Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 16 en 17 oktober 2023, vervroegde aflossing GLF en jaarrapportage HVF (Kamerstuk 21501-07-1976)
2023D41214 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 9 oktober 2023 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de vergadering
van de Eurogroep de Ecofinraad d.d. 16 en 17 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1976) en enige andere stukken.
De griffier van de commissie,
Weeber
De voorzitter van de commissie,
Tielen
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ter voorbereiding op de vergadering van de Eurogroep en Ecofinraad op 16 en 17 oktober
2023. Zij hebben daarbij nog de volgende vragen.
Herziening Europees begrotingsraamwerk
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Nederlandse inzet in de totstandkoming
van de herziening van het Europees begrotingsraamwerk. Zij merken op dat het voorstel
van het Spaanse voorzitterschap op veel belangrijke punten tegemoet is gekomen aan
de terechte zorgen uit de Nederlandse inzet, zoals een betere wettelijke verankering
van de onderliggende elementen van de vaststelling van het uitgavenpad en de schuldhoudbaarheidsanalyse,
en de instelling van een samengestelde werkgroep voor de methodologie en onderliggende
aannames voor de schuldhoudbaarheidsanalyse. Kan de Minister uiteenzetten in hoeverre
deze wijzigingen ten opzichte van het Commissievoorstel hebben geleid tot een groter
draagvlak en op welke punten nog overeenstemming gevonden moet worden om te komen
tot een gedragen voorstel?
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat Nederland een pro-actieve houding
heeft aangenomen om een bijdrage te leveren in de gedachtevorming over effectieve
waarborgen voor voldoende schuldafbouw. Kan de Minister nader ingaan op de voorstellen
die door Nederland precies zijn gedaan en in hoeverre deze op voldoende draagvlak
kunnen rekenen?
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat Nederland geprobeerd heeft tegemoet
te komen aan de wens van veel lidstaten om ruimte te bieden in het uitgavenpad voor
incidentele investeringen die samenhangen met de implementatiecyclus van EU-programma’s.
De suggestie van Nederland om tijdelijke afwijkingen van het uitgavenpad bij uitzondering
toe te staan voor lidstaten die een begrotingsevenwicht hebben en een laag tot middelhoog
schuldhoudbaarheidsrisico vinden voornoemde leden een mooie stap in de goede richting.
Kan de Minister een inschatting maken in hoeverre hiermee voldoende draagvlak gecreëerd
kan worden of dat verdere stappen wellicht nodig zijn om te komen tot voldoende ruimte
voor noodzakelijke investeringen in het herziene Europese begrotingsraamwerk?
De leden van de D66-fractie kunnen de wens van veel lidstaten goed begrijpen om het
aandeel noodzakelijke defensie-uitgaven mee te wegen bij het al dan niet openen van
een buitensporigtekortprocedure, als alternatief voor een generieke uitzondering.
Kan de Minister een inschatting maken in hoeverre een dergelijke weging kansrijk is
om op voldoende draagvlak te kunnen rekenen? Is de Minister daarnaast bereid om ervoor
te pleiten enkele andere doelen aan te wijzen als relevante factoren om mee te wegen
in het openen van een buitensporigtekortprocedure, zoals noodzakelijke investeringen
in de aanpak van de klimaatcrisis of het versterken van het Europese verdienvermogen,
aangezien dit tevens grote grensoverschrijdende opgaven zijn? Kan de Minister daarbij
ingaan of zij het eens is met de constatering van de New Economics Foundation dat
slechts vier EU-lidstaten (en twee eurozone-lidstaten) voldoende begrotingsruimte
hebben voor de noodzakelijke klimaatinvesteringen om de doelen van Parijs te halen?
Trans-Atlantische economische dialoog
De leden van de D66-fractie merken op dat tijdens de vergadering van de Eurogroep
een trans-Atlantische dialoog plaatsvindt met de Amerikaanse Minister van Financiën
Yellen. Zij wijzen op het belang van een goede concurrentiepositie van de Europese
Unie, met name op het gebied van groene technologie zoals voornoemde leden ook genoemd
zien staan in de geannoteerde agenda. Deze leden zouden echter graag horen op welke
manier de Europese Unie aan de ene kant het eigen instrumentarium denkt te kunnen
versterken om de concurrentiepositie verder aan te jagen. Is de Minister het met voornoemde
leden eens dat het daarvoor van groot belang is dat alle landen tenminste voldoen
aan de Lissabondoelstelling dat 3 procent van het bbp uitgegeven wordt aan onderzoek
en ontwikkeling? Vindt de Minister de Lissabondoelstelling nog relevant voor Nederland
en de Europese Unie? Kan de Minister tevens een overzicht verschaffen in hoeverre
Nederland en andere landen voldoen aan deze doelstelling, en of er volgens de Minister
nadere actie noodzakelijk is. Is de Minister bereid te pleiten om hetzij op Europees
niveau beter te rapporteren over de voortgang ten aanzien van deze Lissabondoelstelling,
hetzij te werken aan een vernieuwde doelstelling om onderzoek en ontwikkeling in de
Europese Unie aan te jagen?
De leden van de D66-fractie wijzen er aan de andere kant op dat de Amerikaanse overheid
met de Inflation Reduction Act (IRA) een stevige impuls geeft aan de vergroening van
de Amerikaanse economie en daarbij Europese bedrijven op een achterstand zet. Is de
Minister bereid om – naast de noodzakelijke inzet van Europese instrumenten om de
eigen bedrijven concurrerender te maken – in het gesprek met de Amerikaanse ambtsgenoot
te pleiten voor betere toegang van Europese bedrijven tot de Amerikaanse markt die
nu een direct concurrentienadeel ondervinden van de IRA? Kan de Minister erop reflecteren
dat deze IRA met begrotingstekorten en schuldniveaus gefinancierd wordt die de Europese
begrotingsregels ver te boven gaan, maar tot nu toe nog lang niet leiden tot onhoudbare
overheidsfinanciën of onrust op de financiële markten (tenzij het wellicht gaat over
een dreigende government shutdown)? Wat zou deze constatering kunnen betekenen voor
de hervorming van de Europese begrotingsregels?
Toekomst van Europese financiële- en kapitaalmarkten
De leden van de D66-fractie wijzen op het grote belang van verdere integratie en harmonisatie
van de Europese kapitaalmarkt, zodat Europese bedrijven beter opgebouwd kunnen worden
op basis van Europees kapitaal en minder afhankelijk zijn van geldschieters daarbuiten.
De voornoemde leden zijn daarom erg benieuwd naar de inbreng van verschillende innovatieve,
jonge bedrijven over hun uitdagingen bij het verkrijgen van financiering. Kan de Minister
toezeggen in het verslag uitgebreid verslag te doen van de inbreng van deze bedrijven
en daarbij puntsgewijs concreet aan te geven wat hun barrières zijn en op welke wijze
nationaal en Europees beleid deze barrières kan wegnemen? In hoeverre voldoet de Frans-Duitse
routekaart voor de toekomst van de kapitaalmarktunie aan de visie van het kabinet
om de kapitaalmarktunie te vervolmaken? Kan de Minister uiteenzetten op welke manier
de afgelopen periode uitvoering is gegeven aan de motie van de leden Van der Lee en
Van Weyenberg over de kapitaalmarktunie in Europees verband proactief nieuw leven
inblazen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de Eurogroep/Ecofinraad
van 16 en 17 oktober 2023.
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
Allereerst vragen de leden van de PVV-fractie ten aanzien van de digitale euro te
beschrijven hoe de volgende fase ten aanzien hiervan eruit zal zien. Wanneer wordt
het bekend of de Europese Centrale Bank (ECB) daadwerkelijk over zal gaan tot uitgifte
van een digitale euro en wanneer wordt naar verwachting een politiek akkoord bereikt
tussen de lidstaten en het Europees Parlement over de voorstellen en de verordeningen?
Tevens merken de leden van de PVV-fractie op dat DNB recent een onderzoek onder winkeliers
naar de digitale euro is gestart.1 Kan de Minister meer vertellen over dit onderzoek en wanneer kunnen we de resultaten
hiervan verwachten? In hoeverre neemt de Minister dit onderzoek mee in de afweging
ten aanzien van een introductie van een digitale euro?
Ten aanzien van de toekomst van de drijfveren om kapitaalmarktfinanciering te ontsluiten
willen de leden van de PVV-fractie weten welke uitdagingen Nederland ziet bij de toegang
van bedrijven tot financiering.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar de voortgang van de aanspraak die Nederland
met het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) kan maken op 5,4 miljard euro, mede gelet
op de demissionaire status van het kabinet. In hoeverre wordt het goedkeuren van het
aangepaste plan hiermee bemoeilijkt? Tevens willen deze leden weten waarom Nederland
ervoor gekozen heeft om 54,9 procent ten goede te laten komen ten aanzien van de groene
transitie in het gewijzigde plan (t.o.v. 48,3 procent in het oorspronkelijke plan).
Was dit een voorwaarde om aanspraak te kunnen maken op de 735 miljoen euro?
Ten aanzien van het HVP van Spanje willen de leden van de PVV-fractie weten waarom
de beschikbare HVF-middelen opwaarts zijn bijgesteld van 69,5 miljard euro naar 79,9 miljard euro.
Welke nieuwe investeringen en hervormingen heeft Spanje voorgesteld en hoe beoordeelt
Nederland dit?
Verder vragen de leden van de PVV-fractie naar een update van de uitgaven van de EU
aan Oekraïne in de periode 2022–2028. Hoeveel is er al uitgegeven en hoeveel is er
begroot?
Vervolgens vragen de leden van de PVV-fractie naar een update van hoeveel schuld Griekenland
inmiddels heeft afgelost aan Nederland. Kan de Minister daarbij tevens aangeven wanneer
het is afgelost en de bijbehorende bedragen vermelden? Kan de Minister ook middels
een tijdlijn weergeven wanneer de overige schuld naar verwachting zal worden afgelost?
Ten slotte hebben de leden van de PVV-fractie nog vragen over de brief «Derde aanvullende
EU-begroting 2023 en Raadspositie EU-jaarbegroting 2024».
Kan de Minister tabel 2 alsnog toevoegen aan de brief als bijlage? Deze ontbreekt
namelijk. Tevens willen de leden van de PVV-fractie ten aanzien van tabel 1 weten
op welk bni de afdracht gebaseerd is. Kan de Minister dit per jaar vermelden (in absolute
cijfers s.v.p.)? Hoe beoordeelt de Minister het gegeven dat in 2028 sprake is van
een hogere raming van 475,6 miljoen euro? In hoeverre is dit wenselijk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA hebben kennisgenomen van de geannoteerde
agenda.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen allereerst een update naar
het bevroren EU-geld voor Hongarije.
Deze leden hebben met grote zorg kennisgenomen van berichtgeving die erop duidt dat
de Commissie in ruil voor Hongaarse steun voor de Oekraïne-faciliteit (een deel van
de) vorig jaar bevroren gelden zou vrijmaken. Kunnen deze leden ervan op aan dat Nederland
hier zeer kritisch op zal acteren? Is het kabinet het met deze leden eens dat Hongarije
op deze manier haar zin krijgt en beloond wordt voor sabotagegedrag? Welke coalities
gaat Nederland met andere landen sluiten om de Commissie hier niet te laten toegeven?
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA lezen bovendien dat de Commissie overweegt
om een deel van het bevroren geld vrij te geven. Zij vragen of dit niet juist nog
meer sabotagegedrag in de hand werkt, omdat Hongarije dan bij het volgende Oekraïne-dossier
opnieuw leverage heeft om dwars te liggen.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen in hoeverre het kabinet de
door Hongarije gemaakte vorderingen op rechtstatelijk gebied als kosmetisch inschat.
Wat gaan zij ervoor doen om ervoor te zorgen dat de Commissie hier niet met een kluitje
in het riet wordt gestuurd?
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA hebben daarnaast een aantal vragen
inzake de discussie over de herziening van het Stabiliteits- en Groeipact.
Deze leden lezen over de voorgestelde richting t.a.v. de activatie van de algemene
ontsnappingsclausule. Zij vragen hoe dit op dit moment wordt geregeld, met name als
het gaat om een verlenging van de ontsnappingsclausule. Gebeurt dat automatisch tenzij
de Raad anders stemt, of moet de Raad actief verlengen? Kan dit technisch toegelicht
worden? En hoe zou deze verlenging gaan werken in het nieuwe voorstel?
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen naar de discussie over waarborgen
voor schuldafbouw. Zij vragen allereerst in welke mate de Spaanse inzet om via het
uitgavenpad tot een gemiddelde jaarlijkse afbouw van schuld boven de 60 procent te
komen, overeenkomt met de door Nederland gewenste ex-ante schuldafbouwwaarborg. Klopt
het dat de Nederlandse inzet ook gericht was op een gemiddeld percentage en dit uitgangspunt
dus aansluit bij het Spaanse voorstel?
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA lezen dat Nederland in de schuldafbouw
meer ambitie wil voor landen met hoge schulden. Deze leden vragen hoe dit wat Nederland
betreft terug moet komen in de waarborgen (bijv. een hoger percentage?). Ook vragen
zij nadrukkelijk hoe dit anticyclisch beleid gaat voorkomen.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen het kabinet zeer kritisch te
kijken naar de Duitse voorstellen voor additionele waarborgen op schuldafbouw, omdat
een jaarlijks bindend percentage voor schuldafbouw niet te verenigen is met anticyclisch
begrotingsbeleid. Is het kabinet het met deze leden eens dat het zinvoller is om te
werken met een uitgavenpad en gemiddelde afbouwpercentages?
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen hoe de Duitse inzet t.a.v.
waarborgen voor tekortreductie niet anticyclisch kunnen uitwerken. Hoe moet dit er,
met andere woorden, uit zien zodat Nederland dit kan steunen, omdat het kabinet immers
terecht van anticycliciteit uitgaat?
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA moedigen de Nederlandse inzet aan
om vanuit de Commissie tot extra publieke investeringen aan te bevelen op het moment
dat de buitensporige tekortprocedure wordt geopend. Zij vragen hoe het kabinet wil
dat vervolgens ook de regels ruimte laten tot dit soort publieke investeringen.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen het kabinet achter het Spaanse
voorstel te staan om HVP- en andere EU-gelden tot een bepaald percentage uit te zonderen
van het uitgavenpad. Zij zijn bovendien kritisch op de kabinetsinzet een dergelijke
uitzondering niet voor hoogschuldlanden toe te staan. Hoe houden deze landen dan voldoende
ruimte voor investeringen?
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen het kabinet om een toelichting
op de uitspraak dat het huidige voorstel genoeg ruimte laat voor investeringen. Deze
leden vragen of het kabinet erkent dat er een op dit moment sprake is van een groot
publiek investeringsgat, en wat bijvoorbeeld hun reactie is op de analyses van Bruegel
die laten zien dat de herziene begrotingsregels wel degelijk gaan bijten.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen Nederland naar het meenemen
van inverdieneffecten van publieke investeringen in het uitgavenpad. Het kabinet geeft
hier aan dat er een risico is voor teveel optimisme. Deze leden vragen tegelijkertijd
of het kabinet daarbij niet uitgaat van te veel pessimisme, waardoor er juist te weinig
geïnvesteerd wordt. Is dat risico zeker niet urgent gezien het grote investeringsgat
in Europa?
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA roepen het kabinet op zich ervoor
in te zetten dat klimaatinvesteringen net als defensie meegenomen worden als «relevante
factoren» in het al dan niet openen van een buitensporige tekortprocedure. Zij begrijpen
dat defensie-investeringen dusdanig belangrijk zijn dat hiervoor ruimte is, maar benadrukken
dat het een grote beleidsfout zou zijn als klimaatinvesteringen onvoldoende ruimte
krijgen door het overschrijden van het tekort.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen het kabinet naar de Spaanse
inzet op het inzichtelijk maken van klimaatrisico’s in de schuldhoudbaarheidsanalyses.
Zij roepen het kabinet opnieuw op om zich ervoor hard te maken een analyse van klimaatrisico’s
onderdeel te laten zijn van de herziening van de begrotingsregels, mede in lijn met
het Prinsjesdagadvies van de Raad van State.
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de stukken van het schriftelijk
overleg ten behoeve van de vergaderingen van de Eurogroep en de Ecofinraad op 16 en
17 oktober 2023. Zij hebben een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie gaan allereerst in op het onderwerp: Digitale euro – Inventarisatie
van de voortgang van het project. Zij lezen de volgende passage:
«Er is bijvoorbeeld een hoofdstuk gewijd aan privacyregels en de Commissie stelt de
mogelijkheid voor van offline gebruik van de digitale euro, waarmee anonieme betalingen
kunnen worden gedaan, zoals ook bij contant geld het geval is.»
Klopt het dat er voor de offline mogelijkheden van de digitale euro alsnog gebruikt
wordt gemaakt van anonieme meta data? Is het kabinet van mening dat metadata daadwerkelijk
anoniem zijn en nooit getraceerd kunnen worden naar een individu?
De leden van de BBB-fractie lezen voorts: «Nederland steunt het voorstel van de Commissie voor een digitale euro als betaalmiddel
en een digitale vorm van de euro als enige munt in de eurozone. Een digitale euro
moet – zowel nu als in de toekomst – voordelen hebben voor consumenten, bedrijven
en de bredere economie en hierover moet goed worden gecommuniceerd.». Dat een digitale euro voordelen moet hebben en dat gecommuniceerd moet worden, achten
de leden van de BBB-fractie een goed streven. Is het kabinet ook van mening dat in
het kader van streven naar transparantie van de overheid het ook belangrijk is om
de nadelen van de digitale euro t.o.v. huidige betalingsmogelijkheden te belichten
en evenredig te communiceren?
De leden van de BBB-fractie wijzen vervolgens op deze passage: «Het kabinet vindt dat de kosten (zowel van implementatie als van gebruik) van een
digitale euro in verhouding moeten staan tot de voordelen ervan». In een vorige fiche over de digitale euro (Kamerstuk 22 112, nr. 3747: Nieuwe commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie,
18 augustus 2023) stond dat er over de financiële consequenties nog vrijwel niets
duidelijk was. In hoeverre zijn de financiële consequenties nu wel uitgerekend, dit
zowel voor bedrijven als burgers en het opzetten van de digitale euro zelf?
De leden van de BBB-fractie constateren dat de ECB naar verwachting later in oktober
besluit over de volgende fase van het project digitale euro. In die volgende fase
zal de ECB samen met de sector verder technisch werk verrichten, waarbij rekening
wordt gehouden met aandachtspunten die naar voren komen in het Europese wetgevingsproces.
Het genoemde besluit gaat nog niet over de vraag of de ECB daadwerkelijk overgaat
tot uitgifte van een digitale euro. Pas als er een politiek akkoord is bereikt tussen
de lidstaten en met het Europees Parlement over de voorstellen en de verordeningen
van kracht worden, kan de ECB de digitale euro uitgeven. Waarom wordt het proces zelf
voortgezet en hier geld in geïnvesteerd als er nog niet bepaald is of er politieke
draagkracht is voor zo’n plan?
Gaat het kabinet de Commissie erop wijzen dat het raar is dat het proces verder wordt
uitgewerkt voordat er duidelijk is of er politieke draagkracht is, en kan er niet
eerder in het proces gekeken worden naar het politieke draagvlak voordat er verder
gegaan wordt met het ontwerpen van een digitale euro?
