Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Erkens over berichten over het stroomnet
Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie over berichten over het stroomnet (ingezonden 21 juli 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 27 september 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van het Financieel Dagblad «Nederweert wil vol stroomnet
omzeilen maar loopt vast in bureaucratie» en het bericht van de NOS «Ook Zeeuwse stroomnetwerk
zit vol, grootverbruikers komen op wachtlijst»?1
2
Antwoord 1
Ja, dat ben ik.
Vraag 2
Bent u van mening dat groepscapaciteitsbeperkingscontracten standaard aangeboden moeten
worden in regio’s met netcongestie? Hoe gaat u dit afdwingen?
Antwoord 2
Gezien de sterk toegenomen vraag naar transportcapaciteit is het van belang dat het
net wordt uitgebreid. Dit is echter niet van vandaag op morgen gerealiseerd en dat
vraagt om een meer flexibel gebruik van het net met bijbehorende flexibele contractvormen.
Vanuit het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) worden vier flexibele contractvormen
uitgewerkt of al toegepast in de praktijk. Voor alle vormen geldt dat het gaat om
een contract tussen de gebruikers van het net (formeel: aangeslotenen) en de netbeheerder,
waarbij de gebruikers minder transportcapaciteit gebruiken. Het kan dan gaan om minder
elektriciteit afnemen (bijvoorbeeld een fabriek), minder elektriciteit toeleveren
(bijvoorbeeld een zonnepark) of allebei (bijvoorbeeld een batterij).
1. Individuele Capaciteitsbeperkingscontracten (CBC’s). Bij dit contract verlaagt de
netgebruiker zijn vraag naar transportcapaciteit tegen een vergoeding op door de netbeheerder
gevraagde momenten. CBC’s zijn al mogelijk en worden ook al afgesloten.
2. Het Groepscapaciteitsbeperkingscontract (Groeps-CBC). Bij dit contract gaat een groep
netgebruikers gezamenlijk een CBC aan met de netbeheerder. In dit geval vraagt de
netbeheerder de groep als geheel tijdelijk op door de netbeheerder gevraagde momenten
hun vraag naar transportcapaciteit te verlagen. De groep zelf bepaalt vervolgens gezamenlijk
op welke manier zij aan dit verzoek gehoor geven. Deze contractvorm vraagt dat een
Congestie Service Provider (CSP) wordt aangewezen; deze voorziet in de coördinatie
binnen de groep die noodzakelijk is om invulling te geven aan de afspraken met de
netbeheerder, alsook de vergoeding die daarvoor wordt ontvangen te doen toekomen aan
de individuele leden van de groep. Op dit moment voert de ACM een verduidelijking
in de huidige code door omtrent de mogelijkheid een Groeps-CBC te sluiten. Daarnaast
zijn de netbeheerders standaardcontracten aan het opstellen. De verwachting is dat
eind 2023 de eerste contracten getekend kunnen worden.
3. De Non-Firm Aansluit- en transportovereenkomst (NFA) is een vorm van een alternatief
transportrecht. Bij deze contractvorm gaan netgebruikers met hun netbeheerder een
aansluit- en transportovereenkomst aan, waarbij zij een beperkt recht hebben op transportcapaciteit.
Bijvoorbeeld: voor een elektrische bus kan worden afgesproken dat deze alleen in het
tijdvenster tussen 22.00 en 06.00 kan laden. Op deze manier kan de restcapaciteit
van het net gevuld worden of de pieken worden ontzien, en het net dus beter worden
benut.
Deze contractvorm is naar verwachting juridisch gereed begin 2024, waarna deze kan
worden geïmplementeerd door de netbeheerder en vervolgens in de praktijk kan worden
gesloten.
4. De Groeps TransportOvereenkomst (Groeps-TO) is een contractvorm waarbij een groep
netgebruikers gezamenlijk een contract aangaat, waarbij zij als groep hun vraag naar
transportcapaciteit op continue basis beperken. De groep is er gezamenlijk verantwoordelijk
om binnen de toegekende capaciteit te blijven. Middels deze contractvorm kunnen groepsleden
elkaar helpen om pieken in de transportvraag af te vlakken en dalen in het gezamenlijke
profiel op te vullen. Deze contractvorm is nog niet mogelijk. De verwachting is dat
deze medio 2024 juridisch gereed is.
De verschillende vormen hebben elk voordelen en nadelen voor zowel netgebruikers als
netbeheerders. Het is van belang dat zo snel mogelijk geschikte contractvormen worden
ontwikkeld en geïmplementeerd die bijdragen aan verlichting van netcongestie. Welk
contracttype het meest effectief is, is afhankelijk van het probleem op het net. Is
het probleem bijvoorbeeld sterke pieken op bepaalde momenten, dan biedt een (Groeps-)CBC een oplossing. Is het probleem bijvoorbeeld onvoldoende capaciteit voor een «volledige»
transportaanvraag van een nog niet aangesloten netgebruiker, dan biedt de NFA uitkomst.
Ik zie daarom geen reden om het aanbieden van één specifieke contractvorm te verplichten.
Overigens is het zo dat de ACM (en dus nadrukkelijk niet EZK) op grond van de Europese
taakverdeling, bevoegd is om verplichtingen op te leggen.
Ik zal de Kamer eind dit jaar informeren over de voortgang van deze ontwikkelingen.
Vraag 3 en 4
Wanneer gaat u een «right to challenge» mogelijk maken aangezien de netbeheerders
steeds meer moeite hebben het tempo bij te benen?
Hoe staat het met de uitvoering van motie Erkens c.s. over bedrijven zo snel mogelijk
in staat stellen het «right to challenge»-principe te hanteren wanneer flexibele contracten
geen uitweg bieden?3 Kunt u de uitvoering hiervan versnellen gezien de grote problematiek op het stroomnet?
Antwoord 3 en 4
De regionale netbeheerders werken er aan dat de klant zelf een (door de netbeheerder)
erkende installateur of aannemer kiest om de aansluiting in één arbeidsgang (zonder
tussenkomst van de netbeheerder) te realiseren en/of te verzwaren volgens het principe
«Klant sluit zichzelf aan». Het is noodzakelijk dat veiligheidseisen en nettechnische
vereisten hetzelfde zijn als de eisen voor het huidige elektriciteitsnet, omdat anders
de leveringszekerheid in het gedrang komt met hogere kans op storingen en uitval van
het net.
Op dit moment wordt gewerkt aan een uitwerking van o.a. juridische reguleringsaspecten,
het stroomlijnen van (administratieve) werkprocessen, de uitwisseling van digitale
informatie en data, het opleiden en certificeren van de installateurs en aannemers,
communicatie met de klant en de aanbestedingsstrategie ten aan zien van de installateurs
en aannemers. Deze uitwerking gebeurt in nauwe samenwerking met klanten en marktpartijen.
Begin volgend jaar zullen de eerste middelgrote klanten op het middenspanningsnet
in staat zijn zelf hun aansluiting op het net te realiseren. Voor de andere aansluittypes
en verdere opschaling is nadere uitwerking nodig.
Kortom, dit is begin volgend jaar mogelijk voor de eerste klanten en wordt daarna
uitgebreid naar andere klanten. Dit principe geldt overigens ook voor flexibele contracten,
omdat ook voor een flexibel contract een aansluiting op het elektriciteitsnet nodig
is. Gezien de grote problematiek van netcongestie zijn alle oplossingen nodig, waaronder
het versneld versterken van het net, het gebruik van flexibele contracten en het toepassen
van «right to challenge».
Ik zal de Kamer eind dit jaar informeren over de voortgang, conform de motie van het
lid Erkens, ingediend op 20 juni jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1254).
Vraag 5
Waarom is het stroomnet in Zeeland plots volgelopen en ook voor zo’n lange tijdsperiode?
Bent u zich bewust van de schade hiervan voor de Zeeuwse economie en verduurzaming?
Antwoord 5
TenneT doet grote investeringen om te anticiperen op de voorziene groeiende vraag
naar transportcapaciteit als gevolg van o.a. verduurzaming door bedrijven. De afgelopen
twaalf maanden was het aantal aanvragen in Zeeland echter gelijk aan achtmaal het
huidige vermogen in de hele provincie. Dit is een plotselinge en zeer sterke stijging;
een ontwikkeling die sneller gaat dan het tempo waarop de uitbreiding en verzwaring
van het net kan worden uitgevoerd. Hierdoor is congestie ontstaan. Gezien de omvang
van deze groei zijn grote investeringen noodzakelijk die niet op korte termijn kunnen
worden gerealiseerd. Een extra complicatie in het geval van Zeeland is dat het huidige
hoogspanningsinfrastructuur slechts een gedeelte van Zeeland beslaat.
De structurele oplossing voor netcongestie op afname in deze provincie zijn;
1. de realisatie van een nieuw 150kV netwerk in Schouwen-Duiveland tussen 2027 en 2029
en;
2. een nieuwe 380kV station in de omgeving van Terneuzen tussen 2032 en 2035, inclusief
een nieuwe 380kV verbinding naar dat station.
Deze projecten worden vanuit het Meerjarenprogramma Infrastructuur & Klimaat (MIEK)
en via de Rijkscoördinatieregeling (RCR) gecoördineerd. De voorbereiding en eerste
werkzaamheden zijn reeds gestart. Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 22 juni jl.
(Kamerstuk 29 023, nr. 443) zal ik de Kamer eind dit jaar najaar informeren over de voortgang.
Graag merk ik daarnaast ook op dat ik afgelopen zomer, nadat de situatie op het Zeeuwse
stroomnet bekend werd gemaakt, direct in gesprek ben gegaan met de regio. Samen met
de netbeheerder, overheden en lokale ondernemers zijn we op zoek naar creatieve oplossingen
om de druk op de wachtrij te verminderen.
Ik realiseer mij dat de ontstane netcongestie gevolgen heeft voor groei van bedrijven
en voor verduurzaming van bedrijven, wanneer zij hiertoe een zwaardere aansluiting
nodig hebben. Dit onderstreept het belang van de aanpak van netcongestie in het LAN
en de inzet op het beschikbaar stellen van voldoende flexibiliteit om de ruimte op
het elektriciteitsnet zo goed mogelijk te handhaven, verdelen en waar mogelijk uit
te breiden.
Vraag 6
Wat betekent dit voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales? Hoe zorgt u ervoor dat
daar voldoende ruimte op het net voor beschikbaar is?
Antwoord 6
Netcongestie kan gevolg zijn van zowel te veel invoeden (productie) van stroom, als
van te veel afname (gebruik) van stroom en het feit dat het «teveel» afname of invoeden
vanuit of naar een andere regio getransporteerd moet worden. Wanneer lokale productie
en afname van elektriciteit meer op elkaar wordt afgestemd, dan kan congestie worden
voorkomen en kan het hoogspanningsnet worden ontlast.
De huidige netcongestie in Zeeland wordt veroorzaakt door een sterke groei in de afname
van elektriciteit vanwege de verduurzaming van de industrie; er is te veel vraag gegeven
de hoeveelheid elektriciteit die op dit deel van het net wordt ingevoed. Een oplossing
is door middel van flexibele vraag van netgebruikers de afname te verlagen. Een oplossing
kan echter ook zijn om meer lokale productie in het net in te voeden, zodat deze toegenomen
vraag lokaal opgevangen kan worden en niet vanuit andere regio’s hoeft te worden getransporteerd.
Nieuwe kerncentrales kunnen in de toekomst een bijdrage leveren aan het invoeden van
elektriciteit op het stroomnet en kunnen daarmee voorkomen dat deze problemen zich
opnieuw voordoen.
In het Nationaal Plan Energiesysteem wordt de voorgenomen rol van kernenergie in het
toekomstige energiesysteem beschreven. Dit plan biedt een kader voor alle uitvoeringsplannen,
waaronder de bouw van twee nieuwe centrales. De visie van het huidige kabinet daarbij
is dat we in moeten zetten op alle mogelijke CO2 neutrale bronnen. De huidige congestie zal vóór die tijd met andere middelen moeten
worden verholpen. Daarvoor verwijs ik graag naar de acties in het LAN.
Vraag 7
In hoeverre loopt het stroomnet vol door de enorme uitrol van zonne- en windenergie
zonder coördinatie op plek of benutting van al die stroom?
Antwoord 7
Congestie ontstaat wanneer meer transportcapaciteit wordt gevraagd dan beschikbaar
is. Dit kan zowel op afname betrekking hebben (waarbij meer stroom wordt gevraagd
door netgebruikers, dan dat in het desbetreffende gebied wordt opgewekt) als op invoeden
(waarbij juist de opwek van stroom groter is dan de vraag).
De enorme toename van vraag naar transportcapaciteit voor invoeden komt door de groei
van duurzame opwek, welke door weersinvloeden gekenmerkt wordt door flinke pieken.
De enorme toename van vraag naar transportcapaciteit voor afname komt door verduurzaming
door middel van elektrificatie. Deze succesvolle verduurzaming heeft zich sneller
voltrokken dan de snelheid waarmee op land extra transportcapaciteit kan worden aangelegd.
Dit is een van de redenen waarom er ook naar zogenoemde «slimme» oplossingen wordt
gekeken, zoals grootschalige batterijopslag bij zonneparken. Het kabinet zet in op
elektriciteitsopslag door het investeren in batterij-innovaties en het verplichten
van batterijen bij grootschalige zonneparken. Hiertoe is een reservering van 416,6 miljoen
euro opgenomen, opgenomen in de Voorjaarsbesluitvorming Klimaat.
De Regionale Energiestrategie (RES) is verantwoordelijk voor het plannen van de implementatie
van zon- en windparken op land. Daarbij wordt gewerkt aan een toekomstbestendig energiesysteem.
Zo wordt in de plannen rekening gehouden met regionale/ lokale vraag naar en opwek
van elektriciteit, als ook naar locaties waar de productiebronnen worden gebouwd.
Daarmee worden bewuste keuzes gemaakt voor locaties en kan verdere belasting van het
net worden voorkomen, door juiste locatiebepaling.
Vraag 8
Hoe ziet het verdienmodel van zonne- en windenergie eruit in regio’s met netcongestie?
Ontvangen zij SDE-subsidie wanneer zij gedwongen afgeschakeld worden door de netbeheerder
als het net volloopt? Wat is de vergoeding die zij dan krijgen van de netbeheerder?
Houdt dat de businesscase rendabel?
Antwoord 8
Zon- en windparken verdienen geld voor geproduceerde elektriciteit en ontvangen aanvullend
SDE++ subsidie over hun daadwerkelijk gerealiseerde productie.
Wanneer zon- en windparken worden afgeschakeld als gevolg van netcongestie ontvangen
zij dus geen SDE++ subsidie omdat er geen productie van hernieuwbare elektriciteit
is. Wel ontvangen zon- en windparken, die afgeschakeld worden, een vergoeding van
de netbeheerders.
Gedwongen afschakelen gebeurt in situaties wanneer de netbeheerder kort van te voren
voorziet dat het elektriciteitsnet overbelast dreigt te raken, bijvoorbeeld omdat
het weer in de praktijk anders is dan de weersvoorspelling en er meer wind of zon
is dan voorspeld. Dit gebeurt niet frequent en is van korte duur.
Wanneer producenten verplicht worden afgeschakeld dan gebeurt dit tegen een vergoeding,
waarbij de hoogte van de vergoeding afhankelijk is van o.a. de duur van de afschakeling
en het soort asset (bv. windpark of gascentrale) dat afgeschakeld wordt. Bij deze
vergoeding wordt geen rekening gehouden met de businesscase van de producent in kwestie,
ook vanwege de snelheid waarmee afgeschakeld moet worden. De businesscase is projectafhankelijk
en hangt van vele factoren af, zoals (het formaat van) de opstelling, de aansluiting,
etc. Op de vraag of de business case bij gedwongen afschakeling rendabel is, is dus
geen eenduidig antwoord te geven.
Producenten kunnen ook vrijwillig flexibel vermogen aanbieden, waarbij zij zelf de
hoogte van hun vergoeding bepalen. Dit gebeurt onder andere via een open biedingssysteem,
waarbij partijen een vergoeding ontvangen wanneer zij capaciteit beschikbaar stellen.
Via het biedingssysteem kan ieder project vrijwillig volume aanbieden om af te schakelen
tegen een zelf bepaalde prijs. Het zon- of windpark in kwestie bepaalt dan dus zelf
de hoogte van de vergoeding van het aanbod aan de netbeheerder om af te schakelen.
De netbeheerder kiest wie gecontracteerd wordt. Het zon- of windpark in kwestie neemt
de gemiste SDE++ subsidie mee in de bepaling van de gevraagde vergoeding. Wanneer
de netbeheerder niet op het aanbod ingaat, bijvoorbeeld omdat er een goedkoper aanbod
ligt, wordt het zon- of windpark ook niet afgeschakeld. Bij deze vrijwillige afschakeling
is de business case dus altijd rendabel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.