Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Richtlijn Business in Europe: Framework for income taxation
2023D41550 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 10 oktober 2023 een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Financiën over het door de Minister
van Buitenlandse Zaken op 6 oktober 2023 toegezonden fiche Richtlijn Bedrijven in
Europa: Raamwerk voor Belastingen (BEFIT) (Kamerstuk 22 112, nr. 3796).
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De adjunct-griffier van de commissie,
Kruithof
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche en hebben enkele kritische
vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Richtlijn Business in Europe: Framework
for income taxation (BEFIT) andere regels bevat voor het bepalen van de belastbare
winst dan Pijler 2. Kan het kabinet aangeven of BEFIT, mede om die reden, de administratieve
lasten voor het bedrijfsleven zal verhogen of juist zal verlagen? Indien BEFIT naar
verwachting de administratieve lasten van het bedrijfsleven zal verhogen, klopt het
dat de richtlijn haar doel dan niet bereikt?
Kan het kabinet aangeven in hoeverre BEFIT overeenkomt met de eerder voorgestelde
Common (Consolidated) Corporate Tax Base, (C)CCTB? Kan het kabinet voorts aangeven
waarom Nederland nu in principe voorstander is van BEFIT, terwijl Nederland altijd
tegen de (C)CCTB was?
Hoeveel aangiften moeten bedrijven die binnen de reikwijdte van BEFIT en Pijler 2
vallen straks doen voor een winstbelasting? Moeten deze bedrijven aangifte doen voor
de Nederlandse vennootschapsbelasting, de BEFIT én Pijler 2?
Verwacht het kabinet dat Nederland op de lange termijn winstbelastingopbrengsten zal
kwijtraken door een eventuele toekomstige verdeelsleutel gebaseerd op formulary apportionment?
Zo ja, mocht worden ingestemd met de BEFIT-richtlijn, welke waarborgen zal Nederland
in de richtlijn laten opnemen dat Nederland ten minste hetzelfde aandeel van de winst
mag belasten als voorheen op basis van het arm’s-lengthbeginsel?
De leden van de VVD-fractie constateren dat in het rekenvoorbeeld dat ziet op de samenloop
tussen Pijler 2 met BEFIT enkele aannames zijn gemaakt en op enkele punten is geabstraheerd
van bepaalde regels. Zijn deze aannames en abstracties illustratief voor de complexiteit
van deze regels? Hoe kan het kabinet verwachten dat het bedrijfsleven deze regels
kan toepassen als dergelijke aannames en abstracties noodzakelijk zijn om een simpel
rekenvoorbeeld te weergeven?
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet voornemens is om akkoord te gaan
met de BEFIT-richtlijn als er geen verplicht en bindend geschilbeslechtingsmechanisme
(bijvoorbeeld arbitrage) is opgenomen in de richtlijn.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet voornemens is om akkoord te gaan
met de BEFIT-richtlijn als de afwezigheid van een navorderingstermijn ertoe leidt
dat de Nederlandse belastingaanslag van een lid van een BEFIT-groep niet onherroepelijk
vast komt te staan.
Kan het kabinet de berekening van de Europese Commissie delen op grond waarvan de
Europese Commissie heeft geconcludeerd dat de compliantiekosten van belastingplichtigen
met ongeveer 32% zullen afnemen? Kan het kabinet voorts aangeven in hoeverre het verwacht
dat de stapeling van BEFIT met Pijler 2 zal resulteren in een compliantiemonopolie
voor grote internationale accountantskantoren? Kan het kabinet voorts reflecteren
op de wenselijkheid hiervan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BEFIT-voorstel van de Europese
Commissie. In grote lijnen kunnen zij de inzet van het kabinet volgen, maar zij hebben
nog wel een aantal vragen ter verduidelijking.
De leden van de CDA-fractie merken op, zoals het voorstel ook zegt, dat de Europese
Commissie de oude CCTB/CCCTB voorstellen in een nieuw jasje heeft gestoken. Zij kunnen
zich voorstellen dat het bijdraagt aan eenvoud als in de Europese Unie een gezamenlijke
winstbelasting grondslag wordt ingevoerd, maar met het kabinet hebben zij twijfel
over de cumulatie van voorstellen en de verschillen die daar tussen zitten die het
doel van eenvoud ondermijnen. Zij zijn het daarom eens met de inzet eerst te kijken
hoe Pijler 2 uitkristalliseert.
Qua inhoud zien de leden van de CDA-fractie vooral een belangrijk verschil met de
winsttoerekeningregels, maar zij krijgen graag wat verduidelijking. Betekent het voorgestelde
BEFIT-systeem dat jaarlijks op basis van de BEFIT-systematiek de grondslag van individuele
BEFIT-groepsentiteiten wordt berekend, en ook wat de groepswinstgrondslag is? En wordt
dan jaarlijks het gemiddelde van de afgelopen drie jaar per individuele BEFIT-entiteit
genomen, en op basis daarvan de groepswinst verdeeld? En wat betekent het dat de Europese
Commissie na drie jaar een ander toerekeningmechanisme kan voorstellen? Deze leden
vragen of dat ook in de richting kan gaan van de oude CCTB/CCCTB-systematiek met een
verdeelsleutel. Destijds werd voorgesteld de winst toe te rekenen op basis van omzet,
materiële vaste activa en arbeid. In hoeverre is dit nog steeds onderdeel van de plannen?
Deze leden merken op dat Nederland in het verleden geen voorstander is geweest van
deze systematiek, omdat die niet voldoende aansloot bij de Nederlandse economie. Kan
het kabinet aangeven wat nu de positie van het kabinet is ten aanzien van dergelijke
verdeelsleutels?
De leden van de CDA-fractie vragen ook of hanteren van een ander systeem van winsttoerekening
binnen de Europese Unie dan daarbuiten kan uitnodigen tot fiscale constructies door
wereldwijd aanwezige multinationals die slim gebruik maken van de verschillen tussen
de systemen. Verwacht de Europese Commissie dat meer landen buiten de Europese Unie
zullen afstappen van transfer pricing? Zijn er landen die nu al zo’n systeem hebben?
De leden van de CDA-fractie hebben met het kabinet twijfel bij grensoverschrijdende
verliesverrekening binnen de groep. Zij zien als kern van winsttoerekening dat de
winst van multinationale groepen wordt belast waar waarde gecreëerd wordt. Zij vinden
niet dat je verliezen die in het ene land zijn ontstaan, moet verrekenen met winsten
behaald in een ander land, omdat beide volgen uit prestaties van bedrijven behaald
binnen een nationaal economisch klimaat, waarin die nationale lidstaat belastingmiddelen
investeert. Zij vragen of dit ook tot structuren zou kunnen leiden, waarin opzettelijk
verlieslatende bedrijven in stand worden gehouden om winsten elders in landen met
een hoge winstbelasting uit te hollen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-en PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
van BEFIT. Zij hebben hier enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie merken op dat het BEFIT-voorstel minder
vergaand is dan de eerdere CCCTB-voorstellen, omdat er geen sprake is van harmonisatie
van nationale belastingregels. Zij vragen of het kabinet hun teleurstelling deelt
dat op dit punt geen politieke ruimte lijkt te zijn voor een ambitieuzer voorstel,
en of Nederland bereid is zich de komende jaren voor ambitieuze opvolging van BEFIT
in te zetten.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen naar het winsttoerekeningsmechanisme.
Zij zijn kritisch op het feit dat in de winsttoerekening uitgegaan wordt van waar
de winst gemiddeld in de afgelopen drie jaar beland is, omdat hiermee alsnog een disproportioneel
deel van de winsten toegerekend wordt aan belastingparadijzen. Zij vragen of het kabinet
deze kritiek deelt.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dat binnen een periode van zeven
jaar op zoek gegaan zal worden naar een beter winsttoerekeningsmechanisme. Deze leden
vragen of Nederland bereid is zich in deze zeven jaar in te zetten voor een mechanisme
waarmee winsten verdeeld worden op basis van waar ze commercieel behaald zijn.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen naar de prikkel van bedrijven met
een omvang kleiner dan 750 miljoen euro omzet per jaar om aan te sluiten op de systematiek
uit BEFIT, en hoe die prikkel vergroot kan worden.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen welke discretionaire beleidsruimte,
gegeven het feit dat het een richtlijn betreft, Nederland in BEFIT heeft. Op welke
manier wil Nederland invulling geven aan deze beleidsruimte, zo vragen zij.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen naar een verwacht tijdspad van
de onderhandelingen, en vragen om een preciezer beeld te schetsen van het speelveld.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen hoe het kabinet het risico inschat
dat implementatie van BEFIT vertraging oploopt wegens uitvoeringstechnische complexiteit.
Deze leden vragen of en zo ja, hoe dit voorkomen kan gaan worden.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen naar het risico dat implementatie
van BEFIT zoveel uitvoeringscapaciteit vraagt dat andere projecten en trajecten bij
de Belastingdienst vertraging oplopen.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen of de verwachting van de Europese
Commissie dat de administratieve lasten met 65% naar beneden gaan als gevolg van BEFIT
realistisch zijn, gegeven de complexiteit die geschetst wordt in het overstappen naar
een nieuw systeem.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.