Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda bijeenkomst NAVO-ministers van Defensie op 11 en 12 oktober 2023 te Brussel
2023D40282 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Defensie hebben de onderstaande fracties de behoefte
vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Defensie over de NAVO Defensie
Ministeriële van 11 en 12 oktober 2023.
De voorzitter van de commissie,
De Roon
De adjunct-griffier van de commissie,
Manten
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de NAVO Defensie Ministeriële op 11 en 12 oktober 2023. Zij hebben hierover
een aantal vragen en opmerkingen.
Uit de beslisnota bij de geannoteerde agenda blijkt dat de agenda van de Defensie
Ministeriële (DMM) nog niet vastgesteld was. De leden van de VVD-fractie vragen de
Minister of de agenda van de DMM inmiddels is vastgesteld. Indien ja, heeft deze vaststelling
geleid tot wijzigingen van de Nederlandse inzet zoals verwoord in de geannoteerde
agenda?
De Minister kondigde in haar Kamerbrief van 24 mei jl. (Kamerstuk 22 054, nr. 390) en haar Kamerbrief van 14 juni jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 164) aan dat Nederland samen met partners werkt aan een plan voor F-16 trainingen van
Oekraïense piloten. De leden van de VVD-fractie vragen wat de meest actuele stand
van zaken is aangaande de training van de F-16 piloten. Deze leden vragen een nadere
toelichting van de vorderingen die sinds de bijeenkomst van de Ukraine Defense Contact Group (UDCG) op 19 september zijn gemaakt en op welke wijze Nederland tot dusver bij deze
training betrokken is.
De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van een voortvarende en ambitieuze implementatie
van de nieuwe verdedigingsplannen van de NAVO. Zij maken zich dan ook enige zorgen
dat de Minister tijdens de aankomende Ministeriële op de rem gaat staan, door aan
te dringen op een «realistische invulling», een «gefaseerde implementatie» en «voldoende
tijd». Kan de Minister toelichten of er landen zijn die meer vaart willen maken met
de plannen en deze ambitieuzer willen interpreteren dan Nederland dat wil? Kan de
Minister ook toezeggen dat de Nederlandse inzet niet is om de verdedigingsplannen
in de uitwerking af te zwakken of te vertragen? Wanneer is volgens de Minister sprake
van een realistische invulling van de nieuwe regionale plannen? Heeft de Minister
een verduidelijking van de termijn waarop deze plannen realistische gezien operationeel
zouden moeten zijn?
In de geannoteerde agenda spreekt de Minister over de uit de Vilnius top voortgekomen
nieuwe regionale verdedigingsplannen en het zogeheten NATO New Force Model (NFM). De leden van de VVD-fractie hebben geconstateerd dat het NFM een verzevenvoudiging
van het aantal snel inzetbare NAVO-manschappen betekent. De leden ontvangen graag
een toelichting op de vraag welke financiële en organisatorische gevolgen de regionale
plannen en het NFM hebben voor de Nederlandse krijgsmacht.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister ook toe te lichten wat de redenen zijn
dat voortzetting van de Nederlandse bijdrage een «grote uitdaging» vormt, en hoe dit
zich verhoudt tot het feit dat er nog geen zicht op is dat Nederland ook na 2025 de
NAVO-norm van 2% gaat halen.
De leden van de VVD-fractie zouden het zeer onwenselijk vinden als de Minister tijdens
de aankomende Ministeriële gaat pleiten voor een uitwerking van de NAVO-verdedigingsplannen
waarbij de Nederlandse bijdrage gebaseerd is op minder dan structureel voldoen aan
de NAVO-norm van 2%. Kan de Minister toezeggen dat dit niet het geval is?
Er wordt door de Minister aangegeven dat Nederland het belang van het door bondgenoten
beschikbaar stellen van voldoende capaciteiten zal benadrukken. De leden van de VVD-fractie
vragen de Minister in hoeverre Nederland zelf in staat is om voldoende militaire capaciteit
beschikbaar te stellen. Ook vanuit de Europese Unie (EU) is beroep gedaan op de lidstaten
voor snel inzetbare eenheden. Kan de Minister een toelichting geven hoe de beschikbare
Nederlandse militaire capaciteit zich verhoudt ten opzichte van de snel inzetbare
eenheden vanuit zowel de NAVO als de EU?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda van de
bijeenkomst van NAVO-ministers van Defensie op 11 en 12 oktober 2023.
