Verslag van een rapporteur : Eindverslag van de EU-rapporteurs op het EU-voorstel voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 429
VERSLAG VAN DE RAPPORTEURS
Vastgesteld 12 oktober 2023
Introductie
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft ons
aangesteld als rapporteurs op het EU-voorstel voor Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (IMVO). De Europese Commissie heeft het voorstel voor een Richtlijn
gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen (COM (2022) 71) (Corporate Sustainability Due Dilligence Directive, CSDDD) op 23 februari 2022 uitgebracht. Inmiddels zijn in Brussel de triloogonderhandelingen
over een politiek akkoord tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie
vergevorderd. Naar verwachting zal voor het einde van het jaar een politiek akkoord
bereikt worden tussen de Europese instellingen. Met de Tweede Kamerverkiezingen van
22 november aanstaande in zicht brengen wij hierbij ons eindverslag uit.
Dit verslag bevat onze bevindingen ten aanzien van de posities van de Raad en het
Europees Parlement en de lopende triloogonderhandelingen over het voorstel voor een
Europese richtlijn. Daarnaast bevat het een terugkoppeling van de gesprekken die wij
met de volgende stakeholders en spelers hebben gevoerd: de rapporteur namens het Europees
Parlement; de Pensioenfederatie, ABP, Verbond van Verzekeraars en Achmea; Ikea en
FrieslandCampina.
U kunt de inhoud van dit eindverslag desgewenst betrekken bij het schriftelijk overleg
van 15 november aanstaande over de formele Raad Buitenlandse Zaken Handel.
Aanbevelingen van de EU-rapporteurs
Advies aan nieuwe commissie BuHa-OS: volg onderhandelingen voorstel verordening verbod
op producten met dwangarbeid
De commissie BuHa-OS heeft het voorstel voor een verordening voor een verbod op producten
gemaakt met dwangarbeid (COM (2022) 453) toegevoegd aan het mandaat van dit rapporteurschap.
Op 10 november 2022 heeft de commissie BuHa-OS een schriftelijk overleg gevoerd met
de Minister over de kabinetsappreciatie van dit voorstel. Wij adviseren de nieuwe
commissie op de hoogte te blijven van de onderhandelingen in Brussel door gesprekken
te voeren met enkele hoofdrolspelers op dit dossier: uitvoerend vicevoorzitter en
Eurocommissaris voor Handel Valdis Dombrovskis en de co-rapporteur van de INTA-commissie
voor Internationale Handel namens het Europees Parlement Samira Rafaela (D66, Renew).
Op 29 augustus jl. hebben de EP-rapporteurs met verschillende rapporteurs van nationale
parlementen gesproken over de voorgestelde verordening. Op dit moment hebben de Raad
en het Europees Parlement hun respectievelijke posities en onderhandelingsmandaat
nog niet ingenomen. Naar verluidt is er commitment bij zowel het EU-voorzitterschap
van de Raad als het Europees Parlement om tot een politiek akkoord te komen vóór de
Europese verkiezingen van juni volgend jaar.
Doel van het rapporteurschap
Ons rapporteurschap richt zich op de behandeling in Brussel van het voorstel voor
de richtlijn gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen. Deze voorgestelde
richtlijn heeft als doel ondernemingen te verplichten bij te dragen aan de eerbiediging
van mensenrechten en milieu in hun eigen activiteiten en via hun waardeketens. Tijdens
het rapporteurschap hebben wij het krachtenveld in kaart gebracht wat betreft de respectievelijke
posities van de Raad en het Europees Parlement en de stand van de triloogonderhandelingen
tussen de Europese instellingen.
Bevindingen van de rapporteurs
Op het terrein van het EU-voorstel voor IMVO hebben sinds onze tussenrapportage van
8 maart 2023 wederom veel ontwikkelingen plaats gevonden. Inmiddels hebben zowel de
Raad als het Europees Parlement hun posities kenbaar gemaakt. De verschillende EU-instellingen
verwachten dat de triloogonderhandelingen nog in 2023 afgerond kunnen worden en dat
een politiek akkoord bereikt kan worden (ruim) voor het einde van de huidige mandaatperiode
in juni 2024. Na onze laatste tussenrapportage hebben we gesprekken gevoerd met verschillende
vertegenwoordigers uit de financiële sector. De Nederlandse financiële sector is voorstander
van Europese IMVO-wetgeving, terwijl deze sector mogelijk uitgezonderd gaat worden
van deze EU-wetgeving. Ook wilden we van enkele grote Nederlandse multinationals hun
standpunt over Europese IMVO-wetgeving horen. Tenslotte kan opgemerkt worden dat het
Nederlands Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen op verzoek van de commissie
BuHa-OS een kritische vergelijkende analyse1 heeft geschreven waarin zij voor de Tweede Kamer heeft geïnterpreteerd in hoeverre
het voorstel van de Europese Commissie en de posities van de Raad en het Europees
Parlement in lijn zijn met de inhoud en de betekenis van de OESO-richtlijnen. De Minister
heeft hierop gereageerd naar de Kamer op 10 oktober 2023 (Kamerstuk 26 485, nr. 428).2
Triloogonderhandelingen
Op 21 september jl. spraken wij in afwezigheid Lara Wolters (PvdA/S&D), de rapporteur
en hoofdonderhandelaar namens het Europees Parlement, met haar beleidsmedewerkers
over de voortgang van de triloogonderhandelingen in Brussel.
Tot op heden hebben twee inhoudelijke triloogonderhandelingen plaatsgevonden op politiek
niveau tussen de Europese Commissie in aanwezigheid van Eurocommissaris Didier Reynders,
het Spaanse EU-voorzitterschap namens de Raad en de rapporteur van het Europees Parlement.
Tijdens deze trilogen hebben discussies plaatsgevonden over openstaande onderwerpen
zoals het IMVO-proces voor bedrijven, de regels rond het herstellen van negatieve
impacts en bepalingen aangaande corporate governance. Momenteel vinden onderhandelingen plaats op technisch niveau. Enkele openstaande
onderwerpen betreffen aansprakelijkheid, reikwijdte van bedrijven en het al dan niet
opnemen van de financiële sector in de richtlijn. Dit laatste punt ligt gevoelig onder
de lidstaten. Waar Nederland een groot pleitbezorger is van het opnemen van de financiële
sector in de richtlijn, is bijvoorbeeld Frankrijk tegenstander. Ook EP-rapporteur
Lara Wolters is voorstander. Daarbij bestaat er consensus onder Nederlandse banken
en pensioenfondsen over het opnemen van deze sectoren in de Europese richtlijn, waar
zij voorstander van zijn. Een ander belangrijk politiek discussiepunt betreft het
opnemen van klimaatplannen in lijn met Parijs. De vraag lijkt vooral te zijn hoever
de verwijzing naar klimaat in de richtlijn zal gaan. Tenslotte moeten de OESO-richtlijnen
wat het Europees Parlement betreft worden opgenomen in de richtlijn.
Naar verwachting zullen de compromisvoorstellen in november/december van dit jaar
klaar zijn voor politieke goedkeuring in de trilogen. Dit zal gebeuren onder Spaans
EU-voorzitterschap van de Raad, waarna België het EU-voorzitterschap zal overnemen
op 1 januari 2024. Een politiek akkoord tussen de Europese instellingen wordt verwacht
vóór het einde van dit jaar. Er bestaat momentum in Brussel om tot een akkoord te
komen, onder politieke steun op hoog niveau. Ook de bedrijven waarop de richtlijn
betrekking heeft, zijn betrokken bij het proces. Met dit tijdspad zou in de plenaire
vergadering van het Europees Parlement van februari 2024 gestemd kunnen worden over
het politieke akkoord, voorafgaand aan de Europese verkiezingen die in juni van dat
jaar plaatsvinden. Nadat de definitieve tekst van de richtlijn is vastgesteld na juridische
checks en vertaling zal deze, ter implementatie en toepassing in de Nederlandse wet,
aan de (nieuwe) Tweede Kamer worden gestuurd.
De eerste versie van het zogenaamde «4-kolommendocument», dat gebruikt wordt tijdens
de trilogen, met daarin de teksten van het oorspronkelijke voorstel van de Europese
Commissie en de respectievelijke posities van de Raad en het Europees Parlement is
openbaar toegankelijk.3
Activiteiten rapporteurs
Tijdens ons rapporteurschap hebben wij gesproken met een aantal belangrijke spelers
op dit dossier namens de EU-instellingen: rapporteur namens het Europees Parlement
Lara Wolters, Eurocommissaris voor Justitie Didier Reynders en de plaatsvervangend
Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de EU Michael Stibbe. Vervolgens hebben
wij gesproken met de volgende partijen: de European Round Table for Industry (ERT), de Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de OESO, het OESO-secretariaat,
het Nationaal Contactpunt (NCP) OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen
en de banken ABN AMRO, ING en ASN. Een weergave van deze gesprekken kunt u terugvinden
in eerdere tussenverslagen d.d. 22 november 2022 en 8 maart jl.4 Hieronder volgt een weergave van de gesprekken die wij recenter hebben gevoerd met
vertegenwoordigers van de Pensioenfederatie, ABP, het Verbond van Verzekeraars en
Achmea; Ikea en FrieslandCampina.
Gesprek met Pensioenfederatie, ABP, Verbond van Verzekeraars, Achmea
Op 8 juni jl. hebben wij gesproken met vertegenwoordigers van de Pensioenfederatie,
ABP, en het Verbond van Verzekeraars en Achmea vanwege de politieke discussie over
het al dan niet opnemen van de financiële sector in de richtlijn. Tijdens dit gesprek
zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen: de positie van het Europees Parlement,
de Raadspositie, en verandering beïnvloeden vanuit de sector.
Zowel de pensioenfondsen als verzekeraars benadrukken voorstander te zijn van ambitieuze
Europese regelgeving voor IMVO met een brede reikwijdte – inclusief financiële sector.
Verzekeraars benadrukken dat de lidstaatoptie (zoals is opgenomen in de Raadspositie)
een ongelijk speelveld zal veroorzaken. Verzekeringen en pensioenen zijn namelijk
bij uitstek een internationale markt. De pensioenfondsen geven aan dat maar 30% van
de balans in de EU plaatsvindt en 70% internationaal. Ook wordt een voorbeeld gegeven
over grootzakelijke verzekeringsprojecten waarbij meerdere verzekeraars betrokken
zijn. Als de lidstaten verschillende nationale wetgeving hebben, dan wordt dit een
uitdaging. Ook is het belangrijk dat EU-wetgeving en internationale afspraken met
elkaar samenhangen en er geen «lappendeken» aan regels ontstaat (bijvoorbeeld op definities
en rapportageverplichtingen). Ook pensioenfondsen, die niet direct concurreren, zijn
hierbij gebaat omdat ze gebruik maken van internationale partners in de beleggingsketen.
Daarnaast dient Europese wetgeving goed aan te sluiten bij de OESO-richtlijnen. In
Nederland hebben de pensioenfondsen en verzekeraars zich gecommitteerd aan de IMVO-convenanten
die gebaseerd zijn op de OESO-richtlijnen.
Verder is gesproken over invloed uitoefenen om positieve verandering te realiseren
versus terugtrekken uit bepaalde bedrijven. Hier worden enkele voorbeelden genoemd.
Bedrijven in de fossiele industrie moeten ook een aansprakelijkheidsverzekering kunnen
afsluiten. Mogen deze bedrijven dan nog wel worden verzekerd en zo niet hoe kunnen
de risico´s van hun bedrijfsvoering anders worden gedekt? Meer in het bijzonder wordt
gesproken over het bieden van pensioenregelingen en collectieve zorgverzekeringen
ten behoeve van de medewerkers van deze bedrijven. Een ander voorbeeld is dat bepaalde
bedrijven zich mogelijk in landen zullen vestigen zonder IMVO-wetgeving wat ertoe
kan leiden dat de invloed als verzekeraar/pensioenfonds op verandering verdwijnt.
Voor wat betreft de positie van het Europees Parlement wordt genoemd dat de financiële
sector invloed (leverage) moet uitoefenen, maar het is nu nog niet duidelijk wat de definitie is en wat de criteria
hiervoor zijn. Tenslotte behelst het Europese voorstel in algemene zin veelal procesbepalingen.
Gesprek met Ikea
Op 21 september jl. spraken wij met Arne Kuijvenhoven, Public Affairs Leader IKEA
Nederland over de positie van IKEA ten aanzien van de voorgestelde Europese richtlijn
voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (Corporate Sustainability Due Diligence Directive, CSDDD). Vooropgesteld, IKEA is zowel voorstander van nationale als Europese IMVO-wetgeving.
Wel zijn zorgen geuit over het ambitieniveau van de Europese richtlijn: afgezwakte
regelgeving die niet op basis is van OESO-richtlijnen zorgt juist voor onduidelijkheid
voor bedrijven. Daarbij is ook het afwijken van de OESO-richtlijnen zorgelijk, gezien
de juridische onzekerheid die dit tot gevolg heeft.
Vervolgens zijn drie aandachtspunten bij de voorgestelde Europese richtlijn besproken:
Ten eerste is IKEA voorstander van een op risico gebaseerde benadering die een duidelijke
reikwijdte biedt. Het MKB en financiële instellingen moeten onderdeel zijn van de
Europese richtlijn, waarbij proportionaliteit in acht wordt genomen. MKB-bedrijven
zouden verplichtingen moeten dragen die evenredig zijn aan de omvang en aard van hun
bedrijf. EU-instellingen zouden adequate ondersteuning en aanvullende hulp moeten
bieden aan MKB-bedrijven (capaciteitsopbouw en/of financiële ondersteuning) om aan
deze verplichtingen te voldoen, in plaats van uitzonderingen te maken.
Uitsluiting van het MKB zal enkel een beperkt effect hebben vanwege het trickle down effect in de keten. Bovendien is het onwenselijk dat het MKB als gevolg hiervan met
elkaar zal concurreren op het gebied van IMVO-wetgeving, zonder duidelijk vastgesteld
kader, wat meer administratieve lasten met zich meebrengt. Financiële instellingen
hebben een groot bereik via hun bedrijfsactiviteiten. Ze zouden proportionele due diligence verplichtingen moeten hebben, bijvoorbeeld beperkt tot hun zakelijke klanten, die
geïntegreerd kunnen worden in hun huidige processen, zoals Know Your Business Customer (KYBC) verplichtingen.
Ten tweede hebben bedrijven de verantwoordelijkheid om de invloed van de keten op
mens en milieu in ogenschouw te nemen. Wat IKEA betreft reikt de verantwoordelijkheid
van bedrijven verder dan enkel het voldoen aan de regelgeving: bedrijven zouden zowel
de letter als de geest van de wet moeten volgen om een «vinkjes-zetten conformiteitsoefening»
te voorkomen. IKEA houdt zich aan de OESO-richtlijnen, en verwacht dit ook van haar
leveranciers. Grotere bedrijven hebben volgens IKEA een zorgplicht om de hele keten
te laten voldoen aan geldende richtlijnen.
Ten derde is de harmonisatie van Europese wetgeving een belangrijk aandachtspunt,
om administratieve lasten te voorkomen en naleving te vergroten. IKEA noemde desgevraagd
dat een publieke autoriteit zou moeten zorgen voor toezicht op naleving van de regels,
met een gelijk speelveld als gevolg.
In de praktijk werkt IKEA met een gedragscode die in lijn is met de OESO-richtlijnen
en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, die zowel gebruikt wordt als screeningsinstrument voor nieuwe leveranciers als risicobeheersinstrument
voor bestaande leveranciers. Hiermee wordt beoogd om positieve impact te creëren op
milieu, fatsoenlijk werk, kinderrechten en dierenwelzijn in de waardeketen. Hierbij
gaat het bedrijf verder dan contractuele relaties en vraagt leveranciers deze op hun
beurt te implementeren in hun toeleveringsketens. Deze werkwijze stelt IKEA in staat
om ook controle te hebben in de subtoeleveringsketens.
Gesprek met FrieslandCampina
Wij hebben op 29 september jl. gesproken met Koert Verkerk, manager public affairs
en Floris van der Pouw, legal counsel sustainability van FrieslandCampina over hun
positie ten aanzien van de Europese richtlijn.
FrieslandCampina heeft te maken met een complexe keten van melkveehouders en zo’n
30.000 leveranciers en klanten. Hierdoor is het ingewikkeld om alle relevante data
binnen te krijgen die zowel betrouwbaar als te verifiëren is. FrieslandCampina is
voorstander van het behouden van deze vorm van due diligence in de wetgeving, maar waarschuwt daarbij wel dat het leidt tot grote administratieve
lasten voor bedrijven. Het streven naar een transparante keten die werkbaar is en
niet onnodig belast, biedt een enorme uitdaging. Bij het bedrijf is al veel certificering
in de keten aanwezig en het pleit er dan ook voor om bij de nieuwe Europese richtlijn
gebruik te maken van reeds bestaande en geaccepteerde instrumenten en standaarden.
Opgemerkt is dat het waarborgen van voedselveiligheid in de keten echter om andere
criteria vraagt dan due diligence. Een belangrijk aandachtspunt voor FrieslandCampina in de voorgestelde richtlijn
betreft prioritering. Het bedrijf is voorstander van een inspanningsverplichting in
plaats van een resultaatverplichting omdat Europese wetgeving op die manier bedrijven
kan stimuleren en niet weerhouden om te voldoen aan due diligence. Een ander aandachtspunt van de richtlijn betreft het waarborgen van een gelijk speelveld
en eerlijke concurrentie tussen bedrijven in de EU. Tenslotte is besproken dat de
publieke opinie en reputatie van bedrijven in de praktijk een factor zijn in de aanpak
met betrekking tot IMVO, waar ideaal gezien de risico’s in de keten (conform de OESO-richtlijnen)
leidend zijn.
Krachtenveld
Raadspositie
Op 1 december 2022 is de Raadspositie5 ten aanzien van het voorstel aangenomen met gekwalificeerde meerderheid. Nederland
heeft samen met acht andere lidstaten tegen gestemd. De voornaamste reden voor Nederland
is dat het opnemen van de financiële sector optioneel is gemaakt voor de lidstaten.
Het kabinet is juist voorstander van volledige opname van de financiële sector vanwege
de hefboomfunctie van deze sector bij het tegengaan van misstanden in de waardeketen.
Het optioneel maken kan volgens het kabinet leiden tot verschillen in de nationale
wetgeving bij de implementatie van de richtlijn en de werking van de interne markt
en het gelijke speelveld in gevaar brengen.
De Raad heeft onder andere wijzigingen aangebracht ten opzichte van het Commissievoorstel
voor wat betreft het gefaseerd invoeren. Vanaf drie jaar na inwerkingtreding van de
richtlijn zullen de nieuwe regels eerst gelden voor zeer grote ondernemingen met meer
dan 1000 werknemers en een netto-omzet van 300 miljoen wereldwijd of een netto-omzet
van 300 miljoen die in de is EU gegenereerd voor ondernemingen buiten de EU, het optioneel
toevoegen van de financiële sector zoals hierboven beschreven en civielrechtelijke
aansprakelijkheid en de zorgplicht voor bestuurders.
Europees Parlement
Het Europees Parlement heeft op 1 juni jl. haar positie en onderhandelingsmandaat6 aangenomen voor de triloogonderhandelingen met 366 stemmen voor, 225 stemmen tegen
en 38 onthoudingen. In de positie van het Europees Parlement komen de volgende onderwerpen
naar voren.
Volgens het Europees Parlement moeten bedrijven verplicht worden om daadwerkelijke
en potentiële negatieve effecten te voorkomen op mensenrechten en de omgeving die
zij hebben veroorzaakt of waaraan zij hebben bijdragen, met hun eigen activiteiten
of die van hun dochterondernemingen. Voorbeelden hiervan zijn kinderarbeid, slavernij,
arbeidsuitbuiting, vervuiling, aantasting van het milieu en verlies van biodiversiteit.
Bedrijven zouden ook de impact van hun zakenpartners, niet enkel leveranciers, moeten
monitoren.
De nieuwe regels moeten van toepassing zijn op alle bedrijven die gevestigd zijn in
de EU, inclusief de financiële sector, met meer dan 250 werknemers en een wereldwijde
omzet van meer dan 40 miljoen euro, net als moederbedrijven met meer dan 500 medewerkers
en een wereldwijde omzet van meer dan 150 miljoen euro. Niet-EU bedrijven met een
omzet hoger dan 150 miljoen euro, waarvan tenminste 40 miljoen euro werd gegenereerd
in de EU, worden ook opgenomen.
Bedrijven die onder de richtlijn vallen moeten due diligence in hun beleid opnemen, en op die manier negatieve impact op mensenrechten, milieu
en goed bestuur beperken.
Bedrijven zijn vereist om passende stappen te nemen ter voorkoming van mogelijke negatieve
gevolgen, zoals contractuele afspraken te maken met partners, waarbij zij verplicht
worden de gedragscode van het bedrijf na te leven; noodzakelijke verbeteringen in
de eigen activiteiten doorvoeren zoals productieprocessen of traceerbaarheid van producten;
strategieën aanpassen waaronder fatsoenlijke lonen en inkomens voor hun leveranciers;
en passende maatregelen die ervoor zorgen dat producten in overeenstemming zijn met
het Europees recht en niet leiden tot negatieve effecten, in het bijzonder voor kinderen.
Een bedrijf moet stappen zetten om de daadwerkelijke nadelige gevolgen waartoe zij
heeft bijgedragen voor mens of milieu te herstellen.
De nieuwe regels vereisen dat bedrijven in gesprek gaan met stakeholders die geraakt
worden door hun activiteiten, waaronder mensenrechten- en milieuverdedigers. Bedrijven
zouden ook regelmatig de effectiviteit van hun due diligence beleid moeten monitoren. Medewerkers moeten worden geïnformeerd door hun bedrijf
over hun due diligence beleid en de implementatie ervan.
Richtlijnen, inclusief algemene en sectorspecifieke begeleiding, zijn nodig ter ondersteuning
van bedrijven of nationale autoriteiten om naleving te vergemakkelijken. Elke lidstaat
moet een nationale helpdesk aanwijzen voor due diligence op het gebied van duurzaamheid voor bedrijven.
Klimaatverandering moet worden aangepakt door middel van het implementeren van een
plan om de opwarming van de aarde tot 1.5°C te beperken. Bedrijven met meer dan 1000
werknemers moeten effectief beleid hebben om te garanderen dat de variabele beloning
voor bestuurders is gekoppeld aan het transitieplan t.b.v. klimaatverandering.
Bedrijven zullen aansprakelijk zijn voor schade en kunnen sancties opgelegd krijgen
door nationale toezichthouders. Tot mogelijke sancties behoren maatregelen zoals «naming
and shaming», de producten van een bedrijf uit de markt halen, of boetes van tenminste
5% van de netto wereldwijde omzet. Bedrijven van buiten de EU die zich niet aan de
regels houden moeten worden uitgesloten van overheidsopdrachten in de EU.
Tot slot
Met dit eindverslag ronden wij ons rapporteurschap op het EU-voorstel voor Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen af. Wij doen de aanbeveling aan de nieuwe commissie
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de onderhandelingen over
het gerelateerde voorstel voor een verordening voor een verbod op producten met dwangarbeid
te volgen, waarover de onderhandelingen in Brussel momenteel gaande zijn.
Klink Van der Graaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J. Klink, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
S.J.F. van der Graaf, Tweede Kamerlid