Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda bijeenkomst NAVO-ministers van Defensie op 11 en 12 oktober 2023 te Brussel (Kamerstuk 28676-443)
28 676 NAVO
Nr. 444 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 oktober 2023
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over de brief van 28 september 2023 over de geannoteerde
agenda bijeenkomst NAVO-Ministers van Defensie op 11 en 12 oktober 2023 te Brussel
(Kamerstuk 28 676, nr. 443.)
De vragen en opmerkingen zijn op 3 oktober 2023 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 9 oktober 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de NAVO Defensie Ministeriële op 11 en 12 oktober 2023. Zij hebben hierover
een aantal vragen en opmerkingen.
Vraag 1
Uit de beslisnota bij de geannoteerde agenda blijkt dat de agenda van de Defensie
Ministeriële (DMM) nog niet vastgesteld was. De leden van de VVD-fractie vragen de
Minister of de agenda van de DMM inmiddels is vastgesteld. Indien ja, heeft deze vaststelling
geleid tot wijzigingen van de Nederlandse inzet zoals verwoord in de geannoteerde
agenda?
Antwoord
Ja, de agenda is inmiddels vastgesteld. De agenda noopt niet tot wijzigingen van de
Nederlandse inzet.
Vraag 2
De Minister kondigde in haar Kamerbrief van 24 mei jl. (Kamerstukken 22 054 en 36 045, nr. 390) en haar Kamerbrief van 14 juni jl. (Kamerstukken 36 045 en 22 054, nr. 164) aan dat Nederland samen met partners werkt aan een plan voor F-16 trainingen van
Oekraïense piloten. De leden van de VVD-fractie vragen wat de meest actuele stand
van zaken is aangaande de training van de F-16 piloten. Deze leden vragen een nadere
toelichting van de vorderingen die sinds de bijeenkomst van de Ukraine Defence Contact Group (UDCG) op 19 september zijn gemaakt en op welke wijze Nederland tot dusver bij deze training
betrokken is.
Antwoord
De training van de eerste Oekraïense vliegers en grondpersoneel is gestart in Denemarken,
het VK en de VS en verloopt conform planning. De Nederlandse inspanningen zijn op
dit moment gericht op het opzetten van een Europees F-16 trainingscentrum in Roemenië.
Naast Roemeense vliegers kunnen daar op termijn ook Oekraïense vliegers worden getraind.
Tijdens de Ukraine Defence Contact Group (UDCG) bijeenkomst van 19 september 2023 hebben Denemarken en Nederland een update
gegeven over deze verschillende initiatieven en zij zullen dit opnieuw doen tijdens
de UDCG van 11 oktober 2023. Sinds uw Kamer is geïnformeerd over de deelnemers aan
de F-16 trainingscoalitie1 hebben ook Griekenland, de VS, Bulgarije en Tsjechië aangegeven zich aan te sluiten.
Vraag 3
De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van een voortvarende en ambitieuze implementatie
van de nieuwe verdedigingsplannen van de NAVO. Zij maken zich dan ook enige zorgen
dat de Minister tijdens de aankomende Ministeriële op de rem gaat staan, door aan
te dringen op een «realistische invulling», een «gefaseerde implementatie» en «voldoende
tijd». Kan de Minister toelichten of er landen zijn die meer vaart willen maken met
de plannen en deze ambitieuzer willen interpreteren dan Nederland dat wil?
Vraag 4
Kan de Minister ook toezeggen dat de Nederlandse inzet niet is om de verdedigingsplannen
in de uitwerking af te zwakken of te vertragen?
Vraag 5
Wanneer is volgens de Minister sprake van een realistische invulling van de nieuwe
regionale plannen? Heeft de Minister een verduidelijking van de termijn waarop deze
plannen realistische gezien operationeel zouden moeten zijn?
Antwoord vragen 3, 4, 5
Nederland en de NAVO hebben baat bij een gedegen uitwerking en implementatie van de
nieuwe verdedigingsplannen.
Het is niet de Nederlandse inzet om de verdedigingsplannen in de uitwerking af te
zwakken of te vertragen. Samen met de andere bondgenoten verwelkomde Nederland tijdens
de NAVO-top in Vilnius op 11 en 12 juli 2023 (Kamerstuk 28 676, nr. 440) de voorliggende plannen, inclusief de daarbij horende behoefte aan eenheden en tijdslijnen.
Het is aan de landen om hier nu en in de toekomst op een geloofwaardige manier invulling
aan te geven. Hierbij constateert de NAVO dat voor veel bondgenoten, inclusief Nederland,
geldt dat zij van ver komen om hun krijgsmachten weer op te bouwen na jarenlange krimp
en bezuinigingen.
