Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bontenbal en Boswijk over knelpunten voor (mono)mestvergisting
Vragen van de leden Bontenbal en Boswijk (beiden CDA) aan de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over knelpunten voor (mono)mestvergisting (ingezonden 14 juni 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) mede namens de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 26 september 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 2985.
Vraag 1
Kunt u een update geven van de stappen die u het afgelopen halfjaar, onder andere
naar aanleiding van het CDA actieplan voor meer productie van groen gas uit mestvergisting1, hebt gezet om te komen tot meer groen gas productie in de landbouw en om knelpunten
weg te nemen?
Antwoord 1
Het afgelopen half jaar is het kabinet verder gegaan met de acties in het Programma
Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 1146). Hierbij kijkt het kabinet vanzelfsprekend ook naar het vergroten van de groen gasproductie
in de landbouw. De insteek van het kabinet is dat zo veel mogelijk van de duurzame
hoeveelheid beschikbare mest wordt vergist. Dat houdt in dat alleen de mest wordt
vergist die resteert in een landbouwsector die de klimaat-, stikstofdoelen en natuurdoelen
haalt.
Het kabinet heeft de afgelopen tijd de bijmengverplichting groen gas verder uitgewerkt
(kamerstuk 32 813 nr. 1283) en het bijbehorende wetsvoorstel ter consultatie aangeboden. De bijmengverplichting
zal leiden tot een betere businesscase voor groen gas uit mestvergisting. Het besluit
van het kabinet om te sturen op CO2 in de bijmengverplichting, biedt een extra stimulans aan monomestvergisting2. Ook zijn er aanpassingen in de SDE++ gekomen, waaronder de introductie van hekjes3, die positief uitpakken voor monomestvergisting en groen gasproductie in de landbouw
(Kamerstuk 31 239, nr. 364). Verder werkt het kabinet samen met Netbeheer Nederland, VNG, IPO en de Unie van
Waterschappen aan de versnelling van de ruimtelijke inpassing van groen gasproductieinstallaties.
Het kabinet beziet met de medeoverheden of afspraken gemaakt kunnen worden om de vergunningverlening
voor groen gasinstallaties (waaronder mestvergisting) te versnellen, proactief locaties
te faciliteren en de bekendheid van groen gas te vergroten. Het kabinet mikt op een
akkoord met medeoverheden in het tweede kwartaal van 2024.
Vraag 2
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanbeveling om een helder doel te
stellen voor mestvergisting en een uitrolstrategie voor mestvergisters te ontwikkelen?
Antwoord 2
Met de eerder genoemde keuze voor CO2-sturing binnen de bijmengverplichting, en de andere groen gasmaatregelen (zie antwoord
op vraag 1), zorgt het kabinet voor gerichte ondersteuning van monomestvergisting.
Hierbij onderschrijft het kabinet het belang van mestvergisting, maar het herkent
zich niet in de noodzaak tot een subdoel voor mestvergisting. Met de bijmengverplichting
groen gas verwacht het kabinet dat een afdoende stimulans zal ontstaan voor de opschaling
van mestvergisting op basis van de duurzame beschikbare hoeveelheid mest, zie ook
het antwoord bij vraag 1.
Vraag 3
Welke stappen zijn er gezet om de stikstof- en methaanreductie die door mestvergisting
(in combinatie met onder andere stikstofstrippen) kan worden gerealiseerd ook te valideren
en mee te rekenen in het beleid voor stikstof- en CO2-reductie in de landbouw?
Antwoord 3
Zoals beschreven in de brief aan uw Kamer over het programma Groen Gas (Kamerstuk
32 813, nr. 1146), kan groen gasproductie door mestvergisting een bijdrage leveren aan de reductie
van stikstof- en methaanemissies. Ongeveer een vierde van de methaanemissie uit de
veehouderij komt uit mest. Mestbewerking (waaronder monomestvergisting) kan een significante
reductie van methaan- en stikstofemissie uit de mest realiseren, in het bijzonder
in combinatie met stalaanpassingen voor dagontmesting. Om het effect van deze reductiemaatregelen
te kunnen meerekenen wordt doorlopend onderzoek gedaan in innovatieprojecten en in
onderzoeksprogramma’s van Wageningen Universiteit & Research (WUR). Op nationaal niveau
wordt mestvergisting meegenomen in de NEMA (National Emission Model Agriculture).
Vraag 4
Wanneer verwacht u dat er voor deze potentiële emissiereducties in de landbouw ook
daadwerkelijk een verdienmodel kan worden ontwikkeld?
Antwoord 4
Het kabinet vindt het belangrijk dat combinaties van stalaanpassingen, mestvergisting
en bewerking van mest, bedrijfseconomisch perspectief bieden om de potentiële emissiereductie
te realiseren. Met de bijmengverplichting voor groen gas wordt een verdienmodel voor
methaanreductie vanaf 2025 gestimuleerd.
Vraag 5
Welke afspraken zijn er inmiddels gemaakt met gemeenten en provincies om de ruimtelijke
inpassing en de vergunningverlening voor (mono)mestvergisting te versnellen en te
stroomlijnen?
Antwoord 5
Zoals in vraag 1 aangegeven is het kabinet druk bezig met de uitvoering van het programma
groen gas, waaronder het versnellen van de ruimtelijke inpassing. Dit doet het kabinet
samen met onder meer Netbeheer Nederland, VNG, IPO en de Unie van Waterschappen. Het
kabinet is nu bezig om afspraken met deze medeoverheden te maken. Deze afspraken zullen
zich richten op het versnellen van vergunningverlening voor groen gasinstallaties
(waaronder mestvergisting), mogelijkheden om proactief locaties te faciliteren voor
groen gasinstallaties en het vergroten van de bekendheid van groen gas. Om hier te
komen, heeft het kabinet samen met de medeoverheden en netbeheerders een onderzoek
uitgezet te zetten naar de groen gaspotentie en ruimtelijke inpassingsmogelijkheden
per provincie. Het kabinet mikt op een akkoord met medeoverheden in het tweede kwartaal
van 2024. Hierbij wordt zo veel mogelijk samenhang gecreëerd met andere relevante
programma’s op het gebied van energie, ruimte en landbouw. Zo maakt groen gas deel
uit van sommige provinciale concept gebiedsprogramma’s die onder het Nationaal Programma
Landelijk Gebied uitgewerkt worden, en van de bijbehorende ruimtelijke voorstellen
en arrangementen. Het uitgangspunt daarbij is dat rekening wordt gehouden met de klimaat-,
stikstof- en natuuropgave voor de landbouw om zo een lock-in te voorkomen en het risico
op desinvesteringen te beperken (zie ook het antwoord op vraag 1).
Vraag 6
Welke oplossingen ziet u voor het knelpunt dat in veel bestemmingsplannen is aangegeven
dat de aanvoer van externe mest (ook als dit vaste mest en voorbewerkte mest is) bij
mono-mestvergisting niet is toegestaan, waardoor mestvergisting voor kleinere boerenbedrijven
niet rendabel is?
Antwoord 6
Het kabinet gaat niet over de eisen in bestemmingsplannen, dat is aan de lokale bevoegd
gezagen. Wel kijkt het kabinet in het programma Groen Gas naar acties om het lokale
bestuurlijk draagvlak voor groen gas productie, onder meer via mestvergisting, te
vergroten.
Vanuit het Rijk zien we dat, wanneer dit aansluit bij de lokale omstandigheden, het
aanvoeren van externe mest en het gezamenlijk vergisten van mest van meerdere boerenbedrijven
een bijdrage kunnen leveren aan de groen gas productie.
Vraag 7
In hoeverre heeft u andere knelpunten en verschillen tussen gemeenten (in bestemmingsplannen)
voldoende in beeld? Bent u bijvoorbeeld op de hoogte van het feit dat sommige gemeenten
de eis stellen dat opgewekte energie voor eigen gebruik moet zijn en bent u bekend
met de verschillen tussen gemeenten met betrekking tot de aanvraagprocedure (in de
ene gemeente is een milieuneutrale melding voldoende, terwijl de andere gemeente een
bouwvergunning eist)? Wat vindt u hiervan?
Antwoord 7
Zoals in mijn antwoorden bij vraag 1 en 5 aangegeven is het kabinet druk bezig met
de uitvoering van het programma groen gas, waaronder het versnellen van de ruimtelijke
inpassing. Dit doet het kabinet samen met onder meer Netbeheer Nederland, VNG, IPO
en de Unie van Waterschappen. Hierin kijkt het kabinet samen met deze partijen onder
meer waar nu al versnelling in de vergunningverlening gemaakt worden. Hierbij is het
kabinet zich bewust dat de vergunningsprocedure voor groen gasproductieinstallaties
per gemeente of provincie kan verschillen. Het kabinet is van mening dat de vergunningverleningsprocessen
idealiter zo veel mogelijk hetzelfde moeten zijn. Het kabinet en de medeoverheden
kijken dan ook nadrukkelijk naar manieren om de procedures voor de verlening van groen
gas vergunningen tussen provincies meer te harmoniseren en ambtelijke kennis te vergroten.
Een eerste stap is een handreiking voor de versnelling van vergunningverlening voor
kleinschalige monomestvergisters. Hier werkt het kabinet aan samen met het Platform
Groen Gas, IPO en VNG. Verdere stappen als een vast ondersteuningspunt voor vergunningverlening,
kennissessies in de provincies en aanvullende handreikingen worden daarnaast bezien.
Vraag 8
Hoe kunnen dergelijke onnodige knelpunten worden opgelost en de verschillen tussen
gemeenten worden verkleind/weggenomen? Welke maatregelen neemt u (in samenwerking
met lokale overheid) om ervoor te zorgen dat vergunningsprocedures meer gelijk worden
getrokken en versimpeld?
Antwoord 8
Zoals in mijn antwoorden bij vraag 1, 5 en 7 aangegeven is het kabinet samen met de
medeoverheden, de groen gassector en de netbeheerders aan het kijken hoe de knelpunten
in de vergunningverlening kunnen worden opgelost en de vergunningverlening versneld
kan worden.
Vraag 9
Klopt het dat het momenteel zo is dat wanneer twee boerenbedrijven die naast elkaar
zitten niet (gemakkelijk) een mestvergister kunnen delen, omdat er via een officieel
transport mest moet worden vervoerd en bemonsterd terwijl een pomp met een leiding
veel efficiënter en goedkoper zou zijn?
Antwoord 9
Het klopt dat wanneer mest afgevoerd wordt naar een vergister, die geëxploiteerd wordt
door een derde partij (een intermediair of boer), er per transport een melding gedaan
moet worden in het realtime Vervoerbewijs Dierlijke Mest. Dit betekent ook dat de
mest per vracht gewogen, bemonsterd en geanalyseerd moet worden. Aan het vervoer van
mest worden eisen gesteld om te borgen dat wordt bemest volgens de daarvoor geldende
gebruiksnormen en dat het teveel aan mest verantwoord wordt afgezet. Daarnaast moet
de mest vervoerd worden door een geregistreerde intermediaire onderneming.
Vervoer van mest per pijpleiding van één landbouwbedrijf naar één intermediaire onderneming
is onder voorwaarden mogelijk. Mest moet dan echter nog steeds bemonsterd en geanalyseerd
worden. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in artikel 69e van de Uitvoeringsregeling
Meststoffenwet.
Vraag 10
Welke opties ziet u dit soort obstakels weg te nemen en het makkelijk te maken voor
boerenbedrijven om samen een mestvergister te delen, zonder dat de meststromen eerst
moet worden gewogen en bemonsterd?
Antwoord 10
In het algemeen verkent het kabinet, de Minister van LNV in het bijzonder, of er mogelijkheden
zijn voor vereenvoudiging, onder voorwaarden, van de verantwoordingseisen aan mesttransport.
Denk hierbij aan bedrijven waarbij regulier dezelfde hoeveelheden worden af- en aangevoerd
naar een vergister. Dit doet het kabinet onder meer omdat deze situatie van aan- en
afvoer naar een vergister zich naar verwachting vaker gaat voordoen. Daarbij is het
van belang dat er wel verantwoording blijft over de aan- en afvoer van mest om inzicht
te hebben in de meststromen en te kunnen vaststellen of bedrijven opereren binnen
de wettelijk vastgestelde kaders.
Vraag 11
In hoeverre worden ook andere innovaties op het gebied van mest verkend, zoals de
techniek waarbij afbreekbaar organisch materiaal of organische zuren toegevoegd worden
aan mest waardoor er verzuring optreedt en de emissie van ammoniak en methaan uit
mest sterk geremd wordt? Hoe kansrijk acht u deze techniek?
Antwoord 11
Er is reeds een kennisvraag uitgezet naar «ammoniakemissiereductie door mestadditieven»
waarin ook effecten op methaanemissies mee worden genomen. Het toevoegen van afbreekbaar
organisch materiaal of toevoegen van organische zuren, zodat de mest wordt aangezuurd,
kan worden gezien als mestadditief. De resultaten worden in Q3 2023 verwacht.
In hoeverre de techniek van afbreekbaar organisch materiaal of toevoegingen van organische
zuren kosteneffectief kan zijn, is nog niet duidelijk. Daarmee is ook nog niet duidelijk
welke bijdrage deze techniek kan leveren aan het reduceren van ammoniak- en methaanemissies.
Een bijdrage van deze techniek aan het voorkomen van uitspoeling van meststoffen en
daarmee bijdrage aan de Kaderrichtlijn Water (KRW)-doelstellingen wordt niet verwacht.
Mocht uit de reeds uitgezette kennisvraag of ander onderzoek blijken dat mestadditieven
perspectiefvol zijn voor het terugdringen van emissies, dan zal het kabinet deze uitkomsten
meenemen in verdere beleids- en ambitievorming.
Vraag 12
Bent u bereid uit te zoeken welke bijdrage het biologisch aanzuren van mest kan leveren
aan het behalen van de 2 miljard m3 groen gas doelstelling en de KRW-doelstelling, en te onderzoeken op welke manier
deze techniek snel in praktijk te brengen is? Zo ja, op welke termijn?
Antwoord 12
Zie vraag 11.
Vraag 13
Bent u bekend met de snelle groei van groen gasproductie in Denemarken?4 Welke lessen kan Nederland leren van de stimulering van groen gas in Denemarken?
Antwoord 13
Het kabinet is bekend met de snelle groei van groen gasproductie in Denemarken. In
het kader van het Biomethane Industrial Partnership heeft kennisuitwisseling plaatsgevonden
om van elkaar te leren. Een belangrijke reden dat Denemarken in het verleden een snelle
groei van groen gasproductie had, was dat Denemarken een hele aantrekkelijke- en gerichte
subsidie voor vergisting had. In Nederland is in 2017 éénmalig een specifieke regeling
opengesteld voor het stimuleren van vergisting op boerderijschaal. Voor de grootschalige
stimulering van CO2-reductie is generiek beleid gevoerd via de SDE++, waarbij CO2-reductietechnieken op kosteneffectiviteit met elkaar concurreerden. Inmiddels is
met de bijmengverplichting groen gas ook gekozen voor meer gerichte stimulering van
de productie van groen gas.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.