Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Inge van Dijk (CDA) en Van Baarle (DENK) over het bericht dat commissarissen en bestuurders bij zo'n twintig woningcorporaties privéhuizen blijken te verhuren voor persoonlijk rendement
Vragen van de leden Inge van Dijk (CDA) en Van Baarle (DENK) aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht dat commissarissen en bestuurders bij zo'n twintig woningcorporaties privéhuizen blijken te verhuren voor persoonlijk rendement (ingezonden 28 juni 2023).
Antwoord van Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
            22 september 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3261.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het gezamenlijk onderzoek van de NOS en Nieuwsuur, waaruit blijkt
               dat commissarissen en bestuurders bij zo'n twintig woningcorporaties privéhuizen blijken
               te verhuren voor persoonlijk rendement?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2 en 3
            
Deelt u de mening dat bestuurders en commissarissen van woningcorporaties, gezien
               hun publieke functie, een voorbeeldrol hebben en dat het daarom principieel onwenselijk
               is dat zij vastgoed verhuren voor persoonlijk rendement?
            
Deelt u de mening dat het verhuren van deze huizen voor maandbedragen die niet redelijk
               zijn dubbel onwenselijk is en afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de sector?
            
Antwoord 2 en 3
            
Belangenverstrengeling (of de schijn daarvan) moet te allen tijde worden voorkomen.
               Van topfunctionarissen van woningcorporaties, zowel bestuurders als commissarissen,
               mag worden verwacht dat zij de sensitiviteit hebben dat commerciële verhuur door henzelf
               snel kan leiden tot (de schijn van) verstrengeling met het belang van de woningcorporatie,
               ook al is de verhuur op zichzelf niet expliciet door wet- en regelgeving verboden.
            
Dit gezegd hebbende, onderschrijf ik de aanscherping van de governancecode van Aedes
               en de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW), waarbij voor het
               verhuren van woningen met een rendementsdoelstelling als uitgangspunt geldt: «Nee,
               tenzij». Dit is een streng uitgangspunt, dat er in de praktijk naar verwachting toe
               zal leiden dat er minder topfunctionarissen met een eigen commerciële vastgoedportefeuille
               bij woningcorporaties werkzaam zullen zijn.
            
In de uitzonderlijke gevallen dat het bezit van woningen met een rendementsdoelstelling
               niet leidt tot strijd met de belangen van de corporatie, zal dit altijd goed uitlegbaar
               moeten zijn, transparant verantwoord moeten worden en mag er aantoonbaar geen sprake
               zijn van belangenverstrengeling. Ik verwacht van Raden van Commissarissen (RvC) dat
               hiervoor aandacht is en dat zij in deze uitzonderlijke gevallen hebben gezorgd voor
               waarborgen die belangenverstrengeling of de schijn daarvan voorkomen.
            
Verder hebben topfunctionarissen bij woningcorporaties een voorbeeldfunctie. Dat houdt
               ook in dat, voor zover zij eigenaar zijn van een eigen vastgoedportefeuille waarvan
               is vastgesteld dat deze niet in strijd is met de belangen van de woningcorporatie,
               zij geen onredelijke huurprijzen vragen en zich te allen tijde als goed verhuurder
               gedragen.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat woningcorporaties het huizenbezit van de functionarissen op dit moment
               niet hoeven te melden bij de Autoriteit woningcorporaties? Zo ja, wat vindt u hiervan?
               Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?
            
Antwoord 4
            
De Autoriteit woningcorporaties (Aw) stelt bij de beoordeling van aankomende bestuurders
               en commissarissen vragen over mogelijke deelbelangen van de kandidaat, over de verwevenheid
               met andere leden van de RvC en/of bestuur en over de onverenigbaarheid met (neven)functies
               van de kandidaat. Ook wordt gevraagd naar beheersmaatregelen die de RvC treft om mogelijke
               (schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen, beëindigen of beheersen. De vragen
               zijn bewust open geformuleerd om te voorkomen dat door het specifiek noemen van het
               ene mogelijke deelbelang, andere deelbelangen onderbelicht worden.
            
Ondanks dat niet expliciet naar vastgoed wordt gevraagd mag van (beoogde) topfunctionarissen
               bij woningcorporaties worden verwacht dat zij begrijpen dat het hebben van eigen commercieel
               vastgoed een belang is dat kan botsen met het corporatiebelang. De functionarissen
               die dit niet hebben gemeld zijn hierin tekortgeschoten.
            
Vraag 5
            
Hoe is het mogelijk dat na de uitkomsten van de Parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties
               in 2014 een lacune is blijven bestaan in het toezicht op het vastgoedbezit van corporatiebestuurders
               en de (schijn van) belangenverstrengeling die hier mogelijk uit voortvloeit?
            
Antwoord 5
            
De lessen van de Parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties zijn vertaald met
               de wijziging van de Woningwet in 2015 naar strengere regelgeving op allerlei terreinen,
               inclusief een onafhankelijke externe toezichthouder. Regelgeving kan echter niet elke
               situatie voorzien. Daarom is het hebben van een juiste houding bij topfunctionarissen
               van woningcorporaties zo belangrijk. Dit moet iets zijn van de sector zelf. Met de
               aanscherping van de governancecode wordt daartoe een belangrijke stap gezet.
            
Vraag 6
            
In hoeverre overtreden bestuurders van woningcorporaties die privévastgoed verhuren
               voor persoonlijk rendement in de directe omgeving van de woningcorporatie waarvoor
               zij werken de Woningwet, waarin staat dat het lidmaatschap van bestuurders en commissarissen
               bij woningcorporaties onverenigbaar is met enige andere functie waarvan de uitoefening
               nadelig kan zijn voor de belangen van de corporatie?
            
Antwoord 6
            
Verhuur van vastgoed in het gereguleerde segment in het werkgebied van de corporatie
               is in beginsel ongewenst. Of er sprake is van onverenigbaarheid met het lidmaatschap
               van bestuurders en commissarissen, of sprake is van (schijn van) belangenverstrengeling,
               is afhankelijk van verschillende factoren en de beoordeling daarvan is maatwerk. Om
               hierover vooraf meer duidelijkheid te bieden is het aanpassen van de governancecode
               met een uitgangspunt van «nee, tenzij» een goede stap. Ter ondersteuning van deze
               aanpassing wordt door de sector gewerkt aan een meer concrete handreiking die invulling
               geeft ten aanzien van privé verhuur van vastgoed.
            
Vraag 7, 8, 9 en 10
            
Deelt u de mening dat de genoemde praktijken de integriteit van de corporatiesector
               schaden en het daarom van cruciaal belang is om zo spoedig mogelijk met aangescherpte
               regelgeving en aanpassingen van het toezichtkader te komen?
            
Heeft de regelgeving voldoende sanctionerende maatregelen wat u betreft, mede gezien
               deze recente berichtgeving?
            
Hoe gaat u sturing geven aan en toezien op de aanscherping van de regels en de handhaving
               van deze aangescherpte regelgeving?
            
Klopt het dat de Autoriteit woningcorporaties, die toezicht moet houden op de sector,
               een onderzoek gaat instellen naar het privé verhuren van huizen door hoge functionarissen
               van woningcorporaties? Zo ja, bent u bereid de uitkomsten van dit onderzoek met de
               Tweede Kamer te delen?
            
Antwoord 7, 8, 9 en 10
            
Wanneer er sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling of wanneer topfunctionarissen
               bij woningcorporaties zich niet gedragen als goed verhuurder, dan schaadt dit naar
               mijn mening inderdaad de integriteit van de corporatiesector. Ik verwacht van topfunctionarissen
               bij woningcorporaties dat zij zich in hun handelen te allen tijde bewust zijn van
               het maatschappelijke karakter van de corporatie en van hun voorbeeldfunctie. Hun integriteit
               mag niet ter discussie staan. Ik vind het ook belangrijk dat topfunctionarissen elkaar
               daar op aanspreken. Dit is primair aan de sector zelf, en daarom is de aanscherping
               van de governancecode van Aedes en VTW naar mijn mening de juiste weg om dit te bereiken.
            
De Aw heeft de casussen die naar voren zijn gekomen zelf ook tegen het licht gehouden
               en hierover met de betreffende corporaties gesproken. Inmiddels heeft een aantal functionarissen
               zelf de conclusies uit het onderzoek van Nieuwsuur getrokken door zich terug te trekken
               uit hun functie of door hun vastgoedpositie te (gaan) verkopen. De Aw beoordeelt of
               de RvC daar waar nodig passende maatregelen neemt. Wanneer deze uitblijven kan de
               Aw gebruik maken van de interventies die haar ter beschikking staan.
            
Ten aanzien van het voorkomen van soortgelijke problematiek in de toekomst is de Aw
               als extern toezichthouder van mening dat de acties en maatregelen die de sector zelf
               in reactie op het onderzoek van Nieuwsuur neemt voldoende vertrouwen bieden. Dit past
               bij de principle-based uitgangspunten in de recent herziene Woningwet en het risicogericht
               toezicht door de Aw hierop. Hierbij ligt de focus op het bredere belang van stevig
               intern toezicht bij woningcorporaties om (de schijn van) belangenverstrengeling en
               niet-integer handelen te voorkomen. De Aw zal de komende tijd die acties blijven monitoren,
               maar ziet gegeven de reactie vanuit de sector vooralsnog geen reden om zelf aanvullende
               maatregelen te nemen. Ik ondersteun deze lijn.
            
Vraag 11
            
Klopt het dat Aedes de integriteitscode gaat aanscherpen specifiek op dit punt? Bent
               u in overleg met Aedes hierover en bent u van mening dat dit afdoende is? Hoe zorgt
               u ervoor dat ook bestuurders van woningcorporaties die niet zijn aangesloten bij Aedes
               zich houden aan deze integriteitscodes?
            
Antwoord 11
            
Dat klopt, Aedes en VTW gaan de gezamenlijke governancecode aanscherpen, zie mijn
               antwoord op de vragen 2, 7 en 9.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.