Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 431 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 5 oktober 2023
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele
vragen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben het wetsvoorstel met interesse
gelezen en hebben nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel voor wijziging van de Wet op het kindgebonden budget. Deze leden beamen
de noodzaak van de regering maatregelen te nemen om het aantal personen en kinderen
in armoede te laten afnemen. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Deze leden zijn zeer positief over de extra financiële ondersteuning die gezinnen
met meer kinderen en met oudere kinderen door dit wetsvoorstel krijgen. In grote lijnen
steunen deze leden het wetsvoorstel, maar over enkele aspecten hebben zij vragen.
I. ALGEMEEN
1. Achtergrond van het wetsvoorstel
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties delen de zorgen van de regering over
de dreigende toename van armoede en kinderarmoede in Nederland. Tegelijkertijd constateren
deze leden dat het doel om de kinderarmoede te halveren nog niet in zicht is, ook
niet met de aangekondigde maatregelen. Zij vragen de regering dan ook of zij de stelling
dat maatregelen genomen worden die de kinderarmoede in 2024 «zoveel mogelijk» zullen
doen dalen hard kan maken. Kan de regering toelichten waar zij deze stelling op baseert?
Is het niet zo dat de regering nog meer maatregelen had kunnen nemen? Klopt het niet
dat het verhogen van specifieke belastingen voor mensen met hoge inkomens of veel
vermogen budgettaire ruimte had gecreëerd voor, bijvoorbeeld, een extra verhoging
van de kinderbijslag, of het verhogen van het wettelijk minimumloon?
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de D66-fractie vragen de regering in te gaan op hoe groot de uitbreiding
van de doelgroep van het kindgebonden budget is met onderhavig voorstel. Deze leden
vragen de regering hoe groot het niet-gebruik van het kindgebonden budget is, hoe
vaak er sprake is van terugvorderingen, hoe groot die gemiddeld zijn en welke maatregelen
de regering beoogt om terugvorderingen en niet-gebruik tegen te gaan.
2.1. Voorgestelde regeling
De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering ervoor kiest om het extra kindgebonden
budget voor alleenstaande ouders met 619 euro per jaar te verlagen. Welk effect heeft
dit voor de koopkracht van alleenstaande ouders? Waarom heeft de regering ervoor gekozen
om specifiek en voor alleen deze doelgroep een verlaging in te voeren?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zijn verheugd te lezen dat de bedragen
voor het eerste kind en tweede en volgende kinderen gelijkgetrokken worden. Daarmee
volgt de regering immers de aanbevelingen van de Commissie sociaal minimum, die constateert
dat juist bij gezinnen met meer kinderen de knelpunten zitten. Ook wordt het kindgebonden
budget hiermee minder complex, begrijpelijker en voorspelbaarder. Deze leden zijn
benieuwd of de regering heeft overwogen de volledige adviezen van de Commissie sociaal
minimum te volgen; de afgekondigde maatregelen zijn immers onvoldoende om de gevonden
tekorten in het maandelijkse budget van verschillende soorten huishouden op te lossen.
Ook vragen deze leden of de regering heeft overwogen de kindregelingen nog verder
te vereenvoudigen, bijvoorbeeld door het kindgebonden budget op te nemen in de kinderbijslag,
in combinatie met het progressiever maken van de inkomstenbelasting.
De leden van de PvdA- en de GroenLinks-fracties constateren dat het verhogen van de
bestaande toeslagen haaks staat op het voornemen van de regering om de toeslagen volledig
af te schaffen. Deze leden vinden het zeer wenselijk dat armoede bestreden wordt,
en zien liever dat dat gebeurt via het kindgebonden budget en andere inkomensafhankelijke
toeslagen dan dat het niet gebeurt. Tegelijkertijd zien zij ook de vele problemen
met het huidige toeslagenstelsel en hadden zij een hervorming die aan beide wensen
tegemoet komt toegejuicht. Wat is de reden dat de regering hier niet voor gekozen
heeft?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat met de door de regering voorgestelde
aanpassingen van de Wet op het kindgebonden budget het afbouwpunt van het kindgebonden
budget naar voren wordt verplaatst. Deze leden vragen de regering of hierdoor nu overlap
ontstaat met het afbouwpad van de huurtoeslag. Heeft de regering overwogen om te voorkomen
dat er afbouw zou ontstaan met het afbouwpad van de huurtoeslag? Kan de regering dit
nader toelichten?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering heeft overwogen om het
budget wat nu gebruikt is voor het verplaatsen van het afbouwpunt alleen te stoppen
in het verhogen van de bedragen (i.e. een budgetneutrale verplaatsing). Zo nee, waarom
niet? Kan de regering nader toelichten waarom zij gekozen heeft voor deze aanpassing?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat voorgestelde maatregelen ervoor
zorgen dat de nadelen van het in stand houden van toeslagen vergroot worden, zoals
hogere terugvorderingen door de hogere bedragen voor het kindgebonden budget en een
vergroting van de marginale druk. Het verhogen van de bedragen voor het kindgebonden
budget (en andere toeslagen) zorgt er tevens voor dat het afschaffen van toeslagen
– een breed gedragen politieke wens – moeilijker te realiseren is. Is de regering
dit met de leden van de ChristenUnie-fractie eens? Deze leden vragen de regering hierop
te reflecteren.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat het
huidige gebruik is van het kindgebonden budget. Hoe is het gebruik verspreid over
de inkomensgroepen? Ook zijn deze leden benieuwd naar gegevens voor hoeveel huishoudens
er de afgelopen jaren sprake was van terugvorderingen, inclusief gemiddeld bedrag.
Kan de regering deze gegevens verstrekken?
De leden van de SGP-fractie hebben vragen over de verlaging van de extra inkomensdrempel
voor paren. Wat zijn de opbrengsten van de geïsoleerde maatregel? Is de regering het
eens dat deze maatregel zorgt voor een stijging van de marginale druk voor inkomens
rond de 40.000 euro van 6,75%? En dat deze maatregel de grote aanjager is van de enorme
stijging van marginale druk tot 92% bij eenverdieners? Waarom is toch voor deze maatregel
gekozen, ondanks de brede wens die er is om de marginale druk te laten dalen? Welke
alternatieven zijn mogelijk om de marginale druk voor deze groep te laten dalen, en
om welke reden is hiervoor niet gekozen?
Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie of de regering voornemens is deze verlaging
van dit afbouwpercentage terug te draaien, gezien de discussie hierover tijdens de
Algemene Politieke Beschouwingen.
2.2. Begunstigden
3. Inkomenseffecten
De leden van de VVD-fractie vragen wat het effect van voorliggend wetsvoorstel is
op de armoedeval en de marginale druk. Kan de regering daar nader op ingaan?
De leden van de CDA-fractie begrijpen de beweging goed om het kindgebonden budget
te verhogen om te zorgen dat gezinnen in armoede worden ondersteund. Deze leden merken
hierbij wel op dat door externe omstandigheden de benodigde mate van ondersteuning
in de toekomst misschien wel kan variëren binnen de groep gezinnen die het kindgebonden
budget ontvangt. Zij vragen of periodiek wordt gemonitord hoe deze groep ervoor staat
en waar de ondersteuning het hards nodig is.
4. Financiële gevolgen voor het Rijk
5. Caribisch Nederland
6. Regeldrukeffecten
7. Toetsing en consultatie
De leden van de VVD-fractie lezen in de uitvoeringstoets van de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) bij dit wetsvoorstel dat «de extra werkzaamheden als gevolg van de wijziging
in omvang van nieuwe gerechtigden, lastig in te schatten en onzeker zijn.» Hoe gaat
de regering hiermee om en hoe worden mogelijke problemen zoveel als mogelijk gemitigeerd?
Wanneer en hoe is meer duidelijkheid te krijgen hierin?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de uitvoeringstoets van de SVB naar voren
komt dat Nederland mogelijk meer gezinsbijslag zal moeten betalen in situaties waarin
het buitenland met voorrang bevoegd is en Nederland een aanvulling betaalt op de gezinsbijslag
wanneer het kindgebonden budget verhoogd wordt. Uit diezelfde uitvoeringstoets blijkt
dat er vooralsnog geen duidelijk zicht is op hoeveel nieuwe gerechtigden de verhoging
van toepassing gaat zijn en wat de financiële gevolgen daarvan zullen zijn. Kan de
regering dit inzichtelijk maken? Hoe gaat de regering verder deze mensen, die daar
recht op hebben, bereiken?
De leden van de VVD-fractie constateren dat uit de uitvoeringstoets van de SVB verder
naar voren komt dat, om terugvorderingen door het buitenland zo veel mogelijk te voorkomen,
de SVB de zusterorganen voor de inwerkingtreding bericht. Daarbij tekent de SVB wel
aan dat het dan vervolgens aan de zusterorganen is om tijdig te acteren. Wanneer een
zusterorgaan niet tijdig acteert, wat zijn dan de gevolgen hiervan?
8. Evaluatie
De leden van de VVD-fractie constateren dat de laatste evaluatie in 2018 heeft plaatsgevonden.
Wanneer zal de volgende evaluatie plaatsvinden?
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de eerstvolgende evaluatie van het kindgebonden
budget beoogd is.
9. Inwerkingtreding
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Meijerink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.J. Meijerink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.