Nederland heeft binnen de NAVO consequent benadrukt dat het essentieel is dat de NAVO
de versterkte afschrikking en verdediging langjarig kan volhouden, ook tijdens de
ministeriële bijeenkomsten op 14 en 15 februari en 15 en 16 juni 2023 (zie Kamerstuk
28 676, nrs. 427 en 434). Nederland is voorstander van een gefaseerde implementatie van de versterking van
de NAVO-posture zodat bondgenoten het benodigde voorzettingsvermogen langjarig kunnen garanderen.
Dit acht het kabinet een noodzakelijke en realistische aanpak. Daarom verwelkomde
het kabinet het feit dat de operationele behoefte van de nieuwe militaire plannen
de inbreng vormt voor de totale capaciteitenbehoefte in het meerjarige NAVO Defensieplanningsproces
(NDPP).2
Vraag 6
In de geannoteerde agenda spreekt de Minister over de uit de Vilnius top voortgekomen
nieuwe regionale verdedigingsplannen en het zogeheten NATO New Force Model (NFM).
De leden van de VVD-fractie hebben geconstateerd dat het NFM een verzevenvoudiging
van het aantal snel inzetbare NAVO-manschappen betekent. De leden ontvangen graag
een toelichting op de vraag welke financiële en organisatorische gevolgen de regionale
plannen en het NFM hebben voor de Nederlandse krijgsmacht.
Antwoord
De nieuwe plannen hebben grote gevolgen voor de Nederlandse krijgsmacht. De collectieve
verdedigingstaak vraagt om investeringen in en verdere adaptatie en versterking van
de krijgsmacht. Daar zijn de huidige plannen van de krijgsmacht (bijvoorbeeld in de
Defensienota 2022) ook op gericht. Duidelijk is dat de NAVO meer van bondgenoten zal
vragen om invulling te geven aan de plannen. De gevolgen voor de Nederlandse krijgsmacht
worden pas volledig inzichtelijk, zodra de NAVO de invulling van de nieuwe plannen
nader heeft uitgewerkt. Bovendien zal het NDPP in de huidige cyclus de capaciteitsdoelstellingen
voor bondgenoten herzien. De operationele behoefte van de nieuwe plannen (Force Structure Requirements) is daar een essentieel onderdeel van. Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda
(Kamerstuk 28 676, nr. 443) informeert het kabinet uw Kamer zodra meer bekend is over de implicaties voor Nederland.
Vraag 7
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister ook toe te lichten wat de redenen zijn
dat voortzetting van de Nederlandse bijdrage een «grote uitdaging» vormt, en hoe dit
zich verhoudt tot het feit dat er nog geen zicht op is dat Nederland ook na 2025 de
NAVO-norm van 2% gaat halen.
Antwoord
Het langdurig voortzetten van de Nederlandse militaire bijdrage aan de nieuwe plannen
vormt een grote uitdaging omdat de Nederlandse krijgsmacht in opbouw is, na jarenlange
krimp en bezuinigingen. Dat geldt voor Nederland en ook voor andere Europese landen,
zoals ook toegelicht in het antwoord op vragen 3, 4, en 5.
In de Defensienota 2022 (Kamerstuk 36 124) heeft het kabinet belangrijke keuzes gemaakt om de krijgsmacht te versterken, binnen
de geldende budgettaire kaders. Het kabinet heeft bondgenootschappelijke verplichtingen
afgewogen tegen andere nationale en internationale verplichtingen en de militaire
steun aan Oekraïne. Een volgend kabinet zal deze afwegingen en keuzes omtrent de invulling
van de NAVO-norm van 2% opnieuw moeten maken voor de periode na 2025. Het kabinet
onderkent ook de grote noodzaak om de steun aan Oekraïne de komende jaren onverminderd
voort te zetten, zolang de oorlog voortduurt. In het najaar vindt binnen het kabinet,
conform de afspraken die zijn gemaakt bij de Voorjaarsnota 2023 (Kamerstuk 36 350), besluitvorming plaats over de inhoud van militaire en non-militaire steun aan Oekraïne.
Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
Vraag 8
De leden van de VVD-fractie zouden het zeer onwenselijk vinden als de Minister tijdens
de aankomende Ministeriële gaat pleiten voor een uitwerking van de NAVO-verdedigingsplannen
waarbij de Nederlandse bijdrage gebaseerd is op minder dan structureel voldoen aan
de NAVO-norm van 2%. Kan de Minister toezeggen dat dit niet het geval is?
Antwoord
Ja. NAVO-bondgenoten, waaronder Nederland, committeerden zich tijdens de NAVO-top
in Vilnius op 11 en 12 juli 2023 aan de nieuwe Defence Investment Pledge om minimaal 2% van het bbp aan defensie te besteden.3 Dat staat los van de uitwerking van de NAVO-verdedigingsplannen. Zoals aan uw Kamer gemeld komen in 2024 en 2025 de Nederlandse defensie-uitgaven
conform de NAVO-richtlijn uit op respectievelijk 1,95% en 1,93%.4 De besluitvorming over de financiële invulling van de gemaakte afspraken na 2025
is aan een volgend kabinet.
Vraag 9
Er wordt door de Minister aangegeven dat Nederland het belang van het door bondgenoten
beschikbaar stellen van voldoende capaciteiten zal benadrukken. De leden van de VVD-fractie
vragen de Minister in hoeverre Nederland zelf in staat is om voldoende militaire capaciteit
beschikbaar te stellen. Ook vanuit de Europese Unie (EU) is beroep gedaan op de lidstaten
voor snel inzetbare eenheden. Kan de Minister een toelichting geven hoe de beschikbare
Nederlandse militaire capaciteit zich verhoudt ten opzichte van de snel inzetbare
eenheden vanuit zowel de NAVO als de EU?
Antwoord
Uitgangspunt is dat Nederland een single set of forces heeft en deze kan inzetten voor nationale, EU, NAVO, VN en andere lopende verplichtingen.
Dit geldt ook voor de snel inzetbare eenheden. In het Nederlandse bod aan de NAVO
wordt hier rekening mee gehouden en zullen keuzes moeten worden gemaakt welke eenheden
voor welke taken kunnen worden ingezet. Het is relevant om daarbij te benadrukken
dat de NAVO de hoeksteen is van onze collectieve verdediging en dat de NAVO, vanwege
de aandacht voor hoofdtaak 1, een zwaarder beroep zal doen op Nederlandse capaciteiten.
Tegelijkertijd wordt in EU verband gewerkt aan een Rapid Deployment Capacity (RDC) die in 2025 gereed moet zijn en de EU in staat moet stellen om in crisissituaties
te kunnen handelen. Nederland levert in 2025 een landmachteenheid aan de RDC en zal
daarbij nauw samenwerken met Duitsland. Het kabinet weegt dit mee in gesprekken met
onze partners. De EU, NAVO en de lidstaten en bondgenoten staan in contact om de militaire
bijdrages aan reactiemachten en inzet van eenheden zo goed mogelijk op elkaar af te
stemmen. Dat vergt doorlopend contact en afwegingen van de actuele veiligheidsrisico’s.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda van de
bijeenkomst van NAVO-Ministers van Defensie op 11 en 12 oktober 2023.
Vraag 10
De leden van de D66-fractie hechten veel belang aan de steun voor Oekraïne in de oorlog
die Rusland al meer dan een jaar geleden is gestart. Onlangs is het bekend geworden
dat Duitsland en Frankrijk in Oekraïne gaan samenwerken met fabrikanten om wapens
te produceren.
De leden van de D66-fractie vragen zich af of het kabinet voornemens is om bij te
dragen aan deze samenwerkingsinitiatieven om ervoor te zorgen dat Oekraïne deze broodnodige
militaire capaciteiten vergroot. Hoe denkt het kabinet hierbij Nederlandse fabrikanten
en producenten op de kaart te zetten, zodat zij ook een bijdrage kunnen leveren?
Antwoord
Het kabinet onderschrijft het belang van initiatieven om de militaire capaciteiten
van Oekraïne te vergroten. Het kabinet zet zich voortdurend in met bondgenoten en
internationale partners om Oekraïne militair te steunen. Gezien de relatief geringe
omvang van de Nederlandse defensie industrie zijn de mogelijkheden voor Nederland
beperkt. Nederland is in grote mate afhankelijk van samenwerking met andere landen.
Het kabinet verwelkomt daarom het Duits-Franse initiatief en gaat met deze landen
in gesprek hoe bij te dragen aan lokale productie.
Het grootste deel van de Nederlandse technologische en industriële basis bestaat uit
kleinere (mkb) of middelgrote organisaties en is actief als toeleverancier in een
(inter-)nationale keten of als leverancier van niet-wapensystemen. Het kabinet blijft
zich inzetten om Nederlandse bedrijven internationaal te positioneren zoals beschreven
in de Defensie Industrie Strategie (DIS). Bijvoorbeeld door deelname aan Europese
initiatieven zoals het Europees Defensiefonds (EDF) en Act in Support of Ammunition Production (ASAP).
Naast de coördinatie van acute militaire steun aan Oekraïne wordt in UDCG-verband
ook gesproken over het bijstaan van de Oekraïense krijgsmacht op lange termijn. Het
kabinet juicht tevens toe dat op 28 september 2023 een defensie industrie conferentie
in Oekraïne heeft plaatsgevonden. Een dergelijke initiatief draagt bij aan een lange-termijn
Euro-Atlantische integratie van Oekraïne.
Vraag 11
De leden van de D66-fractie vragen zich af wat de stemming is binnen de Raad van Ministers
gezien de vertraging inzake de Zweedse toetreding tot de NAVO nu de herfstzitting
van het Turkse parlement geopend is. Heeft de Minister concrete toezeggingen gekregen
vanuit Ankara tijdens haar laatste bezoek?
Antwoord
Toetreding van Zweden tot de NAVO is een aanwinst voor het bondgenootschap. Het kabinet
acht verdere vertraging in de afronding van het toetredingsproces onverantwoord en
onnodig. Dit standpunt brengt het kabinet herhaaldelijk op bij Turkije en Hongarije.
Dit deed ik ook tijdens mijn recente bezoek aan Ankara. Nu het Turkse parlement op
1 oktober 2023 is teruggekeerd van het reces gaat het kabinet er van uit dat de toetreding
van Zweden met voorrang zal worden behandeld.
Vraag 12
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe Nederland verwacht te kunnen voldoen
aan de eisen van het NFM, gezien de grote uitdagingen met betrekking tot capaciteit
op alle vlakken? Welke (financiële) consequenties heeft dit?
Antwoord
Zie mijn antwoord vraag 6.
Vraag 13
Ten slotte vragen de leden van de D66-fractie zich af hoe de situatie momenteel is
rondom de Kosovo Force (KFOR). Kan de Minister een update geven over de situatie en aangeven of KFOR al
dan niet versterkt moet worden gezien de oplopende spanningen?
Antwoord
De situatie in Kosovo is zorgelijk. De gewelddadige escalatie van 24 september jl.
waarbij een Kosovaarse politieagent om het leven kwam, werd opgevolgd door een troepenbouw
van Servische militairen aan de grens met Kosovo vanaf 28 september. Dit zorgde voor
een zeer gespannen situatie aan de grens. Op aandringen van Europese en trans-Atlantische
bondgenoten is vanaf 1 oktober de aanwezigheid van Servische troepen aan de grens
met Kosovo afgeschaald. De Kosovaarse politie is nauw opgetrokken met EULEX en KFOR
om de orde en rust in Noord-Kosovo te herstellen. KFOR patrouilleert intensiever in
het gebied en houdt de grens in de gaten. Dit gebeurt samen met de Kosovaarse Politie.
De NAVO is zeer betrokken bij de situatie in Kosovo en heeft een duidelijk signaal
afgegeven door KFOR te versterken. De 600 Britse en 100 Roemeense troepen uit de Strategic Reserve Force zijn onder bevel gesteld van de commandant van KFOR. Het huidige troepenaantal van
ruim 5.000 wordt door de NAVO voor nu als voldoende geacht. De NAVO beschikt nog over
additionele reserve eenheden, die ingezet kunnen worden mochten de spanningen oplopen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vraag 14
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda die spreekt
van het «eensgezind blijven inzetten op militaire steun om het voortzettingsvermogen
van Oekraïne te stutten» omdat «de Russische aanvalsoorlog voortduurt». Het is echter
niet aannemelijk dat de Russische aanvalsoorlog vanzelf stopt, dat roept vragen op
over de te volgen strategie.
De leden van de SP-fractie vragen zich af wat de huidige stand van zaken betekent
voor de militaire inzet van de internationale steun.
Vraag 15
Deelt de Minister de conclusie dat het ondernomen Oekraïense contraoffensief nauwelijks
de gewenste resultaten heeft opgeleverd?
Vraag 16
Heeft het Nederlandse kabinet kennisgenomen van het onderzoek dat stelt dat in dit
kalenderjaar minder dan 500 vierkante mijl is uitgewisseld tussen de oorlogvoerende
partijen, wat betekent dat Oekraïne in feite amper militaire winst heeft behaald ondanks
de enorme inspanningen gedurende de zomer?5 Wat zijn de lessen die het kabinet hieruit trekt?
Vraag 17
Deelt de Minister de conclusie dat een herhaling van deze militaire aanpak waarschijnlijk
weinig verandering oplevert? Op welke manier wordt nagedacht over een andere aanpak?
Vraag 18
Acht het Nederlandse kabinet de intrede van de herfst en het beperkte resultaat van
het Oekraïense contraoffensief een geschikt moment om diplomatieke maatregelen te
nemen en te onderzoeken of een politieke oplossing voor deze enorm bloedige oorlog
mogelijk is? Zo niet, hoelang wil Nederland de eenduidige militaire koers volhouden?
Vraag 19
Acht de Minister het, net als de leden van de SP-fractie waarschijnlijk dat de frontlijn
niet wezenlijk verandert en dat een uitputtingsslag voor de deur staat? Wat is met
andere woorden in de ogen van het Nederlandse kabinet de militaire en politieke prijs
van deze situatie?
Antwoord vragen 14, 15, 16, 17, 18, 19
Het is aan Oekraïne om te bepalen of, en zo ja wanneer Oekraïne bereid is om te onderhandelen.
Rusland is deze oorlog begonnen en kan de oorlog vandaag beëindigen door zich terug
te trekken van het Oekraïense grondgebied en de vijandelijkheden te staken. Tot die
tijd blijft het kabinet Oekraïne steunen in de strijd tegen Russische agressie.
Sinds de Russische inval van 24 februari 2022 steunen NAVO-bondgenoten en gelijkgezinden Oekraïne in een existentiële oorlog tegen Rusland. De Russische
krijgsmacht werd tot vorig jaar nog gezien als één van de grootste militaire machten
ter wereld. Oekraïne is, mede dankzij Westerse militaire steun, in staat geweest om
de opmars van de Russische krijgsmacht te stoppen en sindsdien op veel plekken zelfs
terug te dringen. Het steunen van Oekraïne bij het bevrijden van zijn grondgebied
is een proces van de lange adem, waarbij Rusland calculeert dat het Oekraïense voortzettingsvermogen
(fysiek en moreel) eerder is uitgeput dan het Russische. Het Oekraïense offensief
is er tot op heden niet in geslaagd een grootschalige doorbraak te bewerkstelligen,
maar heeft wel zware verliezen toegebracht aan de Russische strijdkrachten en ook
terreinwinst opgeleverd aan het Zuidelijke front. De huidige offensieve aanpak van
Oekraïne kenmerkt zich door een gefaseerde en relatief behoedzame aanpak, waardoor
langzaam doch gestaag voortgang wordt geboekt. Deze modus operandi maakt ook dat het
offensief minder onderhavig is aan seizoensinvloeden op de bodemgesteldheid dan wanneer
het offensief gepaard zou gaan met grootschalig manoeuvreren met zware voertuigen
over onverhard terrein. Aanvullend succes in de oorlog zal tijd en inzet vergen en
het is in het belang van Nederland en Europa als geheel om Oekraïne daarin samen met
bondgenoten partners te blijven steunen.
Een effectief antwoord op de Russische agressie bestaat echter niet alleen uit militaire
steun, maar kenmerkt zich door een geïntegreerde aanpak met diplomatieke, militaire,
humanitaire en economische instrumenten. De Nederlandse inzet op onder andere accountability, herstel en wederopbouw zijn daar ook onlosmakelijk onderdeel van.
Vraag 20
De geannoteerde agenda benadrukt de corruptiebestrijding in Oekraïne, zo lezen de
leden van de SP-fractie, maar deelt het kabinet de conclusie dat een deel van de nieuwe
corruptiepraktijken voortkomen uit de wens van een groeiende groep Oekraïense mannen
die wil betalen om aan de oorlog te ontsnappen? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister
de conclusie dat dit een uitdrukking is van wanhoop en daarom een inhoudelijk antwoord
behoeft?
Antwoord
Het kabinet is bekend met berichten over Oekraïense rekruteringsofficieren die steekpenningen
zouden aannemen van individuen die zich proberen te onttrekken aan de dienstplicht.
Dit werpt een relatief nieuwe uitdaging op voor de Oekraïense corruptiebestrijding.
Het kabinet kan niet verifiëren in hoeverre deze berichten kloppen en in hoeverre
dit een grootschalig probleem is. Wel kan het kabinet aangeven dat de Oekraïense regering corruptiebestrijding binnen de krijgsmacht ook serieus neemt,
hetgeen ook moge blijken uit de recente vervanging van de defensietop mede naar aanleiding
van circulerende vermoedens over corruptie o.a. bij het rekruteringsproces. Het kabinet
ziet geen aanleiding om deze veronderstelde praktijken te kwalificeren als een uitdrukking
van wanhoop. De Oekraïense bevolking en het Oekraïense leger maken wereldwijd grote
indruk door hun onverminderde moed, doorzettingsvermogen en onverzettelijkheid in
deze afschuwelijke door Rusland gestarte agressieoorlog.
Vraag 21
De leden van de SP-fractie vragen wat de conclusies zijn uit de defensieopleidingen
van Oekraïense militairen in het afgelopen jaar. Heeft de Minister daarbij kennisgenomen
van de evaluatieve opmerkingen van Oekraïense militairen dat de opleiding en de aangeleerde
tactische werkwijze niet goed waren? Worden er veranderingen aangebracht en als dat
niet zo is waarom niet?6
Antwoord
Ja, ik heb kennis genomen van deze opmerkingen. Er wordt continu geëvalueerd en gestreefd
naar verbetering en aanpassing van de trainingen, waarbij ervaringen en de operationele
behoefte van Oekraïense militairen centraal staan. Dit wordt onder andere bewerkstelligd via multinationale
afstemmingsbijeenkomsten onder leiding van Security Assistance Group-Ukraine (SAG-U) en de EU Military Assistance Mission (EUMAM) voor Oekraïne, maar ook in het VK v.w.b. de trainingsoperatie INTERFLEX.
Om de Oekraïense militairen zo goed mogelijk voor te bereiden op situaties waar zij
daadwerkelijk mee te maken (kunnen) krijgen, wordt onder andere gebruik gemaakt van
speciaal ingerichte trainingslocaties, bijvoorbeeld om te oefeningen voor militaire
operaties in bebouwd gebied of loopgraven.
Vraag 22
De leden van de SP-fractie merken op dat een van de belangrijkste beslissingen van
de top van Vilnius het Zweedse lidmaatschap van de NAVO was. Inmiddels zijn geen vorderingen
te noteren in de toetreding omdat Turkije een eis, met betrekking tot bewapening,
aan de Verenigde Staten heeft gesteld. Turkije wil namelijk F-16’s. Wat is daarover
de opvatting van het Nederlandse kabinet? Voegen de F-16’s die Turkije wil iets toe
aan de voorliggende NAVO-plannen? Zo ja, wat en welke consequentie heeft dat voor
het Nederlandse standpunt in de toetreding van Zweden?
Antwoord
Zweden heeft aan alle voorwaarden voldaan om tot het bondgenootschap te kunnen toetreden.
De veronderstelde levering van F-16’s aan Turkije betreft een bilaterale kwestie tussen
Turkije en de VS die losstaat van de toetredingsprocedure.
Vraag 23
Is er naar de opvatting van het Nederlandse kabinet haast bij de Zweedse toetreding
met het oog op de tactische plannen voor de noordelijke regio van de NAVO?
Antwoord
Toetreding van Zweden tot de NAVO is een aanwinst voor de veiligheid van het bondgenootschap.
Het kabinet acht verdere vertraging in de afronding van het toetredingsproces onverantwoord
en onnodig. De datum waarop Zweden lid wordt van de NAVO heeft geen invloed op de
tactische plannen. Bij het uitwerken van deze plannen houdt NAVO momenteel overigens
al rekening met toetreding van Zweden tot het bondgenootschap.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en het verslag inzake de NAVO Defense Ministers meeting (DMM) d.d. 11 en 12 oktober 2023.
Vraag 24
De leden van de SGP-fractie zijn allereerst benieuwd wat het kabinet precies verstaat
onder «niet-lethale en praktische steun» inzake het NAVO-framework en de toekomstige
veiligheid van Oekraïne?
Antwoord
De steun die de NAVO rechtstreeks aan Oekraïne biedt loopt grotendeels via het Ukraine Comprehensive Assistance Package (UCAP). Via dit fonds levert NAVO materiële steun voor de korte termijn en voert NAVO
capaciteitsopbouwprojecten uit om de Oekraïense strijdkrachten op langere termijn
dichter bij NAVO-standaarden te brengen. De materiële steun richt zich op zaken die
Oekraïne acuut nodig heeft om zich te verdedigen tegen de Russische agressie. De NAVO
levert Oekraïne geen letale steun. Van de Nederlandse bijdrage aan UCAP zijn bijvoorbeeld
anti-dronesystemen, generatoren, mobiele brugsystemen, rantsoenen en brandstof geleverd.
Vraag 25
Deze leden constateren met instemming dat Nederland zich in Vilnius opnieuw gecommitteerd
heeft aan de Defence Investment Pledge (DIP) als opvolging van de oorspronkelijke afspraak gemaakt in Wales in 2014. Ditmaal
gaat het echter niet over het «toegroeien naar», maar over het «ten minste voldoen
aan» de budgetnorm. Dat maakt dit nieuwe commitment een wezenlijke stap. Uit de begroting
voor 2024 blijkt helaas dat Nederland deze norm de komende jaren niet zal halen. De
leden van de SGP-fractie vernemen graag hoe het kabinet dit wil gaan uitleggen tijdens
formele en informele besprekingen bij de NAVO. Verwacht het kabinet hier vragen over?
En hoe verwacht het kabinet daarop te antwoorden?
Antwoord
Het kabinet heeft zich tijdens de NAVO-top in Vilnius gecommitteerd aan de Defence Investment Pledge om minimaal 2% van het bbp aan defensie te besteden.7 In 2024 en 2025 komen de Nederlandse defensie-uitgaven uit op respectievelijk 1,95%
en 1,93%.8 De besluitvorming over de financiële invulling van de gemaakte afspraken na 2025
is aan een volgend kabinet. NAVO heeft begrip voor de demissionaire status van het
kabinet en de beperkingen die dat met zich meebrengt om langjarig commitment uit te
spreken. Tegelijkertijd staat voor de NAVO de noodzaak voor langjarig commitment aan
de budgetnorm buiten kijf. De NAVO zal gedurende de DMM naar verwachting de oproep
aan alle bondgenoten herhalen om aan de overeengekomen budgetnorm te voldoen.
Vraag 26
Kan de Minister ingaan op de financiële en organisatorische gevolgen van de regionale
plannen en het NATO Force Model voor de Nederlandse krijgsmacht, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 6.
Vraag 27
De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet een overzicht kan verschaffen van
de afspraken bij de JEF-ministeriële over de bescherming van kritieke onderzeese en
offshore infrastructuur.
Antwoord
Tijdens de JEF ministeriële bijeenkomst van 13 juni jl. hebben de deelnemende landen
afspraken gemaakt ter versterking van samenwerking inzake de bescherming van onderzeese
infrastructuur. Daarbij is de intentie uitgesproken om data en informatie te delen
die is verkregen met behulp van ISR-sensoren (Intelligence, Surveillance & Reconnaissance) en de bescherming van onderzeese infra mee te nemen bij toekomstige gezamenlijke
activiteiten. Daarnaast zijn de deelnemende landen voornemens best practices onderling te delen en verdere samenwerkingsmogelijkheden te onderzoeken.
Vraag 28
De leden van de SGP-fractie zijn zeer geïnteresseerd in het «waarom» achter de keuzes
inzake Europese en internationale defensiesamenwerking. Wat is bepalend voor de taakverdeling
tussen de EU en de NAVO die het kabinet voorstaat, niet alleen wat betreft initiatieven
op terreinen als munitievoorraden en interoperabiliteit, maar ook militair-operationeel
gezien?
Antwoord
Uitgangspunt is dat elke organisatie doet waar het goed in is. Dat betekent dat de
NAVO verantwoordelijk is voor collectieve verdediging van het Trans-Atlantisch verdragsgebied.
De EU speelt met diverse instrumenten een belangrijke rol bij capaciteitsontwikkeling
en gemeenschappelijke aanschaf, op versterking van de weerbaarheid en op gebied van
crisis management.
Hoewel collectieve verdediging een NAVO aangelegenheid blijft, kan de EU een faciliterende
rol spelen. Instrumenten als EDF, ASAP en EDIRPA kunnen worden benut voor het ontwikkelen
en aanschaffen van wapensystemen en munitie die ook de collectieve verdediging dienen.
Het kabinet beschouwt versterkte EU-NAVO samenwerking als essentieel voor de veiligheid
in het Euro-Atlantisch gebied. Europese defensiesamenwerking is een breed begrip en omvat ook samenwerking tussen Europese landen
onderling, buiten EU-verband, bijvoorbeeld binnen de NAVO, multilaterale afstemming
binnen verbanden zoals het JEF, of bilaterale samenwerking. Nederland pleit voor nauwe
samenwerking en coördinatie tussen de EU en de NAVO, om taakverdeling af te stemmen
en onnodige duplicatie van initiatieven te voorkomen. Nederland verwelkomt dan ook
de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de EU bij de DMM.
Ik verwijs u tevens naar het antwoord op vraag 9 van de VVD.
Vraag 29
Het kabinet noemt de plannen voor de hervorming van de Oekraïense veiligheids- en
defensiesector. Is dit gebaseerd op Oekraïense vragen en behoeften, of ligt het initiatief
bij de NAVO, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Hoe staat het met de interoperabiliteit
van de uiteenlopende wapensystemen van Oekraïne en de NAVO-lidstaten, zo vragen de
leden van de SGP-fractie.
Antwoord
De behoeftestelling ligt, net als bij alle militaire steun, bij Oekraïne. Daarbij
is coördinatie van de steun van groot belang. Dat gebeurt onder andere in gremia zoals
de Ukraine Defence Contact Group en in NAVO- en EU-verband.
Op dit moment investeren bondgenoten in een sterke en toekomstbestendige Oekraïense
krijgsmacht die in grotere mate interoperabel is met de NAVO-bondgenoten. Als gevolg
van de snelheid waarmee en de omvang van de steun aan Oekraïne in gang is gezet, is
door vele bondgenoten een grote verscheidenheid aan systemen geleverd. Interoperabiliteit
is hierbij geen gegeven en het is des te belangrijker daar in het licht van een Total Defence Concept extra aandacht aan te besteden.
Vraag 30
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie hoe het kabinet de afspraken en geleerde
lessen vanuit NAVO-vergaderingen concreet toepast in de defensieorganisatie en haar
activiteiten.
Antwoord
Dit hangt af van de aard van de afspraken en geleerde lessen. Besluiten zoals de nieuwe
militaire verdedigingsplannen hebben bijvoorbeeld een groot effect op de defensieorganisatie.
Zo zal de krijgsmacht uitvoering moeten geven aan de nieuwe plannen en daarvoor de
benodigde capaciteiten gereed stellen. De nauwere samenhang tussen operationele en
defensieplanning in het NDPP (zie vragen 3, 4, 5, van de VVD) betekent dat NAVO operationele
behoeftes uiteindelijk ook hun weg vinden naar de Nederlandse defensieplanning.
Vraag 31
Het is goed dat er afspraken gemaakt zijn en worden over afschrikking en regionale
verdedigingsplannen. Inzake de implementatie en uitvoering vragen de leden van de
SGP-fractie welke gesprekken de Minister voorziet inzake de regionale verdedigingsplannen
rond Nederland (Noordwest-Europa en de Atlantische Oceaan). Hoe kan Nederland daarbij
voldoen aan de capaciteitsbehoeften? Bestaan hierin tekorten?
Antwoord
Nederland is aangesloten bij de reguliere gesprekken die hierover in NAVO-verband
plaatsvinden, waaronder de Force Sourcing conferenties. Daarnaast spreek ik hier over met mijn collega’s tijdens de reguliere
bijeenkomsten van de Ministers van Defensie van de NAVO.
Ik verwijs u tevens naar de beantwoording van vragen 6 en 7 van de VVD.
Vraag 32
Het kabinet legt de vinger op een «realistische invulling van de nieuwe plannen.»
Kan de Minister hier dieper op ingaan, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Wat
is die realistische invulling? En hoe zou een hoger ambitieniveau er uitzien? Zijn
strategische behoeften, of juist tekorten, bepalend voor onze besluiten? Dat laatste
zou volgens de leden van de SGP-fractie onwenselijk zijn.
Antwoord
Samen met alle andere bondgenoten verwelkomde Nederland tijdens de NAVO-top de voorliggende
plannen, inclusief de daarbij horende behoefte aan eenheden en tijdslijnen. Deze plannen
zijn robuust, ambitieus en noodzakelijk en worden vormgegeven door het NAVO Strategisch
Concept en het ambitieniveau uit de Political Guidance 2023 van het NDPP.9 De onderliggende Force Structure Requirements zijn berekend op basis van wat nodig is om de plannen uit te kunnen voeren en vormen
het uitgangspunt van het vullen van NFM.
Ik verwijs u tevens naar de beantwoording van de vragen 3, 4, 5, 6 van de VVD en het
antwoord op vraag 12 van D66.
Vraag 33
De agenda noemt daarnaast de «uitgebreidere en versnelde productie van militaire goederen,
wapens en munitievoorraden» die «op orde» moet zijn. De leden van de SGP-fractie vragen
hoe dit in Nederland is gesteld.
Antwoord
De Nederlandse Technologische en Industriële basis levert een bijdrage aan de productie
van militaire goederen en wapens. De ketens voor deze goederen zijn internationaal
van aard en Nederlandse bedrijven sluiten daar op aan. Dat geldt in het bijzonder
voor de aanvulling van munitievoorraden. De Tweede Kamer is hierover op 5 juni jl.
geïnformeerd met een brief over de stand van zaken in het munitiedomein (Kamerstuk
27 830, nr. 406).
Vraag 34
In hoeverre is de productie van militaire goederen en munitievoorraden de laatste
jaren versneld? Wat is een wenselijk peil, en wanneer verwacht het kabinet dat dit
peil is bereikt?
Antwoord
Defensie heeft de afgelopen jaren versneld bestellingen gedaan voor diverse soorten
militair materieel en aanvulling van de inzetvoorraden, zoals aangekondigd in de Defensienota
2022. Toch kan met de financiële middelen onder de Defensienota 2022 deze inzetvoorraad
niet volledig worden aangevuld tot de geldende NAVO-normen.10 Daarnaast hebben de leveringen uit (operationele) voorraden ter ondersteuning van
Oekraïne consequenties voor de snelheid waarmee de inzetvoorraad kan worden aangevuld.
Dit geldt met name voor de categorieën klein kaliber munitie, luchtverdedigings- en
artilleriemunitie. Tegelijkertijd staat de markt voor munitie sinds het conflict onder
druk waardoor leveringstermijnen oplopen. Nadere informatie over het programma «Aanvulling
inzetvoorraad munitie» is opgenomen in het Defensie Projectenoverzicht 2023 (Kamerstuk
27 830, nr. 417).
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier