Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 395 Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren
Nr. 6
VERSLAG
Vastgesteld 5 oktober 2023
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
ALGEMEEN DEEL
1
1.
Inleiding
1
2.
De inhoud van het voorstel
3
Huidig juridisch kader van het boa-stelsel
3
Veranderde taakstelling en context
4
Hoger regelgevingsniveau voor regels over bewapening en uitrusting
4
3.
Advies en consultatie
5
3.1
Internetconsultatie
5
De toekenning van geweldmiddelen aan boa’s
5
Opleiding
6
I. ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van het voorstel voor
de wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een
algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren
(hierna: het wetsvoorstel). Deze leden stellen voorop dat buitengewoon opsporingsambtenaren
(boa’s) de afgelopen jaren, vooral in bepaalde steden en regio’s, met buitenproportioneel
geweld te maken hebben gekregen. Boa’s spelen een belangrijke rol in de strafrechtelijke
handhaving van de lokale veiligheid, leefbaarheid en naleving van speciale regels,
zoals ook gesteld wordt in de inleiding. Boa’s kunnen daarom ook in dat verband geweldsmiddelen
toegekend krijgen. Deze leden onderstrepen dit, Zij hebben met interesse kennisgenomen
van het wetsvoorstel en stellen de regering nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij
hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om nog enkele vragen te stellen aan de
regering over dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben het wetsvoorstel gelezen en hebben hierover nog
enkele vragen en opmerkingen. Deze leden zien ook dat boa’s steeds vaker taken krijgen
die in eerste instantie bij de politie terecht horen. Zij vragen in dat kader dan
ook of het niet wenselijker is om boa’s die politietaken uitvoeren onder te brengen
bij de politie. Het is zeer begrijpelijk dat boa’s, indien zij geconfronteerd worden
met geweld bij het uitoefenen van hun taken, zich willen kunnen verdedigen. De vraag
is echter waar het verdedigen ophoudt en het toepassen van geweld om hun taak uit
te voeren begint. Ook in dat licht achten deze leden het wenselijker dat boa’s die
politietaken uitvoeren onderdeel worden van de politie. In de consultatiereacties
valt dan volgens deze leden ook terecht te lezen dat het erop lijkt dat boa’s steeds
meer een eigen handhavingsinstituut beginnen te worden. In reactie hierop wordt aangegeven
dat dit voorstel slechts ziet op meer regels rondom bewapening maar dat dit geen afbreuk
doet aan het debat over de functie van de boa. Deze redenering snappen deze leden
dan weer niet. Met het aanvaarden van het wapens geven aan boa’s is immers een forse
stap gezet in de discussie rondom de taken en waar zij thuishoren. Kan de regering
hier nader op reflecteren?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben met instemming kennisgenomen van
het wetsvoorstel waarin, kort gezegd, de delegatiegrondslag voor de bewapening en
uitrusting van boa’s wordt opgetrokken naar het niveau van de politie. Deze leden
willen hun grote waardering uitspreken voor de inzet van boa’s. De boa’s spelen inmiddels
een onmisbare rol in het veiligheidsdomein in de meest brede zin van het woord; niet
alleen dragen boa’s bij aan de handhaving van de openbare orde binnen de gemeentegrenzen,
maar ook in het buitengebied treden zij op tegen overtredingen van (milieu)regels.
Daarbij worden boa’s regelmatig geconfronteerd met situaties waarin hun bewapening
en uitrusting tekort schieten. Ook boa’s merken aan den lijve de gevolgen van de verhardende
drugscriminaliteit. Dit klemt te meer nu assistentie van de politie in urgente gevallen
niet vanzelfsprekend is.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben daarom in het recente verleden
hun begrip uitgesproken voor betere bewapening van met name de groene boa’s. Deze
leden zijn in dit licht bezien dan ook erg benieuwd of, en zo ja in hoeverre, dit
wetsvoorstel eraan kan bijdragen dat besluitvorming over bewapening en uitrusting
van boa’s maat houdt met de mogelijke risico’s van actuele maatschappelijke ontwikkelingen
voor, bijvoorbeeld, het geweldniveau waaraan boa’s mogelijkerwijs worden blootgesteld
en de mate waarin de politie bijstand kan bieden aan boa’s. Daarnaast vinden voornoemde
leden het van groot belang dat boa’s zélf inbreng hebben op hoe zij uitgerust en bewapend
willen worden. Ook zijn de aan het woord zijnde leden benieuwd naar de concrete criteria
voor uitrusting en bewapening in de algemene maatregel van bestuur (amvb). Tot slot
vragen deze leden de regering om een nadere beschouwing in hoeverre decentrale overheden
invloed kunnen uitoefenen op bewapening en uitrusting, bijvoorbeeld als het gaat om
de uiterlijke zichtbaarheid van levensbeschouwelijke uitingen op het boa-tenue.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
erkennen dat de bewapening van boa’s steeds meer gelijkenis vertoont met de bewapening
van politieambtenaren en dat daarbij ook passende regelgeving hoort. Deze leden erkennen
dat het wetsvoorstel slechts een technische omzetting beoogt, waarbij beleidsregels
omgezet worden in een amvb. Zij lezen dat het meenemen van inhoudelijke wijzigingen
in de amvb zorgt voor vertraging in de totstandkoming van de amvb. Deze leden vangen
echter regelmatig verontrustende signalen op over de huidige beleidsregels en hebben
behoefte aan het stellen van enkele vragen hieromtrent.
De leden van de BBB-fractie hebben geen vragen en-/of opmerkingen over de wijziging
van de Politiewet 2012 en het onderzoek kosten-batenanalyse kansspelen.
2. De inhoud van het voorstel
Huidig juridisch kader van het boa-stelsel
De leden van de VVD-fractie lezen dat er bij de toetsing van de noodzaak van de bewapening
van een boa met een vuurwapen ook moet worden voldaan aan het criterium dat er een
redelijke verwachting bestaat dat de boa bij de uitoefening van de functie in (onvoorziene)
omstandigheden komt te verkeren, dat hij of anderen met onmiddellijk vuurwapengebruik
of onmiddellijke dreiging met een vuurwapen worden geconfronteerd. Kan de regering
nader toelichten hoe deze criteria worden vastgesteld?
De leden van de CDA-fractie lezen dat boa’s op grond van de Beleidsregels Buitengewoon
Opsporingsambtenaar kunnen worden uitgerust met handboeien, wapenstok, pepperspray
en een vuurwapen. Deze leden constateren dat zij eerder aandacht hebben gevraagd voor
de uitrusting en bewapening van groene boa’s (boa’s die werkzaam zijn in onder andere
het buitengebied). Groene boa’s krijgen steeds vaker te maken met drugsdumpingen en
het risico zware criminelen in het buitengebied tegen te komen. Op welke manier kunnen
zowel de veiligheid van groene boa’s als de effectiviteit van hun werk beter aangesloten
worden op de risico’s in de praktijk? Voornoemde leden vragen ook of groene boa’s
bijvoorbeeld snel en gericht kentekens van verdachte wagens kunnen controleren.
Groene boa’s kunnen voor de vergunning van een vuurwapen een aanvraag doen bij de
werkgever die de noodzaak en bekwaamheid van de boa in de omgang met het vuurwapen
moet aantonen. De leden van de CDA-fractie vragen aan de regering hoe vaak een verzoek
tot de bewapening van een groene boa met een vuurwapen is afgewezen met als reden
dat de redelijke verwachting dat de boa bij de uitoefening van de functie in omstandigheden
komt te verkeren waarin hij met een vuurwapen wordt geconfronteerd, ontbrak. Deelt
de regering de mening dat groene boa’s hetzelfde behandeld moeten worden als reguliere
boa’s wat betreft de eisen voor een vergunning voor een vuurwapen? Voornoemde leden
vragen ten slotte hoe de samenwerking verloopt tussen groene boa’s en de politie,
met name wanneer de groene boa wordt geconfronteerd met geweld en niet beschikt over
voldoende geweldsmiddelen om zichzelf te kunnen beschermen.
Veranderde taakstelling en context
De leden van de VVD-fractie onderstrepen de aanzienlijk veranderende context waarin
boa’s hun taak dienen uit te voeren. Steeds vaker worden boa’s ingezet op verschillende
plekken, tijdstippen en geconfronteerd met allerlei verschillende vormen van gevaarzetting.
Kan de regering verder toelichten of boa’s taakgericht worden ingezet en ook op die
wijze beoordeeld dienen te worden en hoe zij uitgerust en bewapend worden? Klopt het
dat in het wetsvoorstel niet geregeld is dat taakstelling wordt meegenomen maar dat
boa’s individueel getoetst worden?
Hoger regelgevingsniveau voor regels over bewapening en uitrusting
De leden van de VVD-fractie lezen dat gelijktijdig aan de omzetting van de bestaande
regels over bewapening en uitrusting uit de beleidsregels naar amvb dit ook voor andere
onderwerpen wordt gedaan. Kan de regering een stand van zaken geven over deze afzonderlijke
trajecten?
De leden van de D66-fractie stellen dat boa’s op dit moment op grond van beleidsregels
kunnen worden uitgerust met handboeien en bewapend met onder meer een wapenstok, pepperspray
en zelfs een vuurwapen. Of een geweldmiddel wordt toegekend wordt beoordeeld aan de
hand van in beleidsregels opgenomen criteria. De aan het woord zijnde leden achten
dat, net als de regering, een onvoldoende stevige grondslag, gelet op de impact van
de aanwending van toegekende geweldsmiddelen op de burger en de maatschappij. Derhalve
onderschrijven zij het doel van het wetsvoorstel om een hogere wettelijke grondslag
in het leven te roepen voor de regels over de bewapening en uitrusting van boa’s,
aangezien dat betekent dat deze (bij wijziging) worden geconsulteerd en ter advisering
voorgelegd moeten worden aan de Raad van State. Een hoger niveau van regelgeving levert
derhalve een betere borging van de betreffende mensenrechten.
De leden van de D66-fractie willen echter wel de mate waarin boa’s bewapend zijn ten
principale ter discussie stellen. De regering verwijst in dat kader naar de veranderde
taakstelling en context voor het werk van de boa’s. Boa’s zijn, aldus de regering,
steeds meer taken van de politie gaan overnemen. Zo fungeren zij als aanspreekpunt
in de wijk en zijn zij actief bij het handhaven van de openbare veiligheid in grote
steden. Omdat zij in die hoedanigheid vaker worden geconfronteerd met geweld zou het
bewapenen noodzakelijk zijn. Deze redenering gaat wat voornoemde leden betreft echter
voorbij aan de vraag of het überhaupt wenselijk is om boa’s taken van de politie te
laten overnemen. Immers ligt het geweldsmonopolie bij de politie. Kan de regering
hierop reflecteren? In hoeverre acht de regering het noodzakelijk om, nu de regels
omtrent geweldmiddelen voor boa’s en politieagenten op hetzelfde niveau worden gebracht,
de taakafbakening tussen boa’s en de politie eveneens wettelijk te verankeren?
De leden van de D66-fractie achten het verder nog van belang dat boa’s in mindere
mate dan agenten zijn opgeleid om geweld te gebruiken. Van politieagenten mag men
verwachten dat zij in staat zijn om een gevaar in te schatten en gepast geweld te
gebruiken als een situatie daarom vraagt, zonder dat daarbij excessief geweld wordt
gebruikt en met inachtneming van de mensenrechten van burgers. Kan de regering toelichten
in hoeverre dergelijke vaardigheden ook in de boa-opleiding aan bod komen? Daarnaast
is voor politieagenten bij wet in formele zin geregeld aan welke opleidingsvereisten
en screening zij moeten voldoen alvorens zij als agenten met geweldmiddelen aan het
werk kunnen. Voor boa’s zijn dergelijke vereisten niet opgenomen in een wet in formele
zin, en evenmin is beoogd dit te regelen met het voorliggende wetsvoorstel. Deelt
de regering de mening dat het wenselijk is dit soort vereisten op te nemen in een
wet in formele zin?
3. Advies en consultatie
3.1 Internetconsultatie
De toekenning van geweldmiddelen aan boa’s
De leden van de SGP-fractie lezen dat uit de internetconsultatie blijkt dat sommigen
voor de uitbreiding en verbetering van de bewapening en uitrusting van boa’s zijn,
terwijl anderen juist tegen de toekenning van wapens aan boa’s zijn. De toekenning
hiervan wordt geregeld in de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Deze
leden lezen in artikel 10 van de beleidsregels dat een wapen alleen kan worden toegekend
als de noodzaak hiertoe is aangetoond. Deze leden constateren dat de Minister in het
commissiedebat politie van 6 juli 2023 heeft gesproken over dit noodzakelijkheidscriterium.
Deze leden maken de regering erop attent dat de toepassing van dit noodzakelijkheidscriterium
niet overal op dezelfde wijze wordt gehandhaafd en dat het voor interpretatie vatbaar
is. Deze leden vragen de regering of het noodzakelijkheidscriterium vereenvoudigd
dan wel geschrapt kan worden.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het tweede lid van artikel 10 van de beleidsregels
boa dat het toekennen van bewapening aan een boa onder meer afhankelijk is van de
in redelijkheid te verwachten kans dat de boa bij de vervulling van zijn functie met
geweld of dreiging met geweld wordt geconfronteerd. Deze leden constateren dat meer
dan regelmatig enkel wordt gekeken naar het gebruik van geweldsmiddelen in het verleden,
en dat enkel het dragen en daarmee dreigen met het geweldsmiddel onvoldoende wordt
meegewogen in de beslissing. Tevens wijzen deze leden erop dat een groene boa niet
altijd op adequate bijstand van politie kan rekenen als hij diep in het bos zijn taak
uitvoert. Deze leden wijzen op het toenemend aantal drugsdumpingen in natuurgebieden.
Indien een groene boa de daders op heterdaad betrapt is hij zonder geweldsmiddel erg
kwetsbaar. De in redelijkheid te verwachten kans dat de boa met geweld wordt geconfronteerd
neemt in de praktijk dus alleen maar toe. Daarnaast menen deze leden dat deze kans
lastig vooraf in te schatten valt. Deze leden menen dat het onwenselijk is dat een
groene boa zich niet tegen (drugs)criminelen of stropers kan verweren en moet vluchten
omdat bijstand te lang op zich laat wachten. Deze leden vragen de regering te reflecteren
op deze problematiek en om een nadere invulling van het begrip in redelijkheid te
verwachten dreiging met geweld.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in het derde lid van artikel 10 van de Beleidsregels
Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de beoordeling van de noodzaak tot het bewapenen
van een boa ook de frequentie en mate waarin zich in het verleden situaties hebben
voorgedaan waarbij bewapening wenselijk was geweest worden betrokken. Deze leden vragen
de regering in hoeverre dit aspect wordt meegewogen en hoe deze incidenten geregistreerd
worden. Deze leden wijzen erop dat enkel het voorhanden hebben van het geweldsmiddel
al kan zorgen voor een afschrikkende werking.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in het zevende lid van artikel 10 van de beleidsregels
boa dat het toekennen van een wapen aan een boa slechts geschiedt indien zijn bekwaamheid
in de omgang met het betreffende wapen is aangetoond. Deze leden merken op dat bekwaamheid
met het wapen gemakkelijk is aan te tonen door middel van een periodieke keuring.
Wanneer de keuring is doorstaan en er geen signalen zijn ontvangen over oneigenlijk
gebruik stellen deze leden voor dat er een verkorte toekenningsprocedure gevolgd zou
kunnen worden. Mede gezien de langdurige procedure die toekenning van geweldsmiddelen
in beslag kan nemen. Zij vragen de regering te reflecteren op deze aanbeveling.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in artikel 12 van de beleidsregels boa de noodzaak
wordt aangegeven voor periodieke toetsing van de noodzakelijkheid van het voorhanden
hebben van een geweldsmiddel. Deze leden constateren dat iedere vijf jaar opnieuw
gekeken wordt of toekenning van het geweldsmiddel gerechtvaardigd is. Deze leden wijzen
de regering op de rompslomp die dit met zich mee kan brengen en vragen de regering
of in het kader van de veiligheid van de boa niet volstaan kan worden met een verkorte
procedure indien zich geen incidenten hebben voorgedaan en de boa nog dezelfde werkzaamheden
verricht.
Opleiding
De leden van de VVD-fractie merken op dat in een internetconsultatie gesteld wordt
dat in de regelgeving extra verplichte opleidingen voor boa’s, voordat zij over uitrusting
mogen beschikken, ontbreken. Deze leden herleiden uit de reactie dat een boa zich
dient te gedragen overeenkomstig de regels van de Politiewet 2012, de Wet wapens en
munitie en de ambtsinstructie. Ook wordt aangegeven dat in artikel 4, onder b, van
de ambtsinstructie is bepaald dat het gebruik van een geweldmiddel uitsluitend is
toegestaan door een ambtenaar die in het gebruik van dat geweldsmiddel is geoefend.
Kan de regering dit verder toelichten? Betekent dit dat boa’s die over vuurwapens
mogen beschikken ook extra opleidingscriteria opgelegd krijgen? Heeft dit effect op
het aantal boa’s dat ieder jaar instroomt? Heeft dit effect op de inzetbaarheid van
boa’s?
De voorzitter van de commissie, Kat
Griffier van de commissie, Brood
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.