Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 5 oktober 2023. over Lokale, regionale en streekomroepen
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 291 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 25 oktober 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 5 oktober 2023 overleg
gevoerd met mevrouw Uslu, Staatssecretaris Cultuur en Media, over:
– de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 28 juni 2023 inzake evaluatie
project Versterking lokale journalistiek door samenwerking (Kamerstuk 32 827, nr. 283);
– de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 26 juni 2023 inzake evaluatie
gemeentelijke bekostiging lokale publieke omroepen 2019–2021 (Kamerstuk 32 827, nr. 282);
– de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 30 mei 2023 inzake visiebrief
lokale omroepen (Kamerstuk 32 827, nr. 281);
– de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 16 december 2022 inzake stand
van zaken nieuw bestel lokale publieke omroep (Kamerstuk 32 827, nr. 275);
– de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 4 oktober 2023 inzake reactie
op verzoek commissie over een afschrift van de antwoordbrief op de brief van Omroep
Almelo over de vorming van streekomroepen;
– de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 4 oktober 2023 inzake reactie
op verzoek commissie over de visie op de aanvraag van de NOS, RPO en NLPO in het kader
van een mogelijk vervolg van het project Versterking lokale journalistiek door samenwerking
(Kamerstuk 32 827, nr. 283).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De griffier van de commissie, Verhoev
Voorzitter: Michon-Derkzen
Griffier: Bosnjakovic
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Kwint, Michon-Derkzen, Mohandis, Sneller,
Van Strien en Werner,
en mevrouw Uslu, Staatssecretaris Cultuur en Media.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik open hierbij de vergadering van de vaste commissie voor Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap. We spreken vandaag ... Mag ik wat stilte aan de linkerkant?
We spreken vandaag van 10.00 uur tot 13.00 uur over het onderwerp lokale, regionale
en streekomroepen. Ik heet de Staatssecretaris van OCW van harte welkom. Fijn dat
u er bent. Natuurlijk iedereen die hier op de publieke tribune of anderszins dit debat
volgt van harte welkom en dank voor de interesse. Welkom aan de leden. Ik zou met
u af willen spreken dat we een spreektijd van vier minuten hebben in de eerste termijn
en twee interrupties in tweeën. Misschien voor de mensen thuis: meneer Kwint spreekt
namens de SP, meneer Mohandis namens de PvdA, mevrouw Werner namens het CDA, meneer
Van Strien namens de VVD. Meneer Mohandis wil zeggen dat hij ook namens GroenLinks
spreekt; daar moeten we allemaal nog een klein beetje aan wennen, maar hij spreekt
namens zowel de PvdA als GroenLinks.
De heer Van Strien (VVD):
Goedemorgen. Zou ik u ten aanzien van de spreektijd mogen uitnodigen om iets van coulance
te betrachten? Ik heb begrepen dat mijn collega's daar ook voor in zijn. We zijn met
een wat klein groepje en het is een belangrijk onderwerp.
De voorzitter:
Het is heel gevaarlijk om voorafgaand aan het debat al coulance aan de voorzitter
te vragen, maar u kent me en we gaan er een mooi debat van maken. Ik geef als eerste
het woord aan de heer Kwint, voor vier minuten.
De heer Kwint (SP):
Dank, voorzitter. Een sterke journalistieke sector dicht op de wijken, de straten,
de dorpen en de steden waar het gebeurt, is goed voor iedereen. Dat is goed voor de
burgers van een gemeente, die dan kunnen zien wat er in hun gemeente gaande is. Dat
is goed voor lokale politici, zo weet ik uit eigen ervaring, want a kunnen die daar
qua informatie hun voordeel mee doen en b is het goed om te weten dat zij scherp gecontroleerd
worden. Wij zijn dan ook positief over het extra geld dat naar de ondersteuning van
lokale en regionale media gaat. Daar hebben we al langer voor gepleit, dat is meer
dan terecht, dat is hard nodig, en dat is goed.
We zijn ook positief over de beweging richting meer streekomroepen. Ik mocht de afgelopen
jaren onder andere een kijkje nemen in Twente, in de Achterhoek, bij een aantal van
de pilots waar gewerkt werd aan streekomroepen. Dat is hartstikke belangrijk. Daar
werden hele mooie dingen gemaakt, die het mogelijkerwijs echt niet gered hadden op
het schaalniveau van de lokale omroepen. Ook die richting kunnen wij dus van harte
steunen.
Wij zijn wel benieuwd naar hoe die verhouding tussen de streekomroepen en de regionale
omroepen er in de praktijk uit gaat zien. Want we zagen in de pilots succesvolle samenwerkingen
die juist gebaseerd waren op gelijkwaardigheid, maar ik hoor nu verhalen dat met de
beweging richting streekomroepen, dus met de beweging richting fusies van lokale omroepen,
de regionale omroepen hun participatie binnen de streekomroep soms wat afschalen.
Ik hoor bijvoorbeeld dat op sommige plekken berichten van streekomroepen eigenlijk
permanent wel doorgeplaatst worden naar regionale omroepen, maar dat er niet zo heel
veel tegenover staat. In het verleden waren er gevallen waarbij er bijvoorbeeld journalisten
vanuit een regionale omroep gedetacheerd werden bij een streekomroep, juist om elkaar
te versterken. Dan maak je samen content en kun je die ook samen doorplaatsen. Maar
ook daarvan hoor ik dat sommige journalisten weer worden teruggetrokken richting hun
eigen regionale omroep. Hoe ziet de Staatssecretaris uiteindelijk de verhouding tussen
die streekomroepen in de toekomst en de regionale omroepen? En hoe zorgen we ervoor
dat die twee elkaar echt versterken in plaats van tegenover elkaar komen te staan?
Want je wilt natuurlijk die doorplaatsingen wel degelijk. Waarom? Omdat het goed is
als mooie en relevante content een zo breed mogelijk publiek bereikt.
Maar die samenwerking moet wel echt op een gelijkwaardige basis gebeuren. In de evaluatie
lezen we namelijk dat het ook niet op alle plekken even natuurlijk gaat. Ik denk dat
de voorbeelden die ik net aanhaalde, voorbeelden zijn waarbij je ziet dat het wel
degelijk een grote toegevoegde waarde kan hebben. Maar wij lezen ook over plekken
waar die samenwerking minder goed van de grond komt. Op welke manier gaat de Staatssecretaris
er dan voor zorgen dat die samenwerking echt goed vormgegeven wordt?
Ik snap ook best dat er bijvoorbeeld vanuit de VNG gezegd wordt dat gemeenten nog
een grotere vinger in de pap willen houden, om het maar even huiselijk samen te vatten.
Maar laten we eerlijk zijn: de afgelopen jaren haalde ruim een derde van de gemeenten
hun streefbedrag. Dan is het misschien niet heel erg reëel om dat nu helemaal «van
onderaf weer op te gaan bouwen», zoals de VNG het noemt. Eerlijk gezegd verwijt ik
gemeenten dat in een hele hoop opzichten nog niet eens. Ik bedoel: ik ken een hoop
wethouders van hele uiteenlopende partijpluimage en die staan elke dag voor verschrikkelijk
ingewikkelde dilemma's; die hebben steeds meer taken gekregen, met vaak een ontoereikend
budget. Dan is het soms kiezen tussen de duivel en Beëlzebub bij waar je je geld aan
uitgeeft. Dan sta je voor onmogelijke dilemma's. Laten we ervoor kiezen om in ieder
geval dit dilemma bij gemeenten weg te nemen.
Ik begrijp ook de hoofdredacteuren van regionale kranten best wel. Het Friesch Dagblad
kwam helaas recentelijk zelf in het nieuws. Als een krant zelf in het nieuws komt,
is het bijna nooit goed nieuws. Dat is het in dit geval ook niet, want er komt weer
een nieuwe ronde van bezuinigingen aan. Het is dan, vanuit het perspectief van de
schrijvende pers, zuur om te zien dat het geld dat beschikbaar is voor de ondersteuning
van lokale en regionale media naar de publieke omroep gaat. Dan snap ik ook best waar
bijvoorbeeld een oproep van De Limburger vandaan komt. Die zeggen: «Jongens, vergeet
ons niet. Denk ook aan ons.» Laat ik hier namens de SP wel zeggen dat deze kranten
wat mij betreft op dit moment naar de verkeerde instantie kijken.
Afrondend. Zolang De Persgroep, het Mediahuis, of welke andere Vlaamse mediamoloch
met staatssubsidie dan ook, elk jaar tientallen miljoenen aan dividend uitkeert aan
aandeelhouders, is dat volgens mij de eerste plek om te klagen. Ik ben in die zin
ook wel benieuwd hoe het staat met het onderzoek naar de machtsclustering in de media,
aangezien dat hier ook een relatie mee heeft. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden
om bijvoorbeeld wel lokale verslaglegging van gemeenteraadsvergaderingen te stimuleren?
Wil hij in ieder geval ver weg blijven van het subsidiëren van de eindejaarsbonussen
van de Van Thillo's van deze wereld?
De voorzitter:
Dank u wel. Welkom aan de heer Sneller van D66. Het woord is aan de heer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Het is goed dat wij hier met elkaar spreken over de ontwikkeling
die veel lokale omroepen nu doormaken, waar die naartoe moet gaan, en waar die naartoe
gaat. Het is wel zo dat ik natuurlijk niet kan uitsluiten dat vlak na 22 november
ook deze commissie anders wordt samengesteld. Het is toch belangrijk om nu al met
elkaar vooruit te blikken en na te gaan denken over wat er dan nodig is om die volgende
stap te zetten. Uiteindelijk kunnen we het ook alleen maar concreet maken als het
in wetgeving wordt gegoten.
Laat ik beginnen met wat ons in de brief opviel; ik duik gelijk even de inhoud in.
Dat is de financiering van gemeenten. Wij geloven het argument dat je uiteindelijk
tot stabielere financiering komt, als je langs die route gaat. Wat ons een beetje
bezighield, was de passage in die brief waarin stond dat alles uit het Gemeentefonds
landelijk wordt gecoördineerd en gefinancierd. Het is natuurlijk wel zo dat, zeg ik
uit mijn hoofd, ongeveer een derde van de lokale omroepen meer krijgt van hun gemeente
dan het richtsnoerbedrag. Hoe voorkomen we nou dat de omroepen die juist meer deden
en ook in gemeenten en gemeenschappen meer betrokken waren, in de ontwikkeling naar
streekvorming een wat terugtrekkende beweging maken? De garanties in de brief kun
je in wet- en regelgeving natuurlijk allemaal nog preciezer duiden. Dat geldt ook
voor de zorgplicht van omroepen en hoe zij betrokken blijven in de kernen die juist
niet vergeten mogen worden bij streekvorming. Dat snap ik allemaal. Wij zoeken wel
nu al iets meer houvast. Hoe voorkom je nou dat iedereen denkt: het Rijk gaat het
allemaal maar organiseren en dan zien we het wel? Ik denk dat het geld dat hier nu
mee gemoeid gaat dan nog best wel snel, op vrij korte termijn, onder druk kan komen
te staan. Als we die wetten straks hier gaan behandelen, zullen we hier echt even
wat langer bij moeten stilstaan. Ik neem aan dat dit in de volgende Kamerperiode zal
zijn; dat is natuurlijk het meest realistische.
De heer Kwint noemde een paar mooie voorbeelden. Ik ben zelf ook, niet zo lang geleden,
bij de Westlandse Omroepstichting geweest. Dat is een mooie streekomroep, waar je
ziet wat het kan brengen. Wat het kan brengen, is dat je meer betaalde krachten hebt
die het nieuws verslaan. Ik volg ook gewoon in mijn eigen stad, maar ook op andere
plekken, hoe lokale omroepen, ondanks een keiharde inzet van vrijwilligers, moeite
hebben om iemand te betalen, omdat het budget niet toereikend is vanuit gemeenten.
Ik zie wat dat betekent voor de staat van lokale omroepen.
Mijn concrete vraag is: wat is nou het beeld van de Staatssecretaris van het aantal
lokale omroepen dat echt concreet bezig is om naar een streekvorm over te gaan? We
hebben voorbeelden van omroepen die reeds zijn omgegaan. Er zijn er alleen ook best
wel een aantal, zo heb ik me laten vertellen, waarbij dit in ontwikkeling is. Ik ben
gewoon benieuwd wat nu de laatste stand van zaken is. Ik weet dat er ook een groep
is die hier eigenlijk niet veel van moet hebben. Hoe gaan we die groep ook meenemen
in dit proces? Hoe geven we hen de zekerheid dat streekvorming niet een nieuwe regionale
omroep betekent, maar echt het brengen van het nieuws in de haarvaten van de buurten,
wijken en kernen die we door deze streekvorm niet moeten vergeten?
Voorzitter. De heer Kwint heeft best wel goede vragen gesteld, die ik ook wilde stellen.
De heer Kwint (SP):
Dat klopt.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik sluit mij daar ook gewoon bij aan. Dat is misschien gewoon het makkelijkst, want
anders gaan we hier dingen zitten herhalen. Ik sluit me dus aan bij de punten van
de heer Kwint. De private partijen, de kranten, hebben een oproep gedaan aan ons:
«Praat met ons. Betrek ons bij deze streekvorming, in de vorm van een hoorzitting
of anderszins.» Ik pak de handschoen graag op om dat snel met elkaar in een nieuwe
Kamer te bespreken. Wij kijken namelijk uit naar wetsvoorstellen die nodig zijn.
