Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Erkens over het artikel 'Bedrijven willen niet aan flexibel stroomgebruik'
Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het artikel «Bedrijven willen niet aan flexibel stroomgebruik» (ingezonden 6 juni 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 28 september 2023). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3073.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Bedrijven willen niet aan flexibel stroomgebruik»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Hoeveel gigawatt aan industrieel vermogen is er op het hoogspanningsnet? En hoeveel
op het laag- en middenspanningsnet?
Antwoord 2
Het is ingewikkeld om een precieze inschatting te maken van het totale vermogen op
hoog-, midden-, en laagspanningsnetten van industriële partijen. Netbeheerders beschikken
weliswaar over data die betrekking hebben op energieverbruik per gebied in het net,
maar niet uitgesplitst naar specifieke sectoren, waaronder het specifieke vermogen
dat door de industrie wordt afgenomen.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Energie Nederland geven wel informatie
over het algemene energieverbruik per sector, maar niet uitgesplitst naar verschillende
gebieden in het net. Zo is de industrie (inclusief raffinaderijen) verantwoordelijk
voor 44% van het totale Nederlandse energieverbruik2 en voor 30% van het elektriciteitsverbruik3. Het gaat hierbij dus over verbruik in een geheel jaar. Niet over het vermogen dat
wordt afgenomen.
Vraag 3, 4 en 5
Wat is de inschatting van de netbeheerders van het potentieel flexibel kan worden
ingezet? Kunt u dat uiteenzetten per spanningsniveau?
Wat is de inschatting van de industriële bedrijven dat potentieel flexibel kan worden
ingezet? Kunt u dat uiteenzetten per spanningsniveau?
Hoe verklaart u het verschil in de antwoorden tussen vraag 3 en 4, als daar verschil
in zit? Als dit niet inzichtelijk is, zou u dit niet inzichtelijk moeten maken?
Antwoord 3, 4 en 5
Op plekken waar transportschaarste is en congestie ontstaat kan flexibel gebruik van
het elektriciteitsnet ervoor zorgen dat meer elektriciteit kan worden vervoerd over
hetzelfde net en er meer partijen kunnen worden aangesloten. Het is dan ook belangrijk
om zoveel mogelijk flexibiliteit te ontsluiten bij gebruikers van het net, zodat er
netcapaciteit vrijkomt die beschikbaar kan worden gesteld aan partijen in de wachtrij.
Inzicht in het potentieel aan flexibel vermogen is echter nog onvoldoende aanwezig
bij zowel netbeheerders als bij de industriële partijen zelf. Zoals aangegeven in
de Kamerbrief van 22 juni jl. over Netcapaciteit, de versnelling van de energietransitie
en de noodzaak van flexibiliteit (Kamerstuk 29 023, nr. 443) is vanuit de Cluster Energie Strategieën (CES) van 2022 gevraagd naar het opgestelde
flexibele vermogen. Ook is in de Integrale Infrastructuurverkenning 3035 (II3050)
een gedetailleerde data-uitvraag bij de basisindustrie uitgevoerd. Hieruit bleek dat
het voor de industrie complex is om data aan te leveren over vormen van flexibiliteit,
zoals vraagsturing of opslag, die een groot potentieel hebben en onder welke omstandigheden
investeringen in flexibiliteit rendabel zijn. De Minister van EZK heeft daarom een
methodiek laten ontwikkelen die de industrie handvatten moet bieden om dat inzicht
te vergroten (Kalavasta, 2023). Deze methodiek zal gebruikt worden voor de uitvraag
van de CES 3.0 van najaar 2023.
Met de betrokkenen uit het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) werk ik samen
om het aanbod aan flexibiliteit te verhogen, onder andere door beter te communiceren
over hoe bedrijven kunnen flexibiliseren en wat het belang daarvan is, maar ook door
dit zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Het doel hierbij is de problemen van netbeheerders
en marktpartijen bij de uitvraag naar flexibiliteit weg te nemen. Nu weten marktpartijen
vaak nog niet wat mogelijkheden zijn om flexibiliteit aan te bieden en wat dat hen
ook oplevert. Ook netbeheerders zullen moeten leren hoe zij zo veel mogelijk kunnen
inspelen op de behoefte bij de marktpartijen bij het uitvragen van meer flexibele
vraag en aanbod. Hier kan ook de flexambassadeur, die ik heb aangekondigd in de Kamerbrief
van 22 juni jl. een rol spelen. De taak van deze ambassadeur is onder andere de werelden
van de netbeheerders en marktpartijen dichter bij elkaar brengen en knelpunten inventariseren
en oplossen bij het ontsluiten van flexibel vermogen.
Tot slot is het niet alleen belangrijk hoe groot het vermogen aan flexibel aanbod
is, maar gaat het ook om de locatie en tijd wanneer partijen dit kunnen aanbieden
aan de netbeheerder. Netcongestie wordt immers alleen opgelost met flexibel vermogen
op het juiste moment en in de juiste regio.
Vraag 6
Hoe ondervangen de netbeheerders de overweging in het artikel dat het voor bedrijven
moeilijk te berekenen is tegen welke prijs het aantrekkelijk is om tijdelijk op- of
af te schakelen?
Antwoord 6
Partijen kunnen zelf bepalen tegen welke waarde zij flexibiliteit aanbieden bij de
netbeheerders. Omdat dit nieuw is, is het begrijpelijk dat het voor bedrijven moeilijk
is om expliciet te maken tegen welke prijs zij bereid zijn flexibiliteit aan te bieden.
De rol voor de netbeheerders is hierin ook beperkt. Zij kunnen dit namelijk ook niet
bepalen voor individuele bedrijven. Netbeheerders kunnen het partijen wel zo duidelijk
mogelijk maken op welke moment en in welke mate flexibiliteit wordt gevraagd in een
bepaald gebied, want zoals ook beschreven in de genoemde Kamerbrief van 22 juni jl.
is het vaak zo dat het net maar enkele uren per dag vol is. Daarnaast ondersteunen
netbeheerders bedrijven door zoveel mogelijk gestandaardiseerde contractvoorwaarden
te hanteren die ook beschikbaar zijn op de website van Partners in Energie. Vanuit
het LAN werken netbeheerders en marktpartijen momenteel actief aan oplossingen voor
knelpunten die bedrijven ervaren bij het aanbieden van flexibiliteit. Hierbij wordt
voor elektriciteitsproductie ook gekeken naar het vaststellen van een prijsformule
om de prijs te bepalen.
Ook wordt er ingezet op betere communicatie over congestiemanagement. Zo is onlangs
het platform Slimmetstroom.com gelanceerd door de netbeheerders, waar bedrijven zich
kunnen laten informeren en inspiratie op kunnen doen uit voorbeeldcases.
Vraag 7
Welke inschatting maakt u van de kosten op jaarbasis voor netbeheerders als het potentiele
flexvermogen wordt gerealiseerd? Kunt u dat uitsplitsen per spanningsniveau? Hoe wordt
dit vervolgens terugverdiend?
Antwoord 7
Een inschatting van de kosten voor de netbeheerders voor de vergoeding van congestiemanagement
als het gehele potentiële flexvermogen wordt gerealiseerd, is niet te maken. Dit heeft
er onder andere mee te maken dat, zoals eerder aangegeven, er geen eenduidig beeld
is van het potentieel aan flexvermogen.
Er worden al wel kosten gemaakt door netbeheerders omdat zij partijen tegen vergoeding
vragen minder vermogen te gebruiken ten behoeve van congestiemanagement. Deze kosten
worden verwerkt in de transporttarieven. Aan de andere kan congestiemanagement ook
zorgen voor inkomsten bij de netbeheerders. Als er door congestiemanagement meer partijen
kunnen worden aangesloten op het bestaande net, zonder dat daar verzwaring voor nodig
is, dan zorgt dit voor extra inkomsten uit nettarieven.
In beginsel kunnen netbeheerders flexibiliteit inkopen tot aan de zogeheten financiële
grens zoals is vastgelegd in Netcode elektriciteit. Deze grens bepaalt hoeveel netbeheerders
maximaal aan vergoeding mogen betalen aan bedrijven ten behoeve van congestiemanagement.
Dit bedrag is afhankelijk van de grootte van het congestiegebied waarvoor een congestieonderzoek
wordt uitgevoerd. De gepubliceerde onderzoeken van TenneT geven een totale grens aan
van ca. 115 miljoen euro. Gecombineerd met de kosten van de regionale netbeheerders
komt dit neer op enkele honderden miljoenen. Wat de totale uiteindelijke kosten zijn
is niet precies te zeggen, omdat het een maximale grens is die in de praktijk niet
gehaald hoeft te worden. Op dit moment is de grens bijvoorbeeld nog niet in zicht
omdat er in congestiegebieden significant minder flexibiliteit wordt aangeboden aan
de netbeheerders. Daarnaast zijn voor veel congestiegebieden de onderzoeken nog gaande
waardoor de financiële benutting nog niet bekend is.
Vraag 8
Deelt u de mening dat bedrijven dwingen om flexibel te zijn niet wenselijk is en problemen
kan geven voor de rentabiliteit van bedrijven?
Antwoord 8
Van oudsher zijn bedrijven gewend aan continue beschikbaarheid van netcapaciteit en
contracten zijn op die manier aangegaan. Dit wil echter niet zeggen dat bedrijven
ook daadwerkelijk continue toegang tot capaciteit nodig hebben. Zoals ook in de Kamerbrief
van 22 juni 2023 benoemt, kan een deel van de industriële bedrijven zijn processen
niet flexibiliseren. Dat neemt niet weg dat het flexibiliseren van processen zo aantrekkelijk
mogelijk moet worden, bijvoorbeeld door nieuwe contractvormen bij de netbeheerders
of door herziening van de transporttarieven waar netbeheerders en de ACM nu aan werken.
Hierdoor wordt het voor bedrijven die wel kunnen flexibiliseren interessant om in
overweging te nemen. Bedrijven die wel in staat zijn flexibel vermogen te leveren,
zullen dit dus doen op momenten en op een manier die hun bedrijfsprocessen toelaten
en de rentabiliteit niet onder druk zet. De verplichting om flexibiliteit te leveren
is nog niet aan de orde. In de Netcode Elektriciteit is wel een mogelijkheid voor
een verplichting opgenomen voor bedrijven, maar dit zal eerst verder moeten worden
uitgewerkt door netbeheerders en vervolgens moeten worden goedgekeurd door de ACM.
Vraag 9
Deelt u de mening dat ook uit dit artikel blijkt dat baseloadproductie van elektriciteit
van grote waarde is in ons energiesysteem en dat dus alles op alles gezet moet worden
om de twee nieuwe kerncentrales zo spoedig mogelijk te realiseren?
Antwoord 9
De productie van voldoende basislast elektriciteit is inderdaad belangrijk voor het
Nederlandse energiesysteem. Kernenergie kan, in combinatie met andere energiebronnen,
hier een bijdrage aanleveren. Daarom zet ik in op het langer in bedrijf houden van
de huidige kerncentrale in de gemeente Borsele en worden de voorbereidingen getroffen
voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales. In mijn brief van 29 juni jl. (Kamerstuk
32 645, nr. 117) heb ik beschreven hoe we zo spoedig mogelijk tot realisatie kunnen komen, zonder
daarbij de veiligheid uit het oog te verliezen.
Vraag 10
Welke additionele positieve prikkels zouden aangeboden moeten worden aan bedrijven
om flexibiliteit te stimuleren? Deelt u de mening dat een positieve business case
voor een bedrijf cruciaal is om daadwerkelijk flexibel gebruik te stimuleren? En niet
een platte verplichting?
Antwoord 10
Vanuit het LAN wordt gekeken naar nieuwe contractvormen, zoals de Non-firm Aansluit-
en Transportovereenkomsten (NFA’s) en Groeps-Transportovereenkomsten (Groeps-TO’s).
Deze contractvormen hebben voor aangeslotenen meerdere positieve gevolgen. NFA’s bieden
partijen op de wachtlijst de mogelijkheid toch een aansluiting te krijgen als de partij
alleen transport nodig heeft op momenten buiten de piek. Bij een Groeps-TO sluit de
netbeheerder een overeenkomst met een groep aangeslotenen. Binnen deze groep worden
afspraken gemaakt over wie, wanneer, hoeveel verbruikt. Hierdoor kan transportcapaciteit
binnen de groep efficiënt worden gebruikt en kunnen meer partijen worden aangesloten
op hetzelfde net. Dit biedt ook een lager tarief voor de aangesloten partijen.
Zoals ik ook bij vraag 8 aangeef, is een verplichting voor het leveren van flexibiliteit
nog niet aan de orde. Niet alle bedrijven zullen in staat zijn hun bedrijfsprocessen
aan te passen. Een aanzienlijk deel van de bedrijven is echter wel in staat flexibiliteit
te leveren, maar is hier nog onvoldoende mee bekend. Dit vraagt om een gedragsverandering,
bedrijven zullen hun bedrijfsprocessen moeten evalueren en mogelijk bepaalde momenten
in het proces moeten aanpassen.
Vraag 11
Hoe staat het met de plannen van de netbeheerders om tot smart grids te komen? Welke
tijdsspanne is daarvoor in gedachten en lopen de netbeheerders hierbij op schema?
Antwoord 11
Het Smart Grid is niet één specifieke technologie, maar een technologisch concept
dat verschillende doelen dient en dat verschillende functionaliteiten combineert.
De essentie van het Smart Grid concept is het uitrusten van elektriciteitsdistributienetten
met ICT; dit met als doel om de betrouwbaarheid en de benutting van deze netten te
optimaliseren. Een wezenlijk onderdeel van het Smart Grid concept is de slimme meter.
De uitrol van de slimme meter is inmiddels afgerond en in meer dan 90% van de Nederlandse
huishoudens is een slimme meter geïnstalleerd. Daarnaast investeren de Nederlandse
(distributie)netbeheerders in Distributie Automatisering, technologie om de observeerbaarheid
en de stuurbaarheid van laag- en middenspanningsnetten te vergroten, waardoor de betrouwbaarheid
verder kan worden verhoogd en de beschikbare netcapaciteit zo goed mogelijk kan worden
benut en zoveel mogelijk aan afnemers beschikbaar kan worden gesteld – met andere
woorden, «dat er scherp aan de wind gezeild kan worden».
Ook de Real Time Interface (RTI) waaraan netbeheerders en marktpartijen gezamenlijk
werken, vormt een ontwikkeling die past in de ontwikkeling naar «slimmere netten».
De Real Time Interface maakt het mogelijk dat de netbeheerder – als dat om technische
redenen noodzakelijk is en op basis van gezamenlijke afspraken – de elektriciteitsproductie
van zonne- en windinstallaties op een bepaald moment aanstuurt.
Het Smart Grid concept legt ook verbindingen tussen het netwerk en de netbeheerder
en de klant en zijn installatie. Zo zijn steeds meer huishoudelijke apparaten voorzien
van een Wifi-verbinding en stuurbaar via apps; dit laatste geldt ook voor het laadgedrag
van elektrische auto’s. Door deze In Home Automation/domotica via de slimme meter
te verbinden met de ICT die in de distributienetten wordt geïnstalleerd en dit te
combineren met een Home Energy Management Systeem (HEMS) en eventueel een thuisbatterij,
neemt de flexibiliteit van het energiesysteem toe. Dit komt doordat huishoudens beter
in staat zijn om hun energiegebruik (zowel afname als levering) af te stemmen op de
actuele vraag of aanbod in het energiesysteem op dat moment. Deze ontwikkeling draagt
bij aan de energietransitie. Een exacte planning voor de uitrol van «het» Smart Grid
is echter niet te geven en de impact van het concept op het mitigeren van het actuele
tekort aan netcapaciteit is beperkt.
Vraag 12
Bent u bereid om op zeer korte termijn het delen van aansluitcapaciteit voor bedrijven
mogelijk te maken of zo bedrijven in staat te stellen congestieproblematiek lokaal
in collectief verband op te lossen?
Antwoord 12
In het LAN zijn meerdere acties gericht op nieuwe contractvormen die gericht zijn
op het delen van capaciteit. Dit biedt netgebruikers de mogelijkheid samen te werken
op het gebied van transportvraag. Per saldo zullen de samenwerkende gebruikers minder
capaciteit van het net vragen. Naast de ruimte die hierdoor op het net wordt gecreëerd,
heeft dit een financieel voordeel voor de netgebruikers in de vorm van een lager tarief.
Een andere vorm waarop capaciteit kan worden gedeeld betreft het zogeheten «Cable
Pooling» ofwel het delen van een aansluitkabel door verschillende entiteiten. Momenteel
is dit al mogelijk voor zon- en windassets. In de nieuwe Energiewet wordt verkend
hoe dit breder kan worden ingezet door Cable Pooling ook voor energieopslag en -conversie
mogelijk te maken.
Vraag 13
Welke verbeteringen komen er op het vlak van het lonend maken van flexibel stroomgebruik
in de nieuwe Energiewet?
Antwoord 13
De Energiewet biedt een stevige juridische basis voor nieuwe instrumenten om flexibel
stroomgebruik te bevorderen, zoals de genoemde nieuwe contractvormen. De Energiewet
laat zo duidelijker ruimte voor netbeheerders en ACM om dergelijke verbeteringen en
veranderingen door te voeren. Ten eerste krijgen netbeheerders in de Energiewet een
expliciete taak om flexibiliteitsdiensten in te kopen om congestieproblematiek op
te lossen of te voorkomen. Daarvoor wordt hen ook opgedragen om in methoden en voorwaarden
specificaties voor deze inkoop en gestandaardiseerde marktproducten op te nemen. Voor
een belangrijk deel is dit al uitgewerkt in bestaande methoden en voorwaarden. Met
het oog op de congestieproblematiek en in het kader van het LAN, onderzoeken netbeheerders
constant of nieuwe producten ontwikkeld of toegangsdrempels verlaagd kunnen worden.
Voorbeelden hiervan zijn de eerder genoemde nieuwe contractvormen.
Ten tweede bevat de Energiewet, op enkele uitzonderingen na, geen invulling van de
nettarievenstructuur en maakt deze duidelijk dat de bevoegdheid hiervoor ligt bij
de netbeheerders en de ACM. Binnen deze ruimte wordt door netbeheerders, de ACM en
andere stakeholders momenteel gewerkt aan een herziening van de transporttarievenstructuur,
zodat deze meer rekening houdt met de mate van congestie die bestaat in de netten.
Een dergelijke, dynamische transporttarievenstructuur beloont partijen die hun elektriciteitsverbruik
verplaatsen naar momenten waarop het net minder druk bezet is. Nog dit jaar verwacht
Netbeheer Nederland een voorstel voor te leggen bij de ACM om nettarieven dynamischer
te maken voor partijen die zijn aangesloten op het hoogspanningsnet van TenneT. Dit
zou dan vanaf 2025 kunnen gaan gelden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.