Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kwint en Omtzigt over feitenonderzoek in de jeugdbescherming
Vragen van de leden Kwint (SP) en Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over tekortschietende feitenonderzoeken in de jeugdbescherming (ingezonden 11 september 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 2 oktober 2023).
Vraag 1
Hoe verklaart u dat ondanks jarenlange inspanningen de verbeterplannen voor waarheidsvinding
in de jeugdzorg nauwelijks geleid hebben tot daadwerkelijke verbeteringen?1
Antwoord 1
In de Evaluatie van het Actieplan feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen, die
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en ik uw Kamer 7 op
september jl. hebben toegestuurd, is gekeken naar de uitvoering en resultaten van
het Actieplan. Hiervoor hebben de onderzoekers deskresearch gedaan en interviews gehouden.
Er zijn geen dossiers bestudeerd, waardoor er in dit onderzoek geen oordeel is gevormd
over de kwaliteit van de dossiers. De onderzoekers constateren onder meer dat alle
acties uit het Actieplan zijn opgepakt, maar dat het niet of maar ten dele is gelukt
om de acties volledig uit te voeren en/of te laten landen op de werkvloer. Als oorzaken
worden door de onderzoekers onder meer genoemd dat het Actieplan veel acties omvatte
en er bij de organisaties te weinig tijd was.
Ik constateer dat met het Actieplan veel in gang is gezet, waaraan de Raad voor de
Kinderbescherming (RvdK), instellingen voor Veilig Thuis (VT) en Gecertificeerde Instellingen
(GI’s) gezamenlijk hard hebben gewerkt. Het feit dat de betrokken organisaties destijds
gezamenlijk het Actieplan hebben opgepakt was een grote stap vooruit. In het kader
van het Actieplan zijn veel maatregelen genomen en producten ontwikkeld die (kunnen)
bijdragen aan verbetering van feitenonderzoek. Ook buiten het Actieplan hebben zowel
de betrokken organisaties als het kabinet maatregelen genomen die ten goede komen
aan beter feitenonderzoek, zoals de extra middelen die structureel beschikbaar zijn
gekomen voor de verlaging van de werkdruk bij jeugdbeschermers. Hierdoor hebben professionals
meer tijd om ouders en jeugdigen te betrekken bij besluitvorming. Het verbeteren van
het feitenonderzoek is echter een complex vraagstuk waarvoor niet één simpele oplossing
bestaat. Het Actieplan was bedoeld om op verschillende manieren aan het verbeteren
van besluitvorming te werken en had daarom een brede scope. Ik herken dat de implementatie
van sommige onderdelen in de regio’s nog niet goed van de grond is gekomen. De overbelasting
van de sector en het corona-virus hebben hierin een rol gespeeld. Zoals ik uw Kamer
eerder, in reactie op het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, heb laten
weten, blijft verbetering van het feitenonderzoek nodig2. Deze conclusie trek ik ook op basis van deze evaluatie van het Actieplan.
Vraag 2
Op welke manier gaat u er zelf voor zorgen dat de broodnodige verbeteringen op het
gebied van het feitenonderzoek, en de rechtspositie van ouders en kinderen alsnog
doorgang gaan vinden?
Antwoord 2
Het verbeteren van de kwaliteit van de besluitvorming in de jeugdbescherming is na
afloop van het Actieplan noch door mij, noch door de betrokken organisaties losgelaten.
Hierbij is zowel aandacht voor het verbeteren van de jeugdbescherming in algemene
zin, als voor de specifieke verbetering van dossiervoering. Zoals hiervoor reeds aangegeven,
heeft het kabinet structureel extra middelen beschikbaar gesteld voor verlaging van
de werkdruk bij jeugdbeschermers en verbetering van de rechtsbescherming van ouders
en kinderen. Ik ondersteun voorts de RvdK, GI’s en VT in hun vervolgacties ten aanzien
van verbetering van het feitenonderzoek. In deze vervolgacties ligt de focus op verbetering
van dossiervoering, zoals het maken van eenduidige afspraken over het verwerken van
reacties op verslagen en rapporten.
Daarnaast zet ik in op het verbeteren van de rechtsbescherming, onder andere met maatregelen
gericht op betere informatievoorziening en juridische/praktische ondersteuning van
ouders en jeugdigen. Hiervoor verwijs ik uw Kamer naar de voortgangsbrief jeugd van
20 juni 20233.
Vraag 3
Op welke manier heeft het kabinet geprobeerd bij te sturen gedurende de looptijd van
het verbeterplan feitenonderzoek? Op welke momenten heeft u vinger aan de pols gehouden
of ingegrepen? Hoe heeft u invulling gegeven aan uw systeemverantwoordelijkheid op
dit specifieke punt?
Antwoord 3
Ik heb in 2020 via het WODC het Actieplan tussentijds laten evalueren. In de voortgangsbrief
jeugd van 17 juni 2020 is uw Kamer hierover geïnformeerd4. Naar aanleiding van de tussenevaluatie is het Actieplan aangescherpt. De betrokken
organisaties zijn aan de slag gegaan met het doorontwikkelen van een gezamenlijke
richtlijn en training voor het doen van goed feitenonderzoek. Over de stand van zaken
rondom verbeteren van het feitenonderzoek is uw Kamer in de voortgangsbrieven jeugd
geïnformeerd.
Vraag 4
Deelt u de analyse van de onderzoekers dat 21 verbeterpunten die niet geprioriteerd
worden leiden tot een onuitvoerbaar verbeterplan voor een sector die toch al overbelast
is? Heeft u kenbaar gemaakt welke verbeterpunten met prioriteit moesten worden opgepakt?
Antwoord 4
De totstandkoming van het Actieplan kende een intensieve aanloop. In een aantal regionale
en landelijke bijeenkomsten zijn ouders, professionals en diverse organisaties met
elkaar in gesprek gegaan over de wijze waarop het feitenonderzoek uitgevoerd zou moeten
worden. De input bleek divers en veelomvattend te zijn en leidde tot een scala aan
verbeterpunten. Op basis daarvan is het Actieplan uiteindelijk geformuleerd, met vier
hoofdlijnen, die vervolgens in acties en verbeterpunten zijn uitgewerkt. Ik constateer
dat deze hoofdlijnen grotendeels overeenkomen met de rode draden die de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd in het rapport van juni 2022 ook benoemde voor verbetering
van het feitenonderzoek, zoals respectvolle bejegening van kinderen en ouders en het
verbeteren van hun rechtspositie5.
De analyse dat het Actieplan onuitvoerbaar is gebleken wil ik graag nuanceren. Uit
het onderzoek komt naar voren dat het merendeel van de 21 verbeterpunten is opgepakt,
in de vorm van onder meer onderzoeken, rapportagetrainingen voor professionals en
de ontwikkeling van een gezamenlijke richtlijn en app. Ook waren de 21 verbeterpunten
niet voor alle organisaties van toepassing, sommige verbeterpunten zagen specifiek
toe op één organisatie of departement. Ik zie dat in het Actieplan de juiste onderwerpen
geadresseerd zijn, maar dat zowel gerichte vervolgstappen nodig zijn als bredere verbeteringen
in de jeugdbescherming. Hier zet ik me, samen met de betrokken organisaties en de
Staatssecretaris van VWS, voor in (zie ook het antwoord op vraag 2).
Vraag 5
Zijn er bredere lessen te trekken uit de bevinding van de onderzoekers dat regionale
samenwerking onvoldoende is opgepakt en dat verschillen tussen organisaties ertoe
leiden dat verbeteringen onvoldoende van de grond komen? Deelt u onze conclusie dat
meer centrale regie hier soelaas zou moeten bieden?
Antwoord 5
De RvdK, VT en GI’s hebben de uitvoering van het Actieplan in 2018 gezamenlijk opgepakt
vanuit de gedachte dat het feitenonderzoek ketenbreed verbetering behoeft. Deze gezamenlijke
aanpak heeft de nodige tijd gekost, mede vanwege de verschillen in de manier van werken
van de betrokken organisaties. Ook de onderzoekers constateren dat de uitvoering van
het Actieplan complex was vanwege de verschillende vormen en geografische indelingen
van de organisaties. Onder regie van het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
wordt daarom gewerkt aan een gemeenschappelijk onderzoeks- en handelingskader, zodat
er samenhang gaat ontstaan tussen betrokken organisaties, waaronder ook het lokale
team.
Vraag 6
Hoe is het mogelijk dat zelfs een betrekkelijk eenvoudig te nemen maatregel, zoals
ouders en kinderen door middel van een waaier informeren over de basisvoorwaarden
van een feitenonderzoek door een groot deel van de organisaties en regio’s niet is
opgepakt? Dat zou toch de absolute ondergrens moeten zijn?
Antwoord 6
De in het kader van het Actieplan opgeleverde producten worden blijkens de eindevaluatie
niet altijd en overal gebruikt. Ik vind het belangrijk dat de in het Actieplan opgeleverde
producten ook daadwerkelijk gebruikt worden, maar over de implementatie van producten
gaan de betrokken organisaties uiteindelijk zelf. Ik zal in overleg met hen bezien
hoe dit het beste meegenomen kan worden in het kader van de vervolgacties op het Actieplan.
Vraag 7
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat elke rechter rekening gaat houden met de beschikbaarheid
van de gezinsvoogd bij het inplannen van een zitting? Waarom is dit nog altijd niet
de staande praktijk?
Antwoord 7
De GI’s en de rechtspraak hebben hierover afspraken gemaakt die hebben geleid tot
aanpassing van het formulier dat de GI bijvoegt bij een verzoek bij de rechtbank.
De rechtbank kan hierdoor beter rekening houden met de werkdagen van een gezinsvoogd
bij het inplannen van een zitting.
Vraag 8
Hoe kan het dat uit gesprekken met de sector drie duidelijke urgente verbeterpunten
naar voren komen, terwijl gewerkt werd aan 21 verbeterpunten? Op welke manier gaat
u alsnog met deze drie zaken aan de slag? Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden
van de voortgang?
Antwoord 8
In het onderzoek worden op basis van interviews drie suggesties gedaan die randvoorwaardelijk
zijn ter verbetering van feitenonderzoek in de toekomst. Ten eerste wordt genoemd
dat geïnvesteerd moet worden in professionals zodat zij meer tijd krijgen voor zorgvuldig
onderzoek en bejegening van ouders en kinderen. Met de eerdergenoemde extra middelen
investeert het kabinet hierin. Ten tweede wordt aangegeven dat de (rechts)positie
van ouders en kinderen dient te verbeteren. Hier zet ik op in, zoals u kunt lezen
in het antwoord op vraag 2. Als derde suggesties wordt tot slot aangegeven dat de
jeugdbeschermingsketen versimpeld moet worden, waardoor samenwerking tussen organisaties
wordt bevorderd en ouders en kinderen met minder organisaties te maken krijgen. Met
het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming wordt hieraan gewerkt. Ik hou uw Kamer
via de periodieke voortgangsrapportages jeugd alsmede de voortgangsrapportages over
het toekomstscenario op de hoogte.
Vraag 9
Op welke manier wordt de rechtspositie van ouders en kinderen nu concreet verbeterd?
Wanneer zien ouders dat ze in de rechtszaal een gelijkwaardiger positie hebben dan
nu het geval is? En dat waarheidsvinding in plaats van de opgeleverde feitenonderzoeken
als gegeven beschouwen een grotere rol krijgt?
Antwoord 9
Ouders krijgen sinds 1 januari 2023 kosteloze rechtsbijstand aangeboden bij een procedure
waarin gezagsbeëindiging van hun kind(eren) wordt verzocht. Hiermee wordt beoogd om
de «equality of arms»-positie van ouders te versterken en zo de rechtsbescherming
van ouders en kinderen te verbeteren. Deze bijstand van een gespecialiseerde advocaat
wordt aangeboden in het kader van een pilot die duurt tot en met medio 2024. Vanaf
1 oktober jl. is de pilot uitgebreid met procedures uithuisplaatsing. Zoals ik in
het antwoord op de vragen 2 en 8 heb aangegeven, zet ik met verschillende maatregelen
in op het verbeteren van feitenonderzoek. Bij feitenonderzoek gaat het niet om waarheidsvinding,
maar om onder andere het scheiden van feiten en meningen en het vermelden van bronnen.
De context waarbinnen kinderbeschermingsmaatregelen worden opgelegd, waar in veel
gevallen sprake is van complexe scheidingen en ouders het, vaak ook onderling, niet
eens kunnen zijn met het ingrijpen, maakt echter dat er altijd sprake zal zijn van
tegenovergestelde werkelijkheden.
Vraag 10
Wilt u de vragen uit het schriftelijk overleg van 22 juni 2022 van het lid Omtzigt
opnieuw beantwoorden?
Antwoord 10
Ik zie hiertoe geen aanleiding.
Vraag 11
Kunt u een analyse geven dat iedereen ziet dat het feitenonderzoek niet op orde is,
tot en met de Inspectie toe, die vorig jaar welgeteld nul onderzoeken zonder fouten
vond en iedereen toch gewoon op dezelfde voet doorgaat?
Antwoord 11
Uit het onderzoek van IGJ uit juni 2022 bleek dat een onjuistheid in een rapportage
niet betekende dat de hele rapportage niet op orde was. Voorts constateerde de IGJ
dat professionals met toewijding en deskundigheid hun werk doen. Wel zie ik dat er
het nodige verbeterd kan en moet worden. Zowel het Rijk als de betrokken organisaties
hebben hiervoor de afgelopen jaren meerdere maatregelen genomen en blijven ook inzetten
op verbetering van (de randvoorwaarden voor) feitenonderzoek.
Vraag 12
Kunt u aangeven of de Raad voor de Kinderbescherming (Rvdk) en de gecertificeerde
instellingen (GI's) aan feitenonderzoek doen conform artikel 3.3 van de Jeugdwet?
Kunt u dit zeer precies onderbouwen?
Antwoord 12
In artikel 3.3. van de Jeugdwet is neergelegd dat de RvdK en de GI’s verplicht zijn
in rapportages of verzoekschriften de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid
aan te voeren. De RvdK en de GI’s geven invulling aan feitenonderzoek conform dit
artikel. De Inspectie heeft in het rapport van juni 2022 wel aangegeven dat de uitvoering
hiervan op bepaalde onderdelen beter kan, zoals het beter betrekken van ouders en
jeugdigen bij de besluitvorming en meer aandacht voor mondelinge en schriftelijk onderbouwing
waarom een uithuisplaatsing wel of niet noodzakelijk is.
Vraag 13
Indien het antwoord op de vorige vraag niet onomwonden ja is, wat gaat u dan doen
om ervoor te zorgen dat het wel gebeurt?
Antwoord 13
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vragen 2 en 8.
Vraag 14
Hoeveel kinderen zijn volgens u onterecht uit huis geplaatst omdat het feitenonderoek
niet deugde?
Antwoord 14
Zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten in onder andere het Schriftelijk Overleg
naar aanleiding van het inspectierapport uit 2022 heb ik geen reden te veronderstellen
dat er kinderen onterecht uit huis zijn geplaatst vanwege ondeugdelijk feitenonderzoek.6 De Inspectie constateerde dat het feitenonderzoek niet in alle gevallen op orde is,
waarbij het vooral gaat over het beter betrekken van ouders en kinderen bij de besluitvorming
en het beter onderbouwen waarom een uithuisplaatsing wel of niet noodzakelijk is.
In het rapport wordt voorts geconstateerd dat in alle onderzochte zaken meerdere problemen
speelden in het gezin en dat geen enkel kind vanwege een enkele aanleiding uit huis
is geplaatst. Ook in het door uw Kamer gehouden rondetafelgesprek in het najaar van
2022 werd – door zowel mw. Bruning als de hoofdinspecteur – benoemd dat het feitenonderzoek
zorgvuldiger kan, maar dat er bij uithuisplaatsingen sprake is van een veelheid aan
zware factoren die maken dat de maatregel noodzakelijk is. Zij gaven aan dat niet
is gebleken van onterechte uithuisplaatsingen.
Vraag 15
Wat is uw reactie op de conclusie: «We stellen vast dat een koppeling tussen de uitvoering
van het Actieplan en het doelbereik niet te maken valt. Het is onmogelijk om binnen
dit onderzoek uitspraken te doen over causale relaties, laat staan de relatie tussen
uitgevoerde acties en de kwaliteit van feitenonderzoek. Niet alleen wordt in het Actieplan
geen koppeling gemaakt van de acties met beoogde, concrete en meetbare effectdoelen,
ook zijn de acties zodanig en breed gekozen dat maar beperkt doelbereik ten aanzien
van de kwaliteit van feitenonderzoek kan worden verwacht. Voorts zijn de acties slechts
ten dele geland in de regio’s waardoor verwachte effecten. achterblijven. Een andere
reden is dat naast het Actieplan ook andere initiatieven en gewenste uitvoeringspraktijken
zijn ingezet die gericht zijn op kwaliteitselementen die met het Actieplan zijn nagestreefd.»?
Antwoord 15
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 en 4 heb aangegeven is het verbeteren van het
feitenonderzoek een complex vraagstuk en was het Actieplan daarom veelomvattend. Dit
maakt tegelijkertijd dat het niet gemakkelijk meetbaar was te maken. Bovendien waren
er – zoals de onderzoekers aangeven – ook maatregelen die buiten het Actieplan om
hebben plaatsgevonden, zoals de gezamenlijke training «Feiten in de keten», waardoor
de meetbaarheid ingewikkeld is. In algemene zin toont deze conclusie aan dat het belangrijk
is om voorafgaand aan beleidsinitiatieven goed na te denken over doeltreffendheid
en meetbaarheid ervan. Ik neem dat dan ook als aandachtspunt mee voor de vervolgacties.
Vraag 16
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 16
Aan deze vraag ben ik met deze beantwoording tegemoetgekomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.