Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg o.a. de geannoteerde Agenda informele OJCS Raad (Onderdeel Jeugd) van 18 september 2023 (Kamerstuk 21501-34-402)
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 405
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 september 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd over de:
– Brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Ooijen inzake
de geannoteerde Agenda informele OJCS Raad (Onderdeel Jeugd) van 6 september 2023
(Kamerstuk 21 501-34, nr. 402).
– Brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 september 2023 inzake
de geannoteerde Agenda informele OJCS-Raad 19 september 2023 Zaragoza (onderdeel onderwijs)
(Kamerstuk 21 501-34, nr. 404)
– Brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 juni 2023 inzake
het verslag van de OJCS-Raad (onderwijs en cultuur) van 15 en 16 mei 2023 (Kamerstuk
21 501-34, nr. 400).
– Brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 juni 2023 inzake
de Position Paper: EU Leermobiliteitskader (Kamerstuk 22 112, nr. 3710).
– Brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 juni 2023
inzake het verslag van een schriftelijk over o.a. de geannoteerde Agenda OJCS Raad
– Onderdeel Jeugd van 15 mei 2023 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 399).
– Brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 april
inzake de geannoteerde Agenda OJCS Raad – Onderdeel Jeugd d.d.15 mei 2023 (Kamerstuk
21 501-34, nr. 398).
– Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 mei 2023 inzake het Fiche over
Raadsaanbevelingen digitaal onderwijs en digitale vaardigheden (Kamerstuk 22 112, nr. 3697)
De vragen en opmerkingen zijn op 13 september 2023 aan de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
voorgelegd. Bij brief van 18 september 2023 zijn de vragen beantwoord.
Voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Vragen en antwoorden
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken voor
de informele OJCS-Raad (onderwijs en jeugd) van 18 en 19 september 2023. Deze leden
hebben hierover enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het thema van de raad kansengelijkheid in het
hoger onderwijs is. Hierbij gaat het nadrukkelijk over de inclusiviteit en toegankelijkheid
van het hoger onderwijs in Europees verband. Er wordt gesteld dat Nederland hier gidsland
is, dat er verschillende opvattingen bestaan tussen landen over op welke persoonskenmerken
men dan inzet en dat in de interpretatie van Nederland het gaat over de inclusie van
álle vormen van persoonskenmerken die ondervertegenwoordigd zijn in hoger onderwijs:
sociaaleconomisch, migratieachtergrond, seksuele oriëntatie en genderidentiteit, etcetera.
Deze leden willen graag weten hoe «ondervertegenwoordiging» wordt vastgesteld? Op
basis van Europese of Nederlandse statistieken? Wordt hierbij rekening gehouden met
andere verklaringen voor ondervertegenwoordiging dan louter en alleen vermeende discriminatie?
Wordt mensen gevraagd naar hun genderidentiteit of seksuele oriëntatie om een ondervertegenwoordiging
te kunnen vaststellen? Op basis waarvan brengt Nederland in dat «alle» persoonskenmerken
relevant zijn, wie heeft dat bepaald? Is politieke oriëntatie ook een van de persoonskenmerken?
Kan de Minister tot slot een overzicht maken van de verschillen tussen landen met
betrekking tot persoonskenmerken die relevant worden gevonden?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de OJCS-Raad over jeugd en onderwijs voor 18 september 2023. Deze
leden hebben daarover nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland constructief meewerkt aan raadsconclusies
op het gebied van mentale gezondheid bij jongeren. Deze leden ondersteunen de inzet
op het bundelen van kennis en leren van goede voorbeelden. Kan de Staatssecretaris
aangeven om wat voor goede voorbeelden uit andere landen het dan gaat? Welke goede
voorbeelden draagt Nederland zelf aan ten behoeve van andere landen? Wat verstaat
de Staatssecretaris precies onder een integrale aanpak op het gebied van mentale gezondheid
in Europa, behalve kennisdeling?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat Nederland het belang onderstreept
van de EU-Jeugddialoog en de EU-mobiliteits- en activeringsprogramma’s zoals Erasmus+
en het Europees Solidariteitskorps. Welke concrete acties onderneemt de Staatssecretaris
om hier gevolg aan te geven? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoeveel Nederlandse
jongeren deelnemen per programma, in absolute en relatieve zin en kan hij ingaan of
dit volgens hem voldoende is?
