Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 421 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om aanpassingen te doen
in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zevende lid wordt «vermogen van de onderneming» vervangen door «ondernemingsvermogen».
2. Onder vernummering van het achtste tot en met tiende lid tot twaalfde tot en met
veertiende lid, worden vier leden ingevoegd, luidende:
8. Tot het ondernemingsvermogen, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, worden mede
niet gerekend:
a. onroerende zaken of gedeelten daarvan voor zover die meer dan bijkomstig rechtens
dan wel in feite, direct of indirect, ter beschikking zijn gesteld aan een ander,
of die daartoe bestemd zijn; en
b. schulden die rechtstreeks samenhangen met die onroerende zaken of gedeelten daarvan.
9. Voor de toepassing van het achtste lid, onderdeel a, wordt niet als een ander aangemerkt:
een lichaam waarin de erflater ten tijde van het overlijden een direct aanmerkelijk
belang als bedoeld in afdeling 4.3, met uitzondering van artikel 4.10, heeft of een
indirect belang als bedoeld in het vijfde lid, aanhef en onderdeel a of onderdeel b,
aanhef en onder 1° tot en met 3°, heeft.
10. Het achtste lid is niet van toepassing op een terbeschikkingstelling van los land
op grond van een pachtovereenkomst, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld
in artikel 396, eerste tot en met derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
11. Onder onroerende zaken als bedoeld in het achtste lid, onderdeel a, worden mede verstaan:
appartementsrechten, rechten van opstal en erfpacht of vruchtgebruik van onroerende
zaken, dan wel de economische eigendom, opgevat overeenkomstig artikel 2, tweede lid,
van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, van onroerende zaken of genoemde rechten.
B
Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid komt te luiden:
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ondernemingsvermogen verstaan: de
bezittingen en schulden voor zover toerekenbaar aan de onderneming of medegerechtigdheid,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
2. In het zevende lid, achtste lid, aanhef, en dertiende lid, eerste zin, wordt «zesde
lid, onderdeel a» vervangen door «zesde lid».
C
In artikel 4.17b, derde lid, wordt «het achtste lid van dat artikel» vervangen door
«artikel 4.17a, twaalfde lid».
D
In artikel 4.17c, derde lid, wordt «derde tot en met zevende lid» vervangen door «derde
tot en met elfde lid».
ARTIKEL II
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het achtste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van onderdeel a vervalt «en».
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en» wordt een onderdeel
toegevoegd, luidende:
c. bedrijfsmiddelen waarvan de waarde in het economische verkeer ten tijde van de overgang,
bedoeld in het eerste lid, minimaal € 100.000 per bedrijfsmiddel bedraagt, voor zover
deze zijn bestemd om te gebruiken voor andere dan de bedrijfsdoeleinden van de onderneming
of medegerechtigdheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, waaronder begrepen
privédoeleinden van werknemers, mits dat bestemde gebruik meer dan bijkomstig is.
2. In het tiende lid wordt «achtste lid» vervangen door «achtste lid, aanhef en onderdelen a
en b,».
3. Onder vernummering van het twaalfde tot en met veertiende lid tot dertiende tot en
met vijftiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
12. Voor de toepassing van het achtste lid, onderdeel c, wordt woon-werkverkeer geacht
niet voor privédoeleinden plaats te vinden.
B
In artikel 4.17b, derde lid, wordt «artikel 4.17a, twaalfde lid» vervangen door «artikel 4.17a,
dertiende lid».
C
Artikel 4.17c wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van onderdeel c wordt «, en» vervangen door «; en».
b. Onderdeel d komt te luiden:
d. de verkrijger op het tijdstip van de vervreemding 21 jaar of ouder is.
2. In het vierde lid vervalt «en kan onder nader te stellen voorwaarden worden bepaald
dat in bij die regeling te bepalen gevallen de in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde
termijn tot een bij die regeling te bepalen periode wordt verkort».
ARTIKEL III
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel 10.1, eerste lid, met ingang van
1 januari 2026 na «3.133,» ingevoegd «4.17a,».
ARTIKEL IV
In de Successiewet 1956 wordt artikel 35c als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid wordt «vermogen van de onderneming» vervangen door «ondernemingsvermogen».
2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot tiende tot en met twaalfde
lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
7. Tot het ondernemingsvermogen, bedoeld in het eerste lid, worden mede niet gerekend:
a. onroerende zaken of gedeelten daarvan voor zover die meer dan bijkomstig rechtens
dan wel in feite, direct of indirect, ter beschikking zijn gesteld aan een ander,
of die daartoe bestemd zijn; en
b. schulden die rechtstreeks samenhangen met die onroerende zaken of gedeelten daarvan.
8. Voor de toepassing van het zevende lid, onderdeel a, wordt niet als een ander aangemerkt:
a. een participant in een samenwerkingsverband waaraan de onroerende zaken of gedeelten
daarvan ter beschikking zijn gesteld, mits de erflater of schenker ten tijde van het
overlijden, onderscheidenlijk de schenking, winst uit onderneming als bedoeld in de
artikelen 3.2 of 3.3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001
geniet uit dat samenwerkingsverband; en
b. een lichaam waarin de erflater of schenker ten tijde van het overlijden, onderscheidenlijk
de schenking, een direct aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3, met uitzondering
van artikel 4.10, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft of een indirect belang
als bedoeld in het vijfde lid, aanhef en onderdeel a of onderdeel b, aanhef en onder 1°
tot en met 3°, heeft.
9. Het zevende lid is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van los land
op grond van een pachtovereenkomst, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld
in artikel 396, eerste tot en met derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
3. In het tiende lid (nieuw) wordt na «eerste lid, onderdeel d,» ingevoegd «het zevende
lid, onderdeel a, en het achtste lid, onderdeel a».
ARTIKEL V
De Successiewet 1956 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 35b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Het in de onderdelen a en b, onder 2°, vermelde bedrag wordt vervangen door «€ 1.500.000».
b. In onderdeel b, onder 3°, wordt het vermelde bedrag vervangen door «€ 1.500.000»
en wordt «83%» vervangen door «70%».
2. Aan het vijfde lid wordt toegevoegd «, en, indien sprake is van schenking, op het
tijdstip van de verkrijging 21 jaar of ouder is».
B
Artikel 35c wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. De subonderdelen 1° en 2° vervallen.
b. Onder vervanging van de dubbele punt aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma
wordt aan dat onderdeel toegevoegd «bedoelde onderneming of medegerechtigdheid».
2. In het zesde lid vervalt «onder 1°,».
3. Aan het zevende lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b
door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. bedrijfsmiddelen waarvan de waarde in het economische verkeer ten tijde van het schenken
of overlijden minimaal € 100.000 per bedrijfsmiddel bedraagt, voor zover deze zijn
bestemd om te gebruiken voor andere dan de bedrijfsdoeleinden van de onderneming,
bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of c, van de medegerechtigdheid, bedoeld in
het eerste lid, onderdelen b of c, of van de werkzaamheid, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel d, waaronder begrepen privédoeleinden van werknemers, mits dat bestemde
gebruik meer dan bijkomstig is.
4. In het negende lid wordt «zevende lid» vervangen door «zevende lid, aanhef en onderdelen a
en b,».
5. Onder vernummering van het tiende tot en met twaalfde lid tot elfde tot en met dertiende
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
10. Voor de toepassing van het zevende lid, onderdeel c, wordt woon-werkverkeer geacht
niet voor privédoeleinden plaats te vinden.
C
In artikel 35d, eerste lid, onderdeel c, vervalt «, en het in artikel 35c, eerste
lid, onderdeel c, onder 2°, bedoelde beleggingsvermogen niet in deze periode via een
storting in het lichaam is ingebracht».
ARTIKEL VI
In de Successiewet 1956 wordt in artikel 35a, eerste lid, met ingang van 1 januari
2026 «artikelen 24, 32, eerste lid, onderdeel 4°, en tweede lid, 33, onderdelen 5°
en 7°, en 35b, eerste lid,» vervangen door «artikelen 24, 32, 33, 35b en 35c».
ARTIKEL VII
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat
artikel V, onderdeel A, eerst toepassing vindt nadat artikel 35a, eerste lid, van
de Successiewet 1956 bij het begin van het kalenderjaar 2025 is toegepast.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel B, in werking op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL VIII
Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
2024.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.