Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Amhaouch over het bericht ‘Minister Adriaansens schrikt van krimppercentage en het bericht Duitse recessie wakkert zorgen aan om Europese economie
Vragen van het lid Amhaouch (CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Minister Adriaansens schrikt van krimppercentage» en het bericht «Duitse recessie wakkert zorgen aan om Europese economie» (ingezonden 2 juni 2023).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 9 oktober
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Minister Adriaansens schrikt van krimppercentage»1 en «Duitse recessie wakkert zorgen aan om Europese economie»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een uitgebreide reactie geven op de krimp van de Nederlandse economie, de verschillende
oorzaken daarvan en de gevolgen voor de concurrentiepositie van Nederland?
Antwoord 2
Op het moment verkeert Nederland in een milde recessie, doordat de economie de afgelopen
twee kwartalen met respectievelijk 0,4% en 0,3% is gekrompen. Ondanks de twee kwartalen
van economische krimp verwacht het CPB nog steeds economische groei op jaarbasis van
0,7%. In 2024 verwacht het CPB dat de groei toeneemt naar 1,4%. De economische krimp
lijkt dus van tijdelijke aard te zijn. Sinds 2020 presteerde de Nederlandse economie
echter boven verwachting goed en ook fors beter dan omringende landen.3 De economie heeft daarmee een aanzienlijk herstelvermogen getoond.
Er zijn meerdere redenen voor het sterke herstelvermogen. Ten eerste heeft Nederland
in 2021 en 2022 sterk geprofiteerd van een aantrekkende wereldmarkt waardoor de uitvoer
toenam. Zo is de groei van uitvoer in de «machine-industrie» sector recentelijk sterk
gestegen. Denk hierbij aan het wereldwijde chiptekort waardoor de vraag naar Nederlandse
chipmachines toenam. Ten tweede is de wederuitvoer gedurende de crisisjaren ook sterk
door blijven stijgen. Dit zijn goederen die na een kleine bewerking in bijvoorbeeld
de Rotterdamse haven uitgevoerd worden naar het buitenland. Deze twee componenten
vertaalden zich in een sterk herstel na de coronacrisis. Dit lijkt nu echter tot een
einde te komen doordat de groei van de wereldeconomie terugvalt.
Ook is de inflatie de afgelopen jaren erg hoog geweest, door de oververhitting van
de economie en door de invloed van de energieprijsschok. Hogere prijzen leiden onder
normale omstandigheden tot afnemende consumptieve bestedingen, en hebben daarmee een
drukkend effect op de groei. Hogere lonen en overheidssteun hebben dit effect echter
beperkt. Dit zien we terug in de consumptiecijfers van huishoudens: in de periode
2022–2024 is er sprake van 3,1% groei. Ook de stijging van de overheidsconsumptie
(2,3%) jaagt de economie op korte termijn aan. Mede hierom verwacht het CPB in 2023
nog wel economische groei.
Daarbij drukt ook de hogere rente de economische groei. Een indicatie hiervoor zijn
de teruglopende investeringscijfers: in de periode 2022–2024 is er beperkte groei
van investeringen van 1,2%. Naar verwachting zullen afnemende investeringen een negatieve
invloed hebben op de concurrentiepositie en op de langetermijngroei. Daarnaast kunnen
hogere prijzen en lonen de concurrentiepositie ten opzichte van andere economieën
onder druk zetten. Tot slot heeft Nederland, net als veel andere ontwikkelde economieën
al jaren last van teruglopende productiviteitscijfers, hetgeen de concurrentiepositie
ook kan drukken.
Desalniettemin blijf ik positief gestemd over de toekomst. De fundamenten onder onze
economie zijn nog steeds goed. Er is historisch lage werkloosheid en er zijn nog altijd
meer banen beschikbaar dan werkzoekenden. Wel is het voor het groeipotentieel van
de Nederlandse economie – gezien de langetermijnuitdagingen zoals vergrijzing en achterblijvende
arbeidsproductiviteitsgroei – van belang dat de investeringen verder toenemen.
Vraag 3
In hoeverre verwacht u dat de krimp van de Nederlandse en Duitse economie tijdelijk
zijn en waarom?
Antwoord 3
De Nederlandse en Duitse economie verkeren op dit moment beide in een milde recessie.
Toch zijn de onderliggende fundamenten en de ernst van de recessie verschillend. Zo
lijkt Nederland met name last te hebben van tijdelijke factoren zoals een hogere rente
en terugvallende buitenlandse vraag.
De Duitse economie heeft daarentegen meer last van structurele factoren. Dit heeft
meerdere oorzaken zoals hogere energieprijzen, sterke afhankelijkheid van een minder
presterende Chinese economie en een auto-industrie die ondermaats presteert. Door
het grotere aandeel van de energie-intensieve industrie ten opzichte van Nederland,
is de Duitse economie daarmee gevoeliger voor stijgende energieprijzen.
Duitsland en Nederland hebben ook een aantal overlappende structurele uitdagingen
op de lange termijn. Zo zal vergrijzing het arbeidsaanbod verminderen, en daarmee
de structurele economische groei. Daarnaast hebben beide landen de laatste decennia
te maken met een achterblijvende productiviteitsgroei en staat de industrie voor een
verduurzamingsopgave.
Nederland verkeert momenteel in een milde recessie met iets negatievere groeicijfers
dan Duitsland. Het CPB raamt op jaarlijkse basis echter nog steeds groei van 0,7%4, hetgeen wijst op herstel in de tweede helft van het jaar. Ook voor de volgende jaren
wordt economische groei geraamd. De economische krimp is hiermee dus vooral tijdelijk
van aard en volgt op sterke groei van de economie in de afgelopen twee jaar (zie ook
antwoord op vraag 2). Het zijn al met al dus vooral tijdelijke factoren die de Nederlandse
economie raken, terwijl Duitsland met meer structurele factoren te maken heeft.
Vraag 4
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met de uitspraak «Als je kijkt naar omliggende
landen, zie je dat de cijfers heel erg anders zijn»? Om welke cijfers en om welke
landen gaat het?
Antwoord 4
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 doet Nederland het de afgelopen periode
goed vergeleken met andere landen. De Nederlandse economie is sinds begin 2020 met
6,2% gegroeid. De Duitse economie groeide in dezelfde tijd met 0,2% en de Franse economie
met 1,3%. Het herstelvermogen van de Nederlandse economie blijkt dus een stuk sterker
te zijn geweest vergeleken met landen,s zoals Duitsland en Frankrijk.
Vraag 5
Kunt u toelichten hoe de situatie in Nederland anders is dan in omliggende landen
en waarom dit lagere groeicijfers en zelfs krimp tot gevolg heeft?
Antwoor 5
Op het moment verkeert Nederland in een milde recessie, doordat de economie de afgelopen
kwartalen met respectievelijk 0,4% en 0,3% is gekrompen. Daarvoor presteerde de Nederlandse
economie echter boven verwachting goed en ook fors beter dan omringende landen. Met
name door dit zeer krachtige herstel onderscheidt de Nederlandse economie zich sinds
de coronacrisis van de omringende economieën.
De keerzijde van deze sterke economische periode is dat de Nederlandse economie al
lange tijd oververhit is. Dat is geen houdbare situatie, dus een lichte afkoeling
van de economie is niet onwelkom om de balans in de economie te herstellen. Oververhitting
heeft immers als keerzijde dat het prijsdruk genereert, waardoor de inflatie toeneemt.
Het is de afgelopen maanden ook gebleken dat de Nederlandse inflatie hoger was dan
in de ons omringende landen. Deze hogere inflatie heeft recentelijk zijn weerslag
op de economie gehad, via een minder sterke uitvoer en afgenomen consumptie.
De ons omringende landen hebben in mindere mate last ervaren van oververhitting van
de economie, die de Nederlandse economie recentelijk typeerde. De groei in deze landen
was sinds de coronacrisis lang niet zo hoog als in Nederland, maar nu is ook de krimp
iets minder groot. Desalniettemin is de uitgangssituatie voor de Nederlandse economie
goed door de sterke fundamenten van de Nederlandse economie zoals de historisch lage
werkloosheid, goede infrastructuur en een innovatief bedrijfsleven.
Vraag 6
Hoe wilt u alerter worden om kansen in de handel beter te benutten? Wat is daarvoor
nodig?
Antwoord 6
Voor Nederland als open economie is handel een belangrijke manier waarop wij onze
welvaart verdienen. Grofweg een derde van ons bbp wordt verdiend met handel. Nederland
is dan ook gebaat bij handelskansen en sterke handelsrelaties met andere landen. Het
kabinet zet zich op verschillende manieren in om handelskansen beter te benutten.
Allereerst zet het kabinet zich in voor een sterke interne markt in de Europese Unie,
het vergemakkelijken van toegang tot markten, het wegnemen van handelsbarrières en
het stimuleren van internationaal ondernemen om de handelskansen voor het Nederlandse
bedrijfsleven binnen en buiten de EU te vergroten. Daarom heb ik ook recent laten
weten een onderzoek te starten naar de reikwijdte van territoriale leveringsbeperkingen
in Nederland en welke aanverwante belemmeringen het verhandelen van Europese (niet-Nederlandse)
producten in Nederland verhinderen.5
Voorts zet het kabinet op verschillende manieren in op het Nederlandse verdienvermogen,
bijvoorbeeld via investeringen uit het Nationaal Groeifonds en beleid zoals het Techniekpact
en het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. Daarnaast zet het kabinet zich
in voor het creëren van exportkansen via investeringen in sleuteltechnologieën en
internationaal via ons ambassadenetwerk dat Nederlandse bedrijven (in het bijzonder
het mkb) ondersteunt bij het pakken van kansen over de grens. Ook het handelsbevorderende
en financieringsinstrumentarium dat wordt uitgevoerd door Atradius DSB, Invest International
en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) draagt hier dagelijks aan bij.
Vraag 7
In hoeverre zijn de krimpcijfers van de Duitse economie reden tot zorg voor Nederland,
gezien de grote verwevenheid van de Duitse en Nederlandse economie?
Antwoord 7
Vanouds is Duitsland de belangrijkste handelspartner van Nederland: zowel aan de invoer-
(17%) als de uitvoerzijde (23%) zijn de beide economieën sterk met elkaar verweven.
Deze verwevenheid neemt echter de laatste decennia af, waardoor de Nederlandse conjunctuur
ook minder afhankelijk is geworden van de Duitse situatie. De Nederlandse uitvoer
is de afgelopen jaren gediversifieerd. De uitvoer gaat tegenwoordig naar meer verschillende
Aziatische landen, en ook binnen de grenzen van de EU is de Nederlandse uitvoer inmiddels
meer gespreid.
Bovengenoemde redenen beperken de gevolgen van de economische vertraging in Duitsland
voor de Nederlandse economie. Echter blijft Duitsland onze belangrijkste handelspartner.
Een langdurig stagnerende Duitse economie zal dus op termijn wel een negatieve invloed
hebben.
Vraag 8
In welke sectoren in Nederland zijn de vooruitzichten voor komend jaar en op de middellange
termijn het slechtst en in welke sectoren het best?
Antwoord 8
Bedrijfseconomische ontwikkelingen zijn afhankelijk van veel verschillende factoren.
Daarom is het lastig om accurate voorspellingen te doen over de toekomst van bedrijfstakken.
Het bedrijfsleven heeft te maken met verschillende uitdagingen, waaronder hoge energieprijzen
en een stijgende rente. Nationaal spelen er uitdagingen op het gebied van schaarse
ruimte en milieuwetgeving. Desalniettemin heb ik veel vertrouwen in het aanpassingsvermogen
en de creativiteit van ons bedrijfsleven.
Wel is duidelijk dat bovengenoemde uitdagingen sommige sectoren harder raken dan andere.
De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)6 laten zien dat de chemie, rubber- en kunststofproducten en metaalindustrie al langere
tijd te maken hebben met dalende dagproductiecijfers. Recent is ook de dagproductie
van de elektronische apparaten en machine-industrie afgenomen. Energie-intensieve
sectoren die bloot staan aan internationale concurrentie hebben uiteraard meer last
van de gestegen energieprijzen. Dit geldt met name voor de zware industrie, vooral
waar deze draait op aardgas en/of elektriciteit, zoals de chemie en basismetalenindustrie.
Ook de sectoren die sterk verbonden zijn met Duitsland zijn gevoelig. Dit geldt voor
veel sectoren, waaronder de chemie, metaal- en auto-industrie en logistieke sector.
Dalende productiecijfers in het verleden geven echter geen voorspelling voor de toekomst,
gezien de uiteenlopende factoren die de prestaties van de sectoren beïnvloeden.
Vraag 9
In hoeverre zijn de sectoren waar de economische verwachtingen het minst gunstig zijn
cruciaal voor het oplossen van belangrijke maatschappelijke opgaven? Is er reden tot
zorg voor de doelstellingen op bijvoorbeeld het gebied van woningbouw, digitalisering
en het klimaat?
Antwoord 9
De gevolgen van de economische omstandigheden voor maatschappelijke opgaven verschillen
per geval. De energieprijsschok en hogere rente hebben geleid tot hogere bouwprijzen,
en kunnen daarmee invloed hebben op toekomstige woningbouwplannen. Het kabinet blijft
hierover in nauw contact met de sector. Digitalisering en de klimaatopgaven kunnen
nog steeds gerealiseerd worden. Wel is er een indirecte zorg dat in een zwakkere economische
basis het moeilijker wordt om de middelen beschikbaar te maken om de benodigde investeringen
te doen. Dit geldt voor zowel bedrijven als overheid. Tegelijkertijd stimuleren maatschappelijke
opgaven ook innovatie in het bedrijfsleven. Zo heeft een deel van het bedrijfsleven
zich aan weten te passen aan de gestegen energieprijzen door energie te besparen.
Vraag 10
Wat is uw verwachting ten aanzien van de ontwikkeling van de werkgelegenheid in Nederland
voor het komende jaar en hoe vertaalt zich dit naar de verschillende sectoren?
Antwoord 10
De werkgelegenheid blijft groeien, maar deze groei neemt wel af. Dit komt mede door
het stijgende aantal faillissementen vergeleken met de coronatijd in 2020/2021. Deze
stijging is echter wel ten opzichte van het extreem lage aantal faillissementen tijdens
de coronatijd: 1818 in 2021. In de jaren voor de coronacrisis lag het aantal tussen
de 3000 en 5000. De afgelopen twaalf maanden lag het aantal faillissementen iets onder
de 3000. Vergeleken met de jaren voor de coronacrisis is dit macro-economisch gezien
dus nog geen zorgwekkend cijfer. Wel kunnen faillissementen pijnlijk zijn en grote
impact hebben op betrokkenen.
Desalniettemin is het voor een gezonde economische dynamiek wel van belang dat bedrijven
die niet rendabel zijn, uiteindelijk stoppen. Alleen dan ontstaat er ruimte voor een
gelijk speelveld voor gezonde bedrijven, nieuwe economische activiteiten en kan arbeid
en kapitaal naar bedrijven en sectoren vloeien waar zij het meest meerwaarde leveren.
Daarbij blijft de werkloosheid in 2024 relatief laag (4,0%) en blijft de arbeidsmarkt
krap. Er zijn geen concrete onderzoeken beschikbaar over hoe zich dit vertaalt per
sector. Wel zal naar verwachting de werkgelegenheid in de zorgsector de komende jaren
harder groeien dan het arbeidsaanbod.7 Dit betekent dat de beschikbare arbeid voor andere sectoren af zal nemen.
Vraag 11
Deelt u de mening dat deze cijfers aanleiding geven om te blijven investeren in innovatie,
zowel gericht op het midden- en kleinbedrijf (mkb) als op grote bedrijven en, zo ja,
welke stappen neemt u hiertoe?
Antwoord 11
Het kabinet onderschrijft dat deze cijfers onderstrepen dat het van belang is om te
investeren in innovatie, zowel gericht op het midden- en kleinbedrijf als op grote
bedrijven. Dit is namelijk van groot belang om onze brede welvaart te behouden en
te vergroten en om onze publieke voorzieningen ook in de toekomst te kunnen blijven
betalen.8 Daarbij is innovatie van groot belang voor de maatschappelijke uitdagingen die op
onze samenleving afkomen. Met het Nationaal Groeifonds investeert het kabinet de afgelopen
en komende jaren fors in het duurzaam verdienvermogen van de Nederlandse economie.
Daarnaast bestaat er generiek instrumentarium om investeringen in innovatie en duurzaamheid
aan te jagen, zoals de Innovatiebox, de Energie-investeringsaftrek en de WBSO.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.