Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Palland over "de werkerscoöperatie in aanvulling op de beraadslagingen tijdens het commissiedebat ZZP van woensdag 7 juni 2023"
Vragen van het lid Palland (CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid over de werkerscoöperatie in aanvulling op de beraadslagingen tijdens het commissiedebat ZZP van woensdag 7 juni 2023 (ingezonden 7 augustus 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 18 september
            2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3442.
         
Vraag 1
            
Klopt het dat als platformwerkers in de werkerscoöperatie gezamenlijk een bedrijf
               uitoefenen het kartelverbod niet van toepassing is? Dat wil zeggen dat platformwerkers
               die in de werkerscoöperatie gezamenlijk een bedrijf uitoefenen, het kartelverbod niet
               overtreden zoals eerder door de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in haar Leidraad
               voor zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) is vastgelegd?
            
Antwoord 1
            
Ja, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Zzp’ers, en dus ook zelfstandige platformwerkers,
               die deel uitmaken van een samenwerkingsverband dat met zijn deelnemers een economische
               eenheid vormt (zoals een coöperatie), kunnen binnen dat verband iedere door hen gewenste
               afspraak maken. Het kartelverbod geldt niet voor afspraken binnen een economische
               eenheid. Als voorwaarde geldt dat de deelnemers binnen het samenwerkingsverband duurzaam
               een gezamenlijk economisch doel nastreven en dat het samenwerkingsverband (de economische
               eenheid) beslissende invloed moet kunnen uitoefenen op het marktgedrag van haar leden.
               Ook mag er geen onderlinge concurrentie meer bestaan. Zzp’ers die willen deelnemen
               aan zo’n samenwerkingsverband geven dus een deel van hun zelfstandigheid op. Niet
               de afzonderlijke leden, maar het samenwerkingsverband is dan de onderneming die op
               de markt met andere ondernemingen in concurrentie treedt1. Zie ook het antwoord op vraag 4.
            
Vraag 2
            
Kunt u bevestigen dat het gestelde onder één betekent dat platformwerkers collectieve
               voorwaarden voor dienstverlening met opdrachtgevers overeen mogen komen?
            
Antwoord 2
            
Ja, mits aan de voorwaarden uit antwoord 1 is voldaan.
Vraag 3
            
Kunt u nader toelichten wat moet worden verstaan onder «gezamenlijk een bedrijf uitoefenen»?
               Welke criteria gelden hiervoor?
            
Antwoord 3
            
Het kartelverbod geldt niet voor afspraken binnen een economische eenheid. Het moet
               dan gaan om een samenwerkingsverband waarbinnen de deelnemers duurzaam een gezamenlijk
               economisch doel nastreven. Het samenwerkingsverband moet beslissende invloed kunnen
               uitoefenen op het marktgedrag van haar leden en er mag geen onderlinge concurrentie
               tussen de leden bestaan. Zie ook het antwoord op vraag 1.
            
Vraag 4
            
Levert de voorwaarde van gezamenlijk een bedrijf uitoefenen niet ook praktische belemmeringen
               op als zzp’ers werkzaam bij eenzelfde concern krachten willen bundelen maar wel ieder
               voor eigen rekening en risico werken?
            
Antwoord 4
            
Er zijn verschillende inrichtingen van werkerscoöperaties denkbaar. Het spreekt voor
               zich dat zzp’ers bij het vormen van een coöperatie in belangrijke mate hun zelfstandigheid
               opgeven en daarbij niet meer voor eigen rekening en risico op de markt actief zijn.
               Dat hoeft op zich geen belemmering te vormen om binnen een coöperatie werkzaam te
               zijn. Dit is afhankelijk van de afspraken die de leden van de werkerscoöperatie onderling
               maken.
            
Als zzp’ers samen willen optrekken, maar daarbij wel voor eigen rekening en risico
               (willen) blijven werken dan zijn er ook andere mogelijkheden buiten die van de werkerscoöperatie.
               De ACM Leidraad «Tariefafspraken zzp’ers 2023» biedt hiervan een volledig overzicht.
               Buiten het kartelverbod vallen bijvoorbeeld de met opdrachtgevers collectief onderhandelde
               afspraken over tarieven en andere arbeidsvoorwaarden van zzp’ers die zich in een situatie
               bevinden die vergelijkbaar is met die van werknemers. Dit is het geval in één of meer
               van de volgende drie categorieën:
            
– De zzp’er is economisch afhankelijk van zijn opdrachtgever;
– De zzp’er werkt feitelijk «zij-aan-zij» met werknemers in loondienst;
– De zzp’er werkt via een digitaal arbeidsplatform.
Collectieve overeenkomsten tussen zzp’ers en digitale arbeidsplatformen die een verbetering
               van de arbeidsomstandigheden beogen, vallen dus, gelet op de hiervoor genoemde derde
               categorie, buiten het kartelverbod en bieden platformwerkers de mogelijkheid gezamenlijk
               op te trekken en afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden met hun opdrachtgevers.
            
Vraag 5
            
Hoe kan de onafhankelijkheid van een werkerscoöperatie ten opzichte van een platform
               worden geborgd? Zijn hiervoor ongeveer vergelijkbare rechten of waarborgen in te roepen
               als bijv voor vakbonden of personeelsvertegenwoordiging/ondernemingsraad?
            
Antwoord 5
            
De werkerscoöperatie is een interessante en reeds bestaande rechtsvorm waarin werkenden
               zich kunnen verenigen om hun belangen te behartigen. Het is aan werkenden zelf om
               een werkerscoöperatie op te richten. Het is niet wenselijk dat de werkverstrekker
               een te dominante invloed op de werkerscoöperatie heeft. Dit is geregeld in artikel 2
               van ILO-verdrag 98: organisaties van werkenden en werkgevers moeten onafhankelijk
               van elkaar zijn. Dat wil zeggen dat ze vrij moeten zijn van inmenging van de één in
               de zaken van de ander bij de oprichting, de uitoefening van werkzaamheden en het beheer
               van hun organisaties. De werkgevers of werkgeversorganisaties mogen geen (financiële)
               steun verlenen aan de organisaties van werkenden met het doel hen onder hun controle
               te brengen of te beïnvloeden.
            
Samenwerking tussen een werkerscoöperatie en de werkverschaffers vindt op vrijwillige
               basis plaats. Tot nu toe is de mogelijkheid van de werkerscoöperatie wel geopperd,
               maar voor zover bekend hebben platformwerkers nog geen initiatief genomen om er een
               op te richten. Het idee is dat de werkerscoöperatie een overeenkomst van opdracht
               aangaat met de werkverschaffer om bepaalde diensten te leveren. In de overeenkomst
               worden de voorwaarden waaronder deze diensten worden geleverd, vastgelegd. De platformwerkers
               zijn lid van de coöperatie. Dit lidmaatschap geeft ze medezeggenschap over het functioneren
               van de coöperatie. De Algemene ledenvergadering van de werkerscoöperatie kan invloed
               uitoefenen op de tarieven en andere contractvoorwaarden die de coöperatie met de werkverschaffer
               overeenkomt. Op deze manier vervullen werkerscoöperaties de rol in van medezeggenschap
               en de vakbond en nemen zij een onafhankelijke positie ten opzichte van de werkverschaffer
               in.
            
Vraag 6
            
Klopt het dat een werkerscoöperatie maximaal 149 leden tot het lidmaatschap kan toelaten,
               zodat de uitzondering op het verbod als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub b van de
               Wet op het financieel toezicht op de Coöperatie van toepassing is?
            
Antwoord 6
            
Het genoemde artikel is gewijzigd door directe toepassing van de Prospectusverordening.
               Voor het aanbieden van effecten aan het publiek geldt in bepaalde gevallen niet de
               verplichting om een goedgekeurd prospectus te publiceren. De verplichting tot het
               publiceren van een prospectus voor het aanbieden van effecten aan het publiek geldt
               onder andere niet voor aanbiedingen die gericht zijn op, per lidstaat, minder dan
               150 natuurlijke personen of rechtspersonen die geen gekwalificeerde beleggers zijn
               (artikel 1 lid 4 Prospectusverordening). Ervan uitgaande dat er sprake is van een
               aanbieding van effecten, klopt het dat een werkerscoöperatie met maximaal 149 leden
               onder deze uitzondering valt.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