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bij evenredige deelname (en dus over- of ondervertegenwoordiging) aan het hoger onderwijs
wordt gekeken naar de vraag of deelname van bepaalde groepen relatief in verhouding
staat tot de studentenpopulatie afkomstig uit het mbo en vo. Niet alleen wordt er
gekeken naar de instroom, maar ook naar de doorstroom, bijvoorbeeld de vraag of bepaalde
groepen vaker uitvallen of switchen binnen het hoger onderwijs.
Dit wordt onder andere gemonitord middels de Monitor Beleidsmaatregelen Hoger Onderwijs.
Daaruit blijkt al jaren dat studenten met een niet-westerse migratieachtergrond, maar
bijvoorbeeld ook eerstegeneratiestudenten, mannen en studenten met een beperking,
vaker uitvallen en wisselen van opleiding. Een verklaring hiervoor beperkt zich niet
enkel tot discriminatie, maar raakt juist ook aan andere factoren. Denk bijvoorbeeld
aan eerstegeneratiestudenten die vaak meer uitdagingen kennen in het vinden van hun
weg naar en binnen het hoger onderwijs. In de Monitor Beleidsmaatregelen worden studenten
ook bevraagd op hun genderidentiteit, onder andere om het verschil in doorstroom van
mannen en vrouwen te kunnen monitoren.
Gevoelige zaken als seksuele en politieke oriëntatie worden niet structureel gemonitord
of bevraagd. Niet elke lidstaat onderscheidt precies dezelfde of evenveel kenmerken,
of interpreteert deze op precies dezelfde manier. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om
minder aandacht voor kenmerken zoals genderidentiteit in sommige landen. Het gaat
hier niet altijd om vastgelegd beleid, wat het lastig maakt om de precieze verschillen
tussen landen in kaart te brengen.
Reactie van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
In reactie op de vragen van de leden van de D66-fractie met betrekking tot mentale
gezondheid kan ik meegeven dat we vooralsnog in de fase zijn van het opstellen van
de concept raadsconclusies met betrekking tot de mentale gezondheid van jeugd.
De Europese Commissie heeft een oproep uitgedaan aan alle lidstaten om goede praktijkvoorbeelden
in te dienen over mentale gezondheid (in brede zin en niet alleen voor jeugd), deze
zullen later dit jaar tijdens een marktevenement worden gepresenteerd. We doen momenteel
via het Trimbos Instituut een uitvraag naar goede Nederlandse voorbeelden.
In reactie op de vragen van de leden van D66-fractie over wat onder de aanpak mentale
gezondheid verstaan wordt, kan ik meegeven dat het om de alomvattende aanpak mentale
gezondheid gaat zoals gepubliceerd in de mededeling van de Europese Commissie van
7 juni jl.1. Hiermee wordt een sectoroverstijgende aanpak bedoeld – dus gericht op verschillende
leefgebieden zoals werk, onderwijs, maatschappij, buurt en online (in de aanpak «Europa
communities» genoemd) – in alle levensfases en waarin preventie centraal staat. Het
kabinet vindt dit een goede ontwikkeling en het sluit aan bij het nationale beleid
met de aanpak «Mentale gezondheid: voor ons allemaal». Dit is een mooi voorbeeld van
hoe integraal gezondheidsbeleid («Health in all policies») wordt vormgegeven op het
gebied van mentale gezondheid.