De leden van de D66-fractie hechten veel belang aan de steun voor Oekraïne in de oorlog
die Rusland al meer dan een jaar geleden is gestart. Onlangs is het bekend geworden
dat Duitsland en Frankrijk in Oekraïne gaan samenwerken met fabrikanten om wapens
te produceren.
De leden van de D66-fractie vragen zich af of het kabinet voornemens is om bij te
dragen aan deze samenwerkingsinitiatieven om ervoor te zorgen dat Oekraïne deze broodnodige
militaire capaciteiten vergroot. Hoe denkt het kabinet hierbij Nederlandse fabrikanten
en producenten op de kaart te zetten, zodat zij ook een bijdrage kunnen leveren?
De leden van de D66-fractie vragen zich af wat de stemming is binnen de Raad van Ministers
gezien de vertraging inzake de Zweedse toetreding tot de NAVO nu de herfstzitting
van het Turkse parlement geopend is. Heeft de Minister concrete toezeggingen gekregen
vanuit Ankara tijdens haar laatste bezoek?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe Nederland verwacht te kunnen voldoen
aan de eisen van het NFM, gezien de grote uitdagingen met betrekking tot capaciteit
op alle vlakken? Welke (financiële) consequenties heeft dit?
Ten slotte vragen de leden van de D66-fractie zich af hoe de situatie momenteel is
rondom de Kosovo Force (KFOR). Kan de Minister een update geven over de situatie en aangeven of KFOR al
dan niet versterkt moet worden gezien de oplopende spanningen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda die spreekt
van het «eensgezind blijven inzetten op militaire steun om het voortzettingsvermogen
van Oekraïne te stutten» omdat «de Russische aanvalsoorlog voortduurt». Het is echter
niet aannemelijk dat de Russische aanvalsoorlog vanzelf stopt, dat roept vragen op
over de te volgen strategie.
De leden van de SP-fractie vragen zich af wat de huidige stand van zaken betekent
voor de militaire inzet van de internationale steun. Deelt de Minister de conclusie
dat het ondernomen Oekraïense contraoffensief nauwelijks de gewenste resultaten heeft
opgeleverd? Heeft het Nederlandse kabinet kennisgenomen van het onderzoek dat stelt
dat in dit kalenderjaar minder dan 500 vierkante mijl is uitgewisseld tussen de oorlogvoerende
partijen, wat betekent dat Oekraïne in feite amper militaire winst heeft behaald ondanks
de enorme inspanningen gedurende de zomer?1 Wat zijn de lessen die het kabinet hieruit trekt? Deelt de Minister de conclusie
dat een herhaling van deze militaire aanpak waarschijnlijk weinig verandering oplevert?
Op welke manier wordt nagedacht over een andere aanpak?
Acht het Nederlandse kabinet de intrede van de herfst en het beperkte resultaat van
het Oekraïense contraoffensief een geschikt moment om diplomatieke maatregelen te
nemen en te onderzoeken of een politieke oplossing voor deze enorm bloedige oorlog
mogelijk is? Zo niet, hoelang wil Nederland de eenduidige militaire koers volhouden?
Acht de Minister het, net als de leden van de SP-fractie waarschijnlijk dat de frontlijn
niet wezenlijk verandert en dat een uitputtingsslag voor de deur staat? Wat is met
andere woorden in de ogen van het Nederlandse kabinet de militaire en politieke prijs
van deze situatie?
De geannoteerde agenda benadrukt de corruptiebestrijding in Oekraïne, zo lezen de
leden van de SP-fractie, maar deelt het kabinet de conclusie dat een deel van de nieuwe
corruptiepraktijken voortkomen uit de wens van een groeiende groep Oekraïense mannen
die wil betalen om aan de oorlog te ontsnappen? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister
de conclusie dat dit een uitdrukking is van wanhoop en daarom een inhoudelijk antwoord
behoeft?
De leden van de SP-fractie vragen wat de conclusies zijn uit de defensieopleidingen
van Oekraïense militairen in het afgelopen jaar. Heeft de Minister daarbij kennisgenomen
van de evaluatieve opmerkingen van Oekraïense militairen dat de opleiding en de aangeleerde
tactische werkwijze niet goed waren? Worden er veranderingen aangebracht en als dat
niet zo is waarom niet?2
De leden van de SP-fractie merken op dat een van de belangrijkste beslissingen van
de top van Vilnius het Zweedse lidmaatschap van de NAVO was. Inmiddels zijn geen vorderingen
te noteren in de toetreding omdat Turkije een eis, met betrekking tot bewapening,
aan de Verenigde Staten heeft gesteld. Turkije wil namelijk F-16»s. Wat is daarover
de opvatting van het Nederlandse kabinet? Voegen de F-16»s die Turkije wil iets toe
aan de voorliggende NAVO-plannen? Zo ja, wat en welke consequentie heeft dat voor
het Nederlandse standpunt in de toetreding van Zweden? Is er naar de opvatting van
het Nederlandse kabinet haast bij de Zweedse toetreding met het oog op de tactische
plannen voor de noordelijke regio van de NAVO?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en het verslag inzake de NAVO Defense Ministers meeting (DMM) d.d. 11 en 12 oktober 2023.
Verslag
De leden van de SGP-fractie zijn allereerst benieuwd wat het kabinet precies verstaat
onder «niet-lethale en praktische steun» inzake het NAVO-framework en de toekomstige
veiligheid van Oekraïne?
Deze leden constateren met instemming dat Nederland zich in Vilnius opnieuw gecommitteerd
heeft aan de Defence Investment Pledge (DIP) als opvolging van de oorspronkelijke afspraak gemaakt in Wales in 2014. Ditmaal
gaat het echter niet over het «toegroeien naar», maar over het «ten minste voldoen
aan» de budgetnorm. Dat maakt dit nieuwe commitment een wezenlijke stap. Uit de begroting
voor 2024 blijkt helaas dat Nederland deze norm de komende jaren niet zal halen. De
leden van de SGP-fractie vernemen graag hoe het kabinet dit wil gaan uitleggen tijdens
formele en informele besprekingen bij de NAVO. Verwacht het kabinet hier vragen over?
En hoe verwacht het kabinet daarop te antwoorden?
Kan de Minister ingaan op de financiële en organisatorische gevolgen van de regionale
plannen en het NATO Force Model voor de Nederlandse krijgsmacht, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet een overzicht kan verschaffen van
de afspraken bij de JEF-ministeriële over de bescherming van kritieke onderzeese en
offshore infrastructuur.
De leden van de SGP-fractie zijn zeer geïnteresseerd in het «waarom» achter de keuzes
inzake Europese en internationale defensiesamenwerking. Wat is bepalend voor de taakverdeling
tussen de EU en de NAVO die het kabinet voorstaat, niet alleen wat betreft initiatieven
op terreinen als munitievoorraden en interoperabiliteit, maar ook militair-operationeel
gezien?
Geannoteerde agenda
Het kabinet noemt de plannen voor de hervorming van de Oekraïense veiligheids- en
defensiesector. Is dit gebaseerd op Oekraïense vragen en behoeften, of ligt het initiatief
bij de NAVO, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Hoe staat het met de interoperabiliteit
van de uiteenlopende wapensystemen van Oekraïne en de NAVO-lidstaten, zo vragen de
leden van de SGP-fractie.
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie hoe het kabinet de afspraken en geleerde
lessen vanuit NAVO-vergaderingen concreet toepast in de defensieorganisatie en haar
activiteiten.
Het is goed dat er afspraken gemaakt zijn en worden over afschrikking en regionale
verdedigingsplannen. Inzake de implementatie en uitvoering vragen de leden van de
SGP-fractie welke gesprekken de Minister voorziet inzake de regionale verdedigingsplannen
rond Nederland (Noordwest-Europa en de Atlantische Oceaan). Hoe kan Nederland daarbij
voldoen aan de capaciteitsbehoeften? Bestaan hierin tekorten?
Het kabinet legt de vinger op een «realistische invulling van de nieuwe plannen.»
Kan de Minister hier dieper op ingaan, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Wat
is die realistische invulling? En hoe zou een hoger ambitieniveau er uitzien? Zijn
strategische behoeften, of juist tekorten, bepalend voor onze besluiten? Dat laatste
zou volgens de leden van de SGP-fractie onwenselijk zijn.
De agenda noemt daarnaast de «uitgebreidere en versnelde productie van militaire goederen,
wapens en munitievoorraden» die «op orde» moet zijn. De leden van de SGP-fractie vragen
hoe dit in Nederland is gesteld. In hoeverre is de productie van militaire goederen
en munitievoorraden de laatste jaren versneld? Wat is een wenselijk peil, en wanneer
verwacht het kabinet dat dit peil is bereikt?
II Antwoord/ Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.