Initiatiefnota : Initiatiefnota
36 445 Initiatiefnota van het lid Mutluer Jeugdstraf- en Herstelplan: Een offensief tegen jeugdcriminaliteit
Nr. 2
INITIATIEFNOTA
INHOUDSOPGAVE
1.
Inleiding
1.1.
Aanleiding voor de initiatiefnota
1.2.
Doelgroep van de initiatiefnota
1.3.
Doel en strekking van de initiatiefnota
2.
Noodzaak tot interventie: jeugdcriminaliteit in cijfers
2.1.
Jeugdgevangenis
2.2.
Opnieuw de fout in
3.
De huidige aanpak schiet tekort
3.1.
Uitgangspunten jeugdstrafrecht nu niet voldoende gewaarborgd
3.2.
Jeugdhulp en jongerenwerk niet voldoende toegerust
3.3.
Gebrek aan vaste aanpak jeugdreclassering, nazorg en re-integratie
4.
Naar een effectief Jeugdstraf- en Herstelplan
5.
Beleidsoverwegingen
5.1.
Jeugdstraf- en Herstelplan als volwaardig alternatief voor vrijheidsbeneming
5.2.
(Niet) voldoen aan het Jeugdstraf- en Herstelplan
5.3.
Eenduidige aanpak van jeugdhulp in strafrechtelijk kader
5.4.
Benutting van het lokale netwerk: specialistisch jongerenwerker
6.
Verbeteren van het huidige systeem van jeugddetentie
6.1.
Volle inzet op kleinschalige detentie als jeugdigen wel een gevangenisstraf nodig
hebben
6.2.
Ontwikkelen van nachtdetentie als volwaardig alternatief
6.3.
Uitvoering
7.
Beslispunten en Financiën
7.1.
Beslispunten
7.2.
Financiële consequenties
8.
Woord van dank
Bijlage:
literatuur
1. Inleiding
1.1. Aanleiding voor de initiatiefnota
Minderjarig en een mes op zak: steeds meer jongeren betrokken bij steekincidenten
(NOS, 2023a)
Jongens van 12, 14 en 15 opgepakt voor gewelddadige straatroof. Drie jongens van 12,
14 en 15 jaar zijn aangehouden voor een gewelddadige straatroof op het Eikenplein
in Oost. De jongens beroofden een 14-jarige jongen van zijn smartphone. (Parool, 2020)
Op de Rotterdamse Maasvlakte zijn gistermiddag vijf vermoedelijke uithalers – jongeren
die containers op het haventerrein openbreken en er drugs uithalen – opgepakt. Het
gaat om een 14-jarig kind en vier mannen van 18 tot 22 jaar. (RTL nieuws, 2023)
De huidige aanpak van jeugdcriminaliteit faalt. Nieuwsberichten zoals hierboven zijn
allang geen incidenten meer en zien we wekelijks terug. Hoewel het goede nieuws is
dat criminaliteit onder jeugdigen al een aantal jaren afneemt, is de aard van de misdrijven
de afgelopen jaren zwaarder geworden met een lichte toename onder minderjarige daders
en zitten onze jeugdgevangenissen vol. Een trend die volgens de laatste cijfers lijkt
te stabiliseren, maar dat maakt het probleem er niet kleiner op (WODC, 2023).
We weten: geen kind wordt geboren als crimineel. Crimineel kun je worden door de keuzes
die je maakt. En die worden beïnvloed door je omgeving. Door je gezin, door je vrienden
of door de kansarme wijk waarin je opgroeit. Doordat je bent afgehaakt op school of
ouders hebt die te druk zijn met het hoofd boven water te houden en jou niet (kunnen)
behoeden voor verkeerde keuzes. Voor die jeugdigen wordt het verleidelijk om een keer
«ja» te zeggen. Even snel geld verdienen voor een nieuwe telefoon of dure sneakers.
Eenmaal een klusje gedaan wordt het steeds moeilijker om nee te zeggen tegen het volgende. En voor we het weten, glijdt een jeugdige steeds verder
af naar een carrière in de criminaliteit. Ook de jeugdigen met een licht verstandelijke
beperking zijn gemakkelijke slachtoffers van criminele uitbuiting.
Burgemeester Halsema van Amsterdam zei in Buitenhof van 8 januari 2023:
«De kwetsbaarste jongeren met het minste toekomstperspectief worden door de top en
middenlaag het makkelijkst verleid om mee te doen aan criminele activiteiten.» (Buitenhof,
2023)
Betekent dit dat jeugdige plegers alleen maar slachtoffer zijn van hun omgeving? Nee,
dat zeker niet. Anderen in dezelfde omgeving maken niet de keuze om een verkeerde
afslag te nemen. Jeugdigen die dat wel doen moeten verantwoording over hun daden afleggen
en hun daden verdienen straf. Maar dan wel effectieve straf. Maar de mogelijkheden
om die op te leggen schieten qua effectiviteit te kort.
We zien teveel jeugdigen te vaak terugvallen, en kwetsbare jeugdigen nog sneller.
Dat zie je ook terug in de recidivecijfers die door het dak gaan (zie paragraaf 2).
Dat is echter niet zo vreemd. De Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) zijn immers niet
de plaatsen waar jeugdigen behoed worden voor een terugval in de criminaliteit. Het
is veelzeggend dat de vier inspecties erop wijzen dat de JJI’s nauwelijks nog in staat
zijn om de sancties in het jeugdstrafrecht gedegen uit te voeren (Ministerie van Justitie
en Veiligheid, 2022). De jeugdigen krijgen wel de straf maar vervolgens niet of nauwelijks
de begeleiding en zorg die nodig is. Gedurende hun tijd in de jeugdgevangenis beïnvloeden
jongeren elkaar in negatieve zin en verharden ze. Het gevolg: jongeren komen vaak
slechter de jeugdgevangenis uit dan dat ze erin gaan.
De samenleving raakt gefrustreerd door die jeugdige daders en vraagt om harder en
langer te straffen. Maar zolang de bestaande straffen niet bijdragen aan de oplossing
van het probleem hebben de jeugdigen én de samenleving daar weinig aan. Nog afgezien
van het feit dat criminele klusjes vooral door jeugdigen vaak impulsief worden gepleegd
en zwaardere straffen daarom niet werken. Immers, jongeren denken in hun impuls juist
niet na over het gevolg van hun daden. De initiatiefnemer komt daarom met een voorstel
voor een nieuw toe te voegen straf die enerzijds recht doet aan de roep om vergelding
en anderzijds zorgt voor herstel en perspectief (resocialisatie en re-integratie)
voor de jeugdige: het Jeugdstraf- en Herstelplan. Het een sluit immers het ander niet
uit.
Persoonlijke noot
Naast het overduidelijk maatschappelijke probleem dat wij hebben met jeugdige daders,
ligt er aan dit initiatief ook een persoonlijke overtuiging ten grondslag. Want op
basis van de cijfers had mijn leven er heel anders uit kunnen zien. Opgroeien in een
wijk in Zaanstad, waar een op de drie kinderen in armoede leeft, het gemiddeld jaarinkomen
van gezinnen 17.000 EUR bedraagt, veel laaggeletterdheid is en kwetsbare gezinnen
met sociaaleconomische achterstanden en de nodige zorg geconcentreerd bij elkaar wonen,
was niet per se de beste start. Ik heb toen ik opgroeide zelf meegemaakt hoe talentvolle
jeugdigen in mijn omgeving afgleden en in de criminaliteit belandden. Ik zag hoe het
systeem er niet voor hen was, hoe ze met grotere problemen uit de jeugdgevangenis
kwamen dan dat ze erin gingen. En ik zag hoe fouten op jonge leeftijd uiteindelijk
hun hele leven bepaalden.
Maar ik ervaarde ook hoe kansen bieden en pakken uit kan werken. Hoe belangrijk het
onderwijs en talentontwikkeling zijn. Want hoewel er in die wijk in Zaanstad nog steeds
te veel jongeren afglijden naar criminaliteit, zijn er ook jongeren die het wél voor
elkaar boksen. Jongeren die een tweede kans krijgen, deze pakken en er wat van maken.
Die worden bijgestuurd in liefdevolle gezinnen, of net die jongerenwerker treffen
die hen weet te raken. Vanuit de grond van mijn hart geloof ik erin dat we dit voor
alle kinderen en jeugdigen mogelijk moeten maken.
Alle seinen staan op oranje, en als we niks doen, springen ze op rood. Maar door met
een gerichte aanpak te komen, zorgen we zoveel als mogelijk voor groen licht.
1.2. Doelgroep van de initiatiefnota
De initiatiefnemer beoogt met deze initiatiefnota voorstellen te doen gericht op een
groep jeugdigen die al hun eerste strafbare feiten hebben gepleegd en die een jonge
aanwas vormen voor zware volwassen criminelen. Deze jeugdigen zijn het stadium van
preventie al voorbij. Het gaat om de jeugdigen van 12 tot 23 jaar1 die volgens het jeugdsanctierecht worden berecht en die lichte tot serieuze delicten
hebben gepleegd, zoals diefstallen, overvallen, drugs dealen, uithalen of geweld.
Het zijn de jeugdigen die potentieel kunnen uitgroeien tot geroutineerde criminelen
in de georganiseerde misdaad en bij wie recidive op de loer ligt. Ze zijn makkelijk
uit het oog te verliezen, totdat ze weer opduiken in verband met een ander delict
(Bureau Beke, 2023).2
1.3. Doel en strekking van de initiatiefnota
Met deze nota draagt de initiatiefnemer bij aan een veiligere samenleving en perspectief
voor een groep jeugdigen die we nu niet bereiken. Enerzijds door jeugdigen die een
delict hebben gepleegd effectief te straffen en anderzijds door ze voldoende handvatten
en ondersteuning te bieden opdat ze een leven kunnen opbouwen buiten de criminaliteit.
Daarom komt de initiatiefnemer met het voorstel van een Jeugdstraf- en Herstelplan.
Het uitgangspunt daarbij is begrenzen en begeleiden. Tijdens een werkbezoek naar Noorwegen
is de initiatiefnemer geïnspireerd geraakt door de wijze waarop deze uitgangspunten
in Noorwegen leiden tot én een veiligere samenleving én perspectief voor jeugdigen.
Dat is onder andere terug te zien in de lage recidivecijfers, slechts 20 procent,
na het doorlopen van het Herstelplan en het extreem lage aantal jeugdigen dat in detentie
zat (ten tijde van het bezoek waren dit er acht met zeer intensieve begeleiding) (Deady,
2014). In Nederland is dat ongeveer de helft van de jeugdigen, oplopend naar 60 procent
(zie paragraaf 2).
2. Noodzaak tot interventie: jeugdcriminaliteit in cijfers
Onder jeugdcriminaliteit verstaan we criminaliteit met een verdachte tussen de 12
en 23 jaar ten tijde van het plegen van het delict. In 2021 werden bijna 47 duizend
jeugdigen geregistreerd als verdachte van een misdrijf (CBS, 2022). In 2022 ging het
om ruim 39 duizend jeugdigen (WODC, 2023). Over het algemeen is de jeugdcriminaliteit
in de afgelopen 10 jaar afgenomen: tussen 2010 en 2018 is het aantal jeugdige verdachten
met meer dan de helft gedaald (CBS, 2022). Deze daling lijkt te stabiliseren in de
afgelopen drie jaren (WODC, 2023). Wel is in 2022 een stijging te zien van verdachten
onder jongeren van 12-, 13- en 14-jaar. Ook signaleert het WODC een negatief verband
tussen het huishoudinkomen van gezinnen en de kans dat jeugdigen worden geregistreerd
als verdachte door de politie: in gezinnen met een lager huishoudinkomen is het relatieve
aantal verdachten hoger (WODC, 2023). Jeugdigen in instellingen, met moeders die heel
erg jong moeder werden, die niet actief zijn op school of werk, uit huishoudens met
een laag inkomen of jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (Kea & Oppenraaij,
2021) vallen eerder in en terug in de criminaliteit (WODC, 2022a). Met name jongeren
met een licht verstandelijke beperking zijn door impulsiviteit en beïnvloedbaarheid
moeilijk opgewassen tegen verleidingen van de straat. Zij kunnen de gevolgen van hun
gedrag nauwelijks overzien. Naar schatting heeft circa 30 procent van de jeugdige
delinquenten een licht verstandelijke beperking (Kea & Oppenraaij, 2021).
Tegelijkertijd is er de afgelopen jaren een toename te zien van jeugdige daders die
door de rechter zijn veroordeeld voor ernstige vormen van jeugdcriminaliteit. Het
gaat onder andere om geweldsincidenten en (vuur) wapen-misdrijven en drugsmisdrijven
(«high impact crimes») (WODC, 2021a). Het aantal verdachten van (vuur)wapen-misdrijven
nam zowel onder jeugdigen licht toe in 2019 en is vervolgens stabiel tot en met 2022.(WODC,
2023). De grootste en zwaarste problemen lijken de hardnekkigste: in buurten met de
meeste jeugdcriminaliteit is er geen daling geweest in het aantal jonge verdachten.
2.1. Jeugdgevangenis
Volgens WODC-onderzoek uit 2021 wordt bijna 25 procent van de minderjarigen die door
de rechter schuldig wordt bevonden aan een delict veroordeeld tot een vrijheidsstraf
(WODC, 2021b). Dat is een stijgend aantal, in 2015 was dit nog 15 procent. Deze straffen
bij jeugdigen worden – hoewel kort -gemiddeld steeds langer: van gemiddeld 50 dagen
in 2018 naar gemiddeld 86 dagen in 2020 (WODC, 2021b).
2.2. Opnieuw de fout in
Paradoxaal genoeg zijn we wel goed in staat geweest om de criminaliteitscijfers te
laten dalen, maar slagen we er niet in om jeugdigen die met justitie in aanraking
zijn gekomen en recidiveren weer op het rechte pad te krijgen. Dat zien we ook als
we naar recidiveonderzoek kijken. Het recidivecijfer onder jeugdige daders is de afgelopen
jaren weliswaar stabiel gebleven (WODC, 2021c). Maar onderzoek laat zien dat er bij
first offenders een andere ontwikkeling is te zien dan bij meer- of veelplegers: bij die laatste groep
is het recidivecijfer veel hoger en lijkt er zelfs sprake van een lichte stijging
(WODC, 2021c; WODC, 2022a; Bureau Beke, 2021). 35 procent van de minderjarige daders
in Nederland recidiveert, maar bij de groep minderjarigen die in detentie belandt
is dit 56 procent en zelfs 61 procent bij als hoog risico aangemerkte gedetineerde
jeugdigen (Koops-Geuze, Wermink & Weerman, 2023).
Jongeren met eerdere delicten en jeugdigen die op jonge leeftijd voor het eerst met
justitie in aanraking komen, hebben een grotere kans op recidive (WODC, 2022a).
Onderzoek laat ook zien dat ondanks het feit dat de algemene jeugdcriminaliteit daalt,
de mate van concentratie niet veel veranderd is (WODC, 2022b). In totaal 20% van alle
jeugdige verdachten in 2022 is woonachtig in één van de vier grootste gemeenten (de
zogenoemde G4) (WODC, 2023).Veertien procent van de jeugdige verdachten woont geconcentreerd
in 1 procent van de buurten en vijftig procent in maar 10 procent van de buurten (WODC,
2022b). Kenmerken van die «1 procent buurten» zijn onder andere: meer sociale huur,
meer huishoudens onder het sociaal minimum en meer inwoners met een diverse achtergrond.
Ook wonen hier juist minder jeugdigen (WODC, 2022b).
3. De huidige aanpak schiet tekort
3.1. Uitgangspunten jeugdstrafrecht nu niet voldoende gewaarborgd
In artikel 40 van het internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind («IVKR»)
staat onder andere dat een sanctie moet bijdragen aan de re-integratie van het kind
in de samenleving (VN-Kinderrechtencomité, 2019). De behandeling moet daarnaast humaan,
eerlijk en kind specifiek zijn. En volgens artikel 37 IVRK dient onder andere «de
aanhouding, inhechtenisneming of gevangenneming van een kind [...] slechts te worden
gehanteerd als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke passende duur.»
Dat zijn dan ook de uitgangspunten van ons jeugdstrafrecht. Er wordt volgens initiatiefnemer
echter op dit moment te weinig recht gedaan aan de beide uitgangspunten. Dat stellen
ook vier Nederlandse inspecties kristalhelder in hun brief aan de Minister van 10 november
2022: op dit moment gaat het niet goed met de jeugdigen in de jeugdgevangenissen (Ministerie
van Justitie en Veiligheid, 2022). Jeugdigen moeten in een veilige omgeving intensieve
begeleiding krijgen, via passende behandeling, scholing en (her)opvoeding. Dat gebeurt
nu onvoldoende, aldus de vier inspecties, en de Raad van de Kinderbescherming (zij
noemen dit in hun bijdrage aan de parlementaire verkenning). Sterker nog, de inspecties
schrijven:
«In het jeugdstrafrecht is het buiten elke twijfel dat speciale preventie voorop staat.
Dit betekent dat de te ondergane straf bedoeld is als middel tot gedragsbeïnvloeding.
Deze taak kunnen de JJI’s momenteel onvoldoende uitvoeren, waardoor in de praktijk
niet op passende wijze uitvoering gegeven wordt aan het rechterlijk oordeel. Voor
de inspecties is een kritische grens bereikt.» (Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2022a)
In een beleidsreactie op deze brief wordt duidelijk dat een oplossing op de korte
termijn niet voorhanden is (Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2022b).
Jeugdstrafrechtjurist Maartje Berger van Defence for Children stelt dat jeugdigen
vaak slechter uit detentie komen dan dat ze erin gaan – en ook kinderrechter Susanne
Tempel stelt dat het geen geheim is dat jongeren zelden beter uit detentie komen dan
dat ze erin gaan (NOS, 2021). De wachtlijsten, gebrek aan dagprogramma’s en tekorten
in capaciteit zorgen ervoor dan jeugdigen niet de ondersteuning krijgen die ze nodig
hebben. De realiteit van vandaag is dat er signalen zijn dat jeugdgevangenis rekruteringscentra
zijn voor de georganiseerde misdaad, zoals de Telegraaf op 22 april 2023 berichtte
(Telegraaf, 2023).
«In de jeugdgevangenis maakte ik snel vrienden, maar niet per se de goede.» – Jay (Spraakmakers, 13 januari 2023)
3.2. Jeugdhulp en jongerenwerk niet voldoende toegerust
Niet alleen schieten we niets op met de huidige manier van straffen, ook op het gebied
van jeugdhulp voor en na het plegen van een delict gaat er nog veel mis door de manier
waarop wij ons systeem hebben ingericht. De Raad voor de Kinderbescherming ziet dat
«er een hoop misgaat in hulpverleningstrajecten voor jongeren met een hoog risico
om de criminaliteit in te gaan» (Wegwijzer Jeugd en Veiligheid, 2023a). Zo krijgen
jongeren met een stapeling van problemen die voor de eerste keer in de fout gaan vaak
niet op tijd de juiste hulp, waardoor ze makkelijker opnieuw het verkeerde pad opgaan.
Er zijn ook signalen dat jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking eerder
met justitie in aanraking komen en relatief vaker in detentie belanden (Wegwijzer
Jeugd en Veiligheid, 2023b).
En ook ons jongerenwerk doet ongelooflijk belangrijk werk, maar is niet optimaal ingericht
op de aanpak van deze lastige en recidiverende groep. Dat stelt lector Jan Dirk de
Jong in zijn position paper (Jong, 2022). Jongerenwerk is er voor kwetsbare jongeren,
groepsgerichte activiteiten, talentontwikkeling en dergelijke. Dat is ontzettend belangrijk,
maar jongerenwerk is er niet of nauwelijks voor de doelgroep waar deze nota over gaat.
De groep is te zwaar en de benodigde ondersteuning is te specialistisch om door regulier
jongerenwerk te laten uitvoeren, dat zeggen zij anno 2022 zelf ook (Jong, 2022). Meer
geld naar jongerenwerk alleen, zoals nu via Preventie met Gezag is toegekend, is dus
niet voldoende: het reguliere jongerenwerk zoals we het nu hebben ingericht, is niet
voldoende toegerust om deze doelgroep te bereiken. En dat moet en kan anders.
3.3. Gebrek aan vaste aanpak jeugdreclassering, nazorg en re-integratie
Een ander probleem is de organisatie van jeugdreclassering en nazorg en re-integratie
door gemeenten. Als een jeugdige uit de jeugdgevangenis komt, is elk gemeente afzonderlijk
verantwoordelijk voor de re-integratie. En dat lukt niet goed. Er is geen vaste aanpak
en er zijn grote verschillen tussen gemeenten in de urgentie waarmee ze de re-integratie
oppakken. Jeugdreclassering krijgt in principe alle gedetineerde jeugdigen tot 18
jaar te spreken, maar verder is het vaak afhankelijk van de gemeente hoe intensief
er met een jongere aan de slag wordt gegaan na het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
en de uitspraak van de rechter. Terwijl juist deze jongeren duidelijkheid en strenge
begeleiding nodig hebben, waarbij de aanpak niet mag afhangen van een gemeente.
Daarnaast wordt de jeugdreclassering momenteel georganiseerd via Gecertificeerde Instellingen
(GI’s), waardoor de expertise versnipperd is en het aanbod afhankelijk is van de inkoop
van een gemeente en daarmee vaak verschillend. Dat geldt ook voor de inkoop van forensische
zorg die niet landelijk is georganiseerd, die vaak onvoldoende beschikbaar of niet
geschikt is. Dat alles maakt het verschil met het aanbod in het volwassenensanctierecht
en de volwassenenreclassering te groot, zeker voor de groep jeugdigen die op de grens
van volwassenheid zit.
Met de huidige aanpak gaan we de vicieuze cirkel waar recidiverende jeugdigen in zitten
niet doorbreken. Dat is niet alleen slecht nieuws voor hen, maar ook voor de samenleving
als geheel. Willen wij het patroon van jonge recidivisten doorbreken, dan zullen we
met een gerichte en effectieve aanpak moeten komen. Dit vereist wel dat jeugdigen
ook zelf de handschoen oppakken en ontslaat uiteraard ook ouders niet van hun verantwoordelijkheid.
Maar de juiste begeleiding is een must.
4. Naar een effectief Jeugdstraf- en Herstelplan
In de paragrafen hierboven is uiteengezet waarom de initiatiefnemer van mening is
dat de visie op straffen en de aanpak in het jeugdstrafrecht herzien moet worden.
Straffen blijft nodig, maar dan wel gepast voor jeugdigen. Uiteraard moeten jeugdigen
die ernstige delicten plegen, worden aangepakt. Maar het pedagogisch uitgangspunt
in het jeugdstrafrecht moet daarbij leidend worden. Op dit moment lijken de sancties
die jeugdigen opgelegd kunnen krijgen echter een soort light variant van volwassenensancties te zijn; met name de strafmaxima zijn verschillend.
De straffen zijn niet ontworpen vanuit het perspectief van de jeugdige, maar ze zijn
slechts aangepast aan de jeugdige.
De initiatiefnemer doet in dit hoofdstuk een aantal concrete voorstellen om het huidige
systeem te verbeteren. Met het Jeugdstraf- en Herstelplan voegt de initiatiefnemer
een volwaardig geïntegreerd sanctiepakket toe aan het arsenaal van de jeugdrechter,
zodat deze niet langer straffen, maatregelen en bijzondere voorwaarden bijeen hoeft
te sprokkelen. Een combinatie van straf, begeleiding en herstel. Hierdoor zijn jeugdrechters
in staat om veel efficiënter en effectiever maatwerk te bieden als offensief tegen
jeugdcriminaliteit. Nog belangrijker is, is dat met het Jeugdstraf- en Herstelplan
de jeugdige en het netwerk aan zet zijn.
De initiatiefnemer stelt in grote lijnen twee dingen voor: voor het uiteindelijk wettelijk
verankeren van het Jeugdstraf-en Herstelplan werken aan een pilot en het verbeteren
van het huidig systeem van jeugddetentie. Daaruit volgen de volgende concrete voorstellen
en bijbehorende beleidsoverwegingen.
5. Beleidsoverwegingen
5.1. Jeugdstraf- en Herstelplan als volwaardig alternatief voor vrijheidsbeneming
Het Jeugdstraf- en Herstelplan is een integraal sanctiepakket waar de strafcomponent
wordt verbonden aan het herstel- en resocialisatiecomponent.
Binnen het plan wordt gewerkt met passende en intensievere taakstraffen (en eventueel
elektronische toezicht) die begeleid en gemonitord worden door éen (jeugd) reclasseringsteam.
In plaats van korte detentie, legt initiatiefnemer een intensievere (langduriger,
meer uren, meer begeleiding en passend bij het delict dat gepleegd is) een alternatieve
straf op zodat een jeugdige lange tijd gevolgd, ondersteund en geholpen kan worden.
Het uitgangspunt bij taakstraffen is het voorkomen van herhaling.
Daar waar mogelijk wordt herstelrecht toegepast waarbij de jeugdige een gesprek moet
voeren met het slachtoffer (alleen als er sprake is van een slachtoffer en indien
deze daarvoor openstaat). Naast herstelgesprekken, kunnen ook mediation met gezinsleden
onderdeel uitmaken van zulke herstelrecht bijeenkomsten.
Binnen het Jeugdstraf- en Herstelplan is daarmee expliciet aandacht voor mediation,
herstelconferenties en andere herstelrecht voorzieningen tussen slachtoffer en dader.
In Noorwegen is herstelrecht vervlochten binnen het hele systeem van het jeugdstrafrecht
– in Nederland zijn we nog lang niet zo ver. Herstelrecht is bij alle delicten belangrijk,
maar binnen het Jeugdstraf- en Herstelplan is het onmisbaar voor het welslagen van
het plan. Een dergelijk gesprek kan de ogen van een jeugdige openen, duidelijk maken
hoe groot de impact op slachtoffers is en daarmee recidive gedrag voorkomen. Zo laten
we nadrukkelijk zien dat acties consequenties hebben en bieden we jeugdigen de kans
bieden om te leren van hun fouten en gezagsgetrouwe deelnemers aan onze samenleving
te worden. De praktijk leert bovendien dat het slachtoffer vaker gebaat is bij herstel
dan bij kale vergelding, zeker als hij of zij vaker zal worden geconfronteerd met
de dader. Het kan zorgen voor genoegdeling en erkenning.
In het Herstelplan, dat door een rechter wordt vastgesteld, worden gedetailleerde
afspraken en intensieve begeleiding opgenomen. Dit gebeurt middels een «Eigen Kracht
Interventie» waar familie, hulpverleners, professionals en justitiële partners bij
elkaar komen om samen met de jeugdige een plan te maken voor de toekomst. Daarin wordt
expliciet naast het professionele netwerk ook de directe sociale omgeving van de jeugdige
betrokken. De afspraken die gemaakt worden zijn SMART-geformuleerd en hebben nadrukkelijk
een dwingend karakter, zodat de (jeugd)reclassering de jeugdige hier scherp aan kan
houden. Juist kwetsbare jeugdigen zijn gevoelig voor beïnvloeding en (groeps)druk.
Dan kan het helpen om de mensen in de omgeving die het wel goed doen en die jongeren
vertrouwen hierbij te betrekken. De jeugdige komt na deze conferentie onder scherp
toezicht te staan en wordt aan de afspraken gebonden, zodat ze daadwerkelijk loskomen
van oude gewoontes en contacten die tot het criminele gedrag hebben geleid.
Straf en begeleiding gaan hiermee hand in hand en vinden gelijktijdig plaats. Straf,
begeleiding en maatregelen verhouden zich tot elkaar en alle hulpverleners werken
met de jeugdige aan hetzelfde doel. Een team van (jeugd)reclassering voert onder leiding
van een regisseur regie op het Jeugdstraf- en Herstelplan. In het opstellen ervan
worden de Raad voor de Kinderbescherming, politie, DJI, OM, onderwijs, MKB, wijkteam,
woningcorporatie, ouders en omgeving betrokken via een «Eigen Kracht Interventie».
In het plan worden naast de straffen condities (algemene regels en afspraken) opgesteld
waaraan een jeugdige moet voldoen om zijn/haar resocialisatie te voltooien. Dat kan
zijn: ik neem geen drugs, ik ben elke dag om 22.00 thuis, ik voer mijn taakstraf uit,
ik ga elke dinsdag naar de (jeugd)reclasseerder, ik ga elke dag naar school, ik haal
mijn startkwalificatie. Bij zwaardere delicten of verdenkingen daarvan zijn deze voorwaarden
strenger, waarbij afspraken over bewegingsvrijheid worden gemaakt zoals (vervangende)
elektronische detentie, nachtdetentie of gebieds- of contactverboden worden opgelegd,
of de regelmaat waarmee drugstesten worden gedaan. Vervolgens wordt per dag gekeken
wat een jeugdige gaat doen, om zo structuur en houvast te bieden. De jeugdige is zoveel
als mogelijk mede-eigenaar van zijn/haar eigen plan, maar de instanties en het netwerk
om de jeugdige heen zullen strikt toezien op de naleving ervan.
Het Jeugdstraf- en Herstelplan wordt door de rechter in de uitspraak vastgelegd inclusief
de duur daarvan. Waarbij deze in beginsel de wettelijke maxima niet te boven gaan.
De rechter toetst, geadviseerd door de Raad van Kinderbescherming en (jeugd)reclassering,
de uitvoering van het Jeugdstraf- en Herstelplan. Zowel op de helft als aan het einde
van de straf.
Daarmee wordt een geïntegreerd sanctiepakket toegevoegd aan de bestaande straffen
en maatregelen het Wetboek van Strafrecht en Strafvordering waardoor rechters in staat
zijn om veel efficiënter maatwerk te bieden als offensief tegen jeugdcriminaliteit.
Ook in geval van voorlopige hechtenis kan het Herstelplan worden ingezet.
Het uitgangspunt blijft veranderen, negatieve patronen doorbreken en bouwen aan een
positieve toekomst. Het doel is het voorkomen van recidive. Een Jeugdstraf- en Herstelplan
is een dwingende straf. Om het te laten werken is er wederkerigheid nodig. De spreekwoordelijke
hand wordt uitgereikt, maar een jeugdige dient hem wel te accepteren. Hoewel de hand
dus wordt uitgereikt, wordt de jeugdige niet zomaar aan het handje genomen. Is er
geen sprake van enige motivatie om het leven te beteren, dan is het Jeugdstraf- en
Herstelplan niet passend.
Daarom is hier een zeer belangrijke voorwaarde aan verbonden: een jeugdige moet actief participeren.
Hier gaat het om de commitment van de jeugdige en ouders/verzorgers aan het plan.
De jeugdige moet zich houden aan de strikte afspraken die binnen het Jeugd- en Herstelplan
gemaakt worden. De initiatiefnemer stelt voor te starten met een Nederlandse pilot.3
5.2. (Niet) voldoen aan het Jeugdstraf- en Herstelplan
Tijdens het traject is het van belang dat de jeugdige door kan met bouwen aan de toekomst
te schrappen uit de justitiële documentatie opdat de jeugdige met een schone lei kan
beginnen.
Dit levert ten opzichte van de huidige situatie veel meer winst op voor de jeugdige
én voor de samenleving. Een Jeugdstraf- en Herstelplan staat bij goed gedrag dus niet
permanent op het stafblad. Dit is in lijn met de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité,
dat Nederland een waarschuwing gaf voor de negatieve effecten van registratie van
minderjarigen in de justitiële registers en het niet of strenge voorwaarden kunnen
krijgen van een VOG. Het Kinderrechtencomité pleit onder meer voor het wissen van
de documentatie in het strafregister van kinderen die zijn vrijgesproken of hun straf
hebben uitgezeten (VN-Kinderrechtencomité, 2022).
Bij het niet voldoen aan het plan zijn er duidelijke gevolgen. Deze gevolgen heeft
de rechter reeds bij de vonnis bepaald. De rechter kan in dat geval alsnog besluiten
een jeugdige te veroordelen tot een andere zwaardere maatregel, waarbij vervangende
jeugddetentie een optie is. Deze wordt verminderd voor de periode dat de jeugdige
wel heeft meegewerkt. Bij voorarrest geldt: mocht de jeugdige tijdens schorsing niet
voldoende meewerken dan wordt de schorsing terug gemeld en kan de rechter die schorsing
opheffen. Dan komt de jeugdige dus weer in voorarrest.
In de praktijk in Noorwegen zien we veel jeugdigen echter hun kans pakken aan de hand
van intensieve begeleiding.
5.3. Eenduidige aanpak van jeugdhulp in strafrechtelijk kader
Om het Jeugdstraf- en Herstelplan te laten slagen, moet de (jeugd)reclassering en
forensische zorg anders georganiseerd worden voor de groep jeugdigen die hiermee aan
de slag gaan. Op dit moment is de jeugdreclassering en forensische zorg belegd bij
gemeenten, via Gecertificeerde Instellingen (GI’s). Dat levert drie problemen op:
• Het is afhankelijk van de gemeente en de ingekochte hulp welke forensische hulp een
jeugdige krijgt;
• Expertise is versnipperd over het land en de kwaliteit van jeugdreclassering verschilt
per regio;
Om de jeugdreclassering succesvoller te maken is een landelijk georganiseerde jeugdreclassering
en forensische zorg nodig. Tegelijkertijd ziet de initiatiefnemer ook dat dit een
heel grote stap is en dat we daarmee ongewild in een stelseldiscussie belanden. Op
de lange termijn kan een landelijk georganiseerde jeugdreclassering nodig zijn. Een
tussenstap, zoals deze nu wordt voorgesteld is om het strafrechtgedeelte weg te halen
bij GI’s en op landelijk niveau in te kopen, zodat de versplintering en verschillen
in aanbod verdwijnen (NOS, 2023c). Daarnaast doet initiatiefnemer het voorstel om
bij jeugdigen met gemengde teams van jeugd- en volwassenenreclassering te laten werken.
Enerzijds omdat dit overeenkomt met de leeftijdsgrens van 23 jaar voor de casusregie
van de Raad van de Kinderbescherming en het voorkomt dat jongeren van 18 direct onder
de volwassenreclassering vallen. Daarnaast kunnen jeugd- en volwassenenreclassering
van elkaar leren – bij jeugdigen die erg volwassen zijn kan het wenselijk zijn om
volwassenenreclasseerders mee te laten denken (en andersom).
5.4. Benutting van het lokale netwerk: specialistisch jongerenwerker
In de praktijk zien we dat reguliere jongerenwerk niet voldoende grip kan krijgen
op jeugdcriminaliteit. Dat is niet aan hen te wijten, maar aan de rol die ze toebedeeld
krijgen. Er dient daarom een onderscheid gemaakt te worden tussen regulier en specialistisch
jongerenwerk. Regulier jongerenwerk richt zich vooral op groepen, specialistisch jongerenwerk
op individuen.
De initiatiefnemer pleit voor een specialistische jongerenwerker vanuit de gemeente
waar de jeugdige woont die vanaf het begin van het Jeugdstraf- en Herstelplan in beeld
is en het lokale aanspreekpunt is voor de jeugdige. Een specialistische jongerenwerker
is een jongerenwerker specifiek voor de groep jeugdigen die het criminele pad op gaat
of al gegaan is.4 De traditionele jongerenwerker werkt vaak in groepsverband en met kwetsbare jongeren,
en is doorgaans gericht op preventie. De specialistische jongerenwerker werkt 1-op-1
met de jeugdige die al verkeerde keuzes heeft gemaakt, is gericht op herstel en toegerust
om met deze zwaardere groep om te gaan en duidelijke grenzen aan te geven. Hij is
te zien als een pre-forensische jongerenwerker (De Jong & De Wit, 2023).
De specialistische jongerenwerker doet dit door contact te houden met (jeugd)reclasseerder,
ouders, wijkteam, sportclub, corporatie en gemeente waar de jongeren woonachtig is.
De specialistische jongerenwerker is een ervaren werker, een ervaringsdeskundige die
maatwerk kan leveren en niet binnen een keurslijf moet handelen. Iemand die duurzaam
dit werk kan blijven doen, en een inspanningsverplichting heeft. (Zie ook de motie
Mutluer c.s. (Kamerstukken II 2022/23a).)
Belangrijk is dat een specialistisch jongerenwerker niet wordt bedolven onder administratie,
ingewikkelde aanbestedingsprocedures maar tijd krijgt om er te zijn voor de jeugdigen.
Zoals de straat ook voor deze jongeren 24/7 is. Uit gesprekken met ruim veertig jongerenwerkers
en diverse aanbieders van specialistische jongerenwerkers blijkt dat bovenstaande
wensen ook in het veld bestaan (Jong de, Moussaid, & Sahetapy, 2022).
Ook moet geld beschikbaar komen of anders gealloceerd worden voor gemeenten om met
bestaande specialistische jongerenwerkers samen te werken dan wel deze specialisten
binnen de eigen gelederen op te leiden. Dat laatste kan ook door nieuwe medewerkers
aan te trekken en door mensen te laten door ontwikkelen. Zo bieden we ontwikkelperspectief
voor bijvoorbeeld huidige jongerenwerkers, penitentiaire bewakers en sociaal werkers
bij de gemeenten.
6. Verbeteren van het huidige systeem van jeugddetentie
Het niet nakomen van de afspraken in het Jeugdstraf- en Herstelplan heeft, zoals eerder
gezegd, duidelijke gevolgen. De jeugdrechter kan besluiten om alsnog detentie op te
leggen, zoals reeds bepaald bij vonnis. Als jeugdigen hun kans niet pakken, dan heeft
dat ook binnen onze plannen heldere consequenties. Hieronder pleit de initiatiefnemer
voor een aantal wijzingen in het huidige jeugdstrafrechtsysteem.
6.1. Volle inzet op kleinschalige detentie als jeugdigen wel een gevangenisstraf nodig
hebben
Een jeugdige gedijt bij intensieve begeleiding. Een kleinschalige voorziening (hierna:
KVJJ) kan dit beter bieden dan een grote instelling. Anno 2023 wordt zelfs de bescheiden
capaciteit van de KVJJ’s niet ten volle gebruikt5. Op dit moment geeft een jeugdrechter advies of en waarom een jeugdige in een kleinschalige
voorziening geplaatst kan te worden. De Divisie Individuele Zaken (DIZ), een afdeling
van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), neemt vervolgens het besluit. Hierbij
staat niet altijd het belang van de jeugdige voorop maar de risicobeheersing. Dit
proces moet andersom en het feitelijke besluit tot plaatsing in een KVJJ dient bij
de rechter te worden belegd. Voor een jeugdige dient daarbij altijd eerst gekeken
te worden naar een KVJJ. Als een KVJJ niet passend is, dan kan de jeugdrechter de
jeugdige naar een jeugdgevangenis sturen, maar dit moet wel gemotiveerd worden. Randvoorwaarde
hiervoor is dat het aantal KVJJ’s moet worden uitgebreid en beter over het land moet
worden verspreid.
6.2. Ontwikkelen van nachtdetentie als volwaardig alternatief
Ook kan naast taakstraffen (en elektronische toezicht) worden gekozen voor nachtdetentie
als aanvulling in het strafgedeelte van het plan. Nachtdetentie is een alternatief
voor volledige detentie. Nachtdetentie is sinds 2003 ingevoerd en er is een landelijk
beleidskader als onderdeel van het Actieprogramma aanpak jeugdcriminaliteit «Jeugd
Terecht». Sinds 2011 is nachtdetentie ook verankerd in de wet. Bij nachtdetentie gaat
het om een vorm van detentie waarbij jongeren hun dagbesteding buiten de inrichting
voortzetten – denk aan werk of onderwijs. De wet biedt echter weinig duidelijkheid
over de voorwaarden voor toepassing en de duur daarvan (Beijerse, 2017).
Een nadeel bij nachtdetentie in het huidige systeem is dat net als bij de KVJJ’s de
onevenwichtige verspreiding van inrichtingen door Nederland. Inrichtingen liggen zelden
in de buurt van de school van een jeugdige. En als dat wel zo is – dan wil de reis
van en naar school problemen opleveren of willen scholen niet meewerken.
Vanwege deze twee problemen wordt nachtdetentie momenteel als uitzondering opgelegd
en niet als regel. Terwijl proeven laten zien dat deze alternatieve vorm van tenuitvoerlegging
juist goed kan werken (Beijerse, 2017). Gecombineerd met de inzet van KVJJ’s kan nachtdetentie
echter volwaardig worden uitgevoerd. De initiatiefnemer stelt daarom een aantal beslispunten
voor om nachtdetentie als volwaardig alternatief voor volledige detentie te laten
functioneren.
6.3. Uitvoering
Capaciteit
De initiatiefnemer ziet dat de voorstellen die zij doet effect hebben op het werk
van jeugdrechters, jeugdwerkers, (jeugd)reclasseerders en andere medewerkers in de
jeugdstrafrechtketen. En dat terwijl er al veel wordt gesproken over capaciteit en
de tekorten in de sector. Mede daarom wordt eerst voor een pilot gepleit.
Tegelijkertijd zorgen de voorstellen in dit initiatief er ook voor dat expertise beter
benut wordt en dat er ruimte gecreëerd wordt voor een grotere rol van de (jeugd)reclasseerders.
Het aantrekken, gedegen opleiden en behouden van personeel in de jeugdstrafrechtketen
is daarbij essentieel. Doordat het Jeugdstraf- en Herstelplan inzet op straffen buiten
de jeugdgevangenis, zullen er bovendien minder jeugdigen in de jeugdgevangenis belanden.
Daardoor kan de schaarse capaciteit worden ingezet voor jeugdigen die de zware zorg
binnen de muren van detentie meer dan nodig hebben. Bovendien gaat de initiatiefnemer
ervan uit dat de recidive en daarmee de druk op JJI’s zal dalen.
Aandacht voor opleiding
In Noorwegen krijgen «prison officers» in wording een specifieke beroepsopleiding van twee jaar. Men krijgt les in onder
andere psychologie, criminologie, het recht en ethiek. De opleiding ligt dicht tegen
social work aan, is op (vergelijkbaar) HBO-niveau en biedt veel ontwikkel- en beroepsperspectief.
In Nederland is het beroep van een penitentiair inrichtingswerker gekwalificeerd op
mbo-niveau met minder aandacht voor de bovengenoemde zaken. Door de opleiding verder
te ontwikkelen, kunnen we jong talent boeien en binden – en daarnaast de focus verleggen
van bewaken naar zorg en begeleiden. Ook daarmee zetten we stappen in de richting
van een systeem dat uitgaat van verbinding en herstelgerichte detentie.
7. Beslispunten en Financiën
7.1. Beslispunten
De initiatiefnemer verzoekt de Kamer om de regering te verzoeken de volgende beslispunten
ter hand te nemen:
Jeugdstraf- en Herstelplan als volwaardig alternatief voor vrijheidsbeneming
I. Start met een pilot aangaande Jeugdstraf- en Herstelplan.
II. Laat in het Jeugdstraf- en Herstelplan herstelrecht een cruciale plaats innemen zowel
tijdens voorarrest als bij de veroordeling;
III. Zorg dat het Jeugdstraf- en Herstelplan altijd voorafgaat aan een Eigen Kracht Interventie.
IV. Maak teams van (jeugd)reclassering regievoerder op het Straf- en Herstelplan die rapporteren
aan de Officier van Justitie en rechter;
V. Maak toetsing van het Jeugdstraf- en Herstelplan door de jeugdrechter verplicht op
de helft en aan het einde van de straf;
VI. Borg gegevensdeling rondom het Jeugdstraf- en Herstelplan in de wet;
VII. Zorg dat de veroordeling na het goed doorlopen van het Jeugdstraf en Herstelplan wordt
geschrapt uit de justitiële registers.
Herijking van (taak)straffen
VIII. Zorg dat het uitgangspunt van de straf in het Jeugdstraf- en Herstelplan is: effectiviteit
en betekenisvol. Zorg de vorm van de (taak)straf past bij het gepleegde delict om
zo maximale effecten te behalen met de straf; uiteraard is de duur en intensiteit
van de taakstraf afhankelijk van de zwaarte van het delict;
IX. Geef (jeugd)reclassering de mogelijkheid om zeer intensieve begeleiding te bieden
bij elke taakstraf binnen het Jeugdstraf- en Herstelplan. Dat betekent dat de (jeugd)reclassering
in samenwerking met een specialistische jongerenwerker intensief wordt betrokken bij
de uitvoering en evaluatie van het Jeugdstraf- en Herstelplan en tijd krijgt om de
jeugdige ook bij de uitvoering te begeleiden;
Eenduidige aanpak van jeugdhulp in strafrechtelijk kader
X. Zorg binnen het Jeugdstraf- en Herstelplan voor een verplichte samenwerking van jeugd-
en volwassenenreclassering in teams bij jeugdigen;
XI. Koop jeugdhulp in strafrechtelijk (forensisch) kader landelijk in.
Benut het lokale netwerk: specialistisch jongerenwerker
XII. Stel aanbod van een specialistische jongerenwerker verplicht bij voor gemeenten;
XIII .Maak via Preventie met Gezag middelen budget vrij voor gemeenten voor het opleiden
dan wel subsidiëren van (bestaande) specialistische jongerenwerkers;
XIV. Stel een landelijke handreiking op voor het werk van specialistische jongerenwerkers;
XV. Ondersteun de ontwikkeling van jongerenwerkers naar specialistische jongerenwerkers
voor meer ontwikkel- en doorgroeiperspectief.
Volle inzet op kleinschalige detentie als jeugdigen wel een detentiestraf krijgen
XVI. Neem in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen op dat detentiestraffen bij
jeugdigen in eerste plaats in een KVJJ worden uitgevoerd, zodat jeugdrechters gemotiveerd
moeten afwijken voor verblijf in een JJI; het besluit van de jeugdrechters is leidend;
XVII. Stel een plan op om het aantal KVJJ’s verspreid over het land uit te breiden tot een
passende capaciteit;
XVIII. Jeugdigen horen niet thuis in een huis van bewaring ook niet als er geen plek is in
de JJI’s, of omdat de juiste begeleiding niet beschikbaar is. Plaats in zo’n geval
jeugdigen altijd in een KVJJ, zie ook eerdere motie Mutluer (Kamerstukken II 2022/23b)
Ontwikkel nachtdetentie als volwaardig alternatief
XIX. Maak nachtdetentie mogelijk bij alle JJI’s en bij voorkeur bij KVJJ’s;
XX. Bij de inzet op meer KVJJ’s verspreid door het land moeten deze geschikt zijn voor
nachtdetentie;
XXI. Maak in de wet duidelijk onder welke voorwaarden en voor welke duur nachtdetentie
mogelijk is.
Aandacht voor opleiding
XXII. Onderzoek de mogelijkheden voor een uitgebreidere (vervolg)opleiding voor penitentiaire
inrichtingswerkers, met daarin expliciete connecties met social work of andere pedagogische
opleidingen.
7.2. Financiële consequenties
Bij het beoordelen van de maatrelen op de financiële consequenties worden reguliere
kosten op het departement voor het schrijven van wetten en voorstellen buiten beschouwing
gelaten. Deze kosten kunnen vanuit de reguliere begroting op het departement gefinancierd
worden.
De voorgestelde maatregelen hebben de volgende financiële consequenties voor de rijksbegroting:
Maatregel
Kosten
I
Leidt tot nader te bepalen eenmalige kosten
II
Budgetneutraal
III
Budgetneutraal
IV
Budgetneutraal
V
Budgetneutraal
VI
Budgetneutraal
VII
Budgetneutraal
VIII
Budgetneutraal
IX
Leidt tot nader te bepalen hogere uitvoeringskosten
X
Budgetneutraal
XI
Leidt tot verschuiving van kosten van lokale overheden naar de Rijksoverheid
XII
Leidt tot nader te bepalen hogere uitvoeringskosten voor gemeenten
XIII
Budgetneutraal
XIV
Budgetneutraal
XV
Budgetneutraal
XVI
Budgetneutraal
XVII
Leidt tot nader te bepalen hogere uitvoeringskosten
XVIII
Budgetneutraal
XIX
Leidt tot nader te bepalen hogere kosten voor detentie
XX
Leidt tot eenmalig hogere kosten
XXI
Budgetneutraal
XXII
Budgetneutraal
8. Woord van dank
Deze initiatiefnota is opgesteld mede naar aanleiding van een werkbezoek naar Noorwegen.
Ook de bijeenkomst met ruim veertig jongerenwerkers en talloze gesprekken met experts
vanuit de praktijk, wetenschap en politiek op het gebied van jeugd(zorg) en jeugdbescherming,
jeugdreclassering, (jeugd)strafrecht, jongerenwerk, herstelrecht, raad voor de rechtspraak,
Restorative Justice en niet in de laatste plaats de jongeren en hun ouders zelf, hebben
bijgedragen aan de totstandkoming van dit initiatief. De initiatiefnemer is eenieder
zeer erkentelijk voor de hulp en in het bijzonder voor hun onuitputtelijke inzet om
jeugdigen (weer) op het rechte pad te krijgen. Bijzondere dank aan Marlieke van Schalkwijk
die het afgelopen half jaar mijn steun en toeverlaat was bij het opstellen van deze
initiatiefnota.
De initiatiefnemer hoopt oprecht dat haar voorstellen zullen bijdragen aan een beter
toekomstperspectief voor jongeren die dreigen af te glijden of zijn afgegleden, en
daarmee aan een veilige samenleving.
Mutluer
Bijlage: literatuur
Beijerse, uit, J. (2017). Jeugdstrafrecht: beginselen, wetgeving en praktijk. Maklu.
Buitenhof (2023). Uitzending 8 januari 2023.
Bureau Beke (2021). Verharding van de jeugdcriminaliteit.
CBS (2022). Jaarrapport 2022 Landelijke Jeugdmonitor.
Deady, C. W. (2014). Incarceration and recidivism: Lessons from abroad.
Jong, de, J. D. (2022). Jongerenwerk voor «de 2%».Over «wat werkt» en «wie werkt»
in jongerenwerk om recidive te voorkomen en sociale problematiek te verminderen. Position
Paper Hogeschool Leiden.
Jong, de, J. D., Moussaid, Y. & Sahetapy, I. (2022). Specialistisch jongerenwerk.
Bijeenkomst van Songül Mutluer over jongerenwerk voor «de 2%» op 8 november 2022 in
de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Leiden: Hogeschool Leiden, Lectoraat Aanpak Jeugdcriminaliteit.
Kamerstukken II 2022/23a, 36 200, VI, nr. 72.
Kamerstukken II 2022/23b, 24 587, nr. 885.
Kea, R., & Oppenraaij, van, W. (2021). Hoe beperkt is het straf(proces)recht voor
jongeren met een beperking? Handicap & Recht, 7(2), 39–44.
Koops-Geuze, G. J., Wermink, H. T., & Weerman, F. M. (2023). A Quasi-Experimental
Study on the Effects of Community versus Custodial Sanctions in Youth Justice. Youth Violence and Juvenile Justice, 21(2), 106–129.
Ministerie van Justitie en Veiligheid (2022a). Stand van zaken intensief toezicht
JJI’s. Kamerbrief 10 november 2022.
Ministerie van Justitie en Veiligheid (2022b). Beleidsreactie op voortgangsbrief toezicht
JJI’s. Kamerbrief 10 november 2022.
Noorse Wetboek van Strafrecht (2020). Part I. General Provisions. Chapter 6. Sentences
of imprisonment. Section 33. Limited use of sentences of imprisonment for young offenders.
NOS (2021). Steeds vaker celstraf voor jongeren, jeugdgevangenissen onder druk.
NOS (2023a). Minderjarig en een mes op zak: steeds meer jongeren betrokken bij steekincidenten.
NOS (2023b). «Jongeren die drugs uit containers halen missen vaak het juiste rolmodel».
NOS (2023c). «Haal forensische jeugdhulp weg bij gemeenten».
Op1 (2022). Uitzending 14 juli 2023.
Parool (2020). Jongens van 12, 14 en 15 opgepakt voor gewelddadige straatroof.
RTL Nieuws (2023). Opnieuw uithalers opgepakt op Maasvlakte, jongste is 14 jaar.
Telegraaf (2023). Joandry kon ontsnapping regelen vanuit zijn cel.
VN-Kinderrechtencomité (2019). General Comment No. 24 on children's rights in the
child justice system.
VN-Kinderrechtencomité (2022). Concluding observations on the combined fifth and sixth
periodic reports of the Kingdom of the Netherlands.
Wegwijzer Jeugd en Veiligheid (2023a). Meer onderzoek nodig naar verharding jeugdcriminaliteit.
Wegwijzer Jeugd en Veiligheid (2023b). LVB jongeren, voorkom dat ze tussen wal en
schip raken.
WODC (2020). Monitor jeugdcriminaliteit.
WODC (2021a). Monitor jeugdcriminaliteit.
WODC (2021b) Criminaliteit en Rechtshandhaving.
WODC (2021c). Ontwikkelingen in de recidive onder jeugdigen.
WODC (2022a). Verschil in recidivetrends onder jeugdigen.
WODC (2022b). Woon- en pleegbuurten van geregistreerde jeugdcriminaliteit.
WODC (2023). Jeugdige verdachten van misdrijven; ontwikkelingen tot 2023.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Songül Mutluer, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.