Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dekker-Abdulaziz, Van Baarle, Koekkoek, Den Haan en Mutluer over de illegale undercover onderzoeken bij moskeeën
Vragen van de leden Dekker-Abdulaziz (D66), Van Baarle (DENK), Koekkoek (Volt), Den Haan (Fractie Den Haan) en Mutluer (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de illegale undercover onderzoeken bij moskeeën (ingezonden 21 september 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 27 september
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ministerie van Sociale Zaken deed ook geheim onderzoek
naar moskeeën»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Waarom negeert u het advies van de Landsadvocaat om de burgers over wie illegaal informatie
is verzameld persoonlijk daarover te informeren? Hoe verhoudt zich dit tot de erkenning
die u in uw brief geeft dat de undercover onderzoeken «onbedoeld [hebben] bijgedragen
aan stigmatisering van grote groepen moslims die hier niets mee te maken hebben»?2
Bent u bereid, nu ook de Autoriteit Persoonsgegevens daarop aandringt3, toch het advies op te volgen en iedereen over wie illegaal informatie is verzameld
daarover te informeren?
Antwoord 2 en 3
Recent heb ik u geïnformeerd over het traject gericht op het herstel van het vertrouwen
van de islamitische gemeenschappen in de overheid. Ook voor mij vormde dit traject
aanleiding om stil te staan bij de rol van het Ministerie van SZW richting de moslimgemeenschappen
de afgelopen jaren.
Gemeenten en gemeenschappen werden door mijn ministerie geadviseerd om verbinding
te leggen met elkaar zodat in tijden van zorg er snel geschakeld kon worden. SZW heeft
in dit verband toen beelden opgehaald over personen en organisaties om het sociaal-maatschappelijk
perspectief, interdepartementaal, in te brengen op veiligheidsonderwerpen. Ook is
er een aantal onderzoeken uitgevoerd. In dit kader heeft SZW persoonsgegevens verwerkt.
Hier had en heeft SZW echter geen juridische grondslag voor. Dit had niet mogen gebeuren.
Naar aanleiding van de recente artikelen in de NRC is contact geweest tussen mijn
departement en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). In dit gesprek zijn de afwegingen
aan bod gekomen die ten grondslag lagen aan het proces zoals geschetst in de brief
«Herstel vertrouwen tussen de overheid en de moslimgemeenschappen».4
Mijn medewerkers hebben de afgelopen anderhalf jaar ingezet op de ontwikkeling van
een werkwijze waarbij het uitgangspunt was het proactief benaderen van mensen van
wie onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt. Zij hebben de inschatting gemaakt
dat het daarbij niet mogelijk is om voor het merendeel van de betrokkenen betrouwbare
contactgegevens te achterhalen.
De Landsadvocaat benadrukt in zijn advies dat zekerheid dient te bestaan over de contactgegevens
van de te informeren personen, opdat voorkomen wordt dat correspondentie naar verkeerde
adressen wordt gezonden. Omdat het risico bestond dat de informatie bij de verkeerde
adressen terecht zou kunnen komen en het bovendien een nieuwe verwerking van persoonsgegevens
is om (online) achter contactgegevens te komen, is besloten om deze personen niet
persoonlijk te informeren. Van daaruit is besloten om één lijn te trekken richting
alle betrokkenen.
Naar aanleiding van gesprekken met de AP is bovenstaande werkwijze heroverwogen. De
AP staat op het standpunt dat SZW zich maximaal moet inspannen om van wie geen betrouwbare
contactgegevens beschikbaar zijn, gegevens te achterhalen opdat mensen geïnformeerd
worden. Mijn ministerie zal daarom die mensen actief informeren, van wie betrouwbare
contactgegevens voor handen zijn. Dit betekent dat wij zelf moeten beschikken over
de betreffende contactgegevens of contactgegevens moeten kunnen vinden zonder tussenkomst
van anderen. We zullen geen buitenstaanders vragen om ons contactgegevens te verstrekken.
Er blijft een groep over die wij niet kunnen bereiken omdat we geen betrouwbare contactgegevens
hebben of kunnen verkrijgen. Mensen die vermoeden voor te komen in onze administratie
kunnen bij het ministerie hiernaar informeren, zoals beschreven in de brief5.
Vraag 4
Herinnert u zich tevens de bijdragen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid (NCTV) en verschillende gemeenten aan deze illegale onderzoeken6, de onterechte signalering van Nederlandse moslims in het buitenland7 en de discriminatie van moslims door financiële instellingen?8 Ziet u ook dat hier sprake lijkt van een patroon van wantrouwen waar onschuldige
Nederlandse moslims de dupe zijn geworden?
Antwoord 4
Het kabinet heeft eerder vragen beantwoord en brieven gestuurd over de voorbeelden
die u aanhaalt. Tevens hebben verschillende gemeenten, al dan niet via hun gemeenteraden,
gereageerd op de eerder verschenen krantenartikelen over de (onrechtmatige) onderzoeken
die hebben plaatsgevonden in moskeeën. Zoals ik in mijn brief aangeef herken ik de
signalen dat er bij een deel van de Nederlandse moslims een gevoel heerst dat de overheid
slechts oog heeft voor problemen (vaak gerelateerd aan veiligheidsvraagstukken) binnen
hun gemeenschappen, en niet voor positieve ontwikkelingen. Het rapport van Perron14
beschrijft dat veel ambtenaren worstelden met onvoldoende kennis over verschillende
moslimgemeenschappen en daardoor deze groepen teveel benaderden vanuit een veiligheidsperspectief.
Daarnaast wordt problematiek die in de kern enkelen of specifieke groepen aan gaat,
het probleem gemaakt van een hele gemeenschap. Dit moet anders: ik investeer in een
structurele dialoog tussen overheid en de verschillende gemeenschappen in Nederland
op basis van wederzijds vertrouwen.9
Vraag 5
Deelt u de duiding van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme dat
hier sprake is van een «patroon van achterdochtig overheidshandelen richting moslims»?
Antwoord 5
Moslimdiscriminatie is een hardnekkig probleem. Helaas is gebleken dat moslimdiscriminatie
ook binnen de (Rijks-)overheid voor komt. Het Nationaal Programma tegen discriminatie
en racisme richt zich op het versterken van de aanpak tegen discriminatie en racisme.10 De Staatscommissie tegen discriminatie en racisme heeft als onderdeel van haar opdracht,
ook discriminatie en racisme door de overheid te bezien.11
Vraag 6
Wanneer komt het aangekondigde bredere onderzoek naar moslimdiscriminatie? Kunt u
er zorg voor dragen dat daarbij expliciet aandacht is voor moslimdiscriminatie vanuit
overheidsinstanties?
Antwoord 6
Ik ben op dit moment bezig met de Europese aanbesteding van het aangekondigde nationaal
onderzoek naar moslimdiscriminatie. Dit onderzoek richt zich op waar en hoe moslims
discriminatie ervaren en welke aanvullende effectieve maatregelen mogelijk zijn. Voor
de aanbesteding heb ik als eerste richtlijn een aantal domeinen meegegeven als arbeidsmarkt,
zorg, wonen en financiële dienstverlening. Binnen die domeinen kan de rol van verschillende
partijen worden meegenomen, waaronder ook die van de overheid. De daadwerkelijke inhoud
van het onderzoek moet nog vorm krijgen. Het onderzoek zal 1 december 2023 starten.
Ik verwacht de resultaten eind 2024.
Als vermeld onder 5. heeft de Staatscommissie Discriminatie en Racisme uitdrukkelijk
aandacht voor discriminatie door de overheid.
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat «Inburgering en
integratie» op 27 september 2023?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.