Ik heb nog een tip. Het kabinet heeft er vast wel aan gedacht. Dat is echt mijn laatste
punt, voorzitter. Wij hebben in 2013, 2014 in de Kamer best wel een intensief traject
gevoerd over de vorming van de RPO tot een instituut, dat backoffice shared services
zo liet samenwerken dat dertien regionale omroepen slagvaardiger konden opereren.
Ik zie veel overeenkomst tussen dat wetstraject en wat er nu zou moeten gebeuren om
hier te komen. Ik zou dus zeggen: vind op dat punt het wiel niet opnieuw uit. Er is
al veel kennis binnen uw ministerie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Werner, u krijgt het woord voor de eerste termijn.
Mevrouw Werner (CDA):
Dank, voorzitter. Lokale en regionale omroepen zijn natuurlijk hartstikke belangrijk:
voor nieuws en calamiteiten, als controleur van de lokale democratie en als verteller
van wat er speelt in de buurt. Het is belangrijk dat er structureel jaarlijks 16 miljoen
geïnvesteerd wordt in de lokale omroepen. De Staatssecretaris wil dit doen door streekomroepen
te vormen. Hier heb ik nog een aantal vragen over. Is er over deze vorming eigenlijk
genoeg tevredenheid bij de mensen die dit moeten gaan doen? Hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat er geen geld wegvloeit naar bijvoorbeeld het bouwen van studiootjes,
maar dat er echt geïnvesteerd wordt in de lokale journalistiek? De hamvraag is dus
eigenlijk: hoeveel journalisten komen erbij?
Voorzitter. Bij de vorming van streekomroepen ontstaat er schaalvergroting. De heer
Kwint en de heer Mohandis hadden het hier ook al over. Sommige streekomroepen zijn
straks bijna zo groot als de regionale omroepen. Is de Staatssecretaris hier bezorgd
over? Hoe zorgen we ervoor dat de streekomroepen straks geen tweede regionale omroepen
zijn? Er heeft zich bij mij een aantal lokale omroepen gemeld, waaronder die uit Twente,
die zich niet kunnen vinden in de regio-indeling. Ook Zeeland is aan de lijn gekomen:
vanwege de criteria komen zij niet in aanmerking voor de professionaliseringsmiddelen.
Hoe gaat de Staatssecretaris hiermee om? Ook gemeente Westland is bezorgd. Zij hebben
de afgelopen jaren al extra geïnvesteerd in de lokale omroep, in afwachting van de
middelen die zouden komen. Nu de komst van de middelen elke keer uitgesteld wordt
en gemeenten het financieel zwaar hebben, zijn ze straks genoodzaakt om geen extra
geld meer te besteden aan de lokale omroep. Hierdoor is de ingezette professionalisering
straks voor niks geweest. Is de Staatssecretaris bereid om hier een oplossing voor
te zoeken?
Voorzitter. Ook ik vraag me af waarom de lokale kranten niet op z'n minst ...
De voorzitter:
Mevrouw Werner, laten we dit belmoment even aangrijpen om ...
Mevrouw Werner (CDA):
U hoort een bel!
De voorzitter:
Even voor de mensen thuis die zich afvragen wat er allemaal gebeurt: die bel is de
eenminuutbel. Die geeft aan dat de vergadering in de plenaire zaal start. Dat is dus
het dagelijks genot dat we hebben als we in een commissiezaal zitten en die bel een
minuut lang gaat. Sommige Kamerleden praten door en sommige voorzitters laten het
debat doorgaan, maar het lijkt mij prettiger om dat te doen in alle rust. Mevrouw
Werner, aan u het woord.
Mevrouw Werner (CDA):
Voorzitter, ook ik vraag me af waarom de lokale kranten niet op zijn minst zijn meegenomen
in de toekomstvisie. Zij zijn namelijk ook belangrijke vertellers. Hoe weet de Staatssecretaris
of het daar goed mee gaat?
Voorzitter. Het is belangrijk dat de lokale, regionale en landelijke media meer met
elkaar gaan samenwerken. Dat is ook al gezegd. Uit de evaluatie van «Versterking lokale
journalistiek door samenwerking» komt naar voren dat de sector de tijd rijp vindt
voor verdergaande samenwerking. Men is bereid om meer commitment te tonen en staat
open voor de volgende stap. Hoe gaat de Staatssecretaris dit omarmen? Welke prikkel
kan ze aanbrengen bij het versterken van de lokale media, om de samenwerking tussen
de drie lagen te versterken?
Voorzitter. Het verhaal over de regio op een vast kanaal blijft voor mij belangrijk.
Te vaak hoor ik van mensen dat ze geen idee hebben waar ze de regio kunnen vinden.
Vindbaarheid en zichtbaarheid zijn een mediawettelijke taak, ook voor de regio. En
daarom hoort het regioverhaal op een vast kanaal. De Staatssecretaris geeft elke keer
aan dat het geld kost. En nu blijkt uit de beantwoording van mijn vragen ook dat hoe
hoger de zenderpositie is, hoe hoger de kosten zijn. Ik zou daarom aan de Staatssecretaris
willen vragen of ze in overleg met de distributeurs wil zoeken naar een zenderpositie
die het beste past in de huidige afspraken met de andere partijen in de keten, zodat
de regionale omroepen bijvoorbeeld altijd op 100 te zien kunnen zijn. Zou dat geen
optie zijn?
Voorzitter. Dan de toegankelijkheid van media. Samen met mevrouw Westerveld heb ik
hier vaak aandacht voor gevraagd. We hebben samen een motie ingediend om te onderzoeken
welk percentage ondertiteling voor de RPO moet gaan gelden. Dat is hard nodig, omdat
nu maar zo'n 15% van alle nieuwsuitzendingen wordt ondertiteld. De Staatssecretaris
heeft afgelopen zomer een verkenning ontvangen en gaf daarbij aan dit najaar met een
plan te komen. Kan ze dit toch alvast iets toelichten?
Voorzitter. Wat betreft dit onderwerp ziet de NLPO ook graag dat bij de versterking
van de lokale media direct rekening gehouden wordt met de mogelijkheden van lokale
media-instellingen om hun onlinetoegankelijkheid te verbeteren voor mensen die slechtziend
en slechthorend zijn. Dat is hartstikke belangrijk. Hoe kan de Staatssecretaris dit
dan meteen meenemen?
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Werner. Er zijn vragen voor u, eerst van de heer Kwint en daarna
van de heer Mohandis.
De heer Kwint (SP):
Ik hoorde mevrouw Werner zeggen dat we niet weten hoe het gaat met de lokale en regionale
schrijvende pers. Volgens mij weten we dat wel; het gaat slecht. De redactieomvang
staat onder druk. Er werken steeds minder mensen. De vraag is alleen wat het CDA nu
verwacht van het kabinet. Deelt het CDA ten minste de overtuiging met de SP dat wij
niet zomaar geld hoeven te gaan brengen naar de mediahuizen en persgroepen van deze
wereld?
Mevrouw Werner (CDA):
Dat laatste wat de heer Kwint zegt, deel ik helemaal met de SP. Mij viel vooral op
dat het in de toekomstvisie helemaal niet is meegenomen. Ik denk toch dat dat wel
belangrijk is. Als we het hebben over de media, praten we hier natuurlijk over de
NPO, maar bij het hele mediaveld horen toch ook die commerciële partijen, zoals RTL
en SBS. Het ging mij dus vooral om de vraag waarom die, ook als het over de regio
gaat, niet worden meegenomen in de toekomstvisie voor de regionale en lokale kranten.
Maar dat laatste deel ik uiteraard met de heer Kwint. Dat moet niet zo zijn.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik werd even getriggerd toen mevrouw Werner inging op, in mijn eigen woorden, hoe
dit de samenwerking tussen die verschillende lagen gaat versterken. Dat waren uw woorden.
Kunt u nog iets meer toelichten wat u daarmee bedoelt? Dat is namelijk ook een zorg
die wij hebben. Hoe zorgen we ervoor dat die streekomroepen niet een soort nieuwe
regionale omroep worden? Die twee moeten wel helder maken hoe ze elkaar versterken
in plaats van verstoren. Is dat uw punt of bedoelt u iets anders?
Mevrouw Werner (CDA):
Dat is zeker wat ik bedoelde. We krijgen dadelijk dus drie lagen. We hebben straks
de streekomroepen, de regionale omroepen en de landelijke omroepen. Je wil natuurlijk
dat die elkaar heel erg versterken en dat de streekomroepen straks niet zo groot zijn
dat de regionale omroepen in het gedrang komen. Dat wil je niet. Dan heb je dadelijk
de streekomroepen. Ik vraag me ook iedere keer af hoe dat dan gaat qua uitzenden.
Ze vertegenwoordigen namelijk een hele streek. De lokale omroepen gaan dus op in die
streekomroepen. Ga je dan minuten verdelen? Hoe ziet dat eruit? Dat zijn eigenlijk
de vragen die ik aan de Staatssecretaris wil stellen.
De voorzitter:
Meneer Sneller, heeft u een vraag aan mevrouw Werner?
De heer Sneller (D66):
Excuses als ik als herintreder in deze commissie iets gemist heb. Waarom zouden die
drie lagen alle drie moeten blijven bestaan in alle provincies? Waarom zouden die
streekomroepen en regionale omroepen op een gegeven moment niet als het ware samen
kunnen gaan?
Mevrouw Werner (CDA):
Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat we lokale journalistiek behouden. Op
het moment dat je zegt «alles kan wel in elkaar opgaan», verlies je lokaal en in de
regio ontzettend veel authenticiteit. Dat is dus iets wat het CDA pertinent niet zou
willen. Daarom is de samenwerking tussen die drie lagen dus echt ontzettend van belang.
De heer Sneller (D66):
Ziet mevrouw Werner ook dat sommige regionale omroepen uitstekende lokale journalistiek
leveren, bijvoorbeeld over gemeenteraadspolitiek?
Mevrouw Werner (CDA):
Ja, uiteraard zie ik dat. De regionale omroepen zijn hele serieuze omroepen. Die kunnen
uitstekend verslag doen van wat er in de buurt gebeurt. Zeker. Ik begrijp de vraag
niet helemaal.
De voorzitter:
De heer Sneller heeft gemist dat we in het begin hebben afgesproken dat we twee interrupties
in tweeën doen. U heeft er dus eentje in tweeën gedaan. We kunnen aan ook de tweede
in tweeën beginnen.
De heer Sneller (D66):
Dat is dan de logische consequentie, voorzitter. Dank dat u de spelregels nog even
herhaalde. In antwoord op mijn eerste vraag zegt mevrouw Werner namelijk: ze kunnen
nooit samengaan, want de lokale journalistiek is heel belangrijk. Maar volgens mij
wordt veel van de lokale journalistiek, die inderdaad belangrijk is, op dit moment
ook geleverd door sommige regionale omroepen. Ik zou haar dus willen vragen om voor
mij nog iets specifieker te duiden waar het verschil in zit. Wat kan een streekomroep
wel leveren, maar zou een regionale omroep of een fusie van die twee nooit kunnen
leveren?
Mevrouw Werner (CDA):
Voor het CDA is het allerbelangrijkste dat het lokale zich uit in de vorm van journalistiek,
dus dat er journalisten zijn die verslag kunnen doen van datgene wat er in de wijk
en in de straat gebeurt. Bij de regionale omroep hebben ze ook heel veel faciliteiten.
Dan denk ik aan studio's, camera's en equipment om ook vanuit de studio televisie
te kunnen maken. Dat vind ik namelijk echt een heel groot verschil. Daarom vindt het
CDA het dus wel degelijk heel belangrijk dat de lokale journalistiek blijft bestaan
zoals die is. Dat hebben we echt nodig voor die verslaggeving. Het CDA ziet de dertien
regionale omroepen meer als echte omroepen met alle faciliteiten die er zijn. Daarin
kan dus een hele mooie samenwerking ontstaan tussen het lokale, de streekomroepen
die er straks zijn, en de regio, zodat we niet denken van dat geld allemaal studiootjes
te moeten bouwen. Dat bedoelde ik ook in mijn inbreng. We moeten investeren in de
journalistiek en de samenwerking met bijvoorbeeld de regio, die meer faciliteiten
heeft, erkennen.
De voorzitter:
Daarmee gaan we luisteren naar de bijdrage van de heer Van Strien.
De heer Van Strien (VVD):
Dank, voorzitter. Enige weemoed kan mij niet ontzegd worden nu we toch min of meer
voor de laatste keer in deze constellatie, met deze mediawoordvoerders en deze Staatssecretaris
samen zijn. We gaan er eens goed voor zitten. Dat is sowieso terecht, want het is
een belangrijk onderwerp: een vitaal, lokaal en regionaal medialandschap. Dat is cruciaal
voor onze democratie, voor goed geïnformeerde burgers, voor controle op het lokale
bestuur en voor verbinding tussen en binnen gemeenschappen in onze buurten, dorpen
en steden.
Het is dus goed dat de Staatssecretaris inzet op professionalisering van de 240 lokale
omroepen. Door het samengaan van deze omroepen ontstaan streekomroepen met meer budget,
meer hoogwaardige journalistieke producten en meer stabiliteit en zekerheid. Een evidente
uitdaging is daarbij lokaal herkenbaar blijven; daarover zijn ook al vragen gesteld
door mijn collega's. Hoe wil de Staatssecretaris het lokale karakter van deze grotere
omroepen waarborgen? Hoe blijft er duidelijk onderscheid bestaan tussen regionale
media en streekmedia? En hoe waarborgt zij in de structuur de waardevolle lessen en
vruchten uit de pilot Versterking lokale journalistiek door samenwerking? Daaraan
is ook al gerefereerd. Kan zij daarbij een beeld en tijdlijn van het proces van het
vormen van de streekomroepen schetsen? Loopt dat soepel?
Ook delen we dat het goed is dat de financiering van lokale omroepen geregeld wordt
vanuit het Rijk, met daaraan gekoppeld hoge kwaliteitseisen. Zo doorbreken we de afhankelijkheidsrelatie tussen media en lokale politiek
en het gegeven dat bijna de helft van de gemeentes minder middelen aan omroepen toekent
dan beoogd in het Gemeentefonds.
Tot zover het kumbayagedeelte van mijn inbreng. De VVD heeft namelijk grote zorgen
dat de beoogde versterkingsoperatie voor het lokale medialandschap veel te eenzijdig
op omroepen is gericht. Er is te weinig oog voor de hofleveranciers van lokaal en
regionaal nieuws, zoals de regionale en lokale dagbladen en huis-aan-huisbladen. Precies
een jaar geleden – ik mocht erbij zijn – ontving de Staatssecretaris uit handen van
het Commissariaat voor de Media het rapport over lokale media waarin de grote waarde
hiervan stond beschreven. Zij onderschreef dat op dat podium enthousiast en beloofde
met een reactie op dat rapport te komen. Komt die nog of is dat de visiebrief, die
zij in reactie op mijn motie net voor de zomer toestuurde? Hierin erkent de Staatssecretaris
dat de lokale journalistiek uit meer bestaat dan publieke omroepen en kondigt zij
een programma aan van het Stimuleringsfonds en van het Fonds Bijzondere Journalistieke
Projecten. Wanneer ontvangen we de vervolgstappen die de Staatssecretaris zal nemen
voor het realiseren van deze plannen? Welke ambitie heeft zij hier zelf bij? Welke
richting geeft zij mee aan het Stimuleringsfonds?
Maar dit alles gaat nog een beetje voorbij aan de kern van het probleem. U zat er
al op te wachten. We tamboereren er al sinds het aantreden van deze Staatssecretaris
op dat zij door de wijze waarop zij tracht te versterken, juist het risico loopt te
verschralen omdat ze de verdienmodellen van de private media onderuit schoffelt. Dat
doet zij bijvoorbeeld door lokale omroepen op te roepen zich vooral te gaan richten
op het creëren van onlinecontent. Daarmee concurreren ze direct met de bestaande commerciële
lokale media, kranten en huis-aan-huisbladen, die drijven op advertentie-inkomsten.
Zo ken ik helaas nog tal van andere voorbeelden. Een en ander is ook prachtig verwoord
in de open brief van de hoofdredacteuren van de regionale en lokale kranten. Kan zij
eens op die brief reageren? Ziet de Staatssecretaris die problemen überhaupt? En,
zo ja, hoe adresseert ze dit spanningsveld? Ik lees er namelijk niets over in haar
brieven. Ons gezamenlijke doel is toch immers het creëren van een sterk medialandschap,
en niet zozeer sterke omroepen? Deelt zij dat?
En, zo ja, is zij bereid opties te verkennen die meer balans zouden brengen, zoals
het introduceren van spelregels in het lokale en regionale omroepstelsel naar Duits
en Vlaams model? De kern daarvan is de focus van omroepen echt te laten liggen op
audiovisuele content. Een publieke omroep die een groot aanbod van gratis geschreven
nieuwsartikelen publiceert, brengt namelijk het evenwicht uit balans en is daardoor
een belemmerende factor bij goede nieuwsvoorziening voor burgers.
Herintroduceer de jongejournalistenregeling gericht op lokale en regionale media.
Stimuleer dat er op journalistenstudies weer twee stages gedaan moeten worden, één
regionale of lokale en één landelijke; vergelijk het Jong Talent-traineeship, dat
OCW wél sponsort. Sta toe dat commerciële en publieke media gezamenlijk een opensource-
en geverifieerde nieuwsdatabase creëren waaruit ze beide putten. Zo kunnen ze afspraken
maken over wie wat wanneer doet en versterken ze elkaar in plaats van elkaar te beconcurreren.
Daartoe moet wel het dienstbaarheidsverbod wat worden aangepast. Is de Staatssecretaris
bereid om dat te onderzoeken?
Voorzitter. Laten we ervoor zorgen dat publieke omroepen en private lokale media samen
bouwen aan een sterk lokaal medialandschap. Laat dat ons laatste wapenfeit zijn.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, de heer Van Strien. U heeft een vraag van de heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Dat zal de heer Van Strien niet verbazen. Hij zegt dat het verdienmodel onder druk
staat. Wat denkt de VVD dat meer van invloed is op het verdienmodel van lokale en
regionale kranten? Is dat de beweging richting streekomroepen of is dat het feit dat
zij jaarlijks tientallen miljoenen aan dividend overmaken aan Belgische aandeelhouders?
De heer Van Strien (VVD):
Dat laatste is een punt van de heer Kwint waarover we het al vaker hebben gehad. Vervolgens
hebben we de Staatssecretaris gevraagd om eens met een visie daarop te komen, met
een onderzoek naar die machtsconcentratie. Dat is er helaas nog steeds niet. Ik begrijp
dat het in 2024 komt. Een aantal van de collega's die hier zitten, mogen dat gaan
bediscussiëren. Het beeld dat u daar constant over schetst, herken ik niet als ik
met regionale media praat. Die worden niet afgeroomd, zoals u dat de hele tijd schetst.
Kijk naar dagblad De Limburger. Daar zitten nog 122 journalisten. Alles wat daar verdiend
wordt, gaat terug het dagblad in. Ik kan dus niet zo veel met het beeld dat u schetst,
omdat ik het niet herken. Volgens mij is het ook niet waar, maar laten we even kijken
waar de Staatssecretaris mee komt als ze het rapport heeft gemaakt. Het gaat mij niet
om de omkatting van lokaal naar streek. Het gaat mij erom dat de versterkingsoperatie
van de Staatssecretaris erop is gericht om de omroepen te bewegen om vooral veel onlinecontent
te maken. Daarmee schoffel je de private sector onderuit, juist de hofleveranciers
van het lokale nieuws. 20% van de mensen die op geen enkele andere manier worden bereikt,
wordt nog enigszins bereikt door huis-aan-huisbladen met regionaal en lokaal nieuws.
Die drijven op advertentie-inkomsten. Als vervolgens de lokale omroep allerlei artikelen
gaat publiceren, doet dat natuurlijk iets met het verdienvermogen. Dan verschraal
je in plaats van dat je versterkt. Dat is mijn punt.
De heer Kwint (SP):
Je kunt anno 2023 toch niet serieus een visie op media verdedigen die neerkomt op:
op televisie doen we filmpjes en op papier doen we tekst? Dat is toch een volstrekt
achterhaalde blik op hoe omroepen en media functioneren? Als ik op de website van
Tubantia kijk, kan ik daar ook de voetbalsamenvattingen van de hoofdklasse zaterdagamateurs
terugkijken. Daarvan zeggen we ook niet: oe, dat is wel een heftige concurrentie met
het televisieaanbod. Je kunt die knip toch niet meer zo hard maken zoals de VVD nu
voorstelt? Ten slotte: de dividenduitkeringen staan gewoon online. Dat zijn tientallen
miljoenen per jaar, zowel bij DPG als bij Mediahuis.
De heer Van Strien (VVD):
Ik hoop niet dat de Belgische en Duitse ambassadeurs meekijken naar dit commissiedebat,
want de heer Kwint heeft hen zojuist beledigd, alsof die dingen niet kunnen. Het kan
wel! In België en in Duitsland doen ze het gewoon. Ze maken daar een knip. Ze zeggen
daar tegen de omroepen: «Focus je nou op die audiovisuele content. Ga geen longreads
publiceren, want dat doen de lokale media.» Het kan dus. Het kan heel goed en het
werkt daar goed. Mijn opdracht, waarmee de heer Kwint het denk ik niet oneens kan
zijn, is dus: kijk eens naar dat model en wat we daarvan kunnen leren. De lessen die
goed zijn, implementeren we.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de bijdrage van de heer Van Strien. Dan gaan
we luisteren naar de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Excuus dat ik wat te laat was. Ik mocht de Surinaamse Rekenkamer
ontvangen. Toen ik binnenviel, was het goed om te horen dat de heer Kwint nog consistent
is met wat hij vier jaar geleden betoogde. Zo niet de toon in de brieven van deze
Staatssecretaris ten opzichte van de discussies die wij in de vorige kabinetsperiode
hadden, want toen was het schraalhans keukenmeester en nu is het beeld toch een stuk
positiever. Ik ben er heel blij om dat de structurele investeringen er zijn gekomen
en dat er ook beweging voorwaarts is.
Die beweging zit ’m ook in het bevorderen van de onafhankelijkheid van de lokale omroepen.
De huidige constructie blijft mij toch een doorn in het oog. Ik ben blij dat de financiering
zo meteen overgaat. Ik hoop dat we het wetsvoorstel inderdaad spoedig krijgen. Het
moet in 2025 geregeld zijn, dus ik ben benieuwd wanneer we het krijgen.
Bij het aanwijzen van de lokale omroep houdt de gemeenteraad nog steeds een belangrijke
rol. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is hoe zij kijkt naar die onafhankelijkheid
van de lokale omroep ten opzichte van de lokale politiek, bij het toch behouden van
die rol in de aanwijzing van de lokale omroep door uiteindelijk het Commissariaat
voor de Media. Ik zie dat 82% van de omroepen nu een contract heeft voor een jaar,
waarna er weer een nieuw contract moet komen. Hoe gaat dat zo meteen? Worden het langjarige
commitments of wordt het weer een soort van jaarcyclus? Dat laatste maakt het natuurlijk
ook weer kwetsbaarder in de zin van «de volgende keer wijzen we graag een andere aan».
Dan de landelijke dekking. Er ligt nu een kaart van de streekomroepen. Ik neem aan
dat daar geen witte vlekken in zitten. Hoe wordt nou bewaakt dat dat ook zo blijft,
dat overal daadwerkelijk iemand de handschoen oppakt en de nieuwsvoorziening gaat
regelen voor alle kernen, alle gemeenten die erbij horen?
Ik had al even een interruptiedebat met mevrouw Werner over de samenwerking/verhouding
tussen de regionale en de lokale omroepen. De Staatssecretaris schrijft dat ze elkaar
moeten versterken en niet beconcurreren. Dat is mooi. Ze schrijft ook dat een te grote
overlap moet worden voorkomen. Maar wat is nou de verhouding tussen die twee, zowel
op de korte termijn als wanneer we tien jaar vooruitkijken? Waar staan ze dan? Ik
denk dat de beweging is dat ze toch naar elkaar toe groeien. Ik zie niet de tegenstelling
die mevrouw Werner schetste. Ik denk dat je heel goed een lokale journalistiek kunt
hebben, waarbij de journalist lokaal in de straat en bij de raad is, en tegelijkertijd
gebruik kunt maken van centrale faciliteiten zoals een studio, zodat je die niet twee
keer hoeft op te tuigen. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris naar de langeretermijnvisie
kijkt. Er lijkt in ieder geval commitment te zijn voor de eerste stap die werd aangehaald
in de evaluatie, namelijk dat de tijd rijp is voor verdergaande samenwerking.
Dan de kwaliteitseisen. Hoe gaat de Staatssecretaris die uitwerken in het wetsvoorstel?
Laten we die helemaal over aan de NLPO of gaan we die toch zelf meer vastleggen op
wettelijk niveau? Welke rol krijgt de nieuwsvoorziening daarin? De nieuwsvoorziening
lijkt mij nog steeds de meest cruciale rol van de lokale omroep.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een vraag van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Het eerdere debatje dat u had met mevrouw Werner triggerde mij even. Ik dacht dat
nog iets meer zou terugkomen in uw spreektekst. In dat interruptiedebatje met mevrouw
Werner zei u dat u de beweging van streek naar regio ook als een manier ziet waarop
die twee misschien wel in elkaar zouden kunnen opgaan. U zei iets als: waarom eigenlijk
niet? Ik miste daarin een beetje de meerwaarde van de lokale omroepen, die straks
wellicht door samenwerking opgaan in een streekvorm. Zij doen veel meer dan alleen
het nieuws verslaan. Dan was het heel makkelijk geweest. Het gaat ook om cultuurprogramma's,
om educatie, om lokale binding. Lokale omroepen brengen veel meer dan alleen nieuws
en programma's. Ik was dus even benieuwd naar wat u nu echt vindt van deze beweging
naar streekvorming en hoe u die rol ziet ten opzichte van hoe regionale omroepen zich
nu al ontwikkelen.
De heer Sneller (D66):
Ten eerste ben ik heel positief over de verbeterde samenwerking, zowel het doorplaatsen
door de NOS van de regionale omroepen als de manier waarop er nu wordt samengewerkt
door de lokale en de regionale omroepen. Ik denk dat dat heel belangrijk is, omdat
je gebruikmaakt van elkaars kracht. Maar gezien de druk die er nog steeds staat op
de financiële positie van de lokale omroepen en op de nieuwe media en de nieuwemediawereld,
waarover het net ook even ging in het debat, denk ik dat schaalvoordelen ... Want
hoeveel apps voor nieuwsvoorziening installeer je op een smartphone? Dat zijn er niet
27. Ja, de heer Kwint heeft een veelvoud van 27 op zijn telefoon, dat weet ik. Ik
denk dat je door samen te werken en meer te fuseren op het niveau van de infrastructuur
en de organisatie, ervoor kunt zorgen dat de lokale journalisten, de lokale cultuurprogramma's,
de lokale educatieprogramma's et cetera beter tot hun recht komen. Daar kan dan meer
aandacht naartoe gaan, omdat de omroepen dan niet ook nog een aparte studio en dergelijke
in stand hoeven te houden. Dat is gewoon kwetsbaar.
De heer Mohandis (PvdA):
In het kader van wat ik even «shared services» noem: dat hebben we eigenlijk ook gedaan
bij de hele operatie met de dertien regionale omroepen en de NPO. Daar is toen ook
veel debat over geweest. Uit mijn hoofd zeg ik dat dat in 2014, 2015 was. Ik hoor
de heer Sneller ook het belang onderschrijven dat we actief moeten blijven in de kernen
of witte vlekken, daar waar mensen zich straks niet meer gezien en gehoord voelen.
Voor mij is dat meer dan alleen maar nieuws brengen. Ten aanzien van die apps zou
ik wel een oproep willen doen. Ik zie juist dat er door de streekvorming slagkracht
ontstaat waardoor er apps kunnen worden ontwikkeld. De Westlandse Omroepstichting
heeft bijvoorbeeld een app waarin ze het nieuws verslaan. Er zijn best wel wat lokale
omroepen die het met een app wat meer willen ontsluiten om een wat jonger publiek
te bereiken. Zoals het nu is georganiseerd, is dat ingewikkeld. Volgens mij gaan inwoners
vooral de app downloaden die gebonden is aan hun regio en niet alle apps. Volgens
mij zoekt men uiteindelijk het lokale nieuws daar waar men woont. De heer Sneller
heeft mijn angst een beetje weggenomen. Het leek alsof hij zei dat die twee in de
toekomst veel meer geïntegreerd moeten worden, maar volgens mij ziet hij het belang
van beide nog steeds.
De heer Sneller (D66):
Ik zie het belang van het werk van beide heel erg. Ik ben blij met de passie die ook
de heer Mohandis voor dit onderwerp heeft. Ik denk dat het ook niet in elke regio
hetzelfde hoeft te zijn. Ik heb redelijk wat regionale omroepen en streekomroepen
mogen bezoeken en eigenlijk is het in elke constellatie weer anders. Dit is eigenlijk
vergelijkbaar met de discussie die we in de Binnenlandse Zakencommissie voeren over
gemeentelijke herindelingen en de verhouding tot de provincie. Ook die is niet overal
hetzelfde. Ik denk dus dat we daar wat organische groei moeten laten ontstaan, maar
dat we ook de discussie moeten blijven voeren over waar het uiteindelijk naartoe gaat.
Je ziet gewoon dat niet elke streekomroep en niet elke lokale omroep de journalistieke
slagkracht kan brengen die je zou willen. Nu wordt dat vaak door een regionale omroep
overgenomen, omdat daar veel meer geld naartoe gaat. Ik ben dus heel blij met de extra
impuls voor de streekomroepen en de lokale journalistiek, maar uiteindelijk moeten
we wel bekijken wat voor de I, de C en de E het belangrijkste is en hoe we daartoe
het beste resultaat kunnen bereiken met ons belastinggeld.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde
van de Kamer. Het is bijna 10.40 uur. Zullen we tot 11.05 uur schorsen? Dan hebben
we een klein halfuurtje. Om 11.05 uur zetten we dit debat voort en gaan we luisteren
naar de beantwoording van de Staatssecretaris.
De vergadering wordt van 10.38 uur tot 11.04 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn hier bij elkaar voor het debat met de Staatssecretaris van OCW over de lokale,
regionale en streekomroepen. We gaan luisteren naar de Staatssecretaris voor de beantwoording
van de vragen die in de eerste termijn door de Kamerleden zijn gesteld. Overigens,
zeg ik even richting de Kamerleden, ik zei ook hier dat we vrij ruim in de tijd zitten,
maar laten we zeggen: twee interrupties in tweeën en dan kijken we even hoe het debat
vordert. Ik zal daar, zoals ik ook in de eerste termijn heb gedaan, met coulance mee
omgaan. De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Uslu:
Dank u wel, voorzitter. Lokale publieke omroepen zijn ontzettend belangrijk voor de
democratie. Ze zijn de waakhonden van de lokale democratie. Ze informeren burgers
over wat er speelt in hun gemeente. Ze jagen het lokale publieke debat aan. Ze brengen
lokale cultuur bij mensen thuis. Ze dragen bij aan het vormen van een gemeenschap
en brengen mensen met elkaar in contact. Maar de lokale omroepen staan onder druk.
Ze kampen met diverse uitdagingen en problemen. Uit de recente inventarisatie van
het Commissariaat voor de Media, nog dit jaar, blijkt dat 25% van de lokale omroepen
een ongezonde financiële situatie heeft. Bovendien blijkt uit onderzoek van het Stimuleringsfonds
voor de Journalistiek uit 2021 dat bijna een op de zeven journalisten weleens onder
druk is gezet door gemeentebestuurders om nieuws af te zwakken. Een op de zeven, dat
is ontzettend veel. Deze onderzoeken laten zien dat we de lokale journalistiek moeten
versterken en verstevigen, dat we een steviger fundament onder onze lokale publieke
omroepen moeten leggen en dat we de onafhankelijkheid en professionaliteit moeten
verstevigen en versterken. Dat willen we doen door in de toekomst de financiering
van lokale publieke omroepen via het Rijk te laten lopen en door vanaf nu structureel
ruim 16 miljoen euro per jaar extra te investeren.
Voorzitter. Misschien is het nog goed om vooraf te zeggen dat het hier om een ingrijpende
stelselwijziging gaan. Daar zijn terecht heel veel vragen over gesteld. Ik luister
dan ook goed naar uw opmerkingen en suggesties, en neem deze mee in de verdere uitwerking.
Vervolgens zal een nieuw kabinet zich hierover buigen en er ongetwijfeld ook iets
van vinden. Vanuit mijn positie doe ik daar nu voorbereidend werk voor. Daarbij blijf
ik uiteraard in overleg met mijn partners in de sector.
Ik ga nu naar de inhoudelijke blokken. Dat doe ik in deze volgorde: als eerste schaalvergroting
van lokale omroepen, ten tweede de aanwijsprocedure voor lokale omroepen, ten derde
de kwaliteitseisen voor lokale omroepen, dan de regionale omroepen en het belang van
samenwerking, de relatie tussen publieke en private media, en vervolgens de lopende
projecten richting het nieuwe stelsel.
Voorzitter. Ik begin bij het onderdeel schaalvergroting. Meerdere leden hebben hun
zorgen hierover uitgesproken. Dat begrijp ik ook volkomen. Ik zal u proberen mee te
nemen in de afwegingen. Schaalvergroting is onderdeel van onze plannen om ervoor te
zorgen dat we overal financieel gezonde lokale omroepen hebben, omroepen die kwaliteit,
continuïteit en professionaliteit kunnen bieden en kunnen blijven bieden, zodat de
burger wordt voorzien van goede, onafhankelijke en kwalitatieve informatie, maar ook
zodat de omroepen stevige samenwerkingspartners zijn voor hun lokale, regionale en
landelijke partners. Met zo'n 240 lokale omroepen staat dit door de kleinschaligheid
en versnippering te vaak onder druk. We willen juist werken aan een stevige, gezonde
lokale omroep. Om die reden zetten de NLPO, VNG en lokale omroepen al jaren in op
samenwerking en schaalvergroting.
Mijn plannen gaan hand in hand met deze beweging van onderop. Omroepen krijgen een
groter verzorgingsgebied, dat vaak breder is dan één gemeente. Daarbij zijn er ook
inhoudelijke voordelen. De kwaliteit van de informatie voor de burger gaat omhoog.
De omroep kan onafhankelijker opereren; hij is immers niet meer afhankelijk van één
gemeente, zoals nu vaak wel het geval is. Een groter verzorgingsgebied betekent ook
een groter nieuwsaanbod en meer journalistieke mogelijkheden.
Op meerdere plekken in het land zien we inmiddels al succesvolle voorbeelden van deze
schaalvergroting tot stand komen. Ik zag dit met eigen ogen bij RTV NOF in Noordoost-Friesland.
Tegelijkertijd besef en begrijp ik dat schaalvergroting vragen en zorgen oproept.
Die hoor ik ook hier bij u. Ik neem uw vragen en opmerkingen mee in de uitwerking.
NLPO, VNG en ik blijven in contact met de omroepen en gemeenten bij de verdere uitwerking
hiervan. Juist die ontwikkeling van onderop is het uitgangspunt.
De heer Mohandis vroeg mij hoeveel lokale omroepen al meedoen met de streekomroepvorming.
In ongeveer 30 streken is de samenwerking van gemeenten op het gebied van de lokale
omroep vergevorderd of afgerond. In zo'n 40 andere streken zijn gemeenten en lokale
omroepen begonnen aan samenwerking. In de overige streken is het niet zo ver, maar
bevinden gemeenten en omroepen zich op veel plekken wel in een oriënterende fase.
Dat is de update.
Meneer Mohandis vroeg mij ook wat we doen met omroepen die niet mee kunnen of mee
willen komen. We doen ons best om zo veel mogelijk omroepen erbij betrokken te houden.
De omslag komt ook niet zonder voorbereiding. NLPO en VNG gaan het land in om gemeenten
en omroepen te informeren over de plannen en helpen waar nodig. Ook wij zijn vanuit
OCW al begonnen met het ondersteunen van de omroepen bij de professionalisering en
het opzetten van samenwerking. Dat doen we bijvoorbeeld met de professionaliseringsregeling
van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Ook omroepen die bij de regeling
nu net buiten de boot vallen, kunnen steun krijgen bij het professionaliseren. Ze
kunnen hulp krijgen van een kwartiermaker bijvoorbeeld, die hen helpt met hun professionalisering
en samenwerking. Ze kunnen via de NLPO extra opleiding krijgen, coaching en ondersteuning.
Ze kunnen ook bij de VNG terecht met vragen en zorgen. We proberen eigenlijk op die
manier ook omroepen die niet meewillen, toch te verleiden om mee te doen in deze beweging.
Soms kúnnen ze niet mee; die omroepen proberen we zo ook te helpen om mee te komen
in deze beweging.
De heren Mohandis en Van Strien vroegen of ik een beeld en een tijdlijn kan schetsen
van de streekomroepvorming. Loopt deze soepel, werd gevraagd, en wat is de voortgang?
De sector is zich al jaren aan het voorbereiden op de beweging naar de vorming van
streekomroepen. De NLPO heeft hierbij het voortouw genomen en heeft al eerder een
streekkaart uitgebracht. De sector wil dus graag zelf die beweging maken. Het is niet
zo dat wij van bovenaf dingen opleggen. De sector krijgt hier zelf een verantwoordelijkheid.
Deze voorbereiding heeft ook daadwerkelijk vorm gekregen. Momenteel zijn er al 46
samenwerkingsinitiatieven die uit een OCW-regeling ondersteund worden.
Mevrouw Werner vroeg of er eigenlijk wel tevredenheid is over wat we gaan doen. In
mijn beleving is er brede steun voor de professionalisering van de lokale publieke
omroepen. Het is daarbij niet zo dat we een extra laag creëren. We zetten de beweging
van schaalvergroting door, die dus al gaande is. Dat is belangrijk en nodig, omdat
we nu zien dat die lokale omroepen vaak te klein en daarmee financieel kwetsbaar zijn.
In de toekomst blijven de drie lagen bestaan, waarbij de lokale laag dan bestaat uit
minder organisaties dan nu, maar wel uit organisaties die robuuster zijn, professioneler
zijn en juist beter in staat zijn om hun publieke functies op lokaal niveau uit te
voeren.
Ook de heer Sneller vroeg of er in het nieuwe stelsel sprake is van landelijke dekking.
Dat is eigenlijk precies het doel. Daar zijn we ook mee bezig met NLPO. Het gaat erom
dat er overal in Nederland sprake is van een lokaal toereikend media-aanbod, verzorgd
door een professionele lokale publieke omroep. Elke concessieperiode wordt hier opnieuw
naar gekeken door NLPO.
Dan wil ik overstappen naar de aanwijzingsprocedure, maar ik kan me voorstellen dat
er misschien nog vragen zijn.
De voorzitter:
Dit is uitlokking. Niet doen!
Staatssecretaris Uslu:
Er is toch wel een vraag? Ik lokte het inderdaad uit.
De voorzitter:
Ja, u lokte het ontzettend uit.
Staatssecretaris Uslu:
Er komen nog heel veel onderwerpen.
De voorzitter:
Wilt u nu echt heel graag, mevrouw Werner?
Mevrouw Werner (CDA):
Ja, misschien toch, als het mag, voorzitter. Ik heb een vraagje over hoe dat dan in
de praktijk werkt. Die lokale omroepen gaan dus fuseren. Er ontstaat dan een streekomroep.
Maar hoe blijf je dan toch lokaal programmeren? Hoe werkt dat? Komt er dan bijvoorbeeld
een verdeling in minuten per lokale omroep binnen die streekomroepen? Hoe zou dat
nou in de praktijk eruitzien?