In reactie op de vragen over de EU Jeugddialoog en de Erasmus+ en Europees Solidariteitskorps
programma’s kan ik aangeven dat Nederland actief deelneemt aan de EU Jeugddialoog
en de daarbij horende halfjaarlijkse EU jeugdconferenties. De onderwerpen die hierin
door Europese jongeren worden geagendeerd komen grotendeels overeen met de onderwerpen
die eerder in de Kamerbrief Maatregelen ter bevordering positie van jongeren (van
13 april jl.)2 werden aangehaald. Op nationaal niveau hebben bewindslieden – bijvoorbeeld van VWS
– regelmatig overleg met de NJR en (ervaringsdeskundige) jongeren. De NJR heeft een
belangrijke rol bij bijvoorbeeld de inventarisatie naar een nationale jeugdstrategie,
het jaarlijkse nationale jeugddebat en de maatschappelijke diensttijd.
Nederland zet zich via het Nationaal Agentschap (NA) voor Erasmus+ Jeugd & Sport en
Europees Solidariteitskorps in om een goede jongerenuitwisseling daadwerkelijk mogelijk
te maken. Het NA is verantwoordelijk voor het beheer van het Europese subsidiebudget
voor Nederland en promoot de subsidiemogelijkheden en relevante internationale trainingen
(via website, nieuwsbrieven, social media, seminars en bijvoorbeeld op bijeenkomsten
rondom thema’s als jongerenwerk en actief, democratisch burgerschap.) Ook dragen zij
zorg voor het waarborgen van de kwaliteit van de Nederlandse organisaties waar de
jongeren hun activiteiten uitvoeren.
Doel van de programma’s is het vergroten van competenties en vaardigheden van jongeren,
het stimuleren van actief burgerschap en het versterken van Europese waarden als vrijheid,
democratie en mensenrechten. Deelnemers zetten zich bijvoorbeeld in als vrijwilliger
en doen kennis en ervaring op in binnen- en buitenland. Daarnaast bieden de programma’s
middels Europese uitwisseling en (internationale) trainingen ook kansen voor jeugd-
en jongerenwerkorganisaties om hun kennis en capaciteit te vergroten.
Deelname aan deze programma’s is veelal een hele indrukwekkende ervaring die bijdraagt
aan de ontwikkeling van de deelnemende jongeren. En de programma’s dragen bij aan
het versterken van betekenisvolle en duurzame jongerenparticipatie.
De budgetten worden – m.u.v. tijdens de coronaperiode – vrijwel volledig benut.
Wat betreft de vraag hoeveel jongeren deelnemen en of hun aantal volstaat, is het
lastiger om een concreet antwoord te geven wat betreft alleen de Nederlandse gegevens,
immers doen aan de meeste projecten juist jongeren uit verschillende landen mee.
Voor Erasmus+ Jeugd hebben sinds 2014 bijna 17.000 Nederlandse jongeren en jongerenwerkers
deelgenomen aan Europese projecten. In 2019 hebben ongeveer 2.100 Nederlanders deelgenomen.
Voor 2022 staan nu 2.639 Nederlandse deelnemers in het systeem, maar nog niet iedereen
staat geregistreerd en dit aantal loopt naar verwachting op naar 3.500 tot 4.000 deelnemers.
Doordat het programma nog groeit, zal het aantal deelnemers jaarlijks ook oplopen.
Sinds de start van het Europees Solidariteitskorps hebben 839 Nederlandse jongeren
deelgenomen aan het Europees vrijwilligerswerk. De verwachting is dat dit jaarlijks
om zo’n 260 Nederlandse jongeren zal blijven gaan (die tussen de 8 – 12 maanden vrijwilligerswerk
uitvoeren in een ander Europees of omliggend land). Wat betreft de deelname aan de
solidariteitsprojecten is nog enige groei mogelijk, vooralsnog doen hier circa 130
jongeren per jaar aan mee.
Naast de directe deelnemers, nemen ook veel jongeren deel aan events in het verlengde
van de verschillende projecten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier