Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de literatuurverkenning RIVM poly-acrylamide (Kamerstuk 30015-114)
30 015 Bodembeleid
Nr. 116
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 oktober 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 16 mei 2023 inzake Literatuurverkenning RIVM poly-acrylamide (Kamerstuk 30 015, nr. 114).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 juni 2023 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 9 oktober 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, T. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Vragen en antwoorden
Inbreng VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat een niet-gepubliceerde versie van
het rapport vroegtijdig bij diverse media terecht is gekomen en dat dit mogelijk onrust
heeft veroorzaakt bij omwonenden van diepe plassen. Kan de Staatssecretaris aangeven
hoe het rapport vroegtijdig bij diverse media terecht is gekomen?
Antwoord
Ik betreur het naar buiten komen van de niet-gepubliceerde versie van het rapport.
Het is onduidelijk hoe de literatuurverkenning vroegtijdig bij diverse media terecht
is gekomen.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij mogelijk ontstane onrust bij inwoners weg
wil nemen?
Antwoord
Er is contact met de gemeenten Land van Cuijk en West Maas en Waal. Zij hebben aangegeven
zorgen te hebben naar aanleiding van de inhoud van het rapport. Dit zijn gemeenten
waar ook eerder regelmatig contact mee was, omdat inwoners zorgen hebben over ontwikkelingen
rondom diepe plassen. Het rapport gaat over onderzoek naar het mogelijke ontstaan
van een zeer zorgwekkende stof. Het is begrijpelijk dat een dergelijke literatuurverkenning
met aandacht gevolgd wordt. Het RIVM heeft tijdens de literatuurverkenning geen aanvullende
wetenschappelijke informatie gevonden die eerdere bevindingen ter discussie stelt.
Er worden wel suggesties gedaan voor verder onderzoek. In het contact met de gemeenten
is aangegeven dat in reactie op de conclusies en aanbevelingen van RIVM en Deltares
en in nauwe samenwerking en afstemming met de verschillende betrokken partijen er
in de praktijk gemonitord gaat worden om uit te sluiten dat er acrylamide in diepe
plassen te vinden is. Indien de resultaten van de monitoring daar aanleiding toe geven,
zal het RIVM gevraagd worden om op Europees niveau te verkennen of er gezamenlijk
fundamenteel internationaal onderzoek kan komen naar het vrijkomen van initieel residu
acrylamide in poly-acrylamide.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat extra zorgen
kunnen zijn ontstaan naar aanleiding van de berichtgeving. Kan de Staatssecretaris
aangeven waarom de berichtgeving naar aanleiding van het vroegtijdige rapport, ondanks
de conclusie, mogelijk toch heeft geleid tot extra onrust?
Antwoord
Op het moment dat het rapport uitlekte, was nog niet bekend wat de kabinetsreactie
zou zijn. Het kabinet heeft in haar reactie toegezegd de conclusies uit het rapport
serieus te nemen en daarom zal er in een aantal diepe plassen monitoring plaatsvinden
(en indien nodig vervolgonderzoek). Deze toezegging had mogelijk de extra onrust kunnen
wegnemen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat er om meerdere
redenen geen reden is het beleid ten aanzien van diepe plassen aan te passen. Kan
zij aangeven hoe deze beleidsconclusie zich verhoudt tot de mogelijke onrust bij omwonenden
van diepe plassen?
Antwoord
De onrust is ontstaan door de boodschap uit het onderzoek dat nog niet alles bekend
is over poly-acrylamide. Bij het tot stand komen van het huidige beleid was dit ook
bekend en de onderbouwde inschatting is gemaakt dat de risico’s zeer klein zijn. Het
RIVM heeft tijdens de literatuurverkenning geen aanvullende wetenschappelijke informatie
gevonden, die eerdere bevindingen ter discussie stelt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris ten behoeve van het invullen
van kennisleemtes drie stappen neemt, te weten monitoring, eventueel vervolgonderzoek
naar aanleiding van de resultaten van de monitoring en onderzoek naar alternatief
gebruik voor poly-acrylamiden. Kan zij aangeven op basis van welke criteria zij zal
besluiten tot vervolgonderzoek (stap 2)? Kan zij aangeven wanneer de resultaten van
de monitoring daar aanleiding toe zullen geven?
Antwoord
Er zal in de praktijk langjarig worden gemonitord om uit te sluiten dat er acrylamide
in diepe plassen te vinden is. Dit betekent dat we over langere tijd gaan meten in
verschillende diepe plassen waar grond of bagger dat is ontwaterd met flocculanten,
is toegepast. Indien er toch significante hoeveelheden acrylamide gevonden worden,
zal dat een criterium zijn om te besluiten tot vervolgonderzoek. Voor het inrichten
van de monitoring wordt gesproken met diverse onderzoekers met verschillende kennis
en expertise. De resultaten van de monitoring zullen tevens worden besproken met diverse
onderzoekers met verschillende expertise. Zo kan nader bekeken worden of vervolgonderzoek
nodig is en wat voor onderzoek dat zou kunnen zijn.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van het RIVM dat poly-acrylamiden
gebruikt worden in kationische en anionische vorm. Deze leden constateren dat bij
de beschreven soorten afbraak verder geen onderscheid wordt gemaakt tussen kationisch
en anionisch flocculant. Is de constatering terecht dat dit onderscheid niet relevant
is voor de afbraak van acrylamide of heeft het RIVM alleen gekeken naar de afbraak
van poly-acrylamide van het polymeer FLOPAM FO4190 of Ecopure P1715?
Antwoord
RIVM heeft, na navraag, aangegeven dat uit de literatuur vaak niet duidelijk wordt
welke specifieke poly-acrylamide gebruikt wordt en dat er bij gebruikers ook geen
verplichting bestaat om bij te houden welke soort poly-acrylamide ze gebruiken als
flocculant. RIVM heeft dan ook breed willen kijken, onafhankelijk van soort poly-acrylamide
en producent.
De leden van de VVD-fractie lezen dat thermische afbraak van poly-acrylamiden naar
toxische acrylamiden niet waarschijnlijk is in diepe plassen vanwege de lage temperatuur.
Deze leden lezen dat niet eenduidig kan worden aangetoond dat afbraak plaatsvindt
onder invloed van licht en dat biologische afbraak niet waarschijnlijk is, omdat de
daarvoor benodigde condities niet voorkomen in diepe plassen. Deze leden lezen dat
eigenlijk alleen door chemische afbraak mogelijk acrylamiden gevormd worden in diepe
plassen, maar dat dat nergens uit literatuur blijkt. Is de Staatssecretaris het met
deze leden eens dat uit het onderzoek van het RIVM blijkt dat de kans op de vorming
van acrylamiden in diepe plassen zeer gering is?
Antwoord
In de literatuurverkenning heeft de vraag centraal gestaan of het aannemelijk is dat
er onder zuurstofarme omstandigheden bij de toepassing van «ontwaterde grond» een
relevante hoeveelheid acrylamide kan worden gevormd en of hier nog kennisleemtes over
zijn. Het onderzoek heeft op de geconstateerde kennisleemte geen uitsluitsel kunnen
geven; het rapport geeft echter ook geen nieuwe inzichten om anders naar risico’s
voor mens en natuur te kijken dan voor deze studie het geval was.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat chemische afbraak van poly-acrylamiden
tot toxische acrylamiden slechts onder specifieke omstandigheden plaatsvindt. Onder
andere wordt verwezen naar de aanwezigheid van ijzer en de aanwezigheid van licht.
Kan de Staatssecretaris aangeven of die specifieke chemische omstandigheden normaliter
voorkomen in diepe plassen?
Antwoord
Er is bij diverse metingen geen acrylamide aangetroffen in diepe plassen. Of die specifieke
chemische omstandigheden normaliter voorkomen in diepe plassen is daarom niet onderzocht.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van het RIVM dat wanneer acrylamiden
gevormd worden in diepe plassen, het zo zou kunnen zijn dat ze net zo snel weer worden
afgebroken. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre er in dat geval sprake zou
zijn van risico’s voor de gezondheid of het milieu?
Antwoord
In het geval dat acrylamide, na eventuele vorming in diepe plassen, snel wordt afgebroken
en de blootstelling van mens en milieu gering is, dan zijn de risico’s van acrylamide
vanuit diepe plassen voor de gezondheid en het milieu ook klein.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat het RIVM voor het beschermen
van de voedselketen een norm adviseert van 11 nanogram acrylamide per liter. Op de
website van het RIVM is te vinden dat de norm voor acrylamiden voor drinkwater ligt
op 100 nanogram per liter, ongeveer een factor tien ruimer. Kan de Staatssecretaris
bevestigen dat de norm voor acrylamiden ligt op 100 nanogram per liter en kan de Staatssecretaris
aangeven waarom het RIVM voor het beschermen van de voedselketen, in een onderzoek
naar het risico op acrylamiden in diepe plassen, een norm adviseert die tien keer
strenger is?
Antwoord
De norm voor drinkwater ligt inderdaad op 100 nanogram per liter. Dat is vastgelegd
in het Drinkwaterbesluit. RIVM heeft desgevraagd aangegeven een advieswaarde te hanteren
van 11 nanogram per liter. RIVM komt tot deze waarde via een berekening waarbij is
uitgegaan van indirecte blootstelling via de voedselketen. Daarvoor gelden andere
waardes dan voor drinkwater. Genoemde waarde voor acrylamide is een voorstel van RIVM
dat nog niet is opgenomen in een traject voor normstelling van stoffen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van het RIVM dat ondanks dat acrylamiden
niet gemeten zijn, ze toch wel aanwezig kunnen zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven
hoe het RIVM deze stelling onderbouwt? Kan de Staatssecretaris aangeven welke onderzoeksvraag
met deze stelling wordt beantwoord? Kan de Staatssecretaris, als deze stelling geen
relatie met de onderzoeksvragen heeft, aangeven waarom het RIVM deze stelling toch
heeft opgenomen in haar rapport?
Antwoord
De stelling heeft een relatie met de onderzoeksvragen. Het literatuuronderzoek had
tot doel om te bekijken of acrylamide in relevante hoeveelheden voor kan komen en
te bepalen of er kennisleemtes zijn. Het RIVM geeft desgevraagd aan dat in enkele
door hen geraadpleegde onderzoeken de aanwezigheid van acrylamide niet specifiek is
onderzocht. Daardoor kan volgens RIVM niet uitgesloten worden dat het aanwezig is.
Verder wijst RIVM erop dat het in theorie ook mogelijk is dat acrylamide voorkomt
in concentraties die lager zijn dan meetbaar. En dat het mogelijk is dat het voorkomt
in concentraties lager dan gerapporteerd in de geraadpleegde onderzoeken.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris en in het rapport
van het RIVM dat in geen enkel monster acrylamide is aangetoond boven de limiet, dat
in de uitspraak van de Raad van State is geconcludeerd dat de kans op aanwezigheid
van schadelijke hoeveelheden acrylamiden zeer klein is en dat acrylamide in de praktijk
niet is aangetoond. Deze leden lezen eveneens dat weliswaar in een beperkt aantal
onderzoeken acrylamiden zijn aangetroffen na blootstelling van uv-licht en hoge temperaturen,
maar dat die omstandigheden zich niet voordoen in diepe plassen. Deze leden lezen
vervolgens dat het rapport geen nieuwe inzichten geeft om anders naar de risico’s
voor mens en natuur te kijken. Deze leden zijn het met die constatering eens. Kan
de Staatssecretaris aangeven waarom het dan toch nodig is om over langere tijd te
monitoren en te meten bij diepe plassen? Deze leden vragen de Staatssecretaris om
aan te geven bij welke locaties die monitoring en metingen plaats zullen vinden en
welk bedrag daaraan wordt uitgegeven.
Antwoord
In reactie op de conclusies en aanbevelingen van RIVM en Deltares en in nauwe samenwerking
en afstemming met de verschillende betrokken partijen ben ik voornemens een langjarige
monitoring op te zetten om de resterende onzekerheid bij omwonenden t.a.v. de lange
termijn risico’s van mogelijke vorming van acrylamide vanuit flocculanten weg te nemen.
Er zijn diverse onderzoekers benaderd om mee te denken over de inrichting van de monitoring,
daar hoort ook de vraag bij welke plassen betrokken zullen worden. De kosten van de
monitoring zijn op dit moment nog niet duidelijk.
Inbreng GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de bevindingen uit het rapport van bureau
Arcadis zijn meegenomen in de literatuurverkenning, en dat het rapport wordt gebruikt
als ondersteuning om geen verandering toe te passen in het beleidsmatig handelen.
Echter zijn er meerdere wetenschappers die twijfelden aan de robuustheid van de conclusies,
waarbij zij aangaven dat het onderzoek een «momentopname» was, en geen uitspraak kon
doen over lange termijnrisico’s.1 Deze leden willen weten of deze waarschuwingen zijn overwogen bij het selecteren
van het onderzoek als basis voor de uitspraken, en welke redenen hiervoor van toepassing
zijn geweest.
Antwoord
Bij het tot stand komen van de literatuurverkenning is naar veel verschillende onderzoeken
gekeken, het rapport van Arcadis was daar slechts een van. RIVM en Deltares hebben
zelf de selectie van de gebruikte onderzoeken gedaan, het is niet bekend of deze «waarschuwingen»
een rol hebben gespeeld bij de keuze van onderzoeken.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris betreurt dat een
niet-gepubliceerde versie van het RIVM-rapport is terechtgekomen bij de media. Tegelijkertijd
geeft de Staatssecretaris aan de zorgen van de omwonenden van diepe plassen te begrijpen
en deze serieus te nemen. In een mediabericht komt naar voren dat er bij de situatie
rondom de gemeente West Maas en Waal werd aangegeven dat het ministerie de bewoners
op de hoogte zou houden.2 Echter is dit niet gebeurd rondom de publicatie van het RIVM-rapport. Kan de Staatssecretaris
toelichten wat er is misgegaan in de communicatie, en kan zij de omwonenden verzekeren
dat er in de toekomst beter wordt gehandeld?
Antwoord
Vergelijkbare vragen zijn op 8 mei 2023 ook schriftelijk gesteld door het lid Van
Esch (PvdD) in Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2631. Op 21 april 2023 is het rapport door RIVM en Deltares in concept aangeleverd aan
IenW. Deze concept versie is bij verschillende media terecht gekomen. Op het moment
dat gemeente West Maas en Waal het rapport van Zembla kreeg was het nog niet gepubliceerd.
Het is niet de gewoonte om niet gepubliceerde rapporten te delen voordat de Kamer
hierover is geïnformeerd. In dit dossier wordt er nauw opgetrokken met de wethouder
en ambtenaren van de gemeente West Maas en Waal. Op ambtelijk niveau wordt regelmatig
gesproken en er is ook afgesproken dat te blijven doen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris op basis van de literatuur
een drietal stappen wil ondernemen om de lange termijnrisico’s van mogelijke vorming
van acrylamide vanuit flocculanten te verwijderen. Hierin komen niet alle aanbevelingen
naar voren uit het RIVM-rapport. Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom er geen
onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen van het gebruik van poly-acrylamide in diepe
plassen voor de verspreiding en verontreiniging in het aquatisch milieu?
Antwoord
Indien de resultaten van de monitoring daar aanleiding toe geven zal ik het RIVM vragen
om op Europees niveau te verkennen of er gezamenlijk fundamenteel internationaal onderzoek
kan komen naar het vrijkomen van initieel residu acrylamide in poly-acrylamide.
Inbreng Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het RIVM en Deltares concluderen
dat er nog onvoldoende bekend is over de vorming en het vrijkomen van de kankerverwekkende
stof acrylamide in diepe plassen waarin granuliet is gestort. Hierdoor is niet duidelijk
of er risico’s zijn voor planten en dieren die in deze plassen leven, of voor de mensen
die in contact komen met het water uit deze plassen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
deze conclusie onderschrijft. Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent de Staatssecretaris
dan ook dat zij niet kan weten of de stort van granuliet wel of niet veilig is, aangezien
de risico’s voor mens, dieren en planten niet duidelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In reactie op de conclusies en aanbevelingen van RIVM en Deltares en in nauwe samenwerking
en afstemming met de verschillende betrokken partijen ben ik voornemens om in de praktijk
langjarig te monitoren of er in diepe plassen acrylamide te vinden is. Hierover zijn
zorgen in de samenleving. Een langjarige monitoring is passend om zowel de kennisleemtes
te verkleinen als de zorgen in de samenleving weg te nemen. De literatuurverkenning
geeft geen nieuwe inzichten om anders naar de risico’s voor mens, dieren en planten
te kijken.
Waarom constateerde de Staatssecretaris tijdens het Commissiedebat Leefomgeving op
17 mei 2023 dat «het zeer onwaarschijnlijk is dat het toepassen van granuliet nadelige
gevolgen heeft voor mens en milieu»? Klopt het dat zij dit constateert op basis van
het onderzoek van Arcadis, waarbij door verschillende deskundigen vraagtekens zijn
gezet?3
Antwoord
Zie hiervoor ook Kamerstuk 30 015 nr. 114 van 16 mei 2023. Het rapport van RIVM en Deltares geeft geen nieuwe inzichten om
anders naar risico’s voor mens en natuur te kijken dan vóór deze studie het geval
was.
Hoe kan de Staatssecretaris bij deze constatering blijven, nu uit het onderzoek van
het RIVM en Deltares (waarin ook het onderzoek door Arcadis is meegenomen) juist blijkt
dat er onvoldoende duidelijk is over de risico’s die de stort van granuliet opleveren
voor mens en milieu? Hoe kan de Staatssecretaris stellen dat, omdat tot nu nog geen
acrylamide in diepe plassen is aangetroffen, het risico op het ontstaan van acrylamide
klein is? Kan de Staatssecretaris dan uitsluiten dat acrylamide in de toekomst zal
ontstaan in diepe plassen waarin granuliet is gestort? Zo ja, hoe rijmt zij dit dan
met het onderzoek van het RIVM en Deltares waarin staat dat het onbekend is in welke
mate de afbraak van poly-acrylamide en de mogelijke vorming van acrylamide plaatsvinden
in condities die heersen in diepe plassen?
Antwoord
Het RIVM heeft tijdens de literatuurverkenning geen aanvullende wetenschappelijke
informatie gevonden die eerdere bevindingen ter discussie stelt. Het onderzoek heeft
op de geconstateerde kennisleemte geen uitsluitsel kunnen geven; het rapport geeft
echter ook geen nieuwe inzichten om anders naar risico’s voor mens en natuur te kijken
dan vóór deze studie het geval was. Er is derhalve ten aanzien van het diepe plassen
beleid thans geen reden om beleidsmatig anders te handelen dan tot op heden is gedaan.
Om de onzekerheid t.a.v. de lange termijn risico’s van mogelijke vorming van acrylamide
vanuit flocculanten weg te nemen ben ik voornemens langjarig in de praktijk te monitoren
of er alsnog acrylamide in plassen te vinden is.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de Staatssecretaris
tijdens het Commissiedebat Leefomgeving ook stelde dat het onderzoek van het RIVM
en Deltares geen nieuwe inzichten geeft om anders naar de risico’s voor mens en natuur
te kijken, terwijl uit het onderzoek van het RIVM en Deltares blijkt dat we op dit
moment gewoon niet weten wat de risico’s zijn; dat is het nieuwe inzicht dat dit onderzoek
ons geeft. Erkent de Staatssecretaris dit nieuwe inzicht?
Antwoord
Nee, het is een bekend inzicht dat in poly-acrylamide een klein percentage vrij residu
acrylamide aanwezig kan zijn. Dat inzicht is als zodanig ook eerder – op 31 maart
2020 – met uw Kamer gedeeld, via Kamerstuk Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr.
2280.
Waarom legt de Staatssecretaris, die verantwoordelijk is voor een veilige en schone
leefomgeving, er de nadruk op dat niet kan worden bewezen dat de stort van granuliet
ónveilig is?
Antwoord
Er zijn geen risico’s voor een veilige en schone leefomgeving bekend die voortkomen
uit de toepassing van granuliet wanneer dit binnen de wettelijke kaders plaatsvindt.
Het literatuuronderzoek richt zich op het gebruik van poly-acrylamide als flocculant
bij het verondiepen van diepe plassen.
Op basis van het voorzorgsprincipe zou de nadruk juist moeten worden gelegd op het
feit dat niet met zekerheid kan worden gezegd dat de stort van granuliet wél veilig
is voor mensen, dieren en planten. Als de Staatssecretaris daadwerkelijk het voorzorgprincipe
toepast, dan zou zij op basis van dit onderzoek toch moeten concluderen dat in ieder
geval totdat wél met zekerheid kan worden gezegd dat de stort van granuliet in diepe
plassen veilig is, de stort van granuliet moet worden opgeschort?
Antwoord
Het voorzorgsprincipe is van toepassing indien er redelijkerwijs een onaanvaardbaar
risico voor mens of milieu verwacht mag worden. Dat is niet aan de orde. Het RIVM
heeft tijdens de literatuurverkenning geen aanvullende wetenschappelijke informatie
gevonden, die eerdere bevindingen ter discussie stelt.
Dit nog los van het feit dat we de ecosystemen in plassen überhaupt zo min mogelijk
moeten verstoren en de stort van granuliet daarom al onwenselijk is. Waarom wil de
Staatssecretaris wachten tot het moment dat wordt aangetoond dat acrylamide wel voorkomt
in diepe plassen, als het dus al te laat is?
Antwoord
Er is geen sprake van wachten. Het Diepe Plassen Actieprogramma, waarover u in juli
2022 bent geïnformeerd, kijkt breed naar ontwikkelingen rondom diepe plassen. Daarbovenop
gaat er langjarig in de praktijk gemonitord worden om uit te sluiten dat er acrylamide
in diepe plassen te vinden is. En we bekijken de mogelijkheden om alternatieven voor
poly-acrylamide te gaan gebruiken.
Hoe reflecteert de Staatssecretaris in dit dossier op de aanbeveling van de Onderzoeksraad
voor Veiligheid (OVV) in het recente rapport «Industrie en Omwonenden» om het voorzorgsprincipe
zwaarder te laten wegen?4 Is zij van mening dat ze hieraan opvolging geeft door de stort van granuliet geen
strobreed in de weg te leggen? De Staatssecretaris geeft namelijk wel aan het belangrijk
te vinden dat de toepassing van stoffen, zoals poly-acrylamiden, die niet van nature
voorkomen zoveel mogelijk wordt beperkt in diepe plassen, maar overweegt niet om de
stort van granuliet te beperken.
Antwoord
Granuliet kan binnen geldende wet- en regelgeving toegepast worden. Er zijn geen risico’s
bekend bij het gebruik daarvan.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris
over de literatuurverkenning van het RIVM en Deltares dat zij suggereert dat poly-acrylamide
bij de productie van granuliet uitsluitend wordt toegepast om te ontwateren. Is de
Staatssecretaris ervan op de hoogte dat poly-acrylamide niet alleen aan granuliet
wordt toegevoegd om het te ontwateren, maar ook om de deeltjes waaruit granuliet bestaan
aan elkaar te binden? Zo ja, waarom beperkt de Staatssecretaris zich in haar brief
enkel tot ontwatering? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het toevoegen van
poly-acrylamide aan granuliet resulteert in een andere structuur van het granuliet,
net zoals bij baggerspecie?5
Antwoord
Ja, het is bekend dat polyacrylamide als flocculant wordt gebruikt. Het is niet de
bedoeling geweest een beeld te schetsen dat polyacrylamide alleen gebruik wordt om
te ontwateren., De structuur van granuliet verandert niet door de toevoeging van poly-acrylamide.
Het gebruik van flocculant zorgt ervoor dat losse deeltjes granuliet zich aan elkaar
hechten. De structuur van het granuliet zelf wordt niet gewijzigd.
En is de Staatssecretaris ervan op de hoogte dat er niets groeit op granuliet? Zo
ja, is de Staatssecretaris het er dan ook mee eens dat granuliet een bouwstof is en
geen grond?
Antwoord
Flora en fauna kan zich op granuliet ontwikkelen. In de praktijk wordt granuliet daarbij
afgedekt met een leeflaag waar flora en fauna zich sneller op ontwikkelt. Granuliet
heeft geen effect op een dergelijke leeflaag. Granuliet is een vast materiaal is met
een korrelgrootte van 63 µm en kleiner, afkomstig uit een breekproces van graniet
en zandsteen/kwartsiet die meer dan 10% silicium bevatten, en in mindere mate ook
calcium en aluminium. Verder bestaat granuliet uit organische stof in een verhouding
en met een structuur zoals die van nature in de bodem wordt aangetroffen.
Daardoor is het aangemerkt als grond in de zin van het Besluit Bodemkwaliteit. Dit
is ook bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de Staatssecretaris daarnaast
ook aangeeft dat, als vervolg op eerder onderzoek met betrekking tot zuiveringsslib,
een verkenning wordt gedaan naar groenere (biobased) alternatieven voor poly-acrylamiden
voor het ontwateren van verschillende soorten grond en bagger. En dat, als deze beschikbaar
zijn, zal worden bekeken hoe het gebruik hiervan kan worden gestimuleerd. Klopt het
dat zuiveringsslib met daarin poly-acrylamide in Nederland wordt beschouwd als afval
en daarom niet wordt hergebruikt?
Antwoord
Zuiveringsslib, met of zonder polyacrylamide, wordt beschouwd als afval. Mogelijkheden
om zuiveringsslib te hergebruiken worden onderzocht.
Zo ja, is de Staatssecretaris het er dan mee eens dat er een wezenlijk verschil is
tussen zuiveringsslib dat poly-acrylamide bevat en granuliet, gezien granuliet (dat
poly-acrylamide bevat) wordt «hergebruikt» door het te storten in diepe plassen?
Antwoord
Granuliet is dan zuiveringsslib, aangemerkt als grond in de zin van het Besluit Bodemkwaliteit.
Hergebruik is mogelijk met grond, niet met zuiveringsslib. Dat staat los van de aanwezigheid
van polyacrylamide.
Is de Staatssecretaris het er dan ook mee eens dat alternatieven voor poly-acrylamide
voor zuiveringsslib niet per definitie bruikbaar zijn voor granuliet?
Antwoord
Ja, daar ben ik het mee eens. Polyacrylamide is een flocculant. Daar bestaan verschillende
types van. Bij de keuze van een type flocculant zal ook gekeken moeten worden naar
het materiaal waarvoor de flocculant gebruikt wordt.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in het onderzoek van het
RIVM en Deltares onder andere wordt aanbevolen om voorzorgsmaatregelen te nemen door
de kwaliteit van het oppervlaktewater te meten. Deze leden hebben in hun schriftelijke
vragen over het voorliggende onderzoek6 gevraagd of de Staatssecretaris de kwaliteit van het ecosysteem in Over de Maas nauwlettend
gaat meten. De Staatssecretaris heeft aangegeven te gaan monitoren of acrylamide in
diepe plassen te vinden is, maar dit is geen antwoord op de gestelde vraag, gezien
ecologische monitoring geen onderdeel is van de monitoring die de Staatssecretaris
voorstelt. Gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat in de monitoring van diepe plassen,
zowel in Over de Maas als in andere plassen waar granuliet is gestort, ook gekeken
wordt naar de kwaliteit van het ecosysteem; naar de uitwerking die de stort van granuliet
heeft op de dieren en planten die in de plas leven?
Antwoord
Er wordt gekeken naar de kwaliteit van de ecologie in diepe plassen in het Diepe Plassen
Actie Programma waarover u op 6 juli 2022 in Kamerstuk 2022D29560 geïnformeerd bent. Dat zal gaan over plassen die verondiept zijn met granuliet of
ander materiaal, maar ook over plassen die dat niet zijn. De monitoring naar aanleiding
van het RIVM/ Deltares rapport over poly-acrylamide wordt uitgevoerd om een beter
beeld te krijgen van het gedrag van acrylamide en poly-acrylamiden onder de specifieke
condities in diepe plassen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de Staatssecretaris in
antwoord op de eerdere schriftelijke vragen van deze leden ook heeft aangegeven dat
de dikte van de leeflaag die in Over de Maas is aangebracht over het gestorte granuliet
varieert van 0,5 meter tot 3 meter dik.7 Echter, deze leeflaag zou minimaal 3 meter dik moeten zijn.8 Dat het van belang is dat de leeflaag 3 meter dik is in plaats van een halve meter,
stelt ook de Raad van State.9 Waarom is in Over de Maas niet overal een leeflaag van 3 meter dik aangebracht, zoals
de bedoeling was?
Antwoord
De dikte van de leeflaag in Over de Maas varieert van een halve meter tot 3 meter
dik en voldoet overal aan de minimale dikte van een halve meter, zoals vastgelegd
in Besluit bodemkwaliteit. Het granuliet voldoet overigens aan de milieu hygiënische
kwaliteit achtergrondwaarde – schoonste klasse voor grond – en kan daarmee op grond
van het Besluit bodemkwaliteit ook als afdeklaag worden gebruikt. De gemeente West
Maas en Waal is privaatrechtelijk overeengekomen op welke locaties in de plas zij
de leeflaag 3 meter dik wil hebben. De kwaliteit van de uitvoering is door de gemeente
geverifieerd.
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie waarom de Staatssecretaris
nog steeds geen inhoudelijke reactie heeft gegeven op de notitie «Granuliet na Stab
en Arcadis», zoals de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft verzocht.10 Kan de Staatssecretaris alsnog een reactie aan de Kamer sturen?
Antwoord
De notitie «Granuliet na Stab en Arcadis» was een processtuk bij de procedure en de
uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 oktober
2021 (Uitspraak 202004635/1/R1). De Afdeling heeft het processtuk meegewogen in haar
uitspraak en is tot het oordeel gekomen dat granuliet grond is, dat de kans op aanwezigheid
van schadelijke hoeveelheden acrylamide uiterst klein is en dat acrylamide in de praktijk
niet is aangetoond. Deze uitspraak respecteer ik uiteraard. In de brief van 16 november
2021 (Kamerstuk 30 015, nr. 103) is gereageerd op de uitspraak en daarmee impliciet ook op de inhoud van de notitie.
Ik acht het niet nodig om los van de uitspraak op de notitie in te gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier