Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bontenbal over de plannen van Duitsland om de stroomprijs voor de energie-intensieve industrie te maximeren
Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Minister voor Klimaat en Energie over de plannen van Duitsland om de stroomprijs voor de energie-intensieve industrie te maximeren (ingezonden 9 mei 2023).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister
voor Klimaat en Energie (ontvangen 18 september 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 2975.
Vraag 1
Bent u bekend met het voorstel «Wettbewerbsfähige Strompreise für die energieintensiven
Unternehmen in Deutschland und Europa sicherstellen – Arbeitspapier des BMWK zum Industriestrompreis
für das Treffen Bündnis Zukunft der Industrie» van het Duitse Bundesministerium für
Wirtschaft und Klimaschutz?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit Arbeitspapier (hierna: het voorstel). Het betreft een voorstel
van het Duitse Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (BMWK). Het voorstel is
niet de gedragen mening van de volledige Duitse regering. De Duitse Minister van financiën
heeft al aangeven de Brückenstrompreis met een maximale elektriciteitsprijs van 6
cent per kW/h, een belangrijk onderdeel van het voorstel, niet te steunen.
Vraag 2
Bent u het eens met de constatering in dit document dat energie-intensieve bedrijven
in Europa de komende moeilijk kunnen concurreren met hun concurrenten in de VS of
Azië? Deelt u de zienswijze zoals verwoord in het volgende citaat: «Energie-intensieve
bedrijven in Duitsland en Europa hebben een brug nodig om deze bank te bereiken, zodat
ze ook de komende jaren internationaal kunnen blijven concurreren.»?
Antwoord 2
Uit het IEA Electricity Market Report 20232 blijkt dat sinds eind 2020 op mondiaal niveau een stijgende trend waarneembaar is
van de elektriciteitsprijzen op de verschillende groothandelsmarkten. Uit dit rapport
blijkt ook dat het niveau van de Europese Index, het gewogen gemiddelde op basis van
de vraag van elektriciteitsprijzen in Europa, hoger ligt ten opzichte van die van
de Verenigde Staten en Japan. De prijsstijging in Europa is met name veroorzaakt door
een acute schaarste in het aanbod van fossiele brandstoffen uit Rusland en tegenvallende
productie van kerncentrales en waterkrachtcentrales. De elektriciteitsprijzen die
individuele bedrijven daadwerkelijk betalen kunnen echter verschillen afhankelijk
van de termijn en voorwaarden van de inkoopcontracten die zij hiervoor hebben.
De concurrentiekracht van de industrie is gebaseerd op meer dan de prijs die zij betalen
voor energie. Het vestigingsklimaat wordt bepaald door een breed scala aan factoren
zoals geografische ligging, het kennisecosysteem, toegang tot (energie)infrastructuur,
opleidingsniveau van de beroepsbevolking en nabijheid van leveranciers en afnemers.
Wij zijn van mening dat ondanks de hogere energieprijs Nederland nog altijd een goed
vestigingsklimaat heeft. Tegelijkertijd zien we dat het vestigingsklimaat in Nederland
wel onder druk staat. De hoge elektriciteitsprijs is hier een onderdeel van, net als
de beperkte stikstofruimte, netcongestie en de krapte op de arbeidsmarkt. Dit onderstreept
de noodzaak voor integrale blik op de verduurzaming van de Nederlandse energie-intensieve
industrie en niet enkele te focussen op de energie aspecten. Daarvoor zet dit kabinet
zich maximaal in binnen het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) waarover
ik u op 24 maart en 14 juli heb geïnformeerd (Kamerstuk 29 826, nr. 176 en nr. 196). Uitgangspunt hierbij is om te zorgen dat de energie-intensieve industrie hier in
Nederland gaat verduurzamen.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de concrete voorstellen die in dit document worden gedaan? Hoe beoordeelt
u het voorstel voor de introductie van «elektriciteits-CfD’s» en de promotie van het
afsluiten van PPA’s in de industrie?
Antwoord 3
Het voorstel heeft onder andere tot doel hernieuwbare elektriciteit tegen een lage
prijs (zogenaamde transformationsstrompreis) beschikbaar te stellen voor de industrie. Het voorstel stelt dat zo’n transformationsstrompreis tot stand moet komen op basis van twee onderdelen: 1) Contracts for Difference(CfD) voor elektriciteit en 2) stimulering van Power Purchase Agreements (PPA’s) voor de industrie.
Via «elektriciteits-CfD’s» moeten industriële bedrijven toegang krijgen tot hernieuwbare elektriciteit waarvan
de prijs dichtbij de kostprijs ligt. Om die toegang te kunnen bieden moeten hernieuwbare
elektriciteitsproductie gefinancierd worden via tweerichtingscontracten oftewel Contracts for Difference (CfD).
In het algemeen is het Nederlandse kabinet van mening dat de inzet van elektriciteits-CfD’s
– met als doel de energie-intensieve industrie toegang te geven tot hernieuwbare elektriciteit
voor een prijs in de buurt van de kostprijs – het gelijke speelveld tussen lidstaten
niet moet verstoren. Het is dan ook van belang dat een dergelijke maatregel, indien
het daadwerkelijk een vorm van subsidieringen betreft, getoetst wordt aan de geldende
Europese staatsteunkaders.
In het BNC-fiche over de hervorming van de Europese Elektriciteitsmarkt wordt in het
algemeen ingegaan op de kabinetspositie ten opzichte van tweerichtingscontracten (Kamerstuk:
2023D17499) en de aandachtspunten die het daarbij ziet.
Het tweede onderdeel van een hernieuwbare industriële elektriciteitsprijs is het stimuleren
van het gebruik van PPA’s voor de industrie. In het algemeen zijn PPA’s interessante
instrumenten waarmee (industriële) afnemers en producenten van elektriciteit de elektriciteitsprijs
voor langere tijd vast leggen. Een PPA leidt hiermee tot meer voorspelbare prijzen,
maar een PPA hoeft niet per se tot lagere prijzen te leiden. In het BNC-fiche over
de hervorming van de Europese Elektriciteitsmarkt wordt ingegaan op de kabinetspositie
ten opzichte van het stimuleren van PPA’s (Kamernummer: 2023D17499) en de aandachtspunten die het daarbij ziet.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het voorstel voor een maximum «overbruggingselektriciteitsprijs»
zoals voorgesteld in het document? Bent u het eens met de drie argumenten die daarvoor
gegeven worden, namelijk a) structureel hogere elektriciteitsprijzen o.a. door het
wegvallen van Russisch gas, b) zware internationale concurrentie en een ongelijk speelveld
ten overstaande van de VS en China, en c) de toegevoegde waarde en werkgelegenheid
die de industrie levert, gebaseerd op geïntegreerde waardeketens en netwerkeffecten?
Zijn deze argumenten ook van toepassing op de industrie in Nederland?
Antwoord 4
Zoals bij vraag 1 aangegeven is er geen sprake van een gedragen voorstel vanuit de
Duitse regering, maar is er sprake van interne meningsvorming binnen de Duitse regering.
De genoemde argumenten in het document zijn herkenbaar, maar geen reden voor het kabinet
om nu van koers te veranderen; een koers die bovendien Europees is afgesproken om
binnen de EU juist zoveel mogelijk een gelijk speelveld te houden.
Zoals ook in het antwoord 2 opgemerkt vindt het kabinet het van groot belang dat de
energie-intensieve industrie in Nederland kan verduurzamen en hier een toekomst heeft.
Met dit doel hebben wij ook het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie opgericht.
Uiteraard is het kabinet zich ervan bewust dat unilaterale maatregelen van landen
als Duitsland een rol kunnen spelen bij de investeringsbeslissing van individuele
bedrijven. Aangezien elektrificatie van productieprocessen voor veel energie-intensieve
bedrijfstakken een kansrijke verduurzamingsroute lijkt te zijn, kunnen (grote) verschillen
in de (netto) elektriciteitsprijs tussen Europese landen het speelveld verstoren.
Hierom zet dit kabinet zich in voor duidelijke afspraken over het gelijke speelveld
en het toezicht van de Europese Commissie hierop. Dit doen wij ook in het kader van
de huidige hervorming van de elektriciteitsmarkt.
Vraag 5
Hoe kijkt u aan tegen het voorstel om deze overbruggingselektriciteitsprijs van € 0,06
per kWh tot 2030 te garanderen, met als voorwaarde een duidelijke afbakening van de
bedrijven die in aanmerking komen, een besparingsprikkel (80% van het elektriciteitsverbruik
komt in aanmerking), een vestigingsgarantie en een plan voor klimaatneutraliteit voor
uiterlijk 2045?
Antwoord 5
De kosten voor een dergelijk voorstel zijn hoog. De verwachting is dat de kosten in
Duitsland 25 tot 30 miljard cumulatief zouden zijn.3 Ook zou een dergelijke aanpassing het gelijke speelveld in Europa ernstig verstoren.
Mede omdat, naar verwachting, maar een beperkt aantal lidstaten de financiële slagkracht
hebben om ook een dergelijk middel in te zetten.
Daarnaast is het kabinet van mening dat het maximaliseren van de stroomprijs belangrijke
ontwikkelingen in de industrie en het energiesysteem remt. Dit omdat de gemaximaliseerde
stroomprijs de prikkel beperkt om energie te besparen en om in te zetten op flexibilisering.
Juist investeringen in flexibilisering en energiebesparing zijn, naast investeringen
in verduurzaming, belangrijk voor het verdienvermogen van de industrie (op midden-
en langere termijn) en voor het elektriciteitssysteem. Deze investeringen geven de
industrie namelijk het vermogen om kosten te vermijden en gebruik te maken van de
steeds sterker fluctuerende elektriciteitsprijzen.
Het beperken van de maximumprijs van elektriciteit tot 80% van het gebruik kan dit
risico dempen, maar het is onzeker of dit het risico wegneemt. Dit omdat energieprijzen
vaak maar een beperkt deel van de totale kosten voor productie zijn. Daarmee is het
risico reëel dat het effect van de niet gemaximeerde 20% van de elektriciteitskosten
een te klein deel is van de totale productiekosten om nog te spreken van een effectieve
prikkel op energiebesparing en flexibilisering.
De ondersteuning die het kabinet biedt aan de industrie is via maatwerk en generieke
subsidies erop gericht om de industrie te ondersteunen bij het maken van de overstap
van fossiele energie en grondstoffen naar duurzame alternatieven. Hiermee ondersteunen
we ook het (lange termijn) verdienvermogen van de Nederlandse industrie zonder dat
dit de prikkels op energiebesparing en flexibilisering vermindert en tegelijkertijd
de stimulering van verduurzaming maximaliseert.
Vraag 6
Deelt u de mening dat Europese lidstaten niet met elkaar zouden moeten concurreren
op energieprijzen voor de energie-intensieve industrie, maar dat zij nauw moeten samenwerken
om het hoofd te bieden aan de concurrentie vanuit de VS en Azië? Is er overleg geweest
tussen Duitsland en Nederland over dit voorstel van Duitsland? Hoe kijkt de Europese
Commissie naar dit voorstel?
Antwoord 6
Europa staat voor een gezamenlijk uitdaging hoe om te gaan met de effecten van de
inval in Oekraïne. Stijgende energieprijzen voor de energie-intensieve industrie zijn
daar een onderdeel van en hebben de concurrentiepositie van de Europese en Nederlandse
industrie ten opzichte van de VS en landen in Azië inderdaad verslechterd. Wij werken
dan ook intensief samen met onze Europese partners om te komen tot gezamenlijk oplossingen
voor gezamenlijk problemen. Een voorbeeld hiervan is de Energie Efficiency Directive
(hierna: EED) om de energie efficiëntie in de Europese Unie te verbeteren en zo minder
energie te gaan gebruiken. In de lopende onderhandelingen over de elektriciteitsmarkthervorming
zet het kabinet zich ervoor in om afspraken te maken die flexibel energiegebruik door
grootverbruikers en een gelijk speelveld tussen EU landen zoveel mogelijk waarborgen.
De Europese Commissie heeft nog geen positie ingenomen ten aanzien van het Duitse
voorstel omdat ze hiervoor nog onvoldoende informatie heeft. Wel heeft Eurocommissaris
Vestager in de media aangegeven dat landen zeer voorzichtig moeten zijn met het subsidiëren
van grote bedrijven met een korting op de elektriciteitsprijs daar waar andere Europese
landen dit niet kunnen.4
Samenwerking in Europa is meer dan ooit noodzakelijk. De geopolitieke ontwikkelingen
van afgelopen twee jaar hebben dit duidelijk gemaakt. Er moet in Europa een balans
worden gezocht tussen een gelijk speelveld op de interne markt enerzijds en de (lange
termijn) positie van de EU in het mondiale speelveld anderzijds. De Europese Commissie
ziet dit ook en heeft daarom een aantal voorstellen gedaan om deze samenwerking teweeg
te brengen. Het Green Deal Industrial Plan, waarover u op 8 februari 2023 bent geïnformeerd,
is hier de basis van. Inmiddels is dit plan uitgewerkt in de NZIA, CRMA, en het STEP
platform5. Over de eerste twee zijn de onderhandelingen in de raad inmiddels van start gegaan.
In dat verband zet Nederland zich in om tot een zo effectief mogelijk pakket aan regelgeving
te komen waarmee Nederland en Europa aan de slag kan om het hoofd te bieden aan concurrentie
vanuit de VS en Azië.
Vraag 7
Bent u bereid op korte termijn te werken aan het harmoniseren van het beleid van lidstaten
van de Europese Unie ten aanzien van de energie-intensieve industrie? Bent u bereid
binnen Europa een samenwerkingsverband te vormen van lidstaten die een groot aandeel
hebben in de Europese energie-intensieve industrie zoals Duitsland, Frankrijk, Italië,
Spanje, Nederland, België en Ierland (ca. 90% van alle chemische producten worden
in deze landen geproduceerd), waarin deze landen hun energiebeleid op elkaar afstemmen
en gezamenlijk werken aan oplossingen om de energie-intensieve industrie zowel te
behouden in Europa als ook te verduurzamen?
Antwoord 7
Ja ik ben bereid tot het werken aan harmonisatie van verschillende onderdelen van
het beleid ten aanzien van de energie-intensieve industrie. Momenteel werk ik bijvoorbeeld
aan het agenderen van Europees beleid voor hernieuwbare koolstof. Op dit moment is
er, in Europa, nog te weinig aandacht voor de oplossingen die we nodig hebben op dit
onderwerp, namelijk: biobased feestock, Carbon Capture and Utilisation, en chemische
recycling. Dit is wel noodzakelijk omdat het de enige manier is om de chemische industrie
CO2 neutraal te maken. De landen die u opnoemt hebben allemaal een (grote) chemische
industrie en zijn dan ook logische partners voor een dergelijke samenwerking. Op dit
moment ben ik in een verkennende fase en vraag ik in Europa aandacht voor dit probleem.
De volgende stap is om tot concrete beleidssuggesties te komen die in Europa kunnen
worden uitgewerkt.
Met betrekking tot energiemarkten is Nederland, gezien de verbondenheid van deze verschillende
markten, voorstander van nauwe internationale en Europese samenwerking op het gebied
van energiebeleid. Daarvoor is het al actief in meerdere internationale en regionale
samenwerkingsverbanden zoals het Pentalateraal Energieforum en de Noordzee Energiesamenwerking
(NSEC) en onderhoudt het nauwe bilaterale contacten met verscheidende landen.
Echter, het energiebeleid is primair gericht op het borgen van een duurzaam, betaalbaar
en betrouwbaar energiesysteem en het stimuleren van de energietransitie in brede zin.
Hierbij dient niet enkel te worden gefocust op de uitdagingen van de energie-intensieve
industrie, maar ook op de uitdagingen die bestaan voor andere partijen, zoals het
mkb en het huishoudens.
De elektriciteits- en energiemix van de genoemde landen is bovendien verschillend.
Hierdoor kunnen verschillende oplossingen wenselijk zijn en is een volledig geharmoniseerd
energiebeleid misschien niet altijd haalbaar. Naast nauwe afstemming met andere Europese
landen hecht Nederland er dan ook aan om een bepaalde mate van flexibiliteit te hebben
om zo de maatregelen te kunnen nemen die specifiek toegespitst zijn op de uitdagingen
van de energietransitie in de Nederlandse context.
Vraag 8
Kunt u inzichtelijk maken welke prijzen energie-intensieve bedrijven in de hierboven
genoemde lidstaten moeten betalen voor gas en elektriciteit, inclusief belastingen/heffingen?
Hoe beoordeelt u de verschillen tussen lidstaten?
Antwoord 8
Omdat energiecontracten tussen energieleveranciers en energie-intensieve bedrijven
niet openbaar zijn kan deze vraag niet exact worden beantwoord. Wel is in juni 2022
door Ecorys, in opdracht van EZK, een onderzoek gepubliceerd naar de afhankelijkheid
toekomstige concurrentiepositie van de industrie van energieprijzen6. Hieruit blijkt dat binnen de EU de verschillen in prijs van energiedragers klein
zijn. Verschillen tussen de EU en China zijn ook niet groot, hoewel Chinese bedrijven
nu voordeel hebben van langlopende gascontracten.
Gasprijsverschillen tussen de EU en de VS waren al sinds de opkomst van schaliegas
relatief groot en sinds de inval van Rusland in Oekraïne nog verder toegenomen. De
verwachting is dat deze verschillen nog enkele jaren zullen aanhouden, in afwachting
van nieuwe LNG-transportcapaciteit en invoer van alternatieve hernieuwbare energiedragers.
De verwachting is ook dat zodra wij een duurzaam energiesysteem hebben de prijsverschillen
tussen de EU, China en de VS zeer beperkt zullen zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.