantallen knutten gezien in gebieden met veel dieren.
Vrouwelijke knutten hebben een bloedmaaltijd nodig (van bv. zoogdieren) om te kunnen
overleven. En in zomers met veel regenval worden meer knutten gezien. Uit landelijke
tellingen blijkt dat 2023, wat betreft aantallen, geen uitzonderlijk knuttenjaar is,
vergeleken met voorgaande jaren. Er lijkt de afgelopen jaren ook geen sprake te zijn
geweest van een stijgende trend in aantal. Er is mij op dit moment geen één op één
relatie bekend tussen (de ontwikkeling van) natte natuur en aantallen knutten. De
temperatuur speelt wel een belangrijke rol in het vóórkomen van knutten. Het aantal
knutten zal de komende maanden afnemen als de temperatuur daalt.
Vraag 4
Is de uitbreiding van natuurgebieden met veel stilstaand water en hoogwater een potentieel
risico voor mens- en dierengezond?
Antwoord 4
Ik verwijs u nar het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Bent u, gelet op het feit dat circa tien procent, of bij sommige bedrijven zelfs tientallen
procenten, van de besmette dieren overlijdt aan blauwtong en dat veehouders te kampen
hebben met een exportstop van levende dieren, bereid in kaart te brengen in hoeverre
veehouders door deze epidemie financieel in de knel komen? Zo ja, ziet u aanleiding
en mogelijkheden om binnen uw begroting en borgstellingsregelingen de meest getroffen
veehouders te redden van een potentieel faillissement mede gezien de onverzekerbaarheid
voor dergelijke dierziekten?2
Antwoord 5
Er is op bedrijven sprake van een gevarieerd beeld, in percentage zieke dieren, in
de ernst van de ziekte, in het percentage dieren dat doodgaat als gevolg van de infectie
en in de daling van de (melk)productie. LNV laat door de Gezondheidsdienst voor Dieren
(Royal GD) het klinisch beeld dat tot nu toe is gerapporteerd in beeld brengen. Dat
biedt voor houders en dierenartsen meer inzicht in deze ziekte. Ook kan het dierenartsen
mogelijk helpen om adviezen te formuleren en ondersteunende behandeling in te zetten.
Dit onderzoek is net gestart.
Blauwtong (BT) is geen bestrijdingsplichtige dierziekte; het is een zogenaamde categorie-C
ziekte volgens de Europese Diergezondheidsverordening (Verordening (EU)2016/429).
Besmette dieren worden dus niet geruimd, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een ziekte
als vogelgriep, die bestrijdingsplichtig is.
De verantwoordelijkheid voor de zorg voor dieren ligt primair bij de veehouder en
schade door iedere dierziekte (bijvoorbeeld vogelgriep, maar ook een ziekte als blauwtong)
door sterfte, behandeling of productieverlies, is onderdeel van het bedrijfsrisico.
De financiële gevolgen zijn dus ook voor de veehouder.
Vraag 6
Is er al een farmaceut op het oog die de blauwtong-vaccins gaat produceren? Zo nee,
waarom niet en zo ja, kunt u, indien noodzakelijk door een vertrouwelijke bijlage
ter inzage te leggen voor Kamerleden, delen welke farmaceut u op het oog heeft om
het nieuwe vaccin te produceren?
Antwoord 6
Ik voer momenteel gesprekken met Europese farmaceuten die reeds blauwtongvaccins tegen
andere serotypen op de markt hebben. Er melden zich ook andere bedrijven bij ons met
mogelijkheden voor de ontwikkeling van vaccins. Ik ga die gesprekken ipro-actief aan.
Ik kan echter geen bedrijf selecteren, zij moeten op eigen initiatief bepalen het
vaccin te willen ontwikkelen en op de markt te willen zetten.
Vraag 7
Wat wordt, gelet op de verwachting dat de Nederlandse variant van blauwtong ook mogelijk
in andere lidstaten kan overwaaien, de inzet van het kabinet om voldoende vaccins
te produceren voor Nederlandse veehouders en mogelijk ook andere buurlanden die bij
Nederland zullen aankloppen?
Antwoord 7
Mijn inzet is gericht op het motiveren van de Europese producenten en het benadrukken
van het belang van een veilig en goedwerkend vaccin. Het is echter aan de producenten
om op eigen initiatief het vaccin te ontwikkelen en produceren. Daarbij kan ik niet
actief sturen op de productie. Het is gebruikelijk in de veterinaire vaccinproductie
om grote aantallen vaccins te kunnen produceren. Ik ben in overleg met onze buurlanden
om gezamenlijk op te trekken naar de vaccinproducenten.
Vraag 8
Wordt er in het vaccinonderzoek voldoende gekeken naar niet alleen de effectiviteit
van het vaccin op schapen, maar ook andere dieren die in Nederland gehouden worden,
waaronder niet alleen rundvee, geiten maar ook exotischere dieren als dromedarissen,
buffels en wilde grazers?
Antwoord 8
Het vaccin uit Zuid-Afrika is alleen beoordeeld en voorlopig toegelaten in Zuid-Afrika
voor schapen. Er is geen data van dit vaccin bekend voor andere diersoorten. In de
gesprekken met farmaceuten over nieuwe potentiële vaccins neem ik alle gevoelige diersoorten
mee.
Vraag 9
Zijn er recentelijk aanwijzingen binnengekomen, bijvoorbeeld observaties van boswachters
van Staatsbosbeheer of van jagersverenigingen, dat blauwtong ook een significant negatief
effect heeft op de populaties wilde grazers in Nederland? Maakt u zich ook zorgen
om populaties wilde grazers die potentieel last kunnen hebben van blauwtong?
Antwoord 9
Mij zijn geen signalen bekend dat blauwtong nu een significant effect heeft op populaties
grote grazers.
Vraag 10
Is de veronderstelling juist dat blauwtong zich verder heeft verspreid dan de cijfers
laten zien, omdat een deel van de veehouders de dieren niet laat onderzoeken door
de dierenarts om kosten te besparen?
Antwoord 10
De meldingsplicht bij bepaalde dierziekten start altijd bij de bereidheid van houder
of dierenarts om melding te maken van een verdenking. Ervaring in Nederland is dat
die bereidheid zeer hoog is, ook nu bij de uitbraken met blauwtongvirus kan geconcludeerd
worden dat de ziekte nog niet wijd verspreid aanwezig was in Nederland toen op 4 september
de eerste verdenkingen gemeld werden bij de NVWA.
De meldingsplicht bij een verdenking van blauwtong is nog steeds van kracht. Dat betekent
dat een verdenking gemeld moet worden bij NVWA. Dit kan op twee manieren. De eigen
dierenarts kan via het insturen van bloedmonsters naar Wageningen Bioveterinary Research
(WBVR) de melding vormgeven. Daarnaast mag ook gekozen worden om geen bloedmonster
in te sturen, in dat geval moet de klinische verdenking wel telefonisch gemeld worden
bij de NVWA. Er is dus geen verplichting tot onderzoek door een dierenarts of tot
het insturen van monsters, dat is facultatief. Inmiddels worden in grote delen van
Nederland besmettingen aangetoond. Om alle verdenkingen op te volgen met bloedonderzoek
biedt voor het beeld van de verspreiding geen aanvullende waarde. Wél kan een positieve
uitslag waardevol zijn voor de houder zelf.
NVWA maakt nu onderscheid in de typen meldingen: een bevestigde besmetting na monstername
of een melding gemaakt op basis van klinische verschijnselen passend bij blauwtong.
Beide typen meldingen worden door NVWA bijgehouden op de website.
Inmiddels zijn er ruim 1000 bevestigde positieve gevallen en ruim 700 meldingen van
verdachte verschijnselen. Dit laat zien dat houders wel gewoon blijven melden bij
NVWA.
Vraag 11
In hoeverre zijn er mogelijkheden om verspreiding van en besmetting met het blauwtongvirus
door knutten binnen een veestapel en tussen veestapels te beperken middels hygiënemaatregelen?
Antwoord 11
Deskundigen geven aan dat veehouders een besmetting van hun dieren helaas moeilijk
kunnen voorkomen. Veehouders kunnen het risico op besmetting proberen te verminderen
door contact met knutten te minimaliseren. Maatregelen die het contact van dieren
met knutten kunnen verminderen, betreft het binnenhalen van dieren voor de schemering
en dieren op te stallen in luchtige, goed geventileerde stallen. In de epidemie van
2006/2008 is hier enig preventief effect van gezien bij runderen. Insectenwerende
middelen zijn beperkt effectief en kortdurend werkzaam. Om enige bijdrage te leveren,
zullen deze producten veel en vaak moeten worden ingezet. De te verwachten effectiviteit
hiervan is zeer beperkt.
Voor concrete adviezen kunnen houders zich het beste wenden tot hun dierenarts.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.