De leden van de BBB-fractie wijzen vervolgens op deze zin: «Zo is het belangrijk dat er aandacht is voor het spanningsveld tussen de mogelijkheden
die een offline variant biedt om met een digitale euro anoniem te betalen en de risico’s
op witwassen, terrorismefinanciering en fraude die daarmee gepaard kunnen gaan.» Hiermee wordt aangegeven dat er een spanningsveld is tussen privacy van de offline
versie en eventuele maatregelen van het bestrijden van witwassen, terrorismefinanciering
en fraude. Kan het kabinet aangeven welke concrete maatregelen er ontworpen zijn voor
de digitale euro ter voorkoming van witwassen, terrorismefinanciering en fraude?
Vervolgens stellen de leden van de BBB-fractie een aantal vragen over het tijdens
de Ecofinraad te bespreken herziene Europese begrotingsraamwerk. Zij citeren deze
volgende passage: «Anders dan het Commissievoorstel, stelt het Spaans voorzitterschap voor om het technische
Commissiepad voor de netto primaire uitgaven niet standaard openbaar te maken voordat
de lidstaat begint met het schrijven van een meerjarenplan voor begrotingsbeleid,
investeringen en hervormingen, maar pas wanneer de lidstaat zijn plan indient bij
de Commissie. Dit komt tegemoet aan de wens van sommige landen, die vrezen dat het
pad van de Commissie in de verwachtingen wellicht leidend wordt, waarmee het eigenaarschap
voor een zelf op te stellen plan en begrotingspad wordt verminderd. Het kabinet is
geen voorstander van het voorstel van het voorzitterschap. Het vroeg openbaar maken
van het Commissiepad draagt bij aan transparantie, geeft inzicht in de kaders waarbinnen
de dialoog tussen Commissie en lidstaat over het plan plaatsvindt, en schept duidelijkheid
ten aanzien van de begrotingsinspanning die de lidstaat moet leveren op het moment
dat de lidstaat er niet in slaagt een plan in te dienen dat voldoet aan de eisen.
Ook diverse andere lidstaten pleiten voor het behoud van de door de Commissie voorgestelde
transparantie bij aanvang van het proces van het opstellen van het meerjarenplan.»
De leden van de BBB-fractie zijn het volledig eens met het kabinet, transparantie
van uitgaven moet gehandhaafd blijven. Het niet (tijdig) openbaar maken van de begroting
zorgt ervoor dat de grip van de lidstaten op de Europese begroting verminderd, dit
is een slechte ontwikkeling. Zou het kabinet zich hierover duidelijk kunnen uitspreken
in samenwerking met de lidstaten die het hierover eveneens oneens zijn?
De leden van de BBB-fractie wijzen voorts op deze passage: «Dit gaat om de eis dat in het uitgavenpad van een land het tekort moet worden teruggebracht
met jaarlijks minimaal 0,5% wanneer het verwachte tekort groter is dan 3% bbp en als
de overschrijding van de referentiewaarde niet beperkt en tijdelijk is, en de eis
dat schuld van boven de 60% bbp aan het einde van de periode van het meerjarenplan
(aanpassingsperiode) lager moet liggen dan daarvoor. Het kabinet heeft een voorkeur
om deze waarborgen te behouden. De eerste waarborg is nuttig omdat dit leidt tot eenzelfde
benadering van de minimale tekortverbetering in het preventieve en het correctieve
deel van de regels. De tweede waarborg kan een nuttige aansporing vormen voor lidstaten
met een hoge schuldratio om voldoende budgettaire inspanningen te leveren om een stijging
van de schuld gedurende de aanpassingsperiode te voorkomen.» Zou het kabinet, eveneens in samenwerking met lidstaten die hierover hetzelfde denken,
zich hierover duidelijk kunnen uitspreken?
De leden van de BBB-fractie vragen zich tot slot af in hoeverre het terugbrengen van
de inflatie naar 2 procent door de renteaanpassingen van de ECB gehinderd wordt door
landen met een hoge schuldenlast. Is hier sprake van en in hoeverre wordt het terugdringen
van de inflatie naar 2 procent in Nederland hierdoor beïnvloed?
II Reactie van de Minister van Financiën
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.