Staatssecretaris Uslu:
Dat is een hele goede vraag. Ik kom erop terug, want dat behandel ik in de komende
thema's. Als er daarna wellicht nog vragen over zijn of als het niet voldoende is,
dan kunnen we dat uiteraard bespreken.
De aanwijzingsprocedure is een belangrijk onderdeel van het voorstel. Het Commissariaat
is verantwoordelijk voor de aanwijzing van lokale omroepen. Dat is nu al zo en dat
willen we in de toekomst ook zo houden. Wat in onze plannen ook hetzelfde blijft,
is dat er één lokale omroep aangewezen kan worden per verzorgingsgebied. We werken
aan een heldere procedure.
De heer Mohandis vroeg hoe je voorkomt dat gemeenten een terugtrekkende beweging gaan
maken ten opzichte van hun lokale omroepen. De gemeenten blijven een belangrijke rol
spelen in onze plannen. De lokale omroepen worden bovendien professioneler en daardoor
op steeds meer plekken een interessante en stabiele partner van gemeenten. De band
blijft ook bestaan omdat gemeenten hun wettelijke adviesrol bij de aanwijzing van
lokale omroepen behouden. Gemeenteraden kunnen bij de aanvragen kijken naar de toegevoegde
waarde van een kandidaat-omroep voor de lokale gemeenschap. Vanuit die adviesrol blijven
zij er dus bij betrokken.
De heer Sneller vroeg of het advies van de gemeenteraden niet nog steeds de onafhankelijkheid
kan beperken, en hoe we die onafhankelijkheid kunnen garanderen. Ten eerste versterken
we de onafhankelijkheid van de omroep juist door de financiering ervan over te hevelen
van de gemeenten naar het Rijk. Dit was ook een uitdrukkelijke wens van de NLPO en
de lokale omroepen. De adviesrol van gemeenten gaat erover of het karakter van de
streek voldoende tot uitdrukking komt in het aanbod van lokale omroepen. Om de onafhankelijkheid
van omroepen hierin te bewaken, is het idee dat dit aan de hand van duidelijke criteria
gaat gebeuren, zodat een gemeente hier zo objectief mogelijk advies over kan uitbrengen
aan het Commissariaat. Zo zorgen we ervoor dat er ook in de adviesrol van een gemeente
geen sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. Ten slotte schrijft de Mediawet voor
dat omroepen vrij zijn van commerciële invloeden en overheidsinvloeden. Bij signalen
dat het niet goed gaat, kan het Commissariaat optreden als toezichthouder. De criteria
die ik nu nog niet helder heb maar waar we wel aan werken, die heldere criteria, moeten
er dus voor zorgen dat die onafhankelijkheid gewaarborgd blijft.
Zijn er vragen over de aanwijzingsprocedure? Anders stap ik over naar de kwaliteitseisen
voor en taken van lokale publieke omroepen. Ik had het niet moeten vragen, voorzitter.
Zal ik maar gewoon doorgaan?
De voorzitter:
Nee, nu niet meer. Meneer Mohandis heeft een vraag.
De heer Mohandis (PvdA):
Zeker. Over de aanwijzingsprocedure ging ook een vraag van onze kant. Ik probeer even
te bedenken hoe het dan straks gaat in een toekomstige situatie met een streekomroep.
In de ene streek zullen er zes gemeenteraden zijn. In een andere streek zullen er
vijf gemeenteraden zijn. Nu bepaalt een gemeenteraad uiteindelijk de voordracht en
de aanwijzing van de lokale omroep. Soms heb je twee lokale omroepen die in de gemeente
strijden om de licentie. Volgens mij blijft dat hetzelfde, als ik het verhaal zo hoor.
Alleen, als ik het verhaal van de Staatssecretaris probeer door te redeneren naar
de praktijk, heb je straks zes, zeven gemeenteraden die dan eigenlijk gedwongen worden
om met elkaar te gaan praten. Dat doen ze al op andere onderwerpen, maar dan moeten
ze ook hierover gaan nadenken. Want anders krijg je de situatie dat drie gemeenten
zeggen «we willen die», drie andere zeggen «we willen die andere», en je vervolgens
alsnog mot hebt over wie het moet doen. Dus hoe gaat dat straks eruitzien? Kunt u
daar iets meer beeld bij geven?
Staatssecretaris Uslu:
Dat ga ik proberen. De gemeenten moeten samen met een advies komen. Dat is eigenlijk
het doel. Duidelijker kan ik het niet maken op dit moment.
De heer Mohandis (PvdA):
Helder. Maar goed, dat vraagt straks ook in wet- en regelgeving een hele duidelijke
uitwerking, maar dat gaan we nog met elkaar bespreken. Het is namelijk makkelijker
gezegd dan gedaan, kan ik u verzekeren.
Staatssecretaris Uslu:
Ja, daar ben ik het totaal mee eens. Dat is zeker niet makkelijk en dat is in de uitwerking
nu een heel belangrijk onderwerp. Als er input is, neem ik dat sowieso zo veel mogelijk
mee in de voorbereiding.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. We zijn bij de kwaliteitseisen, als ik het goed heb.
Staatssecretaris Uslu:
Ik ga inderdaad naar de vragen over de kwaliteitseisen. De heer Sneller vroeg of ik
bereid ben om op kwaliteitseisen te sturen, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan
waaraan de financiering die vanuit het Rijk wordt verkregen, wordt uitgegeven. Ja,
de financiering vanuit het Rijk is voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht,
en daar zijn allerlei eisen aan verbonden. De wettelijke eis die er nu al is, kennen
we, namelijk dat het aanbod voor 50% uit informatie, cultuur en educatie moet bestaan.
Die eis blijft behouden. Daarbij wordt er meer geïnvesteerd, dus er zullen inderdaad
ook meer eisen komen. Maar de precieze eisen zullen echt in de uitwerking uitgekristalliseerd
worden.
De heer Sneller vroeg naar de nieuwsvoorziening in lokaal toereikend media-aanbod.
Die term heeft nu in de wet geen verdere toelichting. Dat is lastig. Ik vraag de NLPO
daarom om het lokaal toereikend media-aanbod verder uit te werken samen met de lokale
omroepen. Ik ben eigenlijk nogal terughoudend om nu allerlei eisen te stellen, omdat
we nog in de voorbereiding en uitwerking zitten.
Voorzitter. Dan de regionale omroepen en het belang van samenwerking. We spreken vandaag
veel over de lokale omroepen. Dat is ook logisch gezien alle plannen en ontwikkelingen
daar. Tegelijkertijd zijn de lokale omroepen natuurlijk onderdeel van een breder publiek
bestel. Dat hoor ik ook echt in alle vragen, zorgen en aandachtspunten. Ik wil benadrukken
dat de regionale omroepen in dat bestel al vele jaren een hele belangrijke rol spelen,
niet alleen voor de regionale en lokale nieuwsvoorziening, maar ook bij de samenwerking
tussen omroepen, van landelijk tot lokaal. Ze hebben echt een sleutelpositie. Die
samenwerking in het publieke bestel is ontzettend belangrijk. Door samen te werken
bereik je meer dan door het niet te doen; zo simpel is het eigenlijk. Je kan verhalen
vertellen die anders niet verteld worden en mensen bereiken die je anders niet bereikt.
De heer Kwint en de heer Sneller vroegen mij naar de verhouding tussen de regionale
omroepen en streekomroepen, en wat de toegevoegde waarde is van die twee lagen. Ten
eerste is de vorming van de streekindeling een proces dat door NLPO en VNG in gang
is gezet – dat zei ik net ook – en dat de komende jaren verder vorm zal krijgen. Dat
proces is niet in beton gegoten; laten we dat helder hebben. Natuurlijk moeten we
ook oog houden voor de balans in het bestel. Daarover blijf ik graag in gesprek met
RPO en NLPO. Maar RPO en NLPO hebben daar samen ook een belangrijke rol in te spelen,
ieder vanuit een eigen rol en een eigen expertise. Ze zijn op dit moment in gesprek
over een journalistieke alliantie, eentje die vergelijkbaar is met de journalistieke
alliantie die de RPO en NOS al hebben. Dat is een hele mooie ontwikkeling. Ik nodig
ze uit om het tijdens deze gesprekken ook te hebben over hoe ze elkaar kunnen versterken.
In die samenwerking en in die alliantie kunnen ze dus ook samen kijken hoe ze elkaar
kunnen versterken in plaats van beconcurreren.
De heer Sneller vroeg mij ook wat mijn langetermijnvisie is op de lokale en regionale
laag. Ik zou willen dat ik nog in de positie was om hier een langetermijnvisie aan
te kondigen. Dat past helaas niet meer bij de demissionaire status van het kabinet.
Wel zet ik vol in op samenwerking tussen de verschillende lagen in ons omroepbestel.
Mevrouw Werner en de heer Kwint vroegen naar de prikkels om samenwerking op gang te
brengen. Naast mijn plannen voor de lokale omroepen blijf ik mij dus inzetten voor
het versterken van de samenwerking tussen verschillende lagen. Concreet betekent dat
bijvoorbeeld dat we ook dit jaar het project «Versterking lokale journalistiek door
samenwerking» stimuleren met 2 miljoen euro. In dit project werken tientallen regionale
en lokale omroepen samen met de NOS. Het project loopt eind dit jaar af. NOS, RPO
en NLPO willen hier graag een vervolg aan geven. Ik steun dit voornemen en heb hiervoor
geld gereserveerd. De drie partijen zijn op dit moment nog bezig met het plan hiervoor.
Zodra ik dat heb ontvangen en beoordeeld heb, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Bovendien zijn NLPO en RPO dus in gesprek met elkaar over die journalistieke alliantie.
Ook dat is een mooi initiatief. Ik heb NLPO en RPO opgeroepen voor mei 2024 overeenstemming
te hebben over deze alliantie. Daar zal ik uw Kamer ook van op de hoogte houden.
Mevrouw Werner vroeg mij naar het verbeteren van de vindbaarheid van regionale omroepen.
De zichtbaarheid van regionale omroepen is eigenlijk al flink verbeterd. Sinds 1 januari
2021 is het bijvoorbeeld zo dat er om 18.00 uur op NPO 2 een NOS-journaal is met regionieuws.
Dat wordt gedaan door de regionale omroepen. Die indeling is deels historisch gegroeid
en deels afhankelijk van de contracten tussen omroepen en aanbieders van televisiepakketten.
Maar volgens mij vroeg mevrouw Werner mij of ik met distributeurs wil kijken of er
iets van een verschuiving naar 10 ... Wat was het ook alweer? Heeft u één moment?
Ik zie het antwoord hier even niet, maar misschien kan ik er straks nog op terugkomen.
Ik vind het namelijk wel een interessante vraag. Het ging over kanaal 10 in plaats
van 100: maakt dat wat uit en wil de Staatssecretaris daarnaar kijken? Het ging ook
over de kosten: op 10 is het 20 tot 35 miljoen, maar wellicht is dat een ander bedrag
als we toch een vast ... Dat vroeg u. Maar de voorbereiding daarop heb ik hier niet,
dus ik ga hier toch even met mijn ambtenaren naar kijken. Misschien kan ik daar dan
in de tweede termijn op terugkomen, want volgens mij kunnen we dat best gaan uitzoeken.
Dan maak ik deze vraag dus later af.
Dan heb ik nog één vraag. Mevrouw Werner vroeg hoe het staat met de motie-Werner/Westerveld
over ondertiteling en of de toegankelijkheid voor slechtzienden online hierin meegenomen
kan worden. De verkenningsopdracht naar de actuele mate van ondertiteling van programma's
bij dertien regionale omroepen is afgerond. Er wordt nu gekeken welke stappen gezet
kunnen worden op basis van de resultaten van het onderzoek en welke partijen daarbij
betrokken moeten worden. Ik informeer uw Kamer in de aankomende Mediabegrotingsbrief
over de resultaten en vervolgstappen. Het verzoek van mevrouw Werner zou hieraan toegevoegd
kunnen worden, maar daar is dan wel aanvullend onderzoek voor nodig. Is dat prima?
Dat bespreken we straks. De stappen zelf zullen dus door een andere bewindspersoon
genomen worden, maar ik kan het er wel aan toevoegen. Dat heeft dan dus wel iets meer
tijd nodig.
Dan kom ik bij de relatie tussen publieke en private media.
De voorzitter:
Maar voordat u dat doet, mevrouw de Staatssecretaris, is er hier en daar een enkele
vraag. De eerste vraag was van de heer Mohandis. O, meneer Kwint was eerder, begrijp
ik. Dat is heel eerlijk. Deze commissie is echt een warm bad! De heer Kwint, dan de
heer Mohandis en dan mevrouw Werner.
De heer Kwint (SP):
Ik wilde net de hulp van de VAR inroepen, maar daar heb ik sinds gisteravond een wat
getroebleerde relatie mee!
Bij die samenwerking tussen regionaal en lokaal zie je bijvoorbeeld in de resultaten
van de pilot van streekomroepen dat sommige van de succesvolle initiatieven ook echt
samenwerking op de werkvloer inhielden, met detacheringen en elkaar wederzijds versterken.
Je gaat nu het logische traject in van fusies, om overal te komen tot een streekomroep.
Ik denk dat het logisch is dat de lokale omroepen daar primair voor aan de lat staan.
Maar ik zou er daarbij voor willen waken dat in dat traject de succesvolle samenwerkingen
die nu al bestaan tussen regionaal en lokaal eigenlijk gaan verwateren omdat lokaal
vooral met de lokale buurman bezig is om te komen tot een streekomroep. Hoe zorgen
we er dus voor dat we de positieve kanten van die samenwerking tussen regionaal en
lokaal niet kwijtraken in die fusiebeweging die we de komende jaren gaan doormaken?
Staatssecretaris Uslu:
Volgens mij is dit een belangrijk onderdeel van de alliantie tussen RPO en NLPO: hoe
kun je ervoor zorgen dat je de dingen die goed gaan, blijft stimuleren? Maar dat is
iets wat daarin opgenomen kan worden. Ik kan dat dus meenemen in de gesprekken met
NLPO en RPO, zodat zij ook hier aandacht aan besteden.
De voorzitter:
Dan komen we bij de heer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik had zelf een ander jaartal in gedachten dan het jaartal waar het kabinet nu naar
streeft. Het kabinet is nu demissionair, dus wat is nou een realistisch tijdpad om
te komen tot inwerkingtreding? Ik zeg het maar even op die manier. Ik hoorde: 2025.
Ik dacht: 2026. Dat is wel relevant. Ik heb een vraag die daaraan gekoppeld is. Ik
denk dat het volgende cruciaal is. We stippen hier heel veel terechte punten aan – ik
heb er ook nog wel een paar – maar we moeten toch ook een wetstraject ingaan met elkaar
om echt te kijken hoe je die lokale borging in dat streekverhaal gaat garanderen.
Hoe zorg je bijvoorbeeld dat een streekomroep de taak krijgt om echt in de haarvaten
van die kernen te opereren? Ik noem maar een voorbeeld. Ik ben dus een beetje op zoek
naar wat u zelf nog verwacht te doen als Staatssecretaris. Misschien is het een lastige
vraag, maar wat gaat u al in gang zetten en wat niet? Dat vraag ik via u aan de Staatssecretaris,
voorzitter.
Staatssecretaris Uslu:
Als er héél lang geformeerd gaat worden, dan kan ik natuurlijk meer doen. Er is met
die streekindeling natuurlijk al heel veel aan de gang. Dat kan ik natuurlijk blijven
stimuleren: die openheid en die richting. Die 80 is bijvoorbeeld ook iets waar mensen
zich zorgen over maken: wat is dat nou, en is dat in beton gegoten? Nee, het kunnen
er meer of minder zijn. Dat weten we nog niet. Dat is een hele boeiende ontwikkeling.
Ik hoop dat ik dat zo lang mogelijk vanuit OCW kan en mag meemaken. Ik vermoed dat
de inwerkingtreding pas in 2026 voorzien zal zijn. Maar goed, dat is uiteraard allemaal
heel erg afhankelijk van de verkiezingen, wat er daarna gaat gebeuren en wat de volgende
bewindspersoon voor ideeën heeft. Maar in principe denk ik dat dit een hele mooie
gang van zaken is. Ik hoor eigenlijk ook vanuit de Kamerleden dat deze wens er is
en dat we in de goede richting aan het ontwikkelen zijn. Maar er zijn ook zorgen.
Die moeten we meenemen. Voor zo lang ik hier nog zit, neem ik dat zeker mee. En ik
geef het ook als voorbereiding door aan het volgende kabinet.
De heer Mohandis (PvdA):
Er is in ieder geval breed draagvlak voor een stabielere financiering in de toekomst.
We weten niet hoelang u nog heeft, maar wat mij betreft gaat u in ieder geval voortvarend
aan de slag met die overheveling vanuit het Gemeentefonds. En bereid dat wetstraject
ook alvast voor, want dat wordt natuurlijk best nog wel een ... Ik heb dat meegemaakt
met de RPO. Dat is gewoon een proces dat we niet moeten onderschatten met elkaar.
Dat wil ik dus nog even meegeven. Ik vind 2026 realistisch, maar dan moeten we wel
alvast dingen in gang gaan zetten en niet gaan wachten tot er echt een nieuw kabinet
zit. Dan ligt er wat mij betreft al voldoende om die volgende stappen te gaan zetten.
Dus ik wilde nog wel even zeggen dat dat groene licht wel gegeven moet worden.
De voorzitter:
Dat is een aanmoediging aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Uslu:
Dank voor deze aanmoediging.
De voorzitter:
Dan komen we nog bij een vraag van mevrouw Werner. Ik had u gezien.
Mevrouw Werner (CDA):
Even nog een vraag voor mijn eigen duidelijkheid. We hebben het hier namelijk over
alle lagen. Die moeten geweldig goed samenwerken met elkaar. Dat is natuurlijk ontzettend
belangrijk en hoort ook zo te zijn. Maar welke partijen zijn nou eigenlijk betrokken
bij de vormgeving van het stelsel? Kan de Staatssecretaris die partijen benoemen?
Dan doel ik dus niet op de samenwerking maar op de vormgeving van dit nieuwe stelsel.
Met welke partijen wordt er dan gesproken?
Staatssecretaris Uslu:
Ik som ze even op. NLPO. VNG. Het Commissariaat. Maar ook RPO, vanwege de samenwerking.
En ook BZK is erbij betrokken. Ik kijk even naar mijn ondersteuning of ik iemand vergeten
ben. Nee, dit was het rijtje.
De voorzitter:
Dat is helder. U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Uslu:
Dan naar de relatie tussen publieke en private media. De heer Van Strien stelde vragen
over de relatie tussen de publieke en private media die in de lokale journalistiek
actief zijn. Dit raakt aan een breder onderwerp: de functie van onze publieke omroep
in de samenleving en in een markt waarin ook veel private partijen actief zijn, die
ook heel belangrijk en mooi aanbod maken. Het kabinet staat voor een sterke publieke
omroep met een brede taakopdracht. Die brede taakopdracht zorgt ervoor dat de programmering
van publieke omroepen voor minimaal 50% uit informatie, cultuur en educatie bestaat.
Daar houdt het Commissariaat ook toezicht op. Daarnaast heeft de publieke omroep geen
winstoogmerk. Dat is wel iets om ons altijd even te herinneren: je zult er niet tegen
een betaalmuur oplopen. Tot slot is het aanbod van publieke omroepen altijd vrij toegankelijk
voor iedereen. Daarom kiest het kabinet ervoor om fors te investeren in de lokale
publieke omroepen, zodat we zeker weten dat het publiek ook op het lokale niveau toegang
blijft houden tot het aanbod van lokale publieke omroepen.
Voorzitter. Uiteraard spelen ook private partijen een belangrijke rol in de regionale
journalistiek. Dat blijkt uit onderzoek van het Commissariaat: mensen waarderen deze
regionale en lokale private partijen volop. Daarom blijven we ook met deze partijen
in gesprek en blijven we investeren in de private journalistieke partijen op regionaal
en lokaal niveau.
Meneer Van Strien vroeg in dit kader naar mijn reactie op de brief van de regionale
en lokale kranten aan uw Kamer. Uiteraard onderschrijf ik het belang van regionale
en lokale kranten. En uiteraard wil ik ook in gesprek met de briefschrijvers. Tegelijkertijd
deel ik het beeld niet dat het kabinet exclusief beleid voor lokale publieke omroepen
maakt. Ja, we zijn voor een sterke publieke omroep op alle lagen, maar daarnaast investeren
we wel degelijk in de private journalistiek, ook op regionaal en lokaal niveau. Dat
doen we via onze fondsen: het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Fonds
Bijzondere Journalistieke Projecten. De regelingen voor onderzoeksjournalistiek van
het Stimuleringsfonds staan ook open voor lokale private journalistiek. Daarnaast
is er bij het Stimuleringsfonds een coachingstraject, specifiek voor de lokale private
journalistiek. Dit coachingstraject heeft als belangrijk doel te ondersteunen bij
het maken van strategische keuzes in de ontwikkeling van de organisaties. Bovendien
start in 2024 bij het Stimuleringsfonds ook de incubator. Deze regeling helpt de partijen
bij het ontwikkelen van nieuwe oplossingen voor gemeenschappelijke journalistieke
vraagstukken. De eerste groep die hier vanaf 2024 gebruik van kan maken, zijn juist
de private journalistieke organisaties.
Ik heb in die brief ook gelezen dat ik de lokale omroepen zou aanmoedigen om meer
advertentie-inkomsten te genereren. Dat is niet het geval. In mijn visiebrief staat
dat het mogelijk blijft dat omroepen zelf inkomsten genereren. Dat is wat anders dan
aanmoedigen. Sterker nog, de investeringen kunnen de prikkel voor lokale omroepen
om extra inkomsten te moeten genereren ook juist verkleinen.
De heer Van Strien vroeg ook waarom publieke omroepen ook online actief zouden moeten
zijn. Hij verwees hierbij naar het Duitse model, waar de onlineactiviteiten van de
publieke omroepen beperkter zijn. Een groot bereik voor de publieke omroep is nodig,
onder zo veel mogelijk groepen, juist vanwege het belang van de publieke omroep en
juist vanwege het feit dat hun aanbod aan bepaalde eisen en waarden moet voldoen,
zoals de norm van 50% informatie, cultuur en educatie. Het is bovendien een wettelijke
taak van de lokale publieke omroep om media-aanbod voor een breed en divers publiek
te verzorgen, en dus niet alleen maar voor de groepen die anderen niet bereiken. Hoe
ze dat precies doen, is aan de omroepen zelf. Maar ik snap heel goed dat ze daarbij
ook voor online kiezen, omdat steeds meer mensen actief zijn op onlinekanalen. Ik
kan ze niet opleggen om het internet te negeren. Ik kan me zomaar voorstellen dat
de heer Van Strien dat ook vindt als liberaal die bij de tijd is.
De heer Van Strien vroeg ook naar de regeling voor jonge journalisten en of regionale
en lokale organisaties geen jonge mensen mislopen omdat ze nog maar één stage hoeven
te doen. We doen op meerdere manieren ons best om de instroom van jonge mensen te
bevorderen. Zo wordt via de regeling Jong Talent van het Fonds Bijzondere Journalistieke
Projecten de instroom van beginnende journalisten volop gestimuleerd. Zij werken op
een onderzoeksredactie bij een mediaplatform zoals een krant of een omroep en worden
één tot twee jaar begeleid. Met de regeling zijn inmiddels circa 55 journalisten bereikt,
ook bij regionale kranten zoals het Eindhovens Dagblad, Leidsch Dagblad, Haarlems
Dagblad, De Limburger, en de Gooi- en Eemlander. In het verleden zijn er ook andere
regelingen geweest voor jonge journalisten. Toen het voor net-afgestudeerde journalisten
erg lastig was om een baan te vinden, werden er werkplekken vanuit de overheid gesubsidieerd.
Dat is nu niet meer nodig. De arbeidsmarkt toont nu aan dat er voldoende vacatures
zijn. Net-afgestudeerde journalisten hebben nu een keuze. Het subsidiëren van de arbeidsmarkt
zal dus niet meer de oplossing zijn.
De heer Kwint vroeg welke kansen ik zie om de verslaglegging van de gemeenteraad te
verbeteren. Ik vind dat natuurlijk ook belangrijk, net als de heer Kwint, want onafhankelijke
verslaglegging is de kern van de controle van de lokale democratie. Ik wil nu ook
niet zover gaan dat ik de mediaorganisaties voor ga schrijven hoe ze te werk moeten
gaan, maar ik roep alle lokale en regionale mediaorganisaties op om gebruik te maken
van de mogelijkheden die er zijn om hierin samen te werken, want die zijn er.
Ik wil naar het volgende kopje.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de leden. De heer Van Strien, en daarna heeft de heer Kwint ook
nog een vraag, zag ik.
De heer Van Strien (VVD):
Dank voor het betoog van de Staatssecretaris. Het is alleen alsof zij in een soort
ceteris-paribusbubbel opereert. Ze heeft een doel gesteld, namelijk de publieke omroepen
helpen. Ze is bezig met dat doel en ze kijkt niet naar de effecten van dat doel daarbuiten.
Het is prachtig dat ze die doelstellingen heeft. Die zou allemaal onderschrijven.
Maar als het effect daarvan is dat je op lokaal en regionaal niveau het medialandschap
niet versterkt maar verschraalt, dat je op lokaal en regionaal niveau concurrentie
aanwakkert in plaats van samenwerking, dan schiet je toch je doel voorbij? Dan kun
je wel zeggen ... Niet je, maar u, zeg ik via de voorzitter. Dan kan de Staatssecretaris
wel zeggen «het is toch hartstikke leuk en goed wat ik doe met de omroepen?», maar
dat is toch niet het doel? Het doel is toch het versterken van het medialandschap?
Dat zou ons doel moeten zijn. Ik hoor nog steeds geen duidelijke reflectie van de
Staatssecretaris daarop. Ik ben dus toch wel erg benieuwd hoe zij dat ziet. Nogmaals,
het gaat om de effecten van haar beleid op de private sector.
Natuurlijk, het internet schijnt een dingetje te worden. Ik heb begrepen dat sommige
mensen er heel enthousiast over zijn. Ik ken het zelf niet, maar als de Staatssecretaris
het zegt, dan geloof ik dat meteen. Het gaat mij er niet om dat je daar niks mee mag
doen. Ook hier gaat het om samenwerking. Laten we nou slim samenwerken. Een mooi voorbeeld
uit het oosten van het land was dat van een drukkerij die goed samenwerkte met de
lokale omroepen. De een schreef iets, en dat werd dan overgenomen. Uiteindelijk heeft
de lokale omroep gezegd: ik krijg nu dat geld, dus ik stop die samenwerking en ik
ga zelf een website maken. Dat is overlap. Dat is met elkaar concurreren. Daarmee
versterk je het medialandschap niet. Dat zijn de effecten van het beleid waarvoor
de Staatssecretaris nu kiest. Ik vraag haar toch nog een keer om daar wat duidelijker
op te reflecteren.
Staatssecretaris Uslu:
Volgens mij heb ik dat nu ook best wel gedaan. Naar mijn mening heb ik flink gereflecteerd
op de brief, op de vragen van de heer Van Strien en ook op de effecten die het kan
hebben, waar we mee bezig zijn en de investeringen. Ik heb dat onderbouwd. Maar ik
hoor de heer Van Strien wel. Hij maakt zich zorgen over de mogelijke effecten op met
name de private sector. Als ik het goed hoor, is de vraag ook of ik die in kaart kan
brengen, of ik kan kijken wat voor effect deze regelingen hebben op de private media,
de private sector. Als dat de vraag is, dan kan ik daar misschien nog verder op ingaan.
De voorzitter:
Een verduidelijkende vraag van de heer Van Strien.
De heer Van Strien (VVD):
In alle eerlijkheid is het bizar dat dat nog niet in kaart gebracht is. U heeft een
visie op de lokale en regionale omroepen gepubliceerd. Daarin is al meerdere keren
gevraagd om ook het aspect van de private sector mee te nemen. Ik weet bijvoorbeeld
dat huis-aan-huisbladen hebben moeten leuren om langs te mogen komen op uw ministerie.
Pas drie weken geleden is dat gebeurd. Toen lag die brief er al. Het lijkt toch echt
alsof u daar een blinde vlek voor heeft. Dus als u mij vraagt of u er zelf voor kunt
zorgen dat die blinde vlek wordt opgepoetst: ja, graag. Ik vind dat dat allang gebeurd
had moeten zijn. Laten we dan afspreken dat dat op heel korte termijn alsnog gebeurt,
wat mij betreft nog voor 27 oktober, als we het verkiezingsreces ingaan.
De voorzitter:
De Staatssecretaris. U deed dit aanbod. Dat wordt omarmd. Wanneer kan de Kamer daarover
worden geïnformeerd?
Staatssecretaris Uslu:
Natuurlijk heb ik geen blinde vlek. Ik ben ook gewoon in contact met zowel private
als publieke partijen. Dat ga ik meteen op deze manier weerleggen. Ik heb geen blinde
vlek. Maar ik hoor u wel. Ik hoor ook de zorgen en ik heb de brief gelezen. Ik wil
dus echt wel kijken wat de effecten mogelijk zouden kunnen zijn voor de private sector.
Daar wil ik zeker naar kijken. Ik ga dat alleen niet redden voor 27 oktober. Dat wordt
dus later. Ik kan wel even bespreken wanneer we dat wel kunnen realiseren, als u drie
seconden heeft.
De voorzitter:
Ja. Dan wachten we even.
Staatssecretaris Uslu:
Ik heb even overlegd met de deskundige partij naast mij, mijn ambtenaren. Als we hier
echt grondig naar willen kijken en het ook mee willen nemen in onze voorbereidingen,
dan gaan we begin volgend jaar niet redden.
De voorzitter:
Maar misschien kunt u aangeven wanneer u het wel gaat redden. Dan weten we waar we
aan toe zijn.
Staatssecretaris Uslu:
Medio volgend jaar.
De voorzitter:
Helder. Dat is het antwoord, zeg ik richting de heer Van Strien. Het is verder aan
u. Ik kijk even naar de leden. De heer Kwint had ook een vraag; klopt dat? Ja.
De heer Kwint (SP):
Heel kort over die controlefunctie binnen de lokale democratie. Ik snap dat we niet
vanuit hier kunnen voorschrijven op welke uren er een betaalde journalist aanwezig
moet zijn op het raadhuis. Dat lijkt me inderdaad een slecht idee. Maar we kunnen
het natuurlijk wel iets gerichter doen. Er zijn een aantal stimuleringsregelingen
die zowel voor commerciële als voor publieke partijen openstaan, bijvoorbeeld de stimuleringsregeling
voor jonge journalisten, waar de heer Van Strien het over had. Je zou in de hoek van
het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek natuurlijk wel in overleg kunnen treden
om te kijken hoe je ervoor kunt zorgen dat een stimuleringsregeling die het Rijk of
een fonds aanbiedt ook daadwerkelijk de controlerende functie van de lokale democratie
kan versterken. Ik heb daar geen kant-en-klaar voorstel voor, maar dat lijkt me wel
een nuttig iets om mee te nemen in gesprekken met bijvoorbeeld een Stimuleringsfonds.
Staatssecretaris Uslu:
Ik vind het een goed idee om dit mee te nemen in de gesprekken met de fondsen.
De voorzitter:
Oké. U vervolgt uw ... Meneer Van Strien, heeft u nog een vraag?
De heer Van Strien (VVD):
Ik heb nog een aanvullende vraag. Dan hoeft dat geen aparte interruptie te zijn. Kan
de Staatssecretaris dan toch ook het Duitse en Vlaamse model meenemen, waarin dus
wel een knip wordt gemaakt tussen de publieke omroepen en de private sector, bijvoorbeeld
als het gaat om longreads et cetera? Daar is een onderscheid gemaakt. Ik weet dat
de heer Kwint denkt dat dat niet kan, maar dat schijnt wel te kunnen. De vraag is
of dat meegenomen kan worden.
De voorzitter:
Kunt u het Duitse en Vlaamse model inderdaad meenemen in de informatie die medio volgend
jaar richting de Kamer komt, zoals is toegezegd?
Staatssecretaris Uslu:
Dit is echt een moeilijke vraag van de heer Van Strien, vind ik, want dit staat zó
haaks op waar wij voor staan, het belang van de publieke omroep. Dat is echt een heel
ander systeem. Om dat mee te nemen, zouden we echt moeten gaan kijken hoe wij ons
stelsel willen herinrichten. Ik ga daar toch niet voor lopen, merk ik.
De voorzitter:
Ja, meneer Van Strien ...
De heer Van Strien (VVD):
Kijk, het kan ook zijn dat u in uw brief schrijft: ik vind er niks van; ik vind het
een slecht idee. Dat kan ook. Maar neem bijvoorbeeld de huis-aan-huisbladen. In 2002
hebben zij de eerste brief naar u gestuurd met de vraag: neem ons mee. Pas drie weken
geleden zijn ze meegenomen. U zegt nu: ik ga nu eens nadenken over de precieze doorwerking
op lokaal niveau tussen private en publieke partijen. Kortom, het lijkt alsof wij
u als Kamer elke keer allerlei handreikingen moeten doen en allerlei inhoudelijke
punten mee moeten geven voordat u er überhaupt op gaat reflecteren. U kunt nu wel
zeggen «ik wuif het weg», maar ik wil dat het gewoon in die brief staat. Misschien
komt u er namelijk toch achter dat het best wel iets nuttigs kan zijn. Ik wil gewoon
dat het meegenomen wordt in die brief. Als u dan schrijft «ik vind er niks van», gaan
we daar schriftelijke vragen over stellen en dan gaan we erover doorpraten. Maar ik
vind het niet heel chic om het nu bij voorbaat weg te wuiven; laat ik het daarbij
houden.
De voorzitter:
Meneer Van Strien vraagt dus nogmaals of u dat vergelijk wilt meenemen.
Staatssecretaris Uslu:
Mag ik daar zo op terugkomen?
De voorzitter:
De Staatssecretaris komt er in tweede termijn op terug, begrijp ik. Dan zijn we bij
de lopende projecten voor het lokale stelsel, als ik het op orde heb. Klopt dat? Dat
is het laatste blokje. De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Uslu:
Dat klopt, voorzitter. Mevrouw Werner vroeg nog heel concreet om hoeveel journalisten
het straks gaat. De voorstellen in de visiebrief zijn gebaseerd op bevindingen van
het Stimuleringsfonds en de huidige projecten voor professionalisering. Die gaan uit
van twee of drie professionele journalisten per omroep. Een eenvoudige rekensom zegt
dan dat er ruim 150 nieuwe banen te verwachten zijn.
Mevrouw Werner vroeg ook naar de brief waarin de Zeeuwse overheden schrijven dat de
regeling dit jaar veel strengere criteria bevat. Zij verzoeken mij om deze aan te
passen, zodat ook de kleinschaliger Zeeuwse omroepen toegang houden. Het Stimuleringsfonds
heeft dit jaar één criterium toegevoegd ten opzichte van vorig jaar. Aanvragers konden
in de beoordeling nu punten krijgen voor het aantal door een omroep bediende kanalen,
op de radio, op tv of online. Daar staat tegenover dat het budget dit jaar een stuk
groter is dan vorig jaar. Dat betekent dus dat er dit jaar juist meer omroepen konden
meedoen. Ook in Zeeland gaat een lokale omroep meedoen. Volgend jaar stijgt het budget
verder. Daarnaast krijgen omroepen die nu nog geen toekenning uit de regeling krijgen,
alsnog volop steun bij het professionaliseren. Het Stimuleringsfonds en de NLPO staan
klaar om ze te helpen met kwartiermakers, met coaching en met ondersteuning op allerlei
manieren. Ik zie dus geen noodzaak om die regeling nu te gaan versoepelen, maar wel
om omroepen te helpen.
Dan ben ik door mijn antwoorden heen.
De voorzitter:
Ik kijk naar de leden. Mevrouw Werner heeft nog een vraag voor u.
Mevrouw Werner (CDA):
Nou, voorzitter, de vraag is misschien meer aan u. Komt de vraag over het regioverhaal
op een vast kanaal, zogezegd, in de tweede termijn? Of komt dat nu nog?
Staatssecretaris Uslu:
Daar kom ik op terug.
Mevrouw Werner (CDA):
Maar wel in dit debat?
Staatssecretaris Uslu:
Ja, in dit debat.
De voorzitter:
Heeft meneer Mohandis ook nog een vraag?
De heer Mohandis (PvdA):
Ja. Misschien heeft u daar iets over gezegd; dan heb ik het gemist. Ik had nog een
vraag gesteld over de manier waarop de regionale publieke omroepen hun wettelijke
borging kregen en over het takenpakket dat daarmee destijds in de wet is vastgesteld:
is dat iets wat u eventueel kunt betrekken bij het voorbereiden van het wetsvoorstel?
Er is al best veel voorbereidend werk gedaan, bijvoorbeeld voor hoe je op backoffice
shared services ... Het zou zonde zijn als u nu een wetstraject ingaat waarin u helemaal
niet dat traject betrekt. Dat zou ik heel erg zonde vinden.
Staatssecretaris Uslu:
Dat doe ik heel graag. Dat is een goed plan.
De voorzitter:
Dan gaan we direct ... O, wil meneer Van Strien op dit punt nog interrumperen?
De heer Van Strien (VVD):
Ja. Ik leid het op dezelfde manier in als de heer Mohandis deed: misschien heb ik
de toezegging gekregen om te komen met een reactie op het rapport van het Commissariaat
voor de Media gemist. Er werd in dit debat een aantal keer aan gerefereerd, maar ik
vroeg echt om een integrale reactie met alle aanbevelingen. Het laatste punt was nog
het dienstbaarheidsverbod, dat dus voorkomt dat er op lokaal niveau gewerkt kan worden
tussen private en publieke partijen. Is de Staatssecretaris bereid om daarnaar te
kijken? Of neemt ze dat mee in de brief? Ik hoop dat we die toch wat sneller kunnen
krijgen en dat die dus niet medio volgend jaar – volgens mij hoorde ik de voorzitter
dat plots zeggen – maar maart volgend jaar komt. Misschien wordt het wel in die brief
meegenomen, maar dat is een vraag aan de Staatssecretaris. Die twee vragen stonden
dus nog open.
Staatssecretaris Uslu:
Die kunnen we meenemen in de brief, maar het is wel medio 2024. Ik hoop dat het dan
april wordt, maar maart is toch Q1. Het woord «medio» betekent hierbij dus wel ietsjes
later.
De voorzitter:
Is dit het antwoord op de twee openstaande vragen?
De heer Van Strien (VVD):
Er is nog de vraag over het Commissariaat voor de Media.
Staatssecretaris Uslu:
Ja, dat klopt. Op de vraag van de heer Van Strien over het onderzoek van de Commissariaat
voor de Media voor het gebruik van lokale media wil ik nog wel reageren. Ik heb dat
vorig jaar inderdaad in ontvangst genomen. De heer Van Strien was daarbij. We waren
daar samen. We zijn er niet samen naartoe gegaan, hoor. We waren er allebei; laat
ik het zo zeggen. Het had gekund – nu hou ik op! Het is altijd goed ...
De voorzitter:
Het wordt steeds erger!
Staatssecretaris Uslu:
Ja, we hebben ook de schuttersfeesten samen meegemaakt! Daar zijn we wel samen naartoe
gegaan. Het kan dus; het had zo kunnen zijn. Het is altijd goed om te weten hoe het
gaat met de gehele journalistiek, dus het is belangrijk om deze onderzoeken te betrekken.
Dat heb ik ook gedaan. In mijn visiebrief schreef ik dat Nederlanders alle media volop
gebruiken en waarderen. Ik heb het dus wel meegenomen in mijn visiebrief.
De voorzitter:
We gaan direct door naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. We houden één
minuut en twintig seconden per spreker aan. Laten we hierbij ook twee interrupties
in tweeën aanhouden. We houden gewoon een stabiele lijn. Meneer Kwint, aan u als eerste
het woord.
De heer Kwint (SP):
Voorzitter. Eigenlijk zijn de meeste van mijn vragen beantwoord. Ik ben benieuwd hoe
het traject er de komende tijd uit gaat zien om die samenwerking tussen regionaal
en lokaal echt goed te borgen. De omroepen moeten onderling gaan fuseren. Ik word
er graag van op de hoogte gehouden, al vermoed ik dat het aan een opvolger zal zijn
om ofwel deze bewindspersoon of een volgende daar kritisch op te bevragen.
Voor de rest zijn volgens mij al mijn vragen beantwoord, dus ik kan volstaan met de
mededeling dat er vandaag allerlei freelancers actie aan het voeren zijn bij het hoofdkantoor
van De Persgroep. Waarom? Omdat zij al jaren onderbetaald worden en ook vinden dat
ze recht hebben op een inflatiecorrectie. Wij steunen die mensen van harte. Ze hebben
volkomen gelijk. Hup, journalisten!
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Mohandis voor zijn tweede termijn.
De heer Mohandis (PvdA):
Mooie laatste oproep; die kan alleen maar worden ondersteund.
Wij hebben eigenlijk voor nu ook heldere antwoorden gekregen op de vragen, maar er
is natuurlijk nog best wel veel in ontwikkeling. Ik sluit niet uit dat we het fundamentele
debat – dat is niet onaardig bedoeld naar mijn collega's links en rechts – nog gaan
hebben over de werkelijke invulling, want ik denk dat dat ook neer gaat komen op:
hoe gaan we nou echt die taakopvatting van de streekomroepen wettelijk borgen, zodat
die zo helder mogelijk wordt, om te voorkomen dat die overlap met de regionale omroepen
te veel ontstaat? Daardoor zouden zij die een lokale omroep zien verdwijnen, namelijk
juist het gevoel hebben: ik ben eerder slechter af dan beter. In die gemeenteraden
en op al die andere plekken waar iets gebeurt, zou het nieuws juist moeten worden
verslagen. Dat moet juist wel gegarandeerd worden. Het moet dus echt een verbetering
worden op lokaal niveau, en geen verslechtering. Dat zal in ieder geval onze inzet
zijn als we die wetsbehandeling ingaan. Daar zullen we ook alle overige punten van
aandacht, zorg en enthousiasme bij betrekken.
Tegen de collega's die zeker niet terugkeren, zeg ik: ik ga u missen in deze commissie.
Dat wilde ik ook even gezegd hebben. Dit is het laatste geplande mediadebat voor de
verkiezingen. Sommigen komen zeker niet terug, dus ik wilde dit hier nog even hebben
geuit. Bij dezen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Werner voor haar tweede termijn.
Mevrouw Werner (CDA):
Allereerst dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen. Ik
krijg straks natuurlijk ook nog een antwoord op de vraag over het verhaal van een
regio op een vast kanaal. Wij hebben het hier namelijk over het versterken en professionaliseren
van het medialandschap. Ik denk dat zichtbaarheid en vindbaarheid hier een heel belangrijk
onderdeel van moeten zijn. Daarom pleit ik ook al best wel wat jaartjes, zolang als
ik hier zit, voor dat vaste kanaal. Dat doe ik ook om dat grote publiek te creëren.
Je krijgt dan ook aanhang als regio. Ik denk dat dat ook heel erg belangrijk is. Als
je dan toch een beetje gaat scrollen door de vaste zenderindeling van bijvoorbeeld
de kabelaars en je ziet dat een Vlaams kookkanaal waarop je ziet hoe je een echte
Vlaamse wafel kunt bakken op bijvoorbeeld 39 staat, dan denk je: wat betreft verduurzamen,
professionaliseren en versterken, is die zichtbaarheid cruciaal. Ik ben dus heel erg
benieuwd naar de antwoorden van straks.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Strien, voor uw tweede termijn.
De heer Van Strien (VVD):
Dank. Dank ook aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Het is mooi dat we nu
horen dat de pilot van het project «Versterking lokale journalistiek door samenwerking»
voortgezet wordt. We hebben daar ooit met een paar mensen aan deze tafel hard voor
geknokt, vorig jaar, net voor kerstmis. Mijn hoofdpunt is natuurlijk de zorg dat er
een visiebrief gestuurd wordt waarin een enorme belangrijke component, de hofleverancier
van lokale en regionale nieuwsvoorziening, gewoon niet is meegenomen. Ik hoop toch
echt – dat is nogmaals mijn oproep – dat die brief eerder komt. Nogmaals, het had
al meegenomen moeten worden. De projecten lopen namelijk wel gewoon door. We moeten
echt voorkomen dat we verschralen in plaats van versterken. Dat is hier aan deze kant
ook een paar keer gezegd. Ik weet ook zeker dat de Staatssecretaris dat niet wil.
Ik denk bijvoorbeeld aan die 200 uitgevers van huis-aan-huisbladen, die 562 bladen
en een oplage 7,5 miljoen unieke papieren kranten. We moeten die niet zomaar bij het
grofvuil zetten noch daar überhaupt risico op lopen. Ik kijk dus uit naar die brief.
Denk daarbij echt buiten de kaders met databases, misschien met een lokale gemeenschappelijke
redactie. Ik nodig de Staatssecretaris en het ministerie dus uit om echt met een goed
en creatief antwoord te komen. Succes daarbij.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording. Ik bemerk dat er breed draagvlak is
voor de beweging. Volgens mij was de oproep: maak tempo zodat de invoering goed kan
plaatsvinden. Laten we hopen dat het dan in 2026 gerealiseerd is. De Staatssecretaris
zegt: ik ben demissionair, dus mij past bescheidenheid. Maar het kan juist ook ruimte
bieden om een beetje te filosoferen over de toekomst. Maar goed, dat is dan misschien
toch voor een volgend debat in de demissionaire fase. Ik denk dat de vraag hoe je
om wilt gaan met die samenloop tussen regionaal en streek inderdaad wel een belangrijk
onderwerp is bij het vormgeven van het wetsvoorstel. Als de Staatssecretaris een brief
schrijft over dat Duitse model – daar hebben we het de vorige periode ook veel over
gehad – dan zou het volgens mij ook goed zijn om het te hebben over alle complexiteit
in de Duitse verhoudingen. Daar werkt het allemaal toch weer wat anders dan hoe het
hier vaak simpel wordt voorgespiegeld: er mag geen tekst op de website staan. Ik zou
dat daar ook graag in terug willen zien, zodat we de discussie daarover in de volle
breedte kunnen voeren. Tegen mevrouw Werner zeg ik: bij mijn NLZIET-abonnement is
de regionale omroep in ieder geval altijd heel goed te vinden, veel beter dan de kookkanalen.
De heer Van Strien (VVD):
Fantastisch dat de heer Sneller NLZIET noemt. Ik ben één ding vergeten, namelijk aangeven
of ik wel of geen tweeminutendebat wil. Moet dat nu of moet dat straks?
De voorzitter:
Dat moet nu.
De heer Van Strien (VVD):
O, dat had ik moeten doen. Ik ben kloek: ik zou het tweeminutendebat alsnog willen
aankondigen.
De voorzitter:
Er is een tweeminutendebat aangekondigd door de heer Van Strien. Als voorzitter kijk
ik u dan even aan. Het gaat ook over het punt van samenwerking met private media.
Ik kijk naar de Staatssecretaris. In feite is het natuurlijk helemaal niet mijn taak,
maar ik heb het idee dat er nog één vraag voor u ligt, over de vindbaarheid, van mevrouw
Werner.
Staatssecretaris Uslu:
Ik heb er nog drie, en waarschijnlijk maak ik er daar twee van.
De voorzitter:
Goed. Kunnen we gelijk door naar de beantwoording daarvan?
Staatssecretaris Uslu:
Mag ik daar twee, drie minuten voor?
De voorzitter:
Ja. Dan schorsen we daar drie minuten voor. We gaan even onze handen wassen en over
drie minuten gaan we verder.
De vergadering wordt van 12.00 uur tot 12.03 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan luisteren naar de antwoorden van de Staatssecretaris in tweede termijn. Er
zijn nog vier vragen, begreep ik. Ik geef u graag het woord, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Uslu:
Dank u, voorzitter. Die zijn toegevoegd aan twee antwoorden.
Mevrouw Werner vroeg naar de vindbaarheid van de regionale omroepen. Ik kan u toezeggen
dat ik de vindbaarheid van de regionale omroepen meeneem in de beleidsreactie op het
rapport over due prominence, waarin wordt gekeken naar de zichtbaarheid en vindbaarheid
van content in het algemeen belang. Uw vraag daarover neem ik daarin mee.
Dan de vraag van de heer Van Strien over het Duits-Vlaams model. Ik ga natuurlijk
over mijn eigen brief, dus ik heb er een beetje moeite mee als de heer Van Strien
zegt: ik wil. Maar toch wil ik best wel even kijken naar het Duits-Vlaams model en
daarop reflecteren. Dat komt dan in de brief van medio volgend jaar. Daarin neem ik
ook de punten van de heer Sneller rondom de complexiteit mee.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar meneer Van Strien, want u kondigde een tweeminutendebat aan
over dit punt, maar ik hoor hier nu toch een keiharde toezegging van de Staatssecretaris.
Ik doe het ook voor alle collega's bij de plenaire planning, maar ik moet u dus toch
vragen: volhardt u in uw verzoek om dat tweeminutendebat, meneer Van Strien?
De heer Van Strien (VVD):
Ja, want mevrouw Werner en ik willen toch graag een motie indienen.
De voorzitter:
Over het onderwerp waar net het antwoord op is gegeven?
De heer Van Strien (VVD):
Ook om ervoor te zorgen dat de visie die er dan komt, echt al die elementen in zich
heeft die volgens mij van belang zijn. Tot nu toe is dat namelijk niet het geval.
Ik ga niet langslopen welke elementen dat allemaal zijn. Het kan een korte motie zijn,
dus ik denk dat we aan vijf minuten genoeg hebben.
De voorzitter:
Ik heb mijn best gedaan. De heer Mohandis wil daar nog iets aan toevoegen.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik zie de motie graag tegemoet, maar in dit soort discussies moet echt worden meegenomen
dat er in het verleden al publiek-private samenwerkingen zijn ontstaan. Daarbij is
ook het dienstbaarheidsverbod tegen het licht gehouden. Er ligt dus al best wel veel.
Dus als u met iets gaat komen, leer dan ook van het verleden: waar liggen de kansen,
wat was ingewikkeld, hoe zat het met Europa en met staatssteun enzovoort enzovoort?
Mijn advies is dus om niet het wiel opnieuw uit te gaan vinden.
De voorzitter:
Uw microfoon staat nog aan, Staatssecretaris. Deze suggestie kunt u wellicht meenemen
richting de collega's voor het aankomende tweeminutendebat, meneer Mohandis.
Ik lees even de toezeggingen voor. Ik hoop op ieders aandacht daarvoor, zodat we dat
goed administreren.
– De visie op het vervolg van het traject Versterking lokale journalistiek door samenwerking
wordt dit jaar aan de Kamer gestuurd.
– De Kamer wordt in mei 2024 geïnformeerd over de journalistieke alliantie tussen RPO
en NLPO.
– In de Mediabegrotingsbrief wordt de Kamer geïnformeerd over de vervolgstappen op het
gebied van de toegankelijkheid van de regionale publieke omroepen. Dat betrof een
vraag van mevrouw Werner.
– De Staatssecretaris zal de mogelijke effecten van de regeling op de private media
in kaart brengen. Dat komt medio volgend jaar naar de Kamer. Daar zit ook het dienstbaarheidsverbod
in en een toelichting op het Duits-Vlaams model.
– De vindbaarheid van regionale omroepen wordt meegenomen in de brief op reactie van
het rapport waarvan ik de titel even niet meer weet. «Due prominence», hoor ik. Wow!
Dat was een toezegging in tweede termijn aan mevrouw Werner.
Hebben we niets vergeten? Ik kijk naar links en naar rechts. Meneer Mohandis?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik heb niet bij elke toezegging gevraagd om een brief, maar ik wil het volgende punt
wel meegeven ter overweging. Als er een nieuwe Kamer is, wil ik toch even een realistische
globale voortgangsbrief, om het maar zo te noemen, rondom de visiebrief die hier vandaag
centraal stond, al is het maar in het kader van het verschuiven van jaartallen en
dergelijke. Ik wil dus iets meer houvast over wat nu een realistische tijdplanning
is om te komen tot wetgeving, debat en introductie.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Uslu:
Dat is een heel goed plan, dus dat wil ik heel graag doen.
De voorzitter:
Wat voor termijn zullen we daaraan verbinden?
Staatssecretaris Uslu:
Begin volgend jaar is goed te doen, feasible.
De voorzitter:
Die noteren we ook.
– Begin volgend jaar komt er een voortgangsbrief over de stukken die er nu zijn, met
name de visiebrief, waardoor we met de nieuwe Kamer dit debat weer voort kunnen zetten
– dat zal ongetwijfeld gebeuren.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat over lokale, regionale
en streekomroepen. Ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor haar beantwoording en
ook hartelijk dank aan de ambtelijke ondersteuning. Dank voor de interesse aan eenieder
die dit debat heeft gevolgd. Dank aan de leden voor het prettige debat. Natuurlijk
ook dank aan de griffier en de ondersteuning – die moet ik niet vergeten. Fijne dag
aan eenieder gewenst.
Sluiting 12.